niet alleen voor Kerkeraad en Gemeenteraad, maar „voor
een aanzienlijk aantal toehoorders van alle plaatsen
samengekomen". Ze kwamen. Ze zongen. En wrijf
nu eens goed uw oogen uit ze werden „geëxamineerd
in het Sijfferen". Werkelijk waar. Ze moesten sommetjes
maken. En om die op te geven en na te zien was
uitgenoodigd meester Rijperman „Schoolmeester in het
naburig Velzen".
Deze collega had de vereerende opdracht gaarne
aanvaard; en na zangproef in de kerk gingen de drie
uitverkoren zangers naar de school, om examen te doen
in het rekenen. Toch wel een goedige beredderingdrie
mannen, die reeds hoofd eener school zijn, examen
doende in het maken van sommetjes, hen door een
ander hoofd uit de buurt opgegeven
Maar misschien gebeuren er in onzen „verlichten
tijd ook wel dingen, wier wijsheid wij bewonderen, maar
waarvan die na ons komen, de zonderlingheid zullen
zien. Dat zonderlinge van zoo'n rekenexamen werd in
het minst niet gezien door de slachtoffers of door
wie het voorschreven. Nu konden ze immers op goede
gronden een keuze doen? Ze hadden gezongen, gelezen,
geschreven, gecijferd. Toen mochten ze een poosje gaan
wandelen. En intusschen beraadslaagde Kerkeraad en
Magistraat. Daarvan was het resultaat dat met „eenparige
verkiezing" tot opvolger van Hogerbeets werd benoemd
Cornelis Bakker, schoolmeester en voorzanger te Delfs-
gaauw. Onmiddellijk werd deze ter vergadering geroepen.
Daar werd hem zijn benoeming meegedeeld. En meteen
gevraagd of hij die aannam. „Hetwelk zegt de oude
Kroniek door hem met veel aandoening en blijschap
geschied is."
Was het een goede keuze, die van Cornelis Bakker,
schoolmeester en voorzanger te Delfsgaauw, tot dezelfde
ambten, plus dat van „gravenmaker", te Bloemendaal? Na
veel vijven en zessen was eindelijk deze benoeming gedaan.
Meester Bakker had haar „met veel aandoening en
blijdschap" aangenomen. Hij heeft toen „den eed van
suyvering volgens Formulier No. 3" te Haarlem ten
stadhuize afgelegd. En was daarop zoo spoedig mogelijk
9