werk kan doen. Het terrein is nog nauwelijks betreden en
dc mogelijkheden zijn onbegrensd.
Indien de wetenschappelijke film kon beschikken over één
honderdste deel van de belangstelling, van de technische en
financieele hulpmiddelen, waarover de vermaaksfilm be
schikt, welke onafzienbare mogelijkheden zouden zich
openen!
Het maken van wetenschappelijke films is specialisten-
arbeid en men vindt bij „Multifilm" een aantal toestellen en
hulpmiddelen, die men in de gewone filmfabriek niet aan
treft. Allereerst een installatie voor microscopische films, zoo
als er slechts weinige bestaan.
Er is wel geen gebied, waarop de waarde der film als
ontwikkelende en opvoedende factor zoo duidelijk aan het
licht treedt, als dat der microscopie. Wat weet de gemiddelde
mensch, die zich niet speciaal met studie op dit gebied heeft
bezig gehouden, van de wereld van het microscopisch kleine?
En toch is deze wereld zoo oneindig interessant, zoo vol van
ongekende natuurwonderen en vormenpracht.
Nergens is de Natuur zoo groot als in het oneindig kleine!
De microscopische film brengt die merkwaardige micros
copische wereld onder het bereik van iedereen en is daar
voor ook het eenige hulpmiddel. De wonderen van het
microscoop, die slechts onder de oogen kwamen van den
geduldigen onderzoeker in het laboratorium kunnen nu het
geestelijk eigendom worden van velen.
De techniek van de microfilm behoort tot de lastigste op
kinotechnisch gebied. Literatuur erover is er nagenoeg niet en
slechts weinigen houden zich ermede bezig. Een van de groot
ste moeilijkheden is de groote lichthoeveelheid, die gebruikt
moet worden. In de filmateliers reeds werkt men met schijn
werpers van millioenen kaarsensterkte en men kan dus
nagaan welk een lichthoeveelheid op de kleine modellen,
vaak niet grooter dan een duizendste millimeter moet worden
geconcentreerd om te zorgen, dat hun afbeelding bij de soms
duizend en meervoudige vergrooting, zich behoorlijk op de
gevoelige film afteekent.
En als die lichtsterkte eenmaal is verkregen, dan beginnen
de moeilijkheden pas, want de onvrijwillige filmartisten
voelen zich in die geweldige lichtstroom allerminst op hun
gemak en trachten steeds uit het bereik van den lichtbundel,
dus buiten het beeldveld te geraken. Anderen staken dadelijk
alle beweging, als het licht hen treft, rollen zich tot een
vormlooze bal en wachten kalm op het tijdstip, waarop die