XIII
L. v. R., 's-Hertogenbosch, 12 Juli 1928.
Het nummerbewijs van den houder der hondenkar geeft geen signale
ment van den hond en daarvoor is ook geen plaats gereserveerd.
Eenig bewijs dat het nummerbewijs voor dezen hond was afgegeven
ontbreekt dus ten eenenmale.
De muilkorf zat het dier zeer pijnlijk, terwijl aan het doel van den
muilkorf, het voorkomen van bijten, niet werd voldaan.
De hond had tusschen den bovenkant van de schouderbladen een
breedte van 20 centimeter, terwijl de ruimte tusschen de uiteinden der
karboomen slechts 14 centimeter bedroeg.
Gevolg hiervan was dat deze karboomen onder het rijden, vooral op
keiwegen, voortdurend met flinke schokken op den rug van den hond
neerbonkten.
Op onze vraag hoe het mogelijk was dat deze kar en hond als voor
elkander geschikt goedgekeurd waren, bleek ons, dat de kar niet ge
keurd was. Trouwens de voorgeschreven steunsels bestonden bij deze
kar alleen uit een afgebroken groen takje.
Dit geval gaf ons aanleiding een bezoek te brengen aan het Commis
sariaat van Politie te 's-Hertogenbosch. Bij ons onderhoud met den
commissaris bleek, dat de trekhondenkeuring aldaar geheel was over
gelaten aan een Hoofdagent van Politie, die eerst alleen maar trekhonden
heeft gekeurd en later ook trekhondenkarren. Voorts, dat in geen enkel
in 's-Hertogenbosch afgegeven nummerbewijs een signalement van den
hond voorkomt, zoodat alle controle ontoreekt omtrent de identiteit
van den hond.
Nadat er door ons op gewezen was, dat dit toch werkelijk geen be
hoorlijke naleving van Wet, Koninklijke Besluiten en Ministerieele
aanschrijvingen was, droeg de Commissaris van Politie den hoofdagent
op een algeheele herkeuring van honden en karren te doen plaats
vinden en voor bijvoeging van behoorlijke signalementen in de nummer-
bewijzen zorg te dragen. Dat was 12 Juli 1928.
Einde 1928 had de herkeuring nog niet plaats gehad!