gemeentebestuur heeft opgegeven als van beroep „kantoor
bediende", maar dat hij in de vrije maatschappij terecht
als een aanzienlijk persoon bejegend wordt en dit ook van
zijn omgeving eischt, dan wil de openlijke beroepsvermel-
ding, die wij omtrent hem aan de officieele gegevens
ontleenden, niet zeggen: ho, ho, mijnheer, mevrouw, mejuf
frouw, gij met een auto en een dienstbode zijt eigenlijk
zelf „maar" 'n bediende, doch, daargelaten dat wij allen
slechts dienaren zijn van de gemeenschap, dit: zie hier een
persoon, die in eenvoudigheid des harten ter officieele
plaatse zich zelf dezen titel gaf. Verandert hij dezen ten
raadhuize, in een volgende uitgave volgen wij hem na.
Nog een andere opmerking moet ons uit de pen.
Indertijd sloegen wij in den wind den raad van een
sedert overleden Haarlemsch journalist, die de vermelding
van het kerkgenootschap der ingezetenen achter hunne
namen uit den booze vond. Wat heeft, vroeg hij, met het
feit, dat J. van Kooren boter verkoopt, of op villa Koelust
woont, te maken met het antwoord op de vraag of en
waar hij op Zondagen of misschien wel op alle dagen ter
kerke gaat? Ons volk, zoo zeide hij, is uit zich zelf al ge
noeg versektariseert, het opnieuw uitbreken dier oude
sociale ziekte, de Sektitis, mag door schrijvers en boeken
makers, die het algemeen belang hebben te dienen, niet
worden bevorderd! Wij stonden en staan nog er anders
voor. Zoolang de Nederlandsche Staat in zijne bevolkings
registers naast de vermelding van voornamen, woonplaats,
beroep en dergelijke die van kerkgenootschap of niet en
zoo ja dan welk, de moeite waard vindt, is, blijkbaar,
de verdeeldheid der ingezetenen in verschillende kerk
genootschappen, en in vrij-denkers of andere denkers, voor
de gemeenschap de vermelding waard; de kennis daar
van, voor iedereen bereikbaar, is blijkbaar, want op de
hoogste plaatsen gebiedt de beste wetenschap, alsnog van
nut. Die overweging was ons uitgangspunt.
Wij hebben later van zooveel zijden instemming met, en
erkentelijkheid voor onze gedragslijn op dit punt onder
vonden, dat wij er niet aan mogen denken haar te wijzigen.
Vooral niet in dezen tijd, nu inderdaad hier en daar symp-
tonen der gevaarlijke Sektitis waarneembaar worden tot
nadeel van de eenheid van ons volk, die ook ons boven
heel veel in de wereld ter harte gaat. Wat zoudt, dierbare
medeingezetenen van Bloemendaal, om maar één voorbeeld
te noemen, gij, die toch niet allen bij elkander langdurige
VI