huisbezoeken kunt brengen om elkaar voorzichtig te polsen
omtrent uwe „beginselen" en uwe „richting" zonder ons
jaarboekje moeten doen bij het oprichten eener „bizondere"
school? Het is nu eenmaal een feit, dat de levensbeschou
wingen der Nederlanders ver uiteenloopen, en het is immers
nog steeds in ons land de bedoeling van tal van kerken en
gezindten, dat de lijnen van handel en wandel hunner leden,
zooveel mogelijk uiteen gaan? Met die feiten hebben wij
rekening te houden, niet alleen opdat binnen de grenzen
onzer gemeente geestverwanten elkander aan de hand van
ons boekje steeds gemakkelijk kunnen bereiken, maar ook
opdat steeds waar dit betamelijk is, niet-geestverwanten
elkander kunnen ontzien. Niet ieder onzer laat dag en nacht
een vlag van bepaalde kleur uit zijne woning wapperen.
Intusschen, wie ons verzoekt zijn kerkgenootschap niet
te vermelden omdat hij (men vergeve ons de smakelooze
beelden): „van iedereen moet eten" of „immers nergens aan
doet", hij vindt ons op zijn verzoek bereid in een volgende
uitgaaf de vermelding, waarover wij misschien reeds te veel
hebben geschreven, achterwege te laten.
Wij betreuren de symptonen van en de neiging tot Sek-
titis evenzeer als wij afwerend staan tegenover andere
ziekten, die onze samenleving bedreigen; maar dit heeft
niets te maken met de beschrijving van het leven, zooals het
is. Voor de aardrijkskundige en geschiedkundige beschrij
ving van onze gemeente blijft onze reeks van „Help U Zelf
van, zij 't ook ondergeschikte, beteekenis.
In dezen jaargang is, vergeleken met vele voorafgegane,
van de geschiedenis in den meest gebruikelijken zin van het
woord, van onze gemeente, geen werk gemaakt. Ook de
lijst der talrijke verordeningen, waaronder wij leven en
misschien somtijds zuchten, is ditmaal niet opgenomen. De
archieven van onze gemeente, van Haarlem en van de
Provincie wachten nog steeds op de nijveren snuffelaar
of schrijver met geld althans voldoende vrijen tijd, die
Bloemendaal's geschiedenis, in aansluiting aan de chrono
logie van den heer P. Overmeer in een onzer vorige
jaargangen, voor ons te boek zal stellen. Hij moet ergens
schuilen. Wat de verordeningen betreft: zij zijn thans zoovele
en zoo uiteenloopend dat ons Bloemendaal's wetboek op
zich zelf reeds een paar honderd bladzijden zoude beslaan;
dit op te nemen zou onze uitgave te kostbaar maken; trou
wens vele verordeningen zijn zonder opname daarnaast van
verschillende andere besluiten en zonder toelichtingen voor
VII