idealen hier beneden de bestemming hadden werkelijk
heid te worden.
Wij zetten ons bij Hoffschlag binnen bij een opge
schoven raam en snuiven zoete geuren in van duinroos
en van tijm, en westwaarts turende vermoeden wij het
einde van den Zeeweg half links daar waar het regel
matig golven van de laatste rij der duinen even onder
broken wordt. En nu bevangt ons een illusie. Is daar
verweg bij de laatste zeereep niet het excercitieveld, het
kaasvlak, oude schapenweien, vlakten aan vlakten slechts
door dunne hoogjes van elkaar gescheiden, waar langs
oudtijds in strenge natte winters schaatsen werd gereden?
De duinen worden bij de landzij af steeds meer beboscht,
er slingeren nieuwe wegen zich daardoorheen. Waar
heen? Ligt de toekomst niet als bij een tooverslag ge
opend? De duinen vroeger aan de grafelijkheid behoo-
rend in anderen vorm aan de gemeenschap gebracht,
staatsdomein, koninklijk domein als ge wilt, met bouw-
verbod belegd!
Behalve in die vlakten, Daar en aan 't einde van den
Zeeweg moet iets te bereiken zijn, zoo grootsch en tevens
fijn, zoo schoon en tevens zoo natuurlijk en eenvoudig
als elders ter wereld niet bestaanbaar is. Wij hebben
recht op recreatie, ver weg van de stad, nog verder weg
van industrie en handel, ver ook van spoorweg en soort
gelijk verkeer verwijderd, recreatie in een omgeving waar
techniek en natuur te zamen werken, aan de kroon van
Bloemendaal een nieuwe parel bevestigen voor de ko
mende tijden van welvaart en beschaving en goede
smaak: een stijlvol Bloemendaal aan Zee, geheel van
zomerverblijven; en in de buurt van duinen, beschut maar
ook bizonder: een recreatie-Bloemendaal-bij-Zee, als heel
Europa nog niet kent.
De lichtende wijzers der St. Bavo manen weer tot huis-
toegaan. De zee ruischt heel ver en toch heel nabij. Een
koelte trekt op vanaf de golvende zandvlaktetjes der
bemoste duinen, waaronder de konijnen gedoken in hun
vacht al wollig liggen te slapen. Ook wij gaan, maar de
illusie leeft in ons. En waarom niet?
Zomer 1932.
Mr. P. TIDEMAN.
XX