XVIII gemeen wordt aangenomen dat de duinen zijn ontstaan uit terug- stuiving naar de landzijde van zand, dat van het land naar zee was afgevloeid en daar zandbanken had gevormd, die bij laag water droog kwamen te liggen. Men kan die duinvorming in het klein des winters op elk strand waarnemen en in het groot op enkele der Noordhollandsche eilanden, doch uit den aard der zaak alleen daar waar de zee niet bezig is met inbreuk op de bestaande kustlijn zich land toe te eigenen, hetgeen dan hier dan daar gedurende geruimen tijd is voorgekomen en nóg voorkomt; immers ook het gedeelte der aardkorst waarop ons land ligt of drijft en wat daaronder, daar boven en daarneven is verkeert als al wat geschapen is in beweging ook met betrekking tot elkaar. In het rapport van 1798 lezen wij over de duinen uit geologisch oogpunt het volgende: „Bij de plaatselijke beschrijving van Holland's duinen, door ons opgegeven, zullen wij nog eenige algemeene aan merkingen voegen, die omtrent allen gelden. De hooge duinen be staan uit enkel zand, 't geen nu eens fijn meelachtig, dan weder grover van korrels, nu eens met schulpgruis vermengd, dan weer daarvan geheel zuiver is. Doch het is uit afzandingen, grondboringen en doorgravingen der duinen bekend, dat men meer naar de gewone oppervlakte komende tusschen deze zandgronden verschillende lagen en beddingen vindt (Zie Le Franc van Berkhey die zich tot het onderzoek van deze beddingen de meeste moeite heeft gegeven, in zijne Natuurlijke Historie van Holland, Deel II, Hoofdstuk 2, blz. 38 e.v.) van zwarte aarde, kley zoo gewoone als kattekley, dary, veen: Sommigen meenen zelfs mergel in smalle lagen te hebben ge vonden. Boven al is er zeker geel, ook donkerbruin Oker of Oerzand, 't geen dikwijls uit zware klompen bestaat, die zeer vast aaneen zijn verbonden, en zekere ijzerdeelen bevatten: en de Duingronden, die met dit Oerzand het meest bezet zijn, zijn de onvruchtbaarste van allen". Der duinen soortnamen en eigennamen. Het lust ons, alvorens (J eenige leerzame en vermakelijke soort- en eigennamen onzer duinen op te noemen, een gedicht ten beste te geven, dat de eerzame Messchaert van Vollenhoven, om zoo te hooren vooral voor zijn eigen genoegen, vervaardigde ter vereeuwi ging van den naam van den tuinarchitect (zouden wij zeggen) David van der Poorten. Die had de „rauwe duinen" van het tegenwoordig „Overbeeck" voor Messchaert herschapen in een tuin. Dat is goed gelukt, want het is nóg mooi. Men lette er vooral op hoe Van Vollen hoven (we zijn hier in de 2e helft van de 18e eeuw) de moeilijkheid oplost te rijmen op „Van der Poorten". Dit woeste barre duin, herschapen in een tuin, Trots bulderende storm Trots felle zonnebrand, leert hoe men uit droog zand een vruchtb'ren grond kan vormen. De zichtbare natuur bevestigt uur op uur

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1934 | | pagina 22