XX Buitenduinen, ook wel zeeduinen genoemd, zie aldaar en onder zeeolmers en zeereep, zij vormen de eigenlijke borstwering van ons land tegen de Noordzee. Voorduinen, dit zijn de aan de landzij gelegen duinen, die geen binnenduinen zijn. De Bloemendaalscheweg ligt op de teen van de Overveensche- en Bloemendaalsche voorduinen. Vergelijk de naam Voorduin van het buiten, waar mevrouw Bunge woont, tegenover het tennisveld, waar vroeger het Haventje van Rouwens lag (onder het huis „Pleinvrees"). Blinde- of blindgemaakte en blindgehouden duinen. Verg.: Ziende, gepopuleerde, gedepopuleerde duinen. Duinen zijn blind als ze konijnloos zijn gemaakt, dit moest vroeger om de 7 jaar geschie den met die duinen, welke niet als duinmeierijen werden verpacht. Een duinmeier of -pachter van ziende duinen was vroeger vaak een heele piet. Hij had immers vaak het „regt van afweiding". Dit was, volgens de wetten van het Jagt-gerigt: „dat de konijnen ko mende op de naast gelegen gronden van handlieden (of anderen die geene hooge bevoorregten waren tot de jagt) aldaar (op de landwaarts in gelegen gronden van die kleine luiden) ongestoord ter weide konden gaan en dat de pagters (duinmeiers) of eige naars van konijnduinen dit wild aldaar mochten achterhalen. Vele duinen hadden eene verbazende „afweiding" over de goede (be zaaide of bebouwde) gronden der geburen, die zich drie en vier maal (verder) uitstrekte dan het duin zelve groot was. Dat was voor de landlieden langs de duinen zeer schadelijk en lastig. Daarom leerden zij gauw aan de landzijde van de voorduinen slooten te maken met recht opstaande wallen, zoodat het konijn uit de wildernis-duinen ter weide willende gaan verdronk en zijn navolger liever in zijn „nis" bleef. Op zware boeten werd daarop in 1550 (zie Merula Placcaeten over de Wildernissen blz. 186 e.v.) den Landlieden langs de duinen geordonneerd hunne slooten aan de zijde der wildernis met geene regt opstaande, maar sterk af hellende wallen te maken, op dat het konijn niet zou verdrinken: „hierdoor (zoo gaat meergemeld rapport van 1798 verder) wierdt het gemakkelijk gemaakt voor dat wild om aan de overzijde der slooten op de weilanden te komen". Wij lezen aldaar ook nog: „In het grootste gedeelte van Noordholland werdt het konijn wel door eene algemeene Konijnheining (ook de Harteheining ge noemd, hetgeen er op wijst, dat hier vroeger herten in het wild voorkwamen, zie ook daarvoor de schilderij van Bleker in het Frans Halsmuseum te Haarlem) van de binnenlanden afgehouden Die heining moest door de ingezetenen der dorpen worden onder houden en is daar, schoon zeer vervallen, omstreeks 1750 nog aanwezig geweest. Duin-valleien. Deze kwamen van beteekenis in 1798 alleen voor onder Heemskerk en De Wijk ter grootte van 3000 morgen, zijnde „7 uur aan een stuk gaans", zelfs met witte- en roode klavervelden. Duin-vlakten. O.a. onder Velsen kwamen deze voor „met eene ge lukkige uitloozing" naar de Noordzee ter hoogte van het tegen-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1934 | | pagina 24