XXIII een oogje op ons jongens, die er gaarne in een kuil onder een oost waarts gebogen denneboom een vuurtje stookten, en er „roovertje speelden". Wij konden hard loopen, maar de koddebeiers hadden hun jachtgeweer bij zich en, naar het heette, schoten zij een prop zout op ons af, gericht op het zitvlak. Persoonlijke ondervinding hebben wij daar niet van. Wel herinneren wij ons meermalen den ouden heer David van der Vliet in een met twee vurige paarden bespannen victoria met zeer breede wielbanden over de karresporen door de duinen te hebben zien toeren. Als jongens van de lagere school te Haarlem gingen wij als 't maar even kon iederen Woensdag-, Zaterdag- en Zondagmiddag de duinen in; kwamen wij tegen vijf uur, dat was toen etenstijd, bij de Zijl poort de stad weer binnen dan voelden wij ons sterk en lekker vol rooversromantiek, herinnering aan allerlei uitgehaalde streken en vol frissche lucht. Ouder geworden gingen we roeien in het Noorderspaarne met een bootje van het „Kikkertje" of in het Zuiderbuitenspaarne voorbij de zwemschool van den heer oprenger met een bootje van een uit spanning bij de Meester Joosterlaan, als er tenminste niet een buiten partij met een „Jan Plezier" was naar „De Leeuwenkuil", de be roemde uitspanning in het Bloemendaalsche Bosch ten zuiden van de tegenwoordige Koepellaan ongeveer bij het midden daarvan. Daarover eens een anderen keer. Mr. P. TIDEMAN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Bloemendaal | 1934 | | pagina 27