Holland aan de grafelijke domeinen werd toegevoegd in ruil voor landerijen gelegen op het eiland Walcheren, kwam er allengs ver andering in, en kwam Aalsmeer geheel onder de invloed van de Abdij van Rijnsburg. Van 1133 leest men, dat de Abdij van Rijnsburg ook twee land hoeven ibezat onder Aalsmeer. In het jaar 1190 wordt in een brief van Graaf Dirk III aan zijn gemalin Aleida bevestigd schenkingen van Gravin Petronella aan de abdij van Rijnsburg van landerijen onder Aalsmeer. In een brief over schenkingen van Graaf Floris van het jaar 1275 aan voornoemde Abdij wordt Aalsmeer genoemd „het veen- land van Alsmar, het dorp gelegen aan 't Haarlemmermeer en wel aan dat gedeelte, hetwelk vroeger Almere genoemd werd, on der het Baljuwschap van Kennemerland". Ook werd gezien de invloed van de Abdij van Rijnsburg in 1342 een priester aangesteld. Rondom de kleine nederzettingen begon men sloten te graven, de verkregen grond werd gebruikt om voetpaden te maken en zo ontstond een langgerekt dijkdorp. In 1204 wordt Aalsmeer genoemd in de Annales Egmundani. toen Gijsbreeht van Aemstel in 1204 de echtgenoot en de moeder van de Hollandse gravin Ada, door de nacht begunstigd, van Haarlem langs Okstdorp (Osdorp) en Alsmar naar het Sticht geleidde. De naamsoorsprong is waarschijnlijk afgeleid van Al mere of Alles meer, daar vele meren rondom Aalsmeer waren gelegen, veel meer waarschijnlijk dan dat de naam is afgeleid van Zijdstraat 1900 6

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Adresboeken Aalsmeer | 1963 | | pagina 8