RIJWIELHANDEL
I GEEN FEESTDAG ZONDER BLOEMEN i
„DE DAHLIA", W. BEUNDER, I
„DE DAHLIA" GEEFT U DE GROOTSTE KEUZE 1
SPORTPRAATJE
RAADSOVERZICHT
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR BLOEMENDAAL, OVERVEEN, AERDENHOUT,
BENTVELD EN VOGELENZANG.
WAAROM
BOLLENVELDEN
NIEUW RIJWIEL
ESSE3QE3SSB3E3E3E3QB3QSSSSSSE3E3BBE3SE3SEE3B3
A. H. van der Steur Jr.
Tentoonstelling van Oostersche Tapijten
Eerste Jaargang
ZATERDAG 3 APRIL 1926.
Dit blad verschijnt minstens éénmaal per week.
No. 30
VERLEDEN
PER RIJWIEL LANGS DE
Verika B.S.A. Osmond Rijwielen
KENZEN'S
Verbindingsweg - Bloemendaal
Uitzending van Diners aan huis
G* J* Gude - Cuisinier
Jordenstraat 74 - Haarlem - Telef. 13132
Prijscourant wordt op aanvrage toegezonden
J. s.
J. A. Boskamp Zoon - Ovecveen
Door de steeds toenemende belangstelling
zijn wij besloten de Tentoonstelling te ver
lengen tot uiterlijk 8 April.
t
BLOEMENDAAL'S EDITIE
Ik zie u naadren in 't licht der maan,
O schimmen van mijn dagen, aan den voet
Der sponde waar ik droom een stille stoet
En zwijgend blijft gij voor mijn leger staan.
Eens kwaamt gij mij met rozen tegemoet,
O lieve dooden, blikt mij zóó niet aan!
Wat heb ik u, dat gij zoo weent, misdaan?
Verwijt mij niet mijn zonde! ik heb geboet.
Vreest niet dat nieuwe dagen uit mijn ziel
Uw bitterzoete herinn'ring bannen! Neen,
Ik doe als 't meisje dat haar parelsnoer
Zag breken: eiken parel, die daar viel.
Raapt zij zorgvuldig van den gladden vloer
En telt ze na en daar ontbreekt niet een.
HÉLÊNE ZWARTH.
UitDichters van dezen tijd.
P. N. van Kampen 6 Zn.
Dit was één van de allereerste woorden,
die wij leerden spreken, toen wij de stamel-pe-
riode achter den rug hadden en wij begrip
kregen van causaal verband. Welk gevolg 'n
bepaalde handeling had of zou kunnen heb
ben, dat wisten we nog niet, dat konden wij
nog niet overzien! Maar dat elk voorwerp,
elk verschijnsel, elke toestand zijn oorzaak
hebben moest, dat begrepen wij al heel vroeg.
En ons mensch-zijn (al was het dan nog
nog maar een mensch in zakformaat) uitte
zich in den drang tot weten. Wij wilden van
alles de oorzaak kennen; het hoe en waarom
der dingen intresseerden ons méér dan de din
gen zeil, en van de tien zinnen die wij spraken
begonnen er zeven met „Waarom" en twee
met „hoe". Wij zullen met al onze vragen de
volwassenen zeker wel eens tot wanhoop ge
dreven hebben.
Zoo staan we dan nu aan de andere zijde;
Nu zijn wij de volwassenen, en de vragen
worden óns gesteld. Ieder, die kinderen in z'n
omgeving heeft, kent de volharding waarmee
zij vragen kunnen, onvermoeid, altijd door.
Wat hun speurende oogjes zien wordt of als
bekend bejubeld en begroet, of, en dat is veel
vaker het geval, tot een onderwerp gemaakt
waarover duizend-en-één vragen te stellen
zijn. Clinge Doorenbos geeft in één van zijn
liedjes een alleraardigst voorbeeld, hoe veel en
velerlei vragen een kind kan stellen, vragen
waarbij Papa ten slotte met de handen in het
haar zit:
Vragen staat vrij.
Waarom is de aarde rond, Pa?
Waarom is hij niet vierkant
Waarom gaat de zee niet verder
Dan precies tot aan het strand?
Pa, hoe komt het, dat een vischje
Onder water tóch niet stikt
En hoe komt het, dat de gangklok
Als hij stuk is, niet meer tikt?
Waarom schijnt de zon nooit 's nacht eens?
Waarom trouwde u met ma?
En hoe komt nou toch Oom Hendrik
Aan zoo'n glad kaal hoofd, zeg Pa?
Dit liedje telt vier coupletten en zeker zou
den en nog gemakkelijk vier bij kunnen wor
den gedicht. Want de stof op dit gebied is
onuitputtelijk ,het gebied dat een kind met
zijn vragen bestrijkt is onbegrensd en het aan
tal vragen legio. Ongetwijfeld is dit liedje ge
chargeerd, maar toch niet erg. Velen van ons
zullen deze of dergelijke vragen wel eens zijn
voorgelegd; velen zullen zich hebben moeten
bekennen of geen antwoord te weten, of dit
antwoord niet in een voor het kind begrij
pelijke vorm te kunnen kleeden.
Nu gaat die drang tot weten bij de meeste
kinderen niet heel diep. Dikwijls zijn ze met
Bespreekt met ons de aanschaffing van een
j De beste kwaliteit tegen den laagsten prijs!
een zeer onvolledig antwoord al tevreden; bij
dat antwoord leggen zij zich neer en wanneer
de vraag geen zaak van belang betrof ver
geten zij bijna dadelijk èn de vraag, èn het
onderwerp, èn het antwoord. Betreft het ech
ter een vraag, die zich telkens opnieuw aan
hen opdringt, zoodat zij het antwoord kun
nen wegen, dan zullen zij steeds blijven vra
gen, als het antwoord hen niet voldoet. Dan
is het voor den volwassene zaak, zich goed
rekenschap te geven van hetgeen hij ant
woordt. Dan is het soms werkelijk noodzake
lijk, dat hij zijn onwetendheid erkent, wil hij
het vertrouwen van het kind niet verliezen.
In zoo'n ruiterlijke erkenning ligt méér flink
heid dan in het aannemen van een alwetend
air. En geen enkel opvoeder heeft nog ooit
iets van zijn overwicht ingeboet door de er
kenning, dat hij als mensch niet alles weten
kan.
Dan ook zijn er de vragen, waarop een
volwassene dikwijls een vrij volledig ant
woord geven kan, maar waarop hij geen ant
woord geven wil, omdat hei kind daarvoor
nog niet rijp is. Dan neemt het van den vol
wassene die zijn vertrouwen heeft zonder
meer de verzekering aan, dat het dat nu nog
niet begrijpen kan, maar dat Moeder of Va
der het, als het grooter en verstandiger is ge
worden, zoo goed mogelijk uit zullen leggen
wat nu nog te moeilijk voor hem is.
De kinderen worden ouder, de kinderen
worden volwassen. En dan komt de uitleg van
veel, van alles, wat hun vroeger onverklaar
baar en ondoorgrondelijk leek. Ze weten, ze
weten nagenoeg alles. En een tijdlang dragen
ze het trotsche en blijde gevoel met zich om,
dat zij de wereld in heel haar samenstel be
grijpen en doorgronden kunnen.
Tot ze dikwijls door een toeval plotse
ling inzien, dat slechts de coulissen wat naar
achteren geschoven zijn, het terrein, dat zij
bestrijken iets breeder geworden is, maar dat
hun horizon toch beperkt is gebleven. Op ie
der antwoord volgt een nieuwe vraag en ten
slotte blijft al wat mensch is staan voor vele
groote vraagteekens. Zou er nu b.v. zooveel
werkelijk onderscheid zijn tusschen de on
wetendheid van een onontwikkelde en de we
tenschap van een professor ten opzichte van
b.v. het menschelijk organisme? Zeker, een
onontwikkelde heeft een heel gebrekkig be
grip van dat heele samenstel en de foutieve
vooropstelling die hij er van heeft is al heël
gemakkelijk te constateeren en te achter
halen. Een ontwikkelde leek zal wel onge
veer de functies van de verschillende organen
kennen en zich althans bewust zijn van het
feit, dat hij door onwetendheid fouten kan
maken. Een dokter of professor is in staat
een minutieuzen uitleg te geven van de or
ganen in hun afzonderlijke en onderlinge
werking, van de stofwisseling, de chemische
samenstelling van elke afscheiding enz. enz.,
want ~de menschen zijn knap en de weten
schap gaat ver.
Maar toch: bij een zeker punt staat de
geleerdste mensch ook voor een groot vraag-
teeken. Wat is dat leven dan toch eigenlijk,
dat leven, waar de doctoren zoo voor vechten,
waaraan de menschen zoo hechten? Welke
kracht of welke krachten doen dat verwon
derlijke samenstel, dat menschelijk lichaam
heet, functioneeren? Wat is het, dat bij ont
stentenis een cel „dood" doet zijn en bij aan
wezigheid een cel „levend" maakt? Daarop
heeft nog niemand een antwoord gevonden.
Theorieën zijn er genoeg uitgewerkt, hypo
thesen opgeworpen, maar geen enkele heeft
nog de kern van het vraagstuk kunnen ra
ken. En misschien waarschijnlijk zul
len de menschen het antwoord daarop nooit
weten. Het drijven van dezen tijd om voor
alles een scherpe formule te willen geven moet
uitloopen op een fiasco. Alles laat zich nu
eenmaal niet precies formuleeren.
Er zijn heel veel niet verstandelijk omlijn
de begrippen, maar intuitief gevoelde zeker
heden, die heel veel later, als de hegemonie
Kleverparkweg 154 - Telef. 10303
Tegenover de Middelbaar Technische School
late klas Heeren- en Dameskleermakerij
Opgericht 1903
Bericht ontvasgst Nouveauté's voor Voorjaar en Zomer
MATIGE PRIJZEN
Uitsluitend Engelsche stoffen
van het verstand zal hebben uitgediend, mis
schien blijken zullen dichter bij de waarheid
te zijn gekomen, dan al die beredeneerde wijs
heid. Cath. van Rennes laat het viooltje zin
gen: „Zeg wand'laar, weet gij wat vriend
schap hiet?" En als de wandelaar daarop
het antwoord schuldig moet blijven en geen
keurige definitie klaar heeft, dan conclu
deert het viooltje: „Gij zwijgt? O, dan zeg
ik snel: gij vriend kent ware vriendschap!"
Het antwoord schuldig blijven beteekent in
heel veel gevallen (allen examinatoren ten
spijt!) een zuiver intuitief begrip hebben van
het gevraagde.
Wij zijn en olijven groote kinderen, ook,
of juist, wat betreft onzen drang tot weten
en dus tot vragen. Het raadsel van ons be
staan, het doel en het wezen daarvan, doet
ons telkens opnieuw vragen stellen. Wij voe
len ons omringd door onbekende machten en
wij willen die machten' kennen. En duizen
den menschen trachten'ut contact te komen
met die machten, trachten meer zekerheid te
verkrijgen omtrent leven en dood. Zonder dat
contact en die zekerheid ooit afdoende te be
komen; en daarentegen steeds voor nieuwe
vraagteekens geplaatst te worden.
Ligt in dat streven niet een groote onbe
scheidenheid? Is het ons menschen eigenlijk
wel geoorloofd ons in te dringen in de ge
heimen, die nog voor ons verborgen moeten
blijven? Zijn wij niet als die kinderen, die al
les willen weten, alles durven vragen, hoe
wel hun geest er nog niet rijp voor is? En moet
dat hardnekkige zwijgen, dat ons omringd,
ons eigenlijk niet zeggen: „dat kun je nog
niet begrijpen; later als je verstandiger bent
geworden, zal het je worden uitgelegd!"
Laten wij„ de menschheid als geheel, dan
vertrouwen genoeg bezitten, om dat oogen-
blik zonder overhaasting af te wachten. La
ten wij niet grijpen naar wat ons in ons eigen
belang onthouden wordt, omdat wij er nog
niet rijp voor zijn
Hieronder publiceeren wij den eindstand der tweede
klasse. A, die ons aanleiding geeft tot de volgende be
schouwing:
Tweede klasse A.
D. E. C.
18
13
3
2
29
49-15
Hollandia
18
12
2
4
26
45-24
Alcm. Victrix
18
10
0
8
20
33-32
Bloemendaal
18
8
2
8
18
37-38
West-Frisia
18
7
4
7
18
37-41
Zandvoort
18
6
5
7
17
29-36
Schoten
18
7
3
8
17
31-40
K. F. C.
18
5
4
9
14
21-31
W. F. C.
18
4
3
11
11
25-30
D. W. S.
18
4
3
12
10
26-46
voor velen vast, dat het Amsterdamsche D. E. C. dit
maal met den kampioenstitel zou gaan strijken. Niet
alleen, dat de Amsterdammers tot ver over de helft
van 't seizoen ongeslagen bleven, en steeds met flinke
cijfers hun tegenstanders den baas bleven, maar de
andere elftallen ontfutselden elkaar meermalen de pun
ten, zoodat van ernstige concurrentie feitelijk geen
sprake is geweest. Eerst nadat D. E. C. officieel kam
pioen was, werden enkele wedstrijden verloren (uit
tegen K. F. C. en Alcmaria), maar de rood-witten
waren toen reeds lang in veilige haven, en konden
zich de weelde van deze punten verliezen best per-
mitteeren.
Het Hoornsche Hollandia heeft eveneens een uit
stekend seizoen achter den rug en speelde vrij con
stant. Twee onverwachte nederlagen, tegen West-
Frisia en D. W. S. werden echter geleden, en deze
waren juist voldoende, dat de eerste plaats hun ont
ging.
Alcmaria heeft zich, door 't bezetten van de derde
plaats, schitterend hersteld. In 't begin zag 't er al heel
donker uit: de eerste vijf wedstrijden werden alle
verloren, en 't had er allen schijn van, dat de oude
Noordelijke vereeniging op de laatste plaats zou ein
digen. Echter, in Bloemendaal begon de victorie, en
toen men den smaak eenmaal te pakken had, ging 't
van een leien dakje. Overwinning op overwinning
volgde, en in Januari reeds was alle degradatiegevaar
geweken!
Minder goed ging 't Bloemendaal. 't Was sukkelen
en 't bleef sukkelen. Zeer langzaam kwamen de punten
binnen, en 't was al ver in 1926, dat de witten nog
steeds in de lagere regionen bleven zweven. Wel
werd in 1926 goed begonnen met een klinkende 3—0
overwinnnig op Schoten, maar de volgende ontmoeting
tegen D. W. S. bracht een grooten tegenslag. Hier
toch bleef Bloemendaal met 3—2 in de minderheid,
en de toestand was zeer precair! Toen echter W.F.C.
met 42 geslagen werd, verlevendigde de hoop, en
de klinkende 7—2 overwinning op West-Frisia in
Enkhuizen, gevolgd door een even éclatante zege op
Alcmaria in de kaasstad, bracht de onzen in eens op
de derde plaats. Over de befaamde 80 nederlaag in
Hoorn geleden zwijgen we en releveeren liever de
3—2 overwinning op het ongeslagen Schoten aan den
Verglerdenweg. Jammer was het, dat de laatste wed
strijd tegen K. F. C. in de Koog verloren werd, waar
mee de kans op de bezetting der derde plaats defini
tief verkeken was. Toch is het eindresultaat voor
Bloemendaal alleszins bevredigend te noemen, vooral
waar in 't begin het ergste gevreesd werdl
West-Frisia, dat eveneens uit 18 wedstrijden 18
punten verzamelde, liep wel hard van stapel, maar
hield de nek aan nek race met D, E. C. niet lang vol.
Toch kunnen de Enkhuizers op een goed seizoen
terug zien.
Zandvoort, de kampioen van het vorig seizoen, liet
't ditmaal leelijk liggen. Inwendige strubbelingen zijn
hier niet vreemd aan. Echter, eere wien eere toe
komt: niettegenstaande het verlies van eenige der
beste spelers, wist een verjongd Zandvoort zich in
de laatste instantie staande te houden.
Schoten eindigt op lager plaats dan aanvankelijk
gemeend werd. Vooral op eigen terrein waren de
geel-zwarten ongenaakbaar, en 't was alleen Bloemen
daal, wie het lukte, de Schotenaren op eigen terrein
te kloppen. Nemen we echter in aanmerking, dat
Schoten aan 't eind van seizoen 1924—'25 tweede
klasser bleef, door de degradatiewedstrijden tot een
goed einde te brengen, dan kunnen de volgelingen
van Kleijn niet ontevreden zijn.
K. F. C krijgt o.i. meer, dan haar toekomt. O.l.
is dit het zwakste elftal der afdeeling, en komt in
ieder geval eerder in aanmerking voor het spelen van
degradatiewedstrijden dan D. W. S.
W. F. C. bracht zich door een even merkwaardige
als onverwachte 4—1 overwinning op Alcmaria op 't
laatste nippertje in veiligheid, hoewel geheel Wor-
merveer zich reeds met het idee van t bezetten der
laatste plaats vereenigd had. D. W. S„ met nog twee
wedstrijden in petto, toen W. F. C. reeds uitgespeeld
was, wenschte de mooie kans, door met het haten
van twee punten uit deze twee ontmoetingen bouwvrij
te worden niet te accepteeren, waardoor deze Amster
dammers de risico loopen, uit de tweede klasse te
verdwijnen. Tweede Paaschdag reeds onderneemt
D. W. S. de verre reis naar den Helder, waar we ze
tegen de club van dien naam weinig kans geven.
Bloemendaal II ontvangt Maandagmorgen T.H.B. II.
Deze ontmoeting werd in verband met de internatio
nale: Nederland—Zwitserland de vorige week uit
gesteld. Wij handhaven onze meening ten opzichte
van de reserves in ons vorig Sportpraatje neerge
schreven!
H.
Vergadering van 18 Maart 1926.
De Raad begon in de laatste zitting met een zeer
wijs besluit te nemen. De Vereeniging voor Jeugd
werk had n.l. aangevraagd: lo. het thans niet in ge
bruik zijnde terrein nast de IJzermanschool aan den
Vijverwég in bruikleen te mogen ontvangen, teneinde
de jeugd op te wekken tot en bij haar liefde aan te
kweeken voor het aanleggen en verzorgen van bloe
men en planten; en 2o. een subsidie ineens te willen
toestaan opdat bedoeld terrein in orde kan worden
gebracht.
Zooals bekend dachten B, en W. daar heel goed
over en brachten het voorstel in den Raad, met het
gevolg dat werd besloten het terrein af te staan mits
alle Bloemendaalsche kinderen, van Welke gezindte
dan ook, toegang zouden hebben tot dit terrein, dat
door de gemeente met een hek zal worden omheind,
terwijl bovendien een bedrag van 250.— zal worden
geschonken om het terrein in orde te brengen.
De heer Prinsenberg had nogal bezwaren om
deze onkosten te maken. Waar blijven we. bracht
genoemde spreker in het midden. Straks beleven we
't nog, dat ze om subsidie komen aankloppen, om de
jeugd schilder- of bouwkunst bij te brengen. Waar is
't eind?
Ja, waar is 't eind! Misschien wel bij de subsidies
voor de Katholieke separatisten.
Indien we onszelf af gaan vragen waar 't eind is,
dan is 't maar beter om niets te ondernemen, om,
bij wijze van spreken „Gods water over Gods akker
te laten loopen", doch waar is dan 't eind? Waar
men de jeugd niet aan haar lot over kan laten, daar
had de heer Prinsenberg o.i. beter gedaan met aan
de jeugd te denken dan aan 't eind. Gelukkig echter
vond zijn bemerking geen ondersteuning en zullen
straks de kinderen onder de beproefde leiding van
den tuinarchitect Bleeker, in hun vrije uren leeren om
tuintjes aan te leggen en bloemen en planten te ver
zorgen. f
De kwestie doortrekking van den Julianaweg tot
den Zeeweg kon in de jongste zitting haar beslag nog
niet krijgen.
Men weet dat in het najaar van_ 1925 de twee
woningen, welke een sta-in-den-weg zijn, tegen den
zin van den heer Laan werden aangekocht, om den
onmogelijken toestand van thans te t verbeteren. Ook
in verband met de tramplannen, welke plannen toch
vroeg of laat zullen worden verwezenlijkt, was het
noodzakelijk, dat de gemeente de beschikking over de
perceelen kreeg.
Nu die perceelen echter door de gemeente aange
kocht zijn en zij, om de woorden van den heer Luden
nog eens te herhalen, van het geld reeds afscheid
hebben genomen, nu vindt de Wethouder van Pu
blieke Werken het toch weer verbazend jammer dat
die huizen moeten verdwijnen. Misschien hebben wij
ze nog wel noodig voor een 'politie-bureau. Doch niet
zoozeer nog de afbraak der huizen, maar dat geld
gewoonweg weggooien, vindt de wethouder zoo ver-
skrikkelijk jammer. g
'n Halve ton minstens, mijne heeren!
De heer Laan wil daarom zijn toevlucht nemen,
en is daar trouwens al een paar maanden heel druk
voor aan 't werk, tot een maatregel, welke o.i. niet
te accepteeren is.
De maatregel op zichzelf is misschien verbazend
prachtig, mits men echter ook maar de twee huizen
wegsloopt. Wij krijgen dan een toestand daar ter
plaatse, zooals door ons wordt heschreven in ons
blad van 4 December j.l., alleen dan met dit verschil
dat villa „Djember", „villa Djember" blijft en dat de
handige speculanten zelf dat villatje met de daarbij
behoorende gronden maar moeten gaan exploiteeren.
De Wethouder had het al zoover gebracht dat het
volgende concept-besluit ter tafel kwam.
De Raad der Gemeente Bloemendaal;
Overwegende de wenschelijkheid om den toegang
tot Kweekduin te verbeteren;
Gelet op het aanbod der N. V. Klarenaar, Braun
en Co's Handelmaatschappij om daartoe enkele stroo-
ken gronds, op de situatiekaart in gele kleur aange
geven, voor 1.— aan de gemeente te verkoopen,
waarbij tevens de Bloemendaalscheweg tusschen den
Mjlit.drenwcg en den Tetterodeweg verbreed kan
worden;
Gelet op het voorstel van B. en W. dat overeen
stemt met het advies der Commissie van Bijstand
voor Publieke Werken;
Gelet op de Gemeentewet;
Besluit, behoudens goedkeuring van Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland: