JfeDERjflMfétHE KOST
Artistiek Bloemwerk!
UITNOODIGING
i „DE DAHLIA", WBEUNDER,
GAAT GIJ MET VACANTIE?
Kenzen's Rijwielhandel
KUNST
PLAATSELIJK NIEUWS
Bioemendaal
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR BLOEM EN DAAL, OVERVEEN, AERDENHOUT,
BENTVELD EN VOGELENZANG.
UITGEVER: G. EIKELENBOOM
IN VEREENIGING MET DE
is het adres voor
Hotel Duin en Daal
No. 46
Verbindingsweg b d. K. Kleverl.
ZOMERDROOM.
De verloren Vreugde.
Bi
EB
EB
EB
EB
EB
m
EB
EBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEBEEEBEEBEBEBIEEEEBEEEBEB
TENTOONSTELLING
KUNSTNIJVERHEID
j G, J. Gude - Cuisinier j
Lambert Rouwens
Eerste Jaargang
ZATERDAG 24 JULI 1926.
Dit blad verschijnt minstens éénmaal per week.
BLOEM EN DAAL'S EDITIE
BUREAU VOOR REDACTIE EN ADMINISTRATIE:
BLOEMEN DAALSCHEWEG 42 TELEFOON 22324
ABONNEMENTSPRIJS: VOOR EEN HALF JAAR f 1.50
ADVERTENTIEPRIJZEN: Per regel ƒ0.15. Bij afname van 500 regels:
0.12'/2 per regel; 1000 regels: 0.10 per regel; 2000 regels: 0.09
per regel; 5000 regels 0.07'/2 per regel. Kleine Advertenties, t.w.
Koop en Verkoop, Huur en Verhuur, Vraag en Aanbod, etc.: 0.50
per Advertentie van hoogstens 10 regels, mits bij vooruitbetaling.
U kunt het Uzelf op uw reis zeer
gemakkelijk maken, door het aanschaffen
van een E3.S. A.-, OSMOND- of
VERIK A-RIJ WIEL zonder de ge
ringste moeite zijt ge daardoor in de
gelegenheid om van zeer veel schoons
te genieten.
verstrekt U gaarne alle inlichtingen.
In de bladerenschaduw, op 't lanezand,
Zag ik naad'ren mijn dochter, haar kindje aan de hand.
En'het lieveken "wuifde, als een groet van het bosch,
Als van ver met een klaproze- en windebos.
De winden, die plukte ze in 't groen van de heg,
De papavers, in 't goud van het koorn, langs den weg.
In de omrankte veranda rees ik op
En ik wuifde weerom inet klein zoetekens pop,
De pop, die mij 't lieveken vlijde in den schoot,
Dat mijn eenzaamheid niet mij te zeer verdroot.
Als het lied van een vogel, zuiver en luid
Klonk 't melodisch gekweel van haar jubelgeluid.
En haar gracelijk trippen in vlugge cadans
Leek het lenig beweeg van een-Engeledans.
Op de sneeuw van haar kleedje, waar zon blonk in 't
woud,
Klapwiekten haar lokken als vleugels van goud.
'k Vulde in ruil van de bloemen, geplukt voor mij,
Als een mandje haar handjes met lekkernij.
En klein blondje vertelde mij al wat zij zag
In het veld, in het bosch, in den zonnelach.
Toen ik de oogen van moeder en kind vergeleek
Was 't of ik in 't blauw van den hemel keek.
Err het leveri zoo - wreed, o nu leek het mij zacht,
Wijl mijn dochterkenlief mij haar dochterken bracht.
O nog rijk is mijn leven, nog voel 'k mij bemind,
Als mij de armen omstrenglen van 't kind van mijn
kind!
Als haar mondeken frisch op mijn bleek gelaat
Haar zeegnende zoentjes regenen laat!
„O vergeeft mij, gij twee, die mij alles vergoedt,
Zoo van liefde en van weemoed, ik weenen moet!"
Doch zij lieten mij los en het droombeeld verdween
En mijn leven werd arm weer. Ik bleef alleen.
Uit: HELENE SWARTH.
,,Ons Eigen Tijdschrift".
(Een Droom.)
Den geheelen dag toefde het Leven op het
strand, daar, waar het zonlicht speelde.
Den geheelen dag stoeide het zomer-
windje met heur haren, en het jonge, jeug
dige gezichtje tuurde over het water. Zij
wachtte. waarop zij wachtte had ze niet
kunnen zeggen.
Den geheelen dag spoelden de golfjes af
en aan op de kust, en deden de rozeroode
schelpjes ritselen over het zand. Het Leven
bleef wachten. Heel den dag, met het zon
licht in de oogen, zat zij daar, tot zij, ver
moeid geworden, het hoofd in de handen
rusten liet en in slaap viel. Maar nog
wachtte zij.
Toen knarste er eene kiel op het zand,
er klonk een voetstap op de kust, het
Leven ontwaakte en hoorde het. Eene hand
werd haar op den schouder gelegd; een ril
ling voer haar door de leden. Zij keek op,
en zag de vreemde, groote oogen van de
Liefde boven zich. Thans wist het Leven op
wien zij had zitten wachten.
En de Liefde trok het Leven tot zich.
En uit die vereeniging werd een uitne
mend en heerlijk wezen geboren: Vreugde,
Eerste-Vreugde geheeten. Het zonlicht, als
het op het vroolijk kabbelende water schijnt,
is niet zóó blijde: de rozeknopjes, als zij heur
lipjes omkrullen voor den eersten kus der
zon, zijn niet zoo rozig. Het bloed joeg snel
door de fijne polsen. Zij was zoo warm, zoo
zacht! Zij sprak niet, maar lachte en speelde
in den zonneschijn; en de Liefde en het Leven
waren bovenmate verheugd. Zij durfden het
elkander niet toefluisteren, maar diep in hun
hart zeide elk: ,,Zij zal voor eeuwig de onze
zijn."
Toen brak er een tijd aan was het na
weken? was het na maanden? (de Liefde en
het Leven meten den tijd niet af) dat het
teere wezentje niet meer scheen wat zij ge
weest was.
Nog speelden ze, nog lachte ze, nog verfde
ze het mondje rood, spelend met haar bes
sen, maar somtijds hingen de handjes ver-
De Dahlia
Ons werk werd op de Intern. Tentoonstelling met den hoogste prijs bekroond
moeid neer en staarden de oogjes loom over
het water.
Het Leven en de Liefde durfden elkander
niet in de oogen zien, zij durfden niet vra
gen: „Wat scheelt onzen lieveling?" Elk
fluisterde stil voor zich: „Het is niets, het
is niets; morgen zal ze wederom helder
lachen." Maar het werd morgen, en weder
morgen. Zij zetten de levensreis voort; het
kind speelde aan hunne zijde, doch lusteloos,
al meer lusteloos.
Op zekeren dag legden het Leven en de
Liefde zich te slapen. Toen zij ontwaakten,
was Vreugde verdwenen; alleen zat naast
hen, op het gras, een kleine onbekende, met
wijd opene, heel zachte, treurige oogen. Geen
van beiden sloeg er acht op; zij liepen, elk
afzonderlijk, bitter te schreien: onze
Vreugde! onze verloren Vreugde! zullen wij
u nimmer wederzien?"
De kleine vreemdeling, met de zachte,
droeve oogen, liet ongemerkt in beider hand
zijn handje glijden en trok hen dichter tot
één; en het Leven en de Liefde wandelden
er mede voort. En als het Leven vol ziele-
smart naar omlaag keek, zag zij hare tranen
in de zachte oogen weerspiegelen. En als de
Liefde, radeloos van droefheid, uitriep: „Ik
ben moede! ik ben moede! Ik kan niet verder!
Al het licht is achter mij; alles is duisternis
vóór mij!" dan wees een klein, rozig vingertje
naar het zonlicht op de heuvelen. Altijd
keken de groote oogen droef en peinzend;
altijd speelde er een kalme glimlach om den
kleinen, vastberaden mond.
Als het Leven zich de voeten kwetste aan
de scherpe steenen, wischte hij met zijn klee
deren het bloed af, en drukten de lipjes een
kus op de gewonde voeten. Als in de woestijn
de Liefde machteloos nederlag, (want zelfs
Liefde kan machteloos worden) liep hij op
de kleine, bloote voetjes over het heete zand,
en zelfs in de woestijn vond hij water in de
spleten der rotsen, om de lippen van de
Liefde te bevochtigen. Hij was niet tot last
-hij bezwaarde hen nooit; hij hielp hen
slechts voort op hunne reis.
Toen zij aan de donkere bergkloof kwamen,
waar de ijskegels aan de rotsen hangen,
want de Liefde en het Leven moeten zeer
sombere plaatsen door waar alles koud
is en de sneeuw hoog ligt, nam hij hunne
verkleumde handen, hield ze tegen zijn klop
pend hartje, verwarmde ze, en deed hen
zachtkens verder gaan.
Aan de andere zijde gekomen, in het land
van bloemen en zonneschijn, lichtte er een
wondere gloed uit de groote oogen, en
kuiltjes vielen in de wangen. Helder lachend
dartelde hij "over het malsche gras, zamelde
honig uit een ihollen boom en bracht ze hun
in de holte zijner hand; bracht hun water in
de kelken der lelie, plukte bloemen, en wond
ze hun in een krans om het hoofd. En al dien
tijd lachte hij zacht. Hij raakte hen aan, zoo
als hunne Vreugde hen aangeraakt had; doch
zijn vingers hielden hen teederder omvat.
Zoo zetten zij hunnen zwerftocht voort,
door streken van duisternis en van licht, al
tijd met dat kleine, moedige, lachende wezen
tusschen hen in. Somtijds dachten zij aan die
eerste, stralende Vreugde, en fluisterden elk
voor zich: „O, vonden wij ook haar terug!"
Eindelijk kwamen zij waar het Nadenken
zit, die vreemde, oude vrouw, met den elle
boog rustend op de knie, de kin steunend in
de hand, zij, die licht steelt uit het verleden
om het op de toekomst te werpen.
En het Leven en de Liefde riepen uit: „O,
zeg ons, gij Wijze: toen wij elkander voor
het eerste ontmoetten, was een liefelijk, stra
lend wezen het onze, vreugde, zonder een
traan, zonneschijn zonder schaduw! O, waar
in hebben wij gezondigd, dat wij het verloren
hebben? Waar zullen wij gaan om het te
vinden?"
En zij, de wijze oude, antwoordde: „Wilt
gij, om het terug te hebben, dat opgeven,
wat thans naast u gaat?"
En in doodsangst riepen de Liefde en het
Leven: „Neen!"
„Dit opgeven"! zeide het Leven. „Wie zal,
als de doornen in mijn vleesch gedrongen
zijn, het vergif uitzuigen? Wie zal, als mijn
hoofd klopt, de fijne handjes er op leggen
en kalmte geven? Wie zal in koude en duis
ternis mijn verkleumd hart verwarmen?"
En de Liefde riep uit: „Liever wil ik ster
ven! .Zonder Vreugde ki.,n ik leven, zonder
dit niet. Eer wil ik ste-ven dan het ver
liezen!"
En de wijze, oude vrouw antwoordde:
„O, dwazen en verblinden! Wat gij eens be
zeten hebt, is thans met u! Wanneer het
Leven en de Liefde voor het eerst samenko
men, wordt er een stralend wezen geboren,
waarin geen duisternis is. Wanneer de we
gen beginnen ruw te worden, wanneer de
schaduwen toenemen, wanneer de dagen
moeilijk zijn, en de nachten koud en lang
dan begint het te veranderen. De Liefde en
het Leven willen het niet zien, willen
het niet weten tot zij op zekeren dag op
schrikken en uitroepen: „O God, o God! wij
hebben het verloren! Waar is het?" Zij be
grijpen niet, dat zij het lachende wezen niet
onveranderd met zich konden dragen door
de woestijn, in vorst en in sneeuw. Zij weten
niet, dat, wat nog naast hen gaat de Vreugd
is, ouder geworden. Het ernstige, liefelijke,
teedere wezen warm in de, ijzigste
sneeuw, onversaagd in de eenzaamste woes
tenij zijn naam is: Sympathie; het is de
Volmaakte Liefde."
Uit „Droomen", door
Olive Schreiner.
In de kunsthandel van de fa. Boskamp te Overveen
wordt heden een tentoonstelling gehouden van Beeld
houwwerk en Houtsneden door Jozef Cantré en van
Aardewerk van den heer en mevrouw Hobbel uit
Laren:
De heer A. van der Boom schrijft in de „O. H. Crt."
over deze expositie o.m.:
,,In Cantré's houtplastieken boeien mij direct twee
goede eigenschappen, n.l.: een gave beheersching van
het metier, benevens een gezonde moderniteit. Ook de
kleinere bronsjes bezitten als primaire kwaliteit het
vloeibare karakter van den gietvorm. Naast een fraaien
gesloten en gestyleerden vorm bemerkt men dat Cantré
van alle verschijningen der werkelijkheid de geheim
zinnige kracht ondergaat, die de kracht van het leven
zelf is; de kracht van het Goddelijke in alle dingen.
Ik bedoel het zóó, dat Cantré's gestyleerden vorm ner
gens tot een cerebrale abstractie wordt, daar de ver-
werkelijking-in-schoonheid hem een eerste voorwaarde
is.
Zijn ontroering is echter zóó direct, dat hij alles
zonder bijkomstigheden tracht uit te zeggen, hoewel
m.i. zijn talent niet altijd sterk genoeg blijkt om het
levensgevoel tot een diepe beeldende expressie te laten
groeien en te verbeelden.
Dat ten slotte expressie of zooals men het tegen
woordig gaarne zegt: expressionistische kunst niet
mogelijk is zonder impressie, heeft deze beeldhouwer
terdege begrepen. In zijn kunst ziet men dan ook den
nieuwen vorm, gedragen door een eeuwenoude wet,
die zich evenzeer voltrok aan oud-Chineesche plastiek,
archaïsch-Grieksch of vroeg-Middeleeuwsch en zooveel
andere voorbije stijlen. Wel is in zijn arbeid door een
bijkans overdreven vereenvoudiging soms iets gewild
monumentaals o.a. in de bronzen figuurtjes iets
dat zich te veel als een geestig spel opdringt; een spel
dat evenmin vrij van geposeerdheid is.
Cantré slaat in zijn figuren echter primitieve accen
ten aan. Daardoor vertellen zijn onderwerpen, en niet
in 't minst z'n houtsneden van de rudimentaire krach
ten in zijn volk en mede daarom lijkt hij mij als kun
stenaar sterk vervezeld aan de jonge Vlaamsche lite
ratuurbeweging, met haar nieuwe klanken van levens
gespannenheid.
De gepolycromeerde vrouwe-buste „Teederheid"
geeft een forsch gebouwde kop met nobele welvingen
te zien. Door z'n kleuren heeft dit vrouwebeeld iets
onzegbaars mystieks achter de gele gelaatskleur te ver
bergen, waarin de mat-roode lippen het onuitgespro-
kene doen vermoeden.
Een prachtig groepje is het knap gesneden „Er wa
ren twee Koningskinderen", door de sterke spanning in
de elkander toegespitste figuurtjes. Opmerkelijk is het
hoe de vormoverdrijving de armen zijn b.v. in
verhouding veel te lang hier geenszins schaadt, doch
integendeel de expressie van het moment, dat deze
koningskinderen vereenigt, juist versterkt. Een bepaald
soort kunstjagers zal dat een fout noemen tegen de
proportie uit de leerboekjes over het teekenen van den
mensch.
Dezulken moge ik opmerken, dat de kunstenaar al
dergelijke geleerdheid slechts van noode heeft, om er
TENTOONSTELLING VAN AARDEWERK VAN DE POTTEN
BAKKERS HOBBEL 4 HOBBEL-VAN HARTEN EN HOUTSNEDEN
EN BEELDHOUWWERK VAN JOZEF CANTRÉ, TE HOUDEN VAN
17 JULI TOT EN MET 7 AUGUSTUS 1926 IN DEN KUNSTHANDEL
BOSKAM P, OVERVEEN, OP WERKDAGEN VAN 10 TOT 6 UUR
WOB
Uitzending van Diners aan huis
Jordenstraat 74 - Haarlem - Telef. 13132
Prijscourant wordt op aanvrage toegezonden j
zich op het juiste oogenblik dat is zijn oogenblik
- aan te buiten te gaan.
Van de andere beeldhouwwerken vermeld ik een
„Mannenkop" in Arenghout, een prachtobject ter be
kroning van een trappaal b.v.: een beeld „Verzoeking"
en een eenigszins als hoogrelief behandeld stuk „Moe
der en Kind."
Als houtsnijder heeft Cantré een groote productivi
teit, ontwikkeld. Z'n houtsneden hebben alle een min
of meer illustreerend karakter, in de onderwerpen (ze
ontstonden omstreeks 1920—'22) klinkt als grondtoon
een na-oorlogsch geluid. Behandeling van zwart-wit is
meestal uitnemend; de techniek acht ik niet steeds even
redig aan de mooie expressie. Men voelt in vele van
deze, meest in series gesneden, prenten „La Lu-
mière" van Georges Duhamel; „Opgangen" van Wies
Moens; „Het ventje van onzen lieven Heer"; „Geel-
zaad of Tijdzoom"; een serie St. Christophorus e.a.
een sterk verlangen naar een nieuwe cultuur.
Of die zich op deze wijze zal openbaren.
De heer en mevrouw Hobbel zijn hier met hun aar
dewerk in slecht gezelschap. De zwakste zijde er van
n.l. de dikwijls slappe vormgeving, treedt, naast het
gespierde werk van Cantré, het meest aan den dag.
Ik meen mij te herinneren vroeger wel grooter werk
zoowel van opvatting als van vorm van deze
kunstnijveren te hebben gezien. Ik wil er daarom thans
niet meer van zeggen, dan dat zij in de keuze van hun
tentoongestelde werken niet heel gelukkig zijn ge
weest.
BLOEMEND AAL.
Zaterdagmiddag is plotseling na een ingrijpende on
gesteldheid van slechts 14 dagen alhier overleden de
heer Lambert Rouwens in den leeftijd van ruim 57 jaar.
Met den heer Rouwens is een overbekend Bloemen
daler heengegaan, een stille, vlijtige werker, wiens
naam door zijn nabestaande en vele vrienden en ken
nissen nog lang in eere zal blijven.
Uit zijn levensloop die hieronder slechts in korte
trekken volgt moge blijken zijn edele ondernemings
geest en zuivere plichtsbetrachting.
Des heer Rouwens werd in 1869 te Bioemendaal ge
boren (in hetzelfde huis) en begon na zijn kinderjaren
zijn loopbaan in de timmerfabriek van zijn vader, welk
bedrijf hij na zijn vaders dood met goed gevolg door
zette. Tevens werd de heer Rouwens in de plaats van
zijn vader benoemd tot Agent der Haarl. Brandverze
kering Maatschappij, welk agentschap hij steeds trouw
heeft behartigd.
Enkele jaren daarna lag de heer Rouwens zich toe
op de electro-techniek waar hij zooveel interesse voor
kreeg, dat hij in 1907 naast zijn bestaande timmer
fabriek een electro-technisch bureau oprichtte. Waar
dit bedrijf zich allengs uitbreidde, zag hij in 1919 zich
genoodzaakt de timmerfabriek over te doen aan den
heer Schweitzer. Vanaf 1919 tot 1924 heeft hij het
electro-technisch bureau voortgezet. Daarna opende
voor hem zich weer (hoewel ook op electrisch gebied)
nieuwe perspectieven, en zoo werd in October 1924 te
Haarlem opgericht het Technisch Bureau Vos Rou
wens, handelend in eenige soliede merken stofzuigers,
o.a. het merk „Hoover".
Als lid van deze firma mocht hij zijn ondernemings
geest bekroond zien door het goede succes dat deze
firma oogstte, zoo zelfs, dat er reeds een filiaal werd
opgericht in de Hobbemastraat te Amsterdam.
Totdat.zoo in den vollen arbeid van allen dag,
een plotselinge ongesteldheid hem wegnam.
Dat hij ruste in vrede!
dfe van ^er Steur Jr.
"'Sir W Kleverparkweg 154
Tegenover de Middelbaar Techniache School
lste klas Heeren- en Dameskleermakerij
Opgericht 1903 - Telefoon 10303
Heeft steeds het nieuwste in stoffen en
modellen Stalen op aanvraag
Mot Kampeeren aar» het
Zandvoortsche en
Bioe m endaalsche
Strand.
Over het kampeeren schreef de N. Haarl. Crt. de
vorige week.
„Sinds de Zandvoortsche gemeenteraad besloten
heeft, het kampeeren des nachts aan het Zandvoort
sche strand van des avonds 9 tot des morgens 6 uur
te verbieden, is het des nachts stil aan 't strand. De
genen, die gemeend hebben, dat bij de uitvoering van
het kampeerverbod, onoverkomelijke moeilijkheden
zouden rijzen, zien hun voorspellinge niet bewaar
heid. Van eenigerlei hinder van de zijde van het
kampeerlievend publiek is tot op heden geen sprake.
Waar echter het Zandvoortsche strand geen geoor
loofde kampeerplaats meer is, trekken de kampeerders
nu naar Bloemendaalsch territoir, waar het kampeeren
nog is toegestaan.
Echter ook in de duinen, ten Noorden van Zand-
voort, op Plan Noord, worden nu aan verschillende
vereenigingen en personen vergunningen tot kampee
ren verstrekt, daar het kampeeren in de duinen nog
blijft geoorloofd.
Wegens groote uitgestrektheid van het gemeente
lijk bouwterrein op „Plan Noord" is daar voldoende
ruimte voor kampeeren.
De drukte door kampeerders veroorzaakt op het
Bloemendaalsche strand is, naar de politie ons mede
deelde, iets grooter dan vorige jaren. De commissaris
verwachtte echter geen grooter toevloed, omdat de
kampeerders aan het Bloemendaalsche strand alle com
fort missen."
Tot zoover dit blad.
Dit comfort kan slechts hierin bestaan, dat er in de
omgeving der kampeerders geen pomp was geslagen
voor 't bekomen van water, dit is echter reeds geschiedt
zoodat alleen nog maar van gemis aan comfort kan
gesproken worden ten opzichte van het bekomen van
levensmiddelen; waar de vèrkooplust de kooplust op
alle levensterrein verre overtreft, meenen we dat op
het Bloemendaalsche strand van een gemis aan com
fort niet gesproken kan worden.
De drukte van jJL Zondag,
Begunstigt door het prachtige zomerweer is het Zon
dag wél verbazend druk geweest aan het strand, en
bi] gevolg ook een grooten toevloed van kampeerders,
die zich, hetzij voor langen of korten tijd aan het
strand vestigden.
De „Stads-Editie" schreef er deze week o.m. van:
„Was er in den voorzomer weinig van te merken
aan het Bloemendaalsche strand, dat Zandvoort aan
het kampeeren hinderpalen in den weg had gelegd,
thans, nu de zomer hoogtij viert, doen zich de gevol
gen goed merken door het zooveel grooter bezoek
der kampeerders, 't Was Zaterdagmiddag een ware
uittocht langs den Zeeweg. In enkele uren had de
politie bijna 100 kampeertenten in te schrijven. De
meeste kampeerders lieten zich inschrijven voor onbe-
paalden tijd. Niet vergeten mag echter worden, dat
de politie tot 10 uur 's avonds inschrijft. Maar na
tienen komen echter nog velen hun tenten opslaan. Wie
nu denkt, dat de kampeerders alleen hun tent en eenig
kook- en slaapgerei meenemen, heeft 't mis. Want
stoelen, tafels, stroomatrassen en meer gerieflijkheden
Zondag - Namiddagconcert 3—sl/2 uur