TUINGEREEDSCHAPPEN
ADRESBOEK VAN
BLOEMENDAAL
Garage „Ju
lia
na"
JULIANALAAN - HAARLEM -
TEL.
11781
J. HAAK'S BRANDSTOFFENHANDEL
mms8Êêmm\
INTEEKENBILJET 1
ZEG NIET DAT
f 29.75
HOTEL CAFE-RESTAURANT „DU PASSAGE"
B Aanbevelend, Th. J. VAN STAVEREN
Jr., v/ti J. L. van
Al
u geen confectie kunt dragen,
wanneer U nog geen kennis
hebt gemaakt met onze
Eerste Klas Engelsche
Gemaakte Heerenkieedlng
Vergeet niet dat het verschil
van gewone confectie met deze
kleeding werkelijk enorm is.
Wij brengen zulk een verschei
denheid in modellen en dessins,
dat het te begrijpen is dat onze
cliënten enthousiast zijn over
het volmaakte passen, de bui-
gewoon elegante coupe, de
mooie dessins en prima kwali
teiten, welke U vergeefs elders
zoekt.
HAARLEMSCHE IJZERHANDEL
R. PAUL P. VAN LOOY
LIEDERTAFEL „HAARLEMS ZANGGENOT"
Nat. Zangwedstrijd op Zondagmiddag
13 Mei in het Gemeent. Concertgebouw
HEROPEND
van G. KENNIS
thans WAGENWEG 7, bij het Plein
I ZIJLWEG 86, 5 MINUTEN VAN HET „KRELAGE-HUIS"
g HET AANGEWEZEN ADRES VOOR EEN DEGELIJKE MAALTIJD
B LUNCH f 1.50, DINER 2.~
SPOEDIGE BEDIENING, BILLIJKE PRIJZEN - ZATERAGS EN ZONDAGS CONCERT
GENERAAL CRONJÉSTRAAT 67 - HAARLEM - TEL. 12829
Prima Belg. Anthraeiet
20-30 m.m. f 2.30 p. H. L.
30-50 f 2.50
2.50
2.50
2.50
2.50
Aanbevelen d,J. HAAK v.h. J. O VER AKKER Co.
NASSAULAAN 60-62 - TELEFOON 10757
Dt
(gP 0 VADER
FRAGMENTEN
ADVER
Ingezonden
Weekblad v
Overveent A
veld, Vogelei
(Haarl.) en
G
De recommandatie
bewijst het!
Alléén PLEIN 35
t.o. de Tempeliersstraat.
haarlem, Telefoon 11265.
Colbert-costumes vanaf
Dtmi-saisons
Een schitterende col
lectie Jongeheeren-
costumes vanaf f 15.
leeftijd 10—16 jaar
met kniebroek, rijbroek of plus
fours.
Regenjassen Sportkleeding
Leder-motorkleeding enz.
RIVIERVISCHMARKT TELEROOM 13476
Wij hebben een speciale aanbieding
Amerik. stalen Harken
Tuinspaden
Wied vorkjes
Tuinslang
ZIET ONZE ETALAGE!
Gieters
Schoffels
Bloemspulten
Tulnmatten
Gr aannaaimachines
CONCERT BUREAU ALPHENAAR
Aanvang half twee - Eerste Afd. Mannenkoren
Eere Wedstrijd voor de le prijswinners der 3e
Afd. B, 3e Afd. A, 2e Afd. en le Afd. Mannenk.
Voorverkoop Concert-Bureau Alphenaar en F. Korte, Anegang 8
en een uur voor den aanvang.
Tevens gelegenheid aan de Bureaux voor plaatsbespreking
het huis van
Kunstnijverheid en Sierkunst
VOORHEEN HEERENWEG 337
Speciaal adres v.h. vervaardigen van bronzen en zilveren kunstvoorwerpen
g g yr q jg rjï j j g rjr □UyQUUUUUUUUQyUUUUUULlUUUUUUUUUUUUIJULIIJUIJUUUUULII
ALACARTE DEN GEHEELEN DAG
Holt. Anthraeiet 10 ets per H.L. Lager. MEI LEVERING
NU opdoen beteekent in den Winter voorcfeelig stoken
Wij hebben nog enkele exemplaren in
voorraad van het
JAARGANG f926
voor f 2.50 per exemplaar
verkrijgbaar bij:
Boekhandel Bladergroen
Boekhand. Fa. P. Stins CF. Gramme)
Boekhandel „Lectura"
Sigarenmagazijn W. Faas,
Overveen.
in den Aigemeenen Boekhandel te
Haarlem, en aan ons bureau.
MEI-PRIJZEN ANTHRACIET
Prima Belgische Anthraeiet
Prima Hollandsche Anthraeiet
20/30 f 2.30 p, H.L.
30/50 2.50 p. H.L.
20/30 2.20 p. H.L.
30/50 2.40 p. H.L.
Engelsche Anthraeiet 20/30 en 30/50 4.— p. H.L.
Ondergeteekende wenscht zich vanaf heden
i tot wederopzeggens toe te abonneeven op
,,Bloemendaalsch Editie" tegen f 1.60 per
f halfjaar of 85 cent per 3 maanden bij voor-
j) uitbetaling.
f Naam
Adres
Datum van ingang
Uitknippen en opzenden in couvert met 2 ct.
1 gefrankeerd als drukwerk aan ons bureau,
w Bloemendaalscheweg 42, Bloemendaal. Men
f kan het ook telefonisch opgeven. Tel. 22324.
(Voor de kinderen.)
„Harlekijntje op reis", door Josephine
Siebe. Van Holkema Warendorf's
Uitgevers Maatschappij, Amsterdam.
Dit boekje bevat een vroolijke geschiedenis met
tal van aardige penteekeningen en illustraties van
E. ten Hartnsenvan der Beek, de Nederland-
sche bewerking is van A. van Kempen. Het boekje
kost 1.75 ingenaaid en gebonden 1 2.^0.
Het eerste hoofdstuk laten we hier in z'n ge
heel volgen, men krijgt daardoor een beter idee
van wat het boek behelst; voor verdere lezing
kan men zich dan wel een exemplaar aanschaffen.
Het is voor kindereu een aardig bezit, vóór in
het boek komt nog een plattegrond voor van de
streek waar de vroolijke geschiedenis voorvalt.
HOOFDSTUK I.
In het huisje van Baas Friedolin.
Ongeveer honderd jaar geleden stónd er ergens
midden in het bosch een oud huis. Hoe oud het
precies was, wist niemand; de menschen uit de
buurt zeiden dat het huis er misschien wel sinds
een paar eeuwen stond. Vroeger was het bosch
er omheen zoo uitgestrekt geweest, dat men er
zeker in had kunnen verdwalen. Toen waren er
eenige dorpen in de buurt van 't bosch verrezen;
aan den rand had men veel boomen omgehakt
en ten slotte waren er drie straten gekomen, die
't oude huisje met de bewoonde wereld verbon
den. Aan het einde van elke straat lag een dorp,
in 't Oosten Schoonoord, in 't Zuiden Lindendorp
en in 't Westen lag er een, dat de menschen
Braniedorp noemden. Daar woonden alleen zeer
rijke boeren, die erg trotsch waren. Met de be
woners der andere dorpen gingen ze heelemaal
niet om en de kinderen uit Braniedorp kwamen
ook nooit naar het boschhuisje toe. De kinderen
uit de overige dorpen deden dat juist heel graag,
want in dat boschhuisje woonde een houtsnijder
die wonderlijke en grappige dingen maakte. In de
omgeving' noemde men hem den houtsnijder der
Jan Klaassenpoppen; den geheelen dag maakte
hij niets anders dan harlekijntjes en zijn vrouw
Annette kleedde de poppen aan.
Heel dikwijls zat daar op de houten werkbank
in het boschhuisje een bont gezelschap bijeen, en
de kinderen uit Schoonoord en Lindendorp kwa
men dan naar de Jan Klaassens kijken. Altijd
hoorden ze wanneer er weer een aantal poppen
klaar was om de wijde wereld ingezonden te
worden. Engelberta, de pleegdochter van den
houtsnijder, kwam dan fluks naar een der dorpen
geloopen en vertelde het aan de kinderen; want
dat meisje was hun aller vriendin. Ook gebeurde
het wel dat Engelberta voor een der venstertjes
van het woudhuisje een rood gordijn hing dan
gaf ze met de poppen een kleine tooneelvoor-
stelling voor de kinderen en bij het kleine bosch-
j huisje was het een pret van belang. Het afscheid
van de harlekijntjes was altijd een heel ding voor
de kinderen; de poppen werden in een groote kist
gepakt, reisden de wijde wereld in en geen een
keerde meer in het woudhuis terug.
in Lindendorp en Schoonoord wisten de men
schen er niets van dat de houtsnijder eigenlijk
een beroemdheid was. Maar 'wèl op de jaar
markten en ook op de kermissen, niet alleen in
zijn eigen land, zelfs in het buitenland, was zijn
naam bekend en iedereen die een poppenkast
bezat, vond zichzelf een gelukskind, wanneer hij
poppen had, die door Baas Friedolin gemaakt
waren, ledereen zei het: in de heele wereld waren
geen vroolijker en grappiger poppen te vinden.
En leuk dat ze aangekleed waren Moeder
Annette en Engelberta wisten voor het buisje en
het mutsje altijd weer iets nieuws te verzinnen;
werkelijk keurig kwamen de poppen voor den dag.
Het ging vredig en vroolijk toe in het kleine
woudhuis. Rijkdom was er niet; maar honger be
hoefden de bewoners niet te lijden. Baas Friedo
lin zelf was een stille man; van 's morgens vroeg
tot 's avonds laat, zat hij aan zijn houtsnijwerk;
maar hij vond het heerlijk, wanneer zijn vrouw
lachte en Engelberta zong. In huis kon men de
boomen buiten hooren ruischen, de vogels hoo-
ren zingen en Vrouw Annette zei dikwijls: „Zoo
heerlijk als bij ons is het nergens!"
De blonde Engelberta was een lief zonnig kind.
Niemand wist waar ze vandaan was gekomen;
een werkman had op een goeden dag in 't najaar
een klein bundeltje in het woudhuis gebracht en
gezegd: „Kijk eens, Moedertje, dat heb ik buiten
op straat gevonden!" Uit het bundeltje hadden
twee groote blauwe oogen Vrouw Annette toege
lachen en deze had dadelijk uitgeroepen: „O!
wat een snoezig lief kindje! Wat zou ik dat graag
willen houden!" En ze had 't bij zich gehouden.
Niemand wist aan wie het kind toebehoorde; de
ouders waren onbekend. De dominee van Schoon
oord doopte het kleine meisje en noemde het
Engelberta; en zoo werden Baas Friedolin en
Vrouw Annette haar ouders. Dat was echter al
lang geleden; ondertusschen was Engelberta tot
een alleraardigst meisje opgegroeid, waarvan de
pleegouders alleen maar pleizier beleefden.
Engelberta zelf vond ook, dat 't nergens op de
wereld zoo prettig was als in het boschhuisje.
Met de harlekijntjes vermaakte zij zich altijd
kostelijk. Zij zeide dikwijls: „Jammer toch dat ze
niet levend zijn!" En toen zij dat weer eens zei,
het was op een echten winterdag, buiten
sneeuwde het in groote vlokken, alle wegen zagen
wit, en om 't boschhuisje gierde de storm
vertelde plotseling de anders zoo stille Friedolin:
„De vader van mijn betovergrootvader bezat een
levend harlekijntje."
Engelberta moest er hartelijk om lachen. Maar
haar pleegvader vermaande haar ernstig: „Neen
kindlief, daarover valt niet te lachen, het is
heusch waar. Je weet toch dat de grootvader van
mijn overgrootvader ook al houtsnijder was en
hier in het boschhuisje woonde, Die heeft nu wel
geen Jan Klaassenpoppetjes gemaakt, maar toch
Heiligenbeeldjes en ander fijn mooi houtsnijwerk."
„Zooals aan de klok", viel Engelberta in. Ze
keek naar een oude staande kiok, die versierd
was met prachtig snijwerk, dat boomen, bloemen
en allerlei dieren uit het woud voorstelde. Baas
Friedolin knikte: „Ja juist", zei hij, „mijn voor
vader heeft de klok uitgesneden en nog een heele-
boel andere dingen, die in kerken en kasteelen
gebruikt werden. Hij was een zeer gezien man
en zijn houtsnijwerk was erg beroemd. Hij heeft
dan ook menige reis ondernomen en hier en daar
weken lang gewerkt ook veel in groote kasteelen.
Dikwijls vertelde hij, dat het wel heerlijk was om
op een slot te wonen, maar dat hij toch liever in
zijn boschhuisje bleef. En eens, toen hij naar huis
reisde verlangde hij zoo naar vrouw en kind,
dat hij zich zoo vlug mogelijk voortspoedde. Het
bosch, waarin ons huis ligt, was vroeger veel
grooter dan nu. 's Nachts was 't er een beetje
griezelig en heel zelden waagde iemand het, in
't donker er door heen te gaan. Mijn grootvader
had echter toen gedacht: „Och wat, mijn huis
ligt midden in het bosch; tot zoover zal ik wel
kunnen komen!" Het was heldere maneschijn, die
in zilveren glans op de boomen neerstraalde; er
lag een prachtig licht op de boschweiden. En toen,
in dat stille maanlandschap, boorde mijn voor
vader opeens een vreemdsoortig geruisch; 't was
net of iemand lachte. Hij bleef stilstaan en keek
om zich heen en plotseling zag hij een wonderlijk
klein ventje, dat kopje 'duikelde op een open
plek in het bosch. Hij ging er dadelijk op af, en
fluks pakte hij het kereltje bij zijn broekje beet.
Dat was me een rare snaak dien hij daar gevan
gen had. Hij was ongeveer zoo groot als een
jongetje van ruim zeven jaar. Het ventje had een
grooten haakneus en een reusachtigen grooten
mond. Op zijn hoofd droeg hij een vuurrood punt
mutsje met alleen gouden beiletjes eraan; daarbij
had de kleine snuiter een erg bont pakje aan, dat
echter zoo gescheurd was, dat het leek alsof hij
't al vijftig jaar gedragen had.
„Wie ben je?" vroeg mijn voorvader, Het
kereltje trok eerst een mal gezicht en toonde
heelemaal geen lust tot antwoorden. Maar omdat
mijn voorvader hem stevig vasthield, gaf 't man
neke eindelijk uitleg.
Hij vertelde, dat hij een echte levende Jan
Klaassen was. In 't hooge Noorden had hij bij een
beroemden toovenaar gewoond, die ver weg in
een oude stad een heel oud huis bezat. De toove
naar had hem altijd achter slot gehouden en zich
dikwijls met hem vermaakt. Maar Harlekijntje
had dat eenzame leven in het oude huis op den
duur erg vervelend gevonden en op een goeden
dag, toen de toovenaar niet alles afgesloten had,
was hij gevlucht.
Sinds vele jaren dwaalde hij overal rond; ge
durende langen tijd was hij hofnar bij een vorst
geweest; daarna had hij zijn kunsten vertoond
op kermessen en markten. Mijn voorvader dacht
bij zichzelf: „Het is leuk om een echten Jan
Klaassen te vinden, dezen neem ik meer naar
huis." En hij nam den kleinen jongen, die ook
heel gewillig volgde, met zich mee in 't bosch
huisje.
Daar woonde Harlekijntje toen vele jaren. Mijn
voorvader begon poppen uit te snijden volgens
het levend model en daar Harlekijntje de gekste
en vreemdste gezichten kon trekken, zijn die pop
pen bijzonder goed uitgevallen. Al heel spoedig
wilden de menschen zulke harlekijntjes hebben;
en toen ten slotte mijn voorvader stierf en zijn
zoon in zijn plaats kwam, gaf deze 't op, ander
snijwerk te maken en sneed alleen Jan Klaassen
poppen. Zoo is het verder gebleven. De zoon
leerde de kunst telkens van den vader en als ik
zelf een zoon had, zou ik willen dat hij ook Jan
Klaassenfabrikant werd."
Baas Friedolin zweeg; en Engelberta, opge
wonden over het verhaal, vroeg verder: „Maar
dat harlekijntje, vader, waar is dat dan gebleven?"
De houtsnijder prutste een beetje aan een pop.
„Ja, als ik dat maar wist!" bromde hij. „Wijlen
mijn grootvader heeft 't nog geweten. Maar die
is plotseling gestorven, toen mijn vader nog een
heel kleine jongen was; zoodat deze nooit het
geheim vernomen heeft. Mijn grootvader moet
het aan een vriend gezegd hebben; wie deze
echter was en waar hij heen gegaan is, weet nie
mand. In elk geval, ik heb 't harlekijntje mijn
heele leven nog niet gezien en mijn vader zaliger
ook niet." „O, wat jammer!" riep Engelberta.
„Wat zou ik 't heerlijk vinden, als we bier een
echt harlekijntje hadden!" De baas grinnikte.
„Dat geloof ik graag, jij malle meid; dat zou je
wel bevallen, hè; je zoudt den godganschelijken
dag met hem hier in 't huisje kunsten vertoonen."
„Nu komt hij weer hierboven!" onderbrak Vrouw
Annette plotseling het gesprek. Ze keek een
beetje boos het raam uit; de bezoeker, die daar
buiten aankwam, scheen haar niet erg aan te
staan. Uit een slee, die voor de voordeur stilhield,
stapte een dikke man, met een pelsjas aan; hij
schudde de sneeuw wat van zich af en toen trad
hij het huisje binnen. Hij opende de deur van de
woonkamer en riep luid en vroolijk: „Goeden
dag!"
Zijn groet werd zeer koel beantwoord; Engel
berta verdween dadelijk uit de kamer en de an
ders zoo vriendelijke vrouw Annette zweeg. Dat
scheen echter den Heer Pummel, die koopman
was, in 't geheel niet te hinderen. Hij ging zitten
en begon met zijn luide en schreeuwende stem
van allerlei te vertellen, over zijn tochten, zijn
zaken, wat hij kocht en verkocht en toen zei
Vrouw Annette opeens luid en streng: „Onze oude
kasten krijgt u toch niet, Meneer Pummel. In ons
huisje komt niets van zijn plaats, zoolang mijn
man en ik leven."
„Kom, kom," bromde Meneer Pummel; hij knipte
met zijn oogen en zag er uit, als iemand die zich
erg boos heeft gemaakt.
„Nietwaar, Friedolin," riep Moeder Annette,
„onze kasten krijgt Meneer Pummel niet?"
„Wel neen." De baas schudde ontkennend zijn
hoofd. „Ik heb eenmaal neen gezegd en daarmee
basta."
Toen wist de Heer Pummel, dat hij weer eens
tevergeefs was gekomen; kort daarop nam hij
afscheid en vertrok erg uit zijn humeur.
Nauwelijks was hij de kamer uit, of Engelberta
stak haar kopje om de deur en vroeg blij: „Is
hij weg?" Wilde hij weer onze oude kasten heb
ben?"
Moeder Annette knikte van ja; en de drie be
woners van het boschhuisje spraken over den
Heer Pummel en vroegen zich af, waarom in
's hemelsnaam hij die oude, wormstekige kasten
wilde koopen. Zijn vader had ze al willen hebben,
maar ook Baas Friedolin's vader had neen ge
zegd en nu zei Baas Friedolin zelf ook neen.
De kasten, waarover ze spraken, stonden op
zolder. Zij waren vreeselijk oud; hier en daar
versierd met wat snijwerk; maar overigens niet
bijzonder mooi. Zij hadden altijd op hun zelfde
plaats gestaan en zouden daar ook verder blijven,
al kwam de Heer Pummel er nog zoo dikwijls
om vragen.
„Gelukkig dat hij weer weg is," riep Engelberta
uit. Zij schoof haar stoel naast dien van Baas
Friedolin, nam een kanariegeel poppenrokje ter
hand, om het verder af te maken en zei: „Vader,
vertel nu door over het harlekijntje." En Baas
Friedolin werkte en vertelde daarbij; Moeder An
nette en Engelberta naaiden en alle drie vonden
ze, dat het nergens op de heele wereld prettiger
kan zijn dan in het oude boschhuisje.
Zaterdag 19
Per regel
Kleine annoni
en aanboc
met 5 regi
elke regel
(le pagina) pi
(volgende pa{
Bij contract
Waar bruisend wa
Versch en een vro
Zij sprak: „Voli
Mijn weg is 't Lev'
„Uw oogen," zt
Het pad is smal, d
Zij sprak: „Vert
Geen die mij voigd
I greep den zoom
En liet mijn yijde
Dat moeder mee n
Fel, in mijn aansc
Maar 'k hief omhi
Toen blikte ze om
Is het U en
Begin aan 1
In durf zit
Maak een l
Begin en 't
Eens ging IV
zijn vriend R
kunstbroeder d;
ezel een miniat
hij beneden de
kunstenaar als
onder het woc
grooter. Deze
doende. Hij v<
derde een waai
Als gij ooit ii
te voorschijn 1
voorbestemd h
tijd zoo gaarne
gij „Amplius''
minderwaardig
voor den geest
voorloope
eens bere
nietig, minder'
dan kan de re
scholen is, noc
zal U geluk!
verhevener mi
gaarne zoudt 1
van uzelf verb
Alle scheppi
in u bouwen
haar zelf stel
uzelf denkt, c
minderwaardij
u scheelt t
gij een "misluk
en dat gij he
bouwt gij in v
gij niet wensc
God heeft
beeld en gelijl
al hetgeen Gc
grootere men;
mensch, die gi
treffelijke mer
daarvan ook 1
dat van een
van deii dwei
verdiend heel
eenige beteeki
langer zitten
zwakheden, o
krompenhedei
voortreffelijke
intuïtief gevo
ken, meestei
trouwen, wa
hebt, die ove
sioen omtrent
ten van geest1
stond.
Als iemand
ste daad, wa;
zult zijn, reed
beters meer t
het toppunt
hebt en deze
dan zoudt
spreekt een o1
ste daden no
beste krachte
meenen altijd
in staat zijn,
teerd hebben
want met der
wij ons het n
Als wij dii