H. B. W. WEIJLAND VERHUIZINGEN BOUWBEDRIJF Fa. JAN MULLER en Fa. ADR. VAN DER LANDE A+ Zetstra Steeds het Nieuwste PLAATSELIJK^ NIEUWS ZATERDAG'30 MAART 1929 ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD UITGEVER: G. EIKELENBOOM, Tel. 22045 Redactie-adres: Schneevoogtstraat 15rood. Haarlem Bloemendaalscheweg 78 - Bloemendaal VIERDE"!AARGANG No. 3 KLEVERLAAN 75 - Tel* 22498 De gave van onderscheiding. MEUBÈLBEWARING Bloemendaalsch IJzermagazijn T uinbou wgereedschappen Grasmachines, Tuinslang Gieters, enz. KORTE KLEVERLAAN 22-24 A» H» van der Steur Jr* lc kl. Heeren- en Dameskleermakerij Uitzending van Diners aan huis C J* Gude - Cuisinier KODAK GEVAERT H. KOOY, Apoth. Ads. AGFA NEBO BLOEMENDAAL, OVERVEEN, AERDENHOUT, BENTVELD, VOGELENZANG, SANTPOORT STATION EN 'T KLEVERPARK ABONNEMENTEN Abonnementsprijs: f3.per jaar. f 1.60 per halfj., f0.85 per 3 mnd. bij vooruitbetaling vóór 1 Januari of 1 Juli. Na dien datum verhoo ging van 15 ct. voor incassokosten. Abonnementen kunnen,op ieder tijdstip aanvangen. Losse nummers verkrijgbaar a 5 cent bij den boek handel en aan ons bureau, BL'DAALSCHEWEG 78. ADVERTENTIÊN20 cent per regel. Bij contract speciale tarieven. Kleine Annonces Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, enz. enz., van 1 5 regels 50 cent, uitsluitend bij vooruitbetaling. Ingezonden mededeelingen voorpagina 45 ct. per regel, volgende pagina 40 ct. per regel. 1 Lid Ned. Unie v. Accountants OOIEVAAR. Waar staan die kinderen naar te zien? Toen Jan in 't gras te luieren lag, een eiber zag en luide riep: „Komt hier, komt gauw, snelt toe", toen kwam de troep op slag. Een jongske riep hem „langpoot!" na, de anderen schreeuwden: „Roept maar scheldt met groot geweld! Licht geeft hij toe en bouwt zijn takkennest bij ons in 't veld!" Maar d'eiber vliegt ver van 't rumoer, het stille broekland in, gezwind ,op 't oud gebint, van 't hutje dat een s^hat van d'ooievaar verwacht, een Kind. O. Kerst Zwart. Menigeen wordt in onze dagen door onderwijs en leerstelling zoo met vreem de gedachten volgepropt, dat de lust hem vergaat, er eigen gedachten op na te houden. Zou het waar zijn wat in bovenstaand motto wordt beweerd? Zou leering het initiatief verdringen? Zou overvulling van den geest, dezen wer keloos maken, zoo al niet verlammen?. Wanneer een rivier of een kleinere stroom wordt overvuld met water, dan zoekt die stroom ten slotte een uitweg en kiest een eigen bedding, of overvloeit alles wat hem omgeeft indien hij althans niet wordt gekeerd. Zoo is het ook gesteld met den mensch Hij bezit, in meerdere of in mindere mate de gave van onderscheiding, en deze is het behoud van zijn initiatief. De oergedachte, zij moge dan ook door al het denken en door al het weergeven van gedachten to taal verwaterd schijnen, zij leeft nochtans in veler geest zij het dan ook schuw gemaakt of weifelend. Diep nadenken, maar ook wel een toevallige aanleiding kan oorzaak worden van het plotseling on stuimig of langzaam voorbereid doorbre ken van een oorspronkelijke gedachte van een initiatief. Een langzame planvor ming, zoowel als een plotselinge ingeving, kunnen alzoo de openbaringen van de gave van onderscheiding zijn. Een heldere, op merkzame geest wil zich baanbreken door al wat duister, wat raadselachtig, wat verward is. Hoewel deze aanleg of eigen schap van den geest de schaduwzijde heeft van het te ver gaan, van misvatting, zoo is deze toch op zich zelf een heerlijk verschijnsel ten aanzien van bijv. eeuwen lang volgehouden dwaalleeringen. De mensch, de diepnadenkende mensch, wil ten aanzien van zijn bestemming niet in het onzekere leven. Hij zoekt, veron derstelt, doch sluit zich toch in hoofdzaak aan bij gezaghebbende meeningen, zoo lang de gave des onderscheids nog in hem in ruste is. Doch zoodra de sluimering van zijn onderscheidenden geest wordt verbro ken, opponeert deze tegen de leerstelling, die, ofwel tegen het stelsel, dat hem ge vangen hield. Hij woelt zich los van den knellenden band en zoekt een eigen spoor, een eigen weg en somtijds zelfs een eigen doel. Doch ten aanzien van zijn bestaan, van het doel van zijn bestaan en van zijn bestemming, verliest hij zich in de groote onoplosbare raadselen, waarin heel het menschdom, zoekende en vragende, nog steeds, als eeuwen terug, verward ligt. En toch is de menschengeest steeds werk zaam geweest. Wat al wijze en verstandige dingen zijn er inderdaad in den loop der eeuwen ge zegd of neergeschreven. De Grieksche wijsgeeren Socrates, Plato, Xenophon en anderen, hebben vanuit de oudheid, hunne namen als zoodanig, door de eeuwen heen behouden. Toch zal hunne wijsbegeerte heden ten dage in hoofdzaak wel slechts waarde hebben als traditie zooals ook de wijsbegeerte van onzen tijd in de oogen OP A A N'V RAGE GRATIS ADVIES ÉN OFFERTE DOOR ONZEN INSPECTEUR VOOR EN - 00K ONDER ARCHITECTUUR - ONDER LEIDING VAN ONZEN BOUW KUNDIGE, DE'HEER A. S. v. d. MEULEN VEREENIGDE HAARLEMSCHE BEDRIJVEN KANTOOR WILS0NSPLEIN 75 OPGERICHT 1880 TELEFOON 11423 van de wijsgeeren van latere eeuwen niet weinig mank zal gaan. Het zal, naar wij vermoeden mogen, wel altijd tasten, aan voelen en mistasten zijn. Edoch wij weten niet. Aan de toekomst is de afwik keling van het groote scheppingsproces met zijn oneindigheid van mysteriën en raadselen. Inmiddels blijft van kracht wat de Ge- nestet zoo naar waarheid heeft gezegd: „Wat ons de Wijzen als „Waarheid" verkonden Straks komt een wijzer, die 't weg redeneert." Ligt het doel van zijn bestaan voor den vragenden en zoekenden mensch nog steeds in het duister ten aanzien van den Godsdienst en de voortleving van den mensch na dit leven, zijn er reeds zoo vele geloofsovertuigingen ontstaan, dat de vraag: „Welke is de ware leer", zeker niet overbodig mag worden geacht. En nog steeds komen er nieuwe Godsdienst-mee- ningen opdagen, waarvan sommige 't niet uitsluitend bij de betiteling van „Geloof" laten. Doch het zal goed zijn, te dien aan zien de vingers niet branden, door ze te vèr naar het vuur toe uit te steken. Ten allen tijde hebben op het gebied van Gods begrippen en Geloofsovertuigingen, voet angels en klemmen gelegen, en zij liggen er thans méér dan ooit. Want het onder scheidingsvermogen van den mensch zoekt en speurt naar alle zijden, om in den dool hof van meeningen de „Waarheid" te vin den. Wel mag zeker, ten aanzien van de groote levnsvragen en ten aanzien vooral van geloofsovertuigingen, ten volle worden gezegd: dat het recht van onderscheiding een onaantastbaar, heilig recht zal behoo- ren te zijn wil men niet de heiligste ge voelens van den mensch in het bijzonder, oneerbiedig en aanmatigend in den weg staan. „De gave van onderscheiding" (want het onderscheidingsvermogen is een gave), moet toch bij iederen mensch zij het dan ook niet in gelijke mate worden verondersteld. Deze overtuigingsgave, zoo als men ook het ondrscheidingsvermogen zou kunnen noemen, zal natuurlijk niet nalaten verschillende vaste meeningen te vestigen, en deze wetenschappelijke of geloofsmeeningen kunnen, misschien met veel recht van bestaan, lijnrecht in- druischen tegen min of meer algemeen aangenomen zienswijzen, gevoelens of leerstellingen. De openbaar heerschende meeningen en geloofsovertuigingen gedoo- gen nu eenmaal geen inbreuken, geen af wijkingen, en beschouwen deze als sabo tage van wat eenmaal en voor altijd als onschendbaar is vastgesteld. Zij beschou wen eenvoudig den eigengerechtigden mensch, die het durft wagen van wat de massa gelooft of doet of aanneemt af te wijken, als: een zonderling. D beoordeelaars houden bij zulk een uitspraak geen rekenschap met de gave van onderscheiding, die het deel kan zijn van zulk een enkeling een gave welke hem een eigen inzicht gaf, ten aanzien van zijn geloof, zijn vertrouwen, zijn liefde tot de dingen die hem boeien of belang in boezemen. Zij kunnen zich blijkbaar niet indenken in de beweegredenen van een dusdanigen mensch, ten aanzien van zijne afwijkingen in het gewone denken en het gewone handelen; wellicht omdat zij de diepte van zijn gemoedsleven, van zijn doorleefde vreugden, van zijne ondervon den teleurstellingen van zijn geleden smarten, niet kunnen peilen. Hij ging niet in alles mede met den grooten stroom, die alles meevoert mis schien ook veel oagerechtigs, misschien ook veel onvruchtbaar slijk. Dit niet mee gaan kan de wereld zich niet indenken. Zulk een afdwalend^ enkeling kan even wel gelijk zijn aan een zichvrijgemaakt hebben zijstroompe,; aan een kleine klare beek, die zijn onvertroebeld zuiver water wegvoert naar de g/oote zee der eeuwig heid. Dit stroompe is weliswaar onbevaar baar, doch zij, die wel eens aan zijn oever hebben hebben gestaan, hebben door het kristalheldere watgy heen, den blanken moddervrijen boderrt kunnen waarnemen. De groote menigRjdie niet zonderling is draaft dikwijls maar mede uit sleur, want haar onderscheidingsvermogen is, óf niet groot, óf wordt weinig in werking ge steld. Politieke zwaarten en zwaarwich tige dogma's worden maar al te vaak op één schaal en met hetzelfde gewicht door haar gewogen en wanneer soms de schaal wel eens wat naar één zijde over slaat, wordt daar grootmoedig de steu nende hand onder gehouden. Want al be staat de massa nu juist niet uitsluitend uit steunpilaren. zij doet althans niet zon derling en zij bestaat tenminste niet uit haeretici. Zij wijkt niet af, de massa; zij doet niet anders dan een ander en wil ook wel weten dat zij bestaat. Zij voert weinig strijd en is meerendeels niet in op positie. Maar de mensch, bij wien de gave van onderscheiding in actie is, die steeds speurt, ontwaart en overdenkt, die de dingen des levens sorteert, die zichzelf vragen stelt en die, wanneer hij begrepen heeft, niet loslaat, maar 't initiatief neemt heeft geen vrede als hij, door zijn on- derscheidingsgave de gewone dingen des levens, de zakelijke dingen van het maat schappelijk bestaan en de hoogere dingen, die het gewetensleven betreffen, anders aanziet. Hij verbreekt de dijken en zich afzonderend, laat hij zich neerglijden in het dal, waar stille beekjes, door nauwere bedding, ook zeker hun weg vinden naar het meer der eeuwigheid, dat door de heerlijke Godsgedachte wordt omruischt en waar stille, zoekende en van de Godsgenade overtuigde zielen „vrede" vinden. HET BEROEP OP DE KROON DE LAATSTE ETAPPE OF??? Er is dus een meerderheid in den Raad gefabriekt, die het mogelijk heeft gemaakt om bij de Kroon in beroep te gaan tegen de beslissing van Ged. Staten, waarbij het besluit van den Raad, tot aankoop van grond aan den Zeeweg voor den bouw van een Raadhuis, niet werd goedgekeurd. Precies overeenkomstig met hetgeen wij dienaangaande schreven over de mogelijk heid om, met groote kans op succes, in beroep te kunnen gaan bij de Kroon, n.l. het terrein aan den Bloemendaalscheweg vrij te maken van het servituut' daarop, heeft de Raad besloten. Het had ons voor stel kunnen zijn! Zelden zal in een ge meente het voornemen voor den bouw van een nieuw gemeentehuis zulk een beroe ring in den Raad zelve geïbracht hebben dan in Bloemendaal's Vroedschap. Want tenslotte had de minderheid'hier toch haar wil aan de meerderheid kunnen opleggen, wanneer niet ter elfder ure een der tegen- Tel. 22704 k.«U standers zich loyaal had getoond, zooals hij deed, én het mogelijk maakte om toch een meerderheid te kunnen vormen ten einde beroep te kunnen instellen. De hou ding van dezen tegenstander is ten zeer ste te respecteeren. Had ook dat lid der vroedschap zijn tegen-zijn laten blijken door mee te stemmen, er zou geen meer derheid gevonden zijn; de stemmen zou den hebben gestaakt (gelijk aantal) en in de volgende vergadering ware het voorstel tot in beroep gaan, verworpen geworden. De Raad heeft, weer met de kleinst mogelijke meerderheid, een concessie ge daan, terwille van het servituut op de „Kuil" aan den Bloemendaalschenweg. En wij meenen, dat de Raad hier zeer wijs mee gedaan heeft. Want ook al zou de vraag „waar bouwen wij een nieuw Raad huis", opnieuw aan de orde moeten ko men, het is voor Bloemendaal van zeer groot belang, dat men straks de handen vrij zal hebben, om althans te kunnen bouwen op de meest geschikte plaats. Hoe wel het formeele besluit tot eventueelen bouw aan den Zeeweg feitelijk in kannen en kruiken is, wanneer het beroep op de Kroon succes heeft. Immers, het koopen van den grond aan den Zeeweg houdt tevens het besluit in, dat aldaar een Raad huis zal moeten verrijzen. Het doet daar om wat eigenaardig aan, dat er van de zijde van voorstanders voor dezen bouw een zekere wijfeling opgeworpen werd; het positieve van het aangevochten Raads besluit werd door deze manoeuvre er aan ontnomen, niet het minst ook door des voorzitters opmerking, dat B. en W., al vorens tot uitvoering van dat (straks door de Kroon goedgekeurde) Raadsbesluit over te gaan waartoe het College fei telijk verplicht zou zijn eerst nog bij den Raad „te rade" zal kunnen gaan. Een gang van zaken, welke duidelijk demon streert, hoe het niet moet. Van tweeën één: of B. en W. zullen straks uitvoering hebben te geven aan een door 's Raads meerderheid genomen besluit, in hoogste instantie goedgekeurd, óf de Raad had moeten volstaan met het nemen van een besluit inzake het verwijderen van het gewraakte servituut, zonder meer. Want, al heeft de meerderheid, die den Raadhuisbouw aan den Zeeweg wenscht, tot doorvoering van haar wil, terecht in gezien, dat daarvoor opheffing van het servituut noodzakelijk is, het opheffen en de verleende concessie daarvoor staan feitelijk geheel los van het sub 2 door den Raad beslotene, m.a.w. de Raad had kun nen besluiten tot het verleenen van de (in ruil) gevraagde concessie, waardoor tegelijk het servituut opgeheven, en toch het in beroep gaan bij de Kroon kunnen afstemmen. Niet in beroep gaan betee- kende, dat de weigering van Ged. Staten tot goedkeuring van het aangevochten Raadsbesluit den aankoop van grond aan den Zeeweg voor Raadhuisbouw te niet deed. Maar stel eens, dat de Raad zich thans beperkt had tot het afkoopen van het gewraakte servituut. Men had dan de handen stellig nog vrijer gehad, dan nu waarschijnlijk het geval zal zijn, óók al vernietigd de Kroon de beslissing van Ged. Staten. Daardoor toch heeft de Raad zich andermaal gebonden tot bouwen op een aangewezen plaats, n.l. aan den Zeeweg. Wanneer er nu geen twijfel ware opge worpen over het al of niet dadelijk uit voeren van dat Raadsbesluit b.v. wan neer het in uitzicht gestelde „te rade gaan"-bij den Raad door B. en W. dan zou het betreffende Raadsbesluit in zijn huldigen vorm geen enkel bezwaar meer opleverén. Maar als men straks nog weer eens wil gaan praten over wel- of niet- bouwen aan den Zeeweg waaraan wij groote voorkeur blijven geven! dan is P""" Kleverparkweg 154 Tegenover de Middelbaar Technische School Opgericht 1903 Telefoon 10303 n Stoffen en modellen - Voor den Zomer een uime keuze reeds voorhanden - Prijzen billijk lordensstraat 74 - Haarlem - Tel. 13132 Prijscour. wordt op aanvrage gaarne toegezonden Voor films en platen bij drogisterij en fotohandel ZANDVOORTSCHEL. 173 HEEMSTEDE. Tel. 26436 Officieele Kodak handelaar. het eind er van weg en loopt Bloemen daal's Vroedschap in een cirkeltje rond, dat langzamerhand een doolhof dreigt te zullen worden. Den Haag's woord zij dan ook het laatste woord! Mislukte Hst. Toen heer Meijer op een avond Eens wat laat naar huis toe kwam, Dacht hij, o, wat zal mijn ega Een kabaal daar maken van In de woning aangekomen Deed hij fluks zijn schoenen uit, Was in opgetogen stemming, Had een stralend roode snuit. Toen de trap maar opgetogen, O, wat viel de tocht hem zwaar, Want zijn vrouw was niet zoo mak'lijk En zijn hoofd deed toch zoo raar. Eind'lijk toch, daar was hij boven, Nu maar gauw de kamer in, Van zijn vrouw is niets te merken, Dat was Meijer naar zijn zin. Maar nu kwam het zwaarste werk nog, Want zijn vrouw lag al te bed, Lag al uren lang te slapen, Had de wieg bij 't bed gezet. Plots kwam Meijer op een inval, Spoedig was zijn plan gereed, Laat ik nu maar zorgen dat ik Mij eerst netjes eens ontkleed. Toen dat werk was afgeloopen, Liep heer Meijer naar de wieg, Waar zijn spruit stil lag te slapen, Niet geplaagd zelfs door een vlieg. Vrouwtje wordt nu toch eens wakker, Of moet ik hier heel den nacht Bij de kleine staan te waken, En jij in je slaap maar lacht. Vrouwtje was in eens toen wakker, Zag haar man daar voor zich staan, Wreef haar oogen nog eens uit en Sprak haar man als volgt toen aan: „Zeg eens Meijer, ben je dronken, Wat een zotte praat heb jij, Want de kleine ligt hier nu al Uren lang in bed bij mij". Hoe heer Meijer op zijn neus keek Meldt ons de historie niet, Maar hij zal zich wel bedenken Vóór hij weer zoo helder ziet. H. R. BLOEMENDAAL. Personalia- De heer N. C. van der Werff te Bloemendaal is te 's-Gravenhage geslaagd voor het machinistenexamen di ploma A.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Bloemendaal's Editie | 1929 | | pagina 1