ATTENTIE!! Bloemenmagazijn „De Dphlia HET ADRES VOOR ALLE BLOEMWERK „Admiraal" UITGEVER: G. EIKELENBOOM - HAARLEM Adres voor Redactie en Administratie: Schneevoogtstraat 15 rood, Teief. 11086 VIERDE JAARGANG NO. 42 ZATERDAG 15 JUNI 1929 VACANT IEREIZEN NAAR HET BUITENLAND Garage BOEKENROODE" Het oude Lied. «J. Balm Zoon SIGARENMAGAZIJN P. VAN DER STAD POELIER HAARLEM l A. H. van der Steur Jr. »3teeas nci i^ncuwste C. J. Gude - Cuisinier ALGEMEEN NIEUWS. EN ADVERTENTIEBLAD VOOR BLOEMEND AAL, O VERVEEN, AERDENHOUT, BENTVELD, VOGELENZANG, SANTPOORT STATION EN 'T KLEVERPARK. Schneevoogtstr.l5r., Haarlem ADVERTENTIEN: 20 cent per regel. Bij contract speciale tarieven. Kleine Annonces: Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, enz. enz., van 15 regels 50 cent, uitsluitend bij voor. uitbetaling. Ingezonden mededeelingen voorpagina 45 ct. per regel, volgende pagina 40 ct. per regel. ABONNEMENTEN. 3.per jaar, 1.60 per halfje 0.85 per 3 mnd. bij vooruitbetaling vóór 1 Januari of 1 Juli. Na dien datum verhoo ging van 15 ct. voor incassokosten. Abonnementen kunnen op ieder tijdstip aanvangen. Losse nummers verkrijgbaar a 5 cent bij den boek handel en aan ons bureau. Ons kantoor is telefonisch aangesloten onder nummer 110 8 6 Wil het in Uw gids even veranderen Stukken betreffende Redactie of Adver- tentiën kunnen te Bloemendaal afgegeven worden tot Vrijdagsmorgens 12 uur bij ons agentschap voor Bloemendaal BOEKHANDEL „LECTURA" BLOEMENDAALSCHEWEG 123a - TELEF. 22847 Voor Aerdenhout tot Donderdagsavonds 8 uur bij Hupken's Leesbibliotheek ZANDVOORTSCHELAAN 165 -W8 Verbindingsweg Bloemendaal Telefoon 22338 ORIGINEELE ONTWERPEN VOOR TUINAANLEG Bekroond met hoogste onderscheiding I TEERE PRONK. Ik voelde 't voorjaar naar me toegedragen: een wonder is 't, hoe in het schijndood hout, het groen ontknopt en 't bloempje zich ontvouwt; 't verwint de vrees voor felle wintervlagen. Hoe sproten blad en twijg in bosch en hagen, als waren zij al met de lent' vertrouwd, die met haar milde giften, wit en goud, royaal uitstrooit op zonnige voorjaarsdagen. Zooals de lente lacht met bloem en groen, zoo kunnen ook de kinderoogen doen; vaak wil de vorst over 't jonge leven gaan. Die hoeft het maar heel even aan te raken, om 't blaadje en 't kindje bleek te maken, en dan isjt met het blad en 't kind gedaan. den J? opril een .tak.ontrukt j K. Z. O. Met ALL WEATHER STEYER Auto, geschoold person >el disponibel BOEKENROODEWEG 35, - Telefoon 26281 en 26113 Stallen - Verhuren - Re paree ren Agentschap Fongers Rijwielen In den Lindeboom met zijn uitloopend, teere groen, zingt de zwarte, oranjesnavelige Merel zijn heerlijk schoon avondlied, dat het menschenhart doortrilt en verrukt. Het is, naar wij met zekerheid mogen aannemen, de zelfde zang als die, welke de Merel in oer oude tijden heeft doen hooren; zoo althans dit vogelras reeds zóó lang mocht hebben bestaan. Als wij dit aannemen, dan is dat ontroerende lied van dien jongen vogel al weder een getuigenis van: „het Eeuwige", dat ook zelfs in de stofwisseling voortleeft, en de oneindigheid van de Schepping bewijst. Want de zang van den vogel maakt mede een deel uit van het groote Levenslied der Schepping, dat alles opneemt aan Vreugde en Smart, dat uit duizenden melodieën is samen gesteld, dat, door de groote, in alles levende Natuur is aangeheven, toen de Wereld was geschapen. Steeds te luisteren naar dat groote Scheppingslied, onzen levenszang in te voe gen en te stemmen met dat Almachtslied, dat toch alléén is „leven". En waarlijk te leven, is voorzeker het doel van ons zijn op Aarde. Luister nog even naar de frissche geluiden in den dankzang van den Merel in het „Oude Lied", door het „Jonge Leven" voort gezongen. Is het niet een ontroerende ge dachte, te mogen gelooven, dat dit frissche, en toch zoo overoude lentelied van den dank baren vogel, die zijn levensgeluk uitzingt vóór hij ter ruste gaat, ook wellicht reeds in het oergrijze Verleden zich heeft doen hooren, en door de stille ruimte der maagdelijke Schepping heeft weerklonken? Is het niet ont roerend te bedenken, dat althans door de her haling of vernieuwing van zooveel, dat het zelfde is gebleven, bij al het onbestendige dat wij om ons heen, in het stoffelijke waar nemen, ons het eeuwige, het onvernietigbare, waarover de Mensch nog in twijfel verkeert, zoo overtuigend wordt bewezen. Het „Onver anderlijke", dat zijn bevestiging vindt in het „Veranderlijke", wordt daardoor bevestigd. De bloem van heden, is niet die van de vorige Lente en tóch is het dezelfde bloem ondanks het pogen van den Mensch om dit voortbrengsel der edele Natuur te ver edelen. Doch de Natuur houdt het „Eeuwige" onbetwistbaar vast. De Mensch kan het niet verder brengen dan tot vervormen. Hij moge al een méér het stoffelijk ook streelenden vorm hebben aangebracht, aan de Roos, de koningin der bloemen het diepere, het edele „de Geur" is daardoor verloren gegaan. Het Eeuwige: het „Oorspronkelijke" blijft zich handhaven, omdat het uit de „Oer- gedachte", uit de „Oerkracht" geboren is. Als een schrijver of dichter (Men wil nu eenmaal uitsluitend in den vorm „den dich ter" zien) door een hem aangrijpende ge- jrdt bezield, en zijne inspiratie neer- tan heeft hij de oorspronggedachte toon in „het Oude Lied" vastgelegd. ivenwel die oorspronggedachte ver- bereiu „verschrijft, dan is wellicht de vorm behagelijker geworden maar de schoone, oorspronkelijke toon van het Lied, dat in zijn dichterziel zong en zich uiten wilde, is dan allicht verloren gegaan. En dit is juist het betreurenswaardige: dat in het Leven der Menschen, zoo oneindig veel van het „Eeu wige" verloren gaat doordat menschen- wijsheid het werk der Schepping realiseert. Het beste bewijs voor deze beschouwing ^41./^^' ./sïtoYf rdu* - -- O der Verschrikking" door den Dood Een wandeling op een begraafplaats is, bij diep nadenken, leerzamer dan een groot deel van onzè levenservaring. In den „Hof der Dooden" kunnen wij „het Oude Lied" zeker wel het best beluisteren. De graven getuigen toch het best van het eeuwige leven, dat in de stofwisseling doorgaat en door de stofwis seling wordt bewezen. Daar toch rust, de Mensch, die op Aarde werd geacht, vereerd en gehuldigd, in de aarde, naast den Mensch, wiens levenslied niet zulke luide accoorden deed hooren maar misschien, diepere, schoo- nere klanken, en luider verkondiging van het Eeuwige, van het eeuwig schoone en ware, inhield. Want het levenslied van den Mensch getuigt voorzeker niet minder dan het schoone, zuivere gezang van den Merel in den Lindeboom dan de weemoedszang van den nachtegaal in den treurwilg in den Dooden- hof, van het Eeuwige, Onveranderlijke, dat in verandering, in stofwisseling, voortleeft. Het „Oude Lied" laat altijd opnieuw zich in de Groote Schepping hooren. Nu eens blijde en streelend van tonen dan weder luide of zacht klagend, doch altijd, zooals het steeds is geweest. Wij menschen zingen alleen het veelstemmige lied mede. De één zingt het slotaccoord vroeger dan den ander, maar allen zingen toch het: „Amen, Amen" on geacht of „de Wereld" hen uitwerpt, dan wel een gedenkteeken van graniet of marmer voor hen opricht. Want het „Oude Lied" zingt voort van Vreugde en Lijden, door alle eeuwen, over alle geslachten, over alle graven heen. Het Eeu wige blijft nieuw, en beroert slechts tijdelijk het stoffelijke, dat, na het eeuwige een tijd lang te hebben gedragen, bij het stof wordt vergaard. Maar de menschengeest, die altijd leert en opmerkt, en de menschenziel, die het lied heeft meegezongen, zijn opgenomen in den tekst van „het Oude Lied" zoodra het „Amen, Amen" van zijn levenslied zich heeft doen hooren. Het Aardsche lot der menschen is voor zeker zeer ongelijk. Het stoffelijk kleed van den eenen mensch geniet meerdere voorrech ten dan dat van den anderen sterveling, het wordt beter gekleed, milder gevoed en ver zorgd. Ruimere middelen staan n.l. dan velen zoodanig ten dienste, dat zij in eigen oog, en veelal ook in het oog van anderen, andere menschen schijnen, dan die de Schepper van het Groot Heelal heeft geschapen. Met ver bazing kunnen wij deze brutaliteit dagelijks waarnemen. Zij toch gevoelen en zien zich bevoorrecht, óók wat hunnen geest betreft. Maar hunne ziel heeft menigmaal het „Oude Lied" niet verstaan. Hun zieleharp ligt in een gouden doos, maar wordt niet bespeeld. De niedemensch kan dus niet oordeelen over den meerder of minder edelen toon van het ziels- instrument. Die gouden doos belet dat en het „Oude Lied" kan dus het „eeuwige", dat in het stof is verstikt, niet opvangen en mee voeren. Het slotaccoord van zulk een levens lied luidt niet: „Amen, Amen". Wat het „Oude Lied" daarvan medevoert heeft een korten tekst. Deze luidt schril - en somber: „Vergaan". O, laat ons luisteren naar het lied van den merel van den nachtegaal, van den leeu werik, zoo dikwerf ziel. zulk een lied doet hooren. Laten wij de bloemen aanschouwen, die Natuur ons doet herboren worden, en laten wij hare geuren opvangen. O, dat wij ons verheugen in het jonge, frissche groen, dat volgroeid, in den Herfst zal afdwarlen, en tot stof vergaan. fiat. JuDzjghYoü -joi0da,L Ayhal zoolang de Scheppet' zijn Schepping niet vernietigt zoolang de Scheppende Kracht zich een Levende Kracht blijft toonen door het „Eeuwige" te verkondigen, in het „Oude Lied", dat toch altijd en in alles, zich laat hooren en verstaan, voor den Mensch, die luistert. Wat zou het anders kunnen zijn, dan „Dankbaarheid", dat uit het lied der vogelen opstijgt naar Omhoog wanneer die vogel zich gedrongen gevoelt, des morgens of des avonds, dat lied uit te zingen? De gevederde zanger gevoelt ongetwijfeld in zich, den drang: zijn „gevoel en ervaren" te laten medeklinken in het groote oude Levenslied, waarnaar de boven het dier zoo geestelijk bevoorrechte Mensch, niet mag ophouden te luisteren. Want het Eeuwige is om hem heen, en noodt hem: zijn Zieleharp te stemmen vooral in den Danktoon, die wel het meest ge tuigt, dat zijn harp niet noodig heeft: in een gouden kist te worden meegedragen, door het rijke, maar steeds wisselende Leven dat het „Eeuwige" steeds blijft vasthouden steeds blijft verkondigen. VIKING. En hierdoor aangelokt zou een der betrok ken gemeenten een zelfde manoeuvre wen- schen. Maar het is toch niet zeker, dat de minister een gelijke gunstige beslissing zal kunnen nemen als in het onderhavige geval voor de Provincie het geval was. Het komt ons meer gewenscht voor, om, al zal dat dan ook veel langer duren, een behandeling door Ged. Staten af te wachten. Intussehen schijnt de indruk steeds meer bevestiging te vinden, dat de grenswijziging voor Haarlem tot nu toe en in de naaste toekomst een wrange, onrijpe vrucht is en wezen zal en dat de verkleinde gemeenten nog dagelijks de striemen voelen van den annex atieslag. Duidelijk is dat b.v. aan den dag getreden in het eens zoo bloeiende Heem stede. Het was mede een van de krachtige be stuursdaden van Heemstede's vroedschap om het onvergelijkelijk schoone „Groenendaai" voor die gemeente aan te koopen en die heer lijkheid te bestemmen „voor algemeen ge bruik". Thans, nu Heemstede's geldmiddelen zoo'n gevoeligen knauw hebben gekregen en de kans gering schijnt, dat, ondanks uitbreiding en bevolkingsaanwas, Heemstede binnen af- zienbaren tijd weer in „even goeden doen" zal komen als voorheen heeft het gemeente bestuur zich tot den minister gewend met verzoek om een subsidie en verkregen. Het Rijk zal voorloopig gedurende 10 jaar een bijdrage van ƒ2000.'sjaars geven in de kosten van instandhouding van „Groenen daai". Intussehen is wel eenigszins den indrui. gewekt, dat Heemstede iedere gelegenheid' )K baat neemt, om den minister, die d -u te tatie verrichtte, aan den lijve te l?i ae amPu~ als 't ware, hoe in het eens yde^ón gevoeld levende Heemstede, een zektieieilde en Ww,< ,i jere levensmoe- en Voor.uiL.Yi'-^w-ójvg-cT.'ttiLArdls gevolg van het bloedverlies door die ongewilde-noodlottige amputatie. En de minister? Als een Joris- goedbloed tast hij in zijn vestzak en geeft den klager die, naar het bekende spreekwoord wel niet eens „geen nood" zou kunnen blijken te hebben eenjodenfooi. Want wat zijn ƒ2000.in ruil waarvoor men Staats controle op den hals gehaald heeft, immers het toestaan van toezicht door het Staats- boschbeheer. Neen, voor een handvol zilver lingen mag men z'n vrijheid van handelen niet prijsgeven. Zee- en Rïviervlschhandel Bloemendaalscheweg No. GO Telefoon No. 23280 (2 lijnen) Zalm, Elft, Paling, Forellen, Oesters, Kreeft, Vischconserven, enz. a a a Zandvoortsctielaan 157, Telef. 26136 CIGARILL0S IN DIVERSE SOORTEN KL Houtstraat 136 - Telefoon 10188 Opgericht 1870 Kleverparkweg 154 Tegenover de Middelbaar Technische School le kl. Heeren- en Dameskleermakerij Opgericht 1903 Telefoon 10303 C 1"M;_ in Stoffen en modellen - Voor den Zomer een ruime keuze reeds voorhanden Prijzen billijk ANNEXATIE-„VRUCHTEN". Reeds meer dan twee volle jaren zijn ver streken sinds de jongste grenswijziging van Haarlem en naastliggende gemeenten een feit geworden is en de kwestie nopens de schade loosstelling is nog altijd niet opgelost. De rapporten en paparassen hebben zich tot ber gen opgehoopt en het is voor de betrokken autoriteiten een worsteling om zich daarin en daardoor een weg te banen, die tot recht en billijkheid voert voor de vele betrokkenen. In tussehen heeft de oplossing van de schade loosstelling door Haarlem te betalen aan de Provincie Noord-Holland, een nieuwe rich ting aangegeven, waarin mogelijk ook groo- tendeels de schaderegeling tusschen Haarlem en de naastliggende geamputeerde gemeenten ware te zoeken, opdat de kwestie een spoe diger oplossing krijge en er voor Ged. Staten maar een gering gedeelte te „berechten" over blijft. Het verluidt, dat een belanghebbende ge amputeerde gemeente in de beslissing tus schen P.E.N. en gemeente Haarlem iets aan lokkelijks gevonden heeft en daarom gaarne bereid zou zijn de beslissing over het te ont vangen schade-bedrag in dezelfde handen te leggen, n.l. in die van een uitspraak door Minister Kan. De Provincie en de gemeente konden het ook lang niet eens worden over het schade bedrag. Het verschil tusschen vraag en aan bod was zeer belangrijk. Men besloot zich te zullen onderwerpen aan een arbitrage uit spraak van minister Kan, hoofd van het Dep. van Binnenlandsch Bestuur. De Provincie kan stellig tevreden zijn over des ministers beslis sing; Haarlem heeft daarentegen een groote tegenvaller. VERKEERS-ONVEILIGHEID EN HARE BESTRIJDING. .Schulddelict' of „misdaad"? Dezer dagen gaf de „Telegraaf" een kort verslag van een voor de Maastrichtsche Rechtbank behandelde strafzaak tegen een Amsterdamschen automobilist, die er van be schuldigd werd, terwijl hij in staat van dron kenschap verkeerde, als bestuurder van een auto daarmede een 50-jarigen mijnwerker te hebben aangereden, tengevolge waarvan deze man ter plaatse overleed. Bij de behan deling nu van deze strafzaak bleek, dat de drie deskundigen twee door het Openbaar Ministerie gedagvaarden als hebbende de lijkschouwing verricht en één door den ver dediger van verdachte getuige-deskundige a décharge het met elkaar geheel oneens waren over de mogelijke doodsoorzaak van het slachtoffer. De twee getuige-deskundigen a charge hadden in hun rapport vastgelegd de verklaring, dat bij de sectie op het lijk in de hartkamers en grootere bloedvaten „spek kige stolsels" waren aangetroffen. Zij con cludeerden, dat de dood van het slachtoffer was opgetreden als onmiddellijk gevolg van Je aanrijding. De deskundige a décharge, de bekende Dr. Hulst uit Leiden, concludeerde echter, dat zoodra zich zoodanige „spekkige stolsels" in de hartkamers van den mensch hebben gevormd, deze mensch blijkens de ervaring stervende is en dat dan iedere minuut de laatste zijn kan. Daarom meende deze -^- zeer gezagheb bende deskundige, dat de dood niet aan de aanrijding was te wijten, maar dat een reeds stervende man was aangereden, die zonder de aanrijding misschien op hetzelfde oogenblik zou zijn gestorven. Waarop de ver dediger natuurlijk vrijspraak vroeg, hoewel het Openbaar Ministerie zes maanden gevan genisstraf had geëischt tegen verdachte. De behandeling van deze strafzaak nu doet weer eens duidelijk zien van hoe weinig in vloed onze huidige rechtspraak is ter beteu geling van de schrikbarende verkeers onveiligheid op straten en wegen. Laten wij aannemen, dat de Maastricht sche Rechtbank den verdachte werkelijk tot de gevraagde straf zal veroordeelen, n.l. tot zes maanden gevangenisstraf. De kans is uitermate groot, dat, op grond van de ver- Uitzending van Diners aan huis lordensstraat 74 - Haarlem - Tel. I3I32 Prijscour. wordt op aanvrage gaarne toegezonden r i Geestdrift staalt de werkkracht en brengt iemand ondanks het soms eentonige en moei lijke zakenleven in een opgewekte stemming. Met lauwe, onverschillige pogingen heeft men nog nooit veel bereikt. klaring van den deskundige a décharge, in hooger beroep vrijspraak zal volgen. En de dronken-automobilist gaat vrij uit, hoewel naar menschelijk gevoelen en onder scheiding de man reeds een misdaad pleegde door in staat van dronkenschap een auto te besturen. Immers, een dronken auto-bestuur der beteekent de dood achter het stuurrad. Alleen dat feit, misdadig in ergere mate dan het plegen van doodslag, behoorde zwaar gestraft te kunnen worden, geheel afgeschei den van het feit, dat werkelijk iemand werd doodgereden. Want op de plaats waar de volgens den deskundige toch reeds „ster- vende"-mijnwerker zich bevond, had ook een niet-stervende persoon kunnen aanwezig zijn!! Om nu den automobilist een flinke straf te kunnen opleggen, is het noodig, dat 's mans „schuld" bewezen wordt aan de doodsoor zaak. Alsof het zich in beschonken toestand achter een auto-stuurrad bevinden al niet in wezen misdadig genoeg is om een zware straf te kunnen opleggen. De Nederlandsche wetgeving voorziet daarin echter niet. Zoo'n dronken-autobestuurder kan hoogstens een tamelijke geldboete of wat hechtenisstraf worden opgelegd, doch alleen nog maar, wanneer hij terzake van dat delict terecht staat. In het onderhavige geval zal de ver dachte stel dat vrijspraak van het te laste gelegde „dood-door-schuld" volgen moet geheel vrij uitgaan, wijl hij terzake van het wetsdelict de overtreding niet meer vervolgd kan worden. De toenemende verkeersonveiligheid eischt andere maatregelen. De z.g. verkeersopvoe- ding moge al noodzakelijk zijn zeer zeker! de wetten moeten even zeker worden aan gevuld met bepalingen, waardoor het moge lijk wordt een beschonken autobestuurder terecht te doen staan terzake een rechtsdelict, wijl 's mans handeling tegenover de gemeen schap even misdadig is als vele andere als „misdaad" gekwalificeerde delicten. Slechts een strenge justitie zal met doelmatige wets bepalingen een meer veilig verkeer kunnen helpen bevorderen. Preventieve politie-maat- regelen zijn te loven het werk en de be moeiingen van vrijwillige en betaalde ver- keersbrigaden moge noodig en nuttig zijn de verkeersonveiligheid eischt een strengere justitie en strengere wetten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Bloemendaal's Editie | 1929 | | pagina 1