De £uxe-j)r
Faillissement-^
boekhou
Hermanus
m
een wetenschappelijke behandeling, voor de rueer intellec-
tueeleu onzer maatschappij, van algemeene vragen van den
dag. Een ieder wordt hier de gelegenheid geboden om kennis
te maken met vraagstukken, de Christelijke levensopvatting
betreffende, waarvan iemand, die voor ontwikkeld door wil
gaan, o.i. niet geheel onwetend kan blijven. Evengoed als
men zich zorgvuldig op de hoogte dient te stellen van de
belangrijke sociale kwesties, en naar waarheid moet trachten
hierin voor zichzelf tenminste tot eenige klaarheid te komen,
evengoed moet men, vooral wanneer men geroepen is om een
maal een leidende positie in te nemen in onze maatschappij,
die (men moge het willen loochenen of niet) haar hooge ont
wikkelingschap toch voornamelijk dankt aan het Christendom,
zijn gedachten eens laten gaan over de in deze circulaire be
doelde vraagstukken.
Wij hopen dan ook, dat vele studenten van de gelegenheid
gebruik zullen maken, die hun daartoe wordt geboden.
15 Dec. 1909. C. P. Gunning.
C. W. N, Strumphler.
Brieven aan een vriend in Indië.
I.
Bloemendaal, 1 December 1909.
Beste jongen.
Na uw laatste schrijven heb ik in langen tijd niets meer
van mij doen hooren. Maar wat is er in dien tusschentijd
in Nederland, Holland zegt ge daar in het zuiden met vele
cosmopolieten, al niet gebeurd. In de couranten kunt ge, wan
neer de koffie u wat rust laat, veel hebben gelezen, maar met
couranten lezen gaat het als met wandelen. Wilt ge de om
streken van een plaats leeren kennen, dan moet ge niet op een
Zondagmiddag gaan wandelen en ook niet op een regendag
en niet op een zonnigen voorjaarsmorgen, maar ge moet er
wandelen met goed en met slecht weer, met buiige luchten en
met luchten helder daverend van zonnelicht, ge moogt er op
Zondagmiddag wandelen, maar ge moogt niet vergeten het in
de week over te doen en zoowel des morgens als des avonds.
Nu zult ge één courant lezen! maar, mijn beste, dat is niets
dan een enkele vervelende Zondagmiddag of één ergerlijke
regenpartij, neen ge moet meer, ge moet 10, 20 couranten
lezen, wilt ge iets opdoen van een levenden indruk der wer
kelijkheid, en dan nog! Ik sprak dezer dagen iemand, die belang
stelde in de tweede-kamerdebatten, hij las de overzichten van
4 groote bladen; maar toen hij deze las van debatlen, die hij
persoonlijk had bijgewoond, eerst toen las hij het geschrevene,
zooals het bedoeld was en eerst toen werd hij zich bewust,
hoeveel er aan die overzichten ontbrak Om iets te kennen
moet men het zien, moet men het beleven, uw hartslag moet
meekloppen met den hartslag der vergadering, uw oog en uw
oor, uw verstand en uw geestdrift, ze moeten zich voeden aan
het leven zelf, onmiddellijk, door erin te zijn. Laten wij ons
met geschriften van welken aard ook, alleen tevreden stellen,
wanneer het nu eenmaal onmogelijk is mee te leven met wat
de schrijver beschrijft, omdat het historie is geworden.
Ik schrijf u dit en ik denk daarbij aan een dezer dagen
verschenen boek, dat al uitverkocht is, een zeldzaamheid. Een
kleinzoon van Jacob van Lennep (jhr. dr. M. F„ die nog een
wijle raadslid hier is geweest, een innemend en geestig man,
een echte Van Lennep, alleen naar het schijnt wat zwakker
van gezondheid dan dat hij met smaak het wat ruwe open
bare leven van heden zou medemaken) heeft het leven
van zijn grooten grootvader beschrevenik zeg dat Jacob
van Lennep groot was en meen daarmede, niet dat hij groot
was als dichter of als romanschrijver, of als essayist, of als
geschiedschrijver, als taalkundige, of als politicus, of als gewoon
burger, in dien zin, dat hij zich een onsterfelijken roem heeft
verworven door in een dier categorieën een man te zijn ge
weest met zooveel diepte in zich en zooveel kunde en kunst
aan zich dat hij nog over eeuwen het nageslacht zal doen
verstomd staan over zijn daden in kunst, wetenschap of
levenspraktijk, maar met te zeggen dat deze man groot
was bedoel ik, dat hij al die dingen die ik daar zeide
tegelijkertijd en goed was en toch een eenheid toch een
persoon toch eeu eerlijk nederlandsch karakter en daarbij van
een leuke geestigheid en een werkkracht als in een ander
tot dusver, allerminst aldus combineerd, niet zijn aan te wijzen
geweest. Beets heeft in 1868 een levensbericht van hem ge
geven, dat met voorliefde door den vereerenden kleinzoon
wordt aangehaald, en waarvan ik u de lezing aanbeveel. Ge
kunt het vinden in het tweede deel der Verscheidenheden op
letterkundig gebied. Beets beschrijft den Jacob van Lennep
zijner laatste levensjaren: met de lange, sneeuwwitte haren,
waarvan de glans den gloed zijner oogen scheen te temperen
en dat aan geheel zijn wezen, ik weet niet welke nieuwe uit
drukking van zachtheid bijzette. De kleinzoon heeft een goede
van piëteit getuigende, zijn geheel boek getuigt er van, daad
gedaan door rar. Jacob van Lennep's portret uit die
laatste levensjaren voorin zijn boek te plaatsen, zoo wil hij zijn
onvergetelijken grootvader het eerst en het liefst gezien hebben
Welnu, het is een portret, maar het portret is van een man
om voor te knielen en de reproductie is uitstekend. Al kunt
ge alleen maar dit portret machtig worden, bemachtig het en
hang het bij u thuis op en loop er nu en dan langs en bezie
het met het blijde bewustzijn, dat ge deel uitmaakt van het
volk, waarvoor deze man alles heeft willen zijn wat hij kon,
en hij kon veel.
Wanneer het Van Lennep niet was, zou het onze nederlandsche
Goethe op leeftijd kunnen zijn; welk een verstand in die oogen,
en wat een wilskracht, toch beschaving in die als men het
uit moest meten breede, maar door den geestigen split in het
midden, en de tegenstelling met het breed-hooge voorhoofd,
niet opvallend breede kin; de als glasdraad fijne zilveren haren
zouden slechts aartsvaderlijk zijn vielen zij niet tevens boven
op het hoofd in een geniale zwaai naar op zijde en naar achteren,
de mond tot welgewikt vertellen bereid wordt geflankeerd
door de meest welwillende gelaatstrekken die 't zich denken
laat, de groote doch goed gevormde neus, komt uit de breede
wenkbrauwbogen, in harmonie met het germaansch
langwerpige gezicht fijn-sterk naar omlaag tot de bovenlip,
die levendig geteekend, in geestigheid met de uitdrukking
der zacht tintelende bruine oogen samenwerkt. Ex toetoe
euchomai einai,*) hoe begrijpelijk dat de kleinzoon dit zijn
land toevoegt, want dit is het boek, het is trouwens schrijver's
goed recht, een familiare verheerlijking van den voortreff'elijken
voorvader. In dit opzicht is voor menig onzer uit dit boek te
leeren. Wij leven zoo ruw, en zoo snel, het is ons of onze
voorvaderen eeuwen vroeger eens leefden, de jongeren onder
hunne vrienden zijn voor ons vreemden geworden, trein, tram en
stoomschip hebben ons van vele bekenden en verwanten
gescheiden, zooals ze ons brachten tot vreemden, die weer
spoedig plaats maken voor vreemderen. Gelukkige tijd, zeggen
wij nu, toeu men gelegenheid had, in den familiekring iets
voor elkaar te worden voor het geheele leven! Of moeten we
zeggen gelukkige kringen, waarin men dat nu nog voor elkan
der wezen kah? Ik ben omtrent het wel bestaan dier kringen niet
erg geloovig. Onze tijd doet nog voortdurend pogingen om „zich
weer te zetten", maar er zijn tienduizenden die niet zitten
en die zich ook niet willen zetten op de plaats waar hun
vaderen hebben gezeten. Er is te veel beweging, te ingewikkeld
en te afwisselend is de schijn, en er is te weinig ziel, te weinig
liefde, dan dat er genoeg samenhang zou wezen tusschen
lieden uit eenzelfden historischen kring. Misschien is die onrust
ook maar beter, omdat eerder zij dan tevredenheid met het
oude, de tevredenheid bewaart met ons lot, dat toch immers
is een lot van dagelijksche vernieuwing? (Wordt vervolgd.)
„Ik beroem mij er op van hem af te stammen".
Het Amsterdamsch Trustee's kanton
Handel en geeft bewijzen van deelgerechtigdheid (cen-
Nijverheid. tificaten) groot ƒ1000.en ƒ500.in
de 5°/0 tweede hypothecaire obligatiën den
Kausas City Southern Railway Company van /2500 1 000).
De voorwaarden tot verkrijging dier bewijzen zijn aan alle
bankierkantoren te vernemen. Het Trustee-kanton zegt in
hare circulaire, dat alleen de Amerikaansche markt, die
ter ontwikkeling van de hulpbronnen van het land steeds
nog groote behoefte heeft aan Europeesch kapitaal, biedt
nog gelegenheid 5°/0 te maken. Het Trustee-kanton acht
deze fondsen eene voldoende veilige belegging.
Het Nederlandsch Onderwijzers Genoot-
Oitdei'wiis schap stelde een onderzoek in naar de
leeftijd van toelating op openbare en
bijzondere scholen. Uit het rapport blijkt,
dat hier en daar wel degelijk daardoor concurrentie in't leven
geroepen wordt. De aannemingsleeftijd was op de openbare
scholen dezelfde of een hoogere, nergens een lagere dan
op de bijzondere scholen en voor zoover bekend van den
lageren aannemingsleeftijd der bijzondere scholen nog al ge
makkelijk af te wijken was. Waar geen bijzondere school was,
waar er pas een was, of waar beide soorten van scholen vol
waren, konden geen gevolgen van den ongelijken aannemings
leeftijd worden geconstateerd. Overigens is er nog al verschil
in leeftijd zoowel op de openbare als op de bijzondere scholen.
Aan de openbare werden opgegeven4 jaar en 9 maanden, 4 jaar
en 10 maanden, enz., met als hoogsten leeftijd 6 jaar. Deze leeftijd
wordt voor de aanneming de meest geschikte geacht. Redenen
voor de vroege aanneming liggen voor de hand. Zoodra de
moeders van de zorg voor haar jonge kinderen eenigszins
ontheven zijn kunnen ze wat voural in landbouwstreken
noodig is, meehelpen om te verdienen, hebben ze de han
den meer vrij. De behoefte aan bewaarschoolonderwijs wordt
door meerdere secretarissen nadrukkelijk geconstateerd. Een
gevolg van de vroege aanneming is ook het vroeg ontslag. Een
secretaris rapporteert dat op sommige bijzondere scholen de
kinderen soms op ruim 10-jarigen leeftijd worden afgeschreven.
De leerplicht-commissie van 't N. O. G. concludeerde reeds,
dat de leerverplichting in geen geval behoort te eindigen vóór
den 12den jaardag. De rapporteur oppert danook het denkbeeld
de genoemde commissie uit te noodigen bij haar conclusies te
voegenDe datum van aanneming valt voor scholen derzelfde
categorie in dezelfde gemeente samen en is onderworpen aan
de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Eén secretaris stelt
voor te bepalen: „scholen welke kinderen beneden 6 jaar toe
laten verbeuren rijkssubsidie." Enkele secretarissen merken
op, dat sommige bijzondere scholen een bewaarschool en een
lagere school (vaak in hetzelfde gebouw) vereenigd hebben
en de kinderen, soms zonder dat de ouders het goed weten,
van de bewaarschool in de lagere school „glijden". In ge
meenten waar de openbare scholen geen voorbereidingsklassen
hebben en wel bijzondere bewaarscholen bestaan, wordt het
openbaar onderwijs een moeilijke toestand.
W eezenfonds.
Het NOGbesloot op de jongste algemeene vergadering
tot oprichting van een Weezenfonds. De bedoeling hiervan
is, dat met steun van dit fonds kinderen van overleden onder
wijzers de studie kunnen voltooien hun door vader toegedacht.
Met de rijwielfabriek „Simplex" te Amsterdam, is nu een
contract aangegaan dat voor elk rijwiel geleverd aan een N.
O. G.-lid een bate waarborgt voor 't Weezenfonds.
Het schoolmuseum te Groningen heeft in een gymnastiek
lokaal aldaar een platenientoonstelling georganiseerd, die door
de onderwijzers uit 't Noorden zeer stellig zal gewaardeerd
worden.
Er zijn plaatsen, waar hervormden met gereformeerden
een christelijke school stichtten en waar later de hervormden
uit het schoolbestuur werden verdrongen. Het N. O G stelt
hier een onderzoek naar in.
Het tweede internationaal congres voor het lager onder
wijs zal 4, 5, 6 en 7 Augustus 1910 in de Sorbonne te
Parijs worden gehouden. Dit congres wordt georganiseerd
door 't internationaal bureau van onderwijzersverenigingen
met de welwillende medewerking van het bestuur de la
Pédération des Amicales d'Institutrices et d'Instituteurs de
Framje et des colonies. De volgende punten worden be
handeld:
1. Uitkomsten der sehoolstatistiek in verschillende landen
schoolplicht; redenen waarom wettelijk ingevoerde school
plicht tot beden niet goed werktmiddelen tot verbetering.
2. Doel der elementaire wetenschap in de lagere school
methode en program.
3. Opleiding van het onderwijzerspersoneel en de admi
nistratieve ambtenaren voor den dienst van het openbaar
onderwijs.
4. Opvoeding en onderwijs na de school in de verschil
lende landentaak der openbare macht, taak van den onder
wijzer, aandeel van het particulier initiatief.
In elk land bestaat een comité de patronage, welk comité
voor Nederland wordt gevormd door de heeren mr. H.
Goeman Borgesius, dr. D. Bas, prof. mr. H. L. Drucker, dr.
J. H. Gunning, mr. J. N. van Hall, dr. J. Th. Mouton
en S. Simons. President van 't internat, bureau is de heer
Cb. Rossignal te Brussel, vice-president de heer H. W. J.
A, Schaak te Amsterdam, secretaris de heer P. Cnudde te
Symgem.
Van het ned. onderwijzerz genootschap is een afdeeling
te Bildt (Friesland) opgericht.
Wij kunnen mededeelen, dat met in-
Plaatselijk gang van 1 Januari 1910 de heer M. L.
nieuws. Jorritsma, die gedurende ruim 14 jaar
aan het hoofd stond van Hotel Keizer
Karei" te Nijmegen, zal optreden als directeur der Hotel-
Maatschappij Duin en Daal", alhier.
Aan den aftredenden directeur, den heer N. G. Portielje,
is als zoodanig eervol ontslag verleend. Vele jaren heeft de
heer Portielje tot groote tevredenheid der commissarissen de
functie van directeur bekleed.
De wolf van den heer Lokerse, in verschillende bladen
al politiewolf genoemd, het dier, dat volgens sommige cou
ranten door zijn ontsnappen half Bloemendaal een poosje in
angst en beving heeft doen leven, het dier, dat aanleiding
gaf, of liever heelemaal geen aanleiding gaf tot heel wat ge
praat en geschrijf, de wolf, die in tegenstelling met de hem
toegedichte kwaadaardige eigenschappen zeer goedaardige ver
toonde door zich bv. als een huishond te laten streelen en
aanhalen, die wolf zal in 't vervolg geen zenuwachtige en al
te vreesachtige menschen meer van streek brengen, daar bij
deze week, na een ernstige ingewandsziekte van een paar
dagen gestorven is. Zijn huid, die geprepareerd wordt, zal
op die manier een blijvend aandenken zijn aan de ongemo
tiveerde vrees, bij vele menschen veroorzaakt door het in de
wereld zenden van een onwaar bericht door een al te voor
batig berichtgever.
Woensdagmiddag om 2 uur is de schietbaan van de on
langs opgerichte Bloemendaalsche Politieschietvereeniging"
door den heer De Waal Malefijt, waarnemend burgemeester
van Bloemendaal, min of meer officiëel geopend. Hierna werd
een wedstrijd gehouden in 't revolverschieten, waarbij de
heer K. de Wit, agent van politie te Overveen, 't hoogst
aantal punten behaalde, nl. 57. Aan hem werd dus toe
gewezen het door den heer De Waal Malefijt geschonken
kunstvoorwerp, nl. een bronzen beeld, voorstellende een
japansche speerwerper. Dit beeld dient als wisselprijs, terwijl
hij, die op 3 achtereenvolgende wedstrijden om de 2 maan
den te houden, 't hoogst aantal punten behaalt, eigenaar
wordt.
Concert in H a r t e n 1 u s t".
Het uitgestelde concert zal den 7 Januari, aanstaanden
Dinsdag over 8 dagen, plaats hebben. Medewerkenden zijn
mevrouw Diny Ruijneman, dramatische sopraan der Noord-
Nederlandsche Opera en der Hof-Opera te Altenburg, de heer
Anton Meeder, eerste tenor der Noord-Nederlandsche Opera
en de heer Danny Ruijneman, pianist.
De heer Ruijneman heeft, gelijk wij van onderscheiden
kanten vernamen, op verschillende concerten veel bijval met
zijn klavierspel verworven.
Van verschillende zijden zijn bij ons aanmerkingen inge
komen over den weinigen spoed, waarmede de brand in het
zomerhuis van den heer Grootegoed is gebluscht. Te 12 uur
5 min. was reeds brandlucht te bespeuren. De telefoonhouder
te Haarlem berichtte reeds te 12.12 aan een der abonnée's,
dat de politie te Bloemendaal reeds gewaarschuwd was en
eerst ongeveer 5 minuten voor half één werd het eerst uit
één standpijp water gegeven, welke standpijp nog door
burgers moest worden aangebracht, daar het met de be
diening van den slangenwagen belast politie-personeel
daarin niet geoefend bleek te zijn. Bij den vorigen brand
in het dorp rezen dezelfde klachten.
Voor het inbinden van kunstwerken, luxe uitgaven, e. d.,
vestigen wij de aandacht op de advertentie van de firma
Elias P. van Bommel, te Amsterdam.
Voor Bloemendaal is het adres aan den Zuiderstationsweg 8.
De rechtbank te Arnhem heeft de
Recht en Wet. curatoren in het faillissement der Arn-
bemsche Bankvereeniging v/h Pliester
Co. niet ontvankelijk verklaard in hunne vordering tegen
de commanditaire aandeelhouders tot bijstorting op hunne
aandeelen, omdat curatoren zijn opgetreden in de qualiteit.
waartoe zij door de rechtbank zelve zijn benoemd. Deze
voor curatoren vrij onaangename beslissing dunkt ons juist
omdat het vroegere vonnis waarbij de commanditaire vennoot
schap failliet werd verklaard onjuist was, immers eene
commanditaire vennootschap is niet anders dan de aanduiding
eener overeenkomst van commanditaire vennootschap en
eene overeenkomst kan niet failliet worden verklaard.
De wet op het onderzoek naar het vaderschap, officieel ge-
heeten wet ter opheffing van de bezwaren waartoe de bestaande
voorschriften betreffende het Onderzoek naar het Vaderschap
(waarom toch die malle overdaad van hoofdletters in onze
ambtelijke taal? Red.) aanleiding geeft, is in werking getreden
op 15 December van dit jaar. Zij heeft geene terugwerkende kracht.
Als regel geldt, dat de wet eerst van toepassing zal zijn op
geboorten van af 11 October 1910 voorkomende. De wet geeft
op min of meer ingewikkelde en daardoor vrij delicate wijze
gelegenheid tot veroordeeling van mannen, die buiten echt
een kind verwekt hebben tot het geven van geldelijke bijdragen
aan den voogd of de voogdes van het kind, aan het
meerderjarig kind zelf, aan de moeder of aan den voogdij
raad ten behoeve van het kind. Mr. J. A. van Hamel, advocaat
te Amsterdam, de zoon van het Tweede kamerlid den be
kenden hoogleeraar in het strafrecht en de wijsbegeerte van
het recht heeft in opdracht van den Nederlandscheti boud
tot kinderbescherming een zeer bruikbaar handboekje ge
schreven, waarin hij op frissche wijze, met eigen praktische
wenken doorspekt, een overzicht geeft van de nieuwe bepalin
gen. Het boekje is evenals zijne handleiding bij de praktijk
der kinderwetten uitgegeven bij de uitgevers H. D. Tjeenk
Willink Zoon te Haarlem
In zijne inleiding zegt mr. Van Hamel o.a.: Er zijn inderdaad
weinig wetten van den laatsten tijd, die zoozeer een ommekeer
in een intiem deel van het volksleven zullen brengen, als
deze; die zoo eensklaps het individu eene langzamerhand uit
gesleten aansprakelijkheid voor oogen houden. Het is dan ook
geenszins verwonderlijk, dat menig conservatieve gee3t zich
tegen deze nieuwigheid heeft verzet; en terugschrok voor de
onverbiddelijkheid waarmede het wetsontwerp toestanden die
tot dusverre discreet bleven, tot voorwerp van onderzoek en
tot rechtsfeit zou maken. Uit deze vreemdheid ook kwam het
grootendeels voort, dat men zoozeer van te duchten chantage
en bedrog, van zedenbederf, van huwelijksondermijning, opgaf.
Intusschen heeft het mij immer juist de eerste deugd van
deze wet geschenen, dat zij de aansprakelijkheid van den
mensch voor zijne daden versterkt; en wel voor een feit, dat
zulks wel in de voornaamste plaats vordert: de verwekking
van een nieuw leven. Dat in dit opzicht wat den buiten
echtelijken omgang betreft de oogenblikkelijke onbedacht
zaamheid of de lichtzinnigheid van den man niet langer als
souverein worden erkend, kan toch niet anders dan tot eene
veredeling der opvattingen leiden Enkele misstanden, welke
hierbij als uitwassen tevens te voorschijn kunnen komen,
doen dit geenszins te niet.
Tooneel Schouwburg Jansweg.
Een heiden schrijft ons over de opvoering van
Adam in Ballingschap bij Solser en Hesse.
Deze parodie is niet van gisteren van wanneer ze wèl is,
weet ik niet. 't Was Zondagavond voor 't eerst dat ik haar
zag opvoeren en eenige regelen hieraan gewijd, lijken me
niet van onpas. Hoe heb ik met niet-vroora publiek meege-
lachen om deze klucht waarin, niettegenstaande alles, meer
schijn van waarheid zit dan in het echte" stuk, dat toch feitelijk
óók maar een parodie is, hoe gemoedelijk dan ook (met alle
respect voor het gedicht zelf) door Vondel bedoeld.
Solser was AdamAdam was, parodiek, klein van stuk,
had idem een spitsen neus alsof hij hem wilde steken in
alle dingen die hem niet aangingen, beoefende als hoofdver
maak de edele vischkunst engeeuwdewist zich letter
lijk van verveling geen raad, waar ik me best kan indenken.
Bovendien droeg hij een »fok" en danste een heerlijke
can-can en cake-walk.
Mevrouw Solser was, zooals het behoort, Eva, een glundere
Eva, die met handigheid haar vaatwerk behandelde gelijk
zulks te doen loflijk ons aller moeder betaamde. Zij kweelde
een paradijslied, keuvelde wat met de slang enverveelde
zich natuurlijk ook
Was het wonder dat twee zulke menschen begeerig naar
den verboden vrucht haakten en naar de onbekende ge
nietingen der ballingschap verlangden 1 al zou ook het ge
heele aardrijk ten eeuwigen dage om hunnent wil vervloekt
zijn
Lucifer en Asmodee parodieerden, voor een vroom zieltje
om van te rillen. Verdienden ze niet dat Lucifer zelf ze
eens mores leerde met hun duivel-imitatie Maar denkelijk
had Zijne Excellentie het te druk op dat oogenblik om zich
met deze twee aardwormen bezig te houdener is trouwens
tegenwoordig ook zóóveel voor hem te doen, dat het geen
wonder zou zijn indien hij
ging klagen. Gelukkig
1 Januari het grootste en
land is geworden. Dat st
riem onder het hart, of,
den riem, ad libitum.
't Verwonderde me ove
val niet de klassieke wooi
ge?" Het effect zou ongel
Eva's crinoline had nóg b
De proloog van Hesse
kracht en waarheid. Gebe
voor een enkelen keer we
worden. De «interruptie"
en wekte veel gelach one
en zéér-zondige publiek.
De parodie loopt, beg
het minst niet onzedelijk
gehoord heb, al weder Heil
onder de toeschouwers he
natuurlijk van zelf, men
vooral in het oog, dat b
stuk alleen »reinen" zitte
de parodie enkel degenen
van toepassing is.
Of na de uitdrijving v
huur aangeslagen paradij
heeft, is mij niet bekend.
Men heeft, dit als slot
van luide blijk gegeven,
parodie nogmaals te Haa
waarschijnlijk dan over-p
We ontvingen over de
Zondagmiddag een uitvoei
gebrek echter niet kan v
komt zij hierop neer, da
te prijzen waren, doch
wenschen lieten. De toilel
pracht.
Als gewoonlijk met zu',
is, was de opkomst slecht
Opkomst vrij bevredigen
voor de artisten als voor 1
eer de 16 tafereelen ten
dan ook dicht bij twaalf
halve den souffleur, dood act
Over de Hamlet-figuur b
de meeningen zoo uiteen
eigenlijk best onbesproke
schrijverij hierover verhijst
van Woensdagavond aan|
nobelen, edelen en intellig
al te vreemd deed. Als gt
vast en ging met zijn geh<
Mejuffrouw Alice Plato i
de groote waanzinscène w
en meesleepend zoowel in
Ooen Hissink had een
drik van Noord een dito
moordenaar, grof en zim
Mols als Laertes zeer gc
tóe heel wat te wenschen
Het decor was handig
soberheid. Enfin, de bedot
Hamlet en Ophelia wert
beschaafd publiek, waaron
Over de voorstelling
op 11 Januari een 2de c
nummer eene bespreking
Door de Koninklijke
Tooneel" wordt aanstaandi
opvoering van Gijsbrecht
volgt, de bekende bruil
kluchtspel de nieuwjaar
door mevrouw Christine
als Pieternel en Thomasv
tui
ADVERTEN!
A. OVERAKKI
Makelaar.
m.h.g.
Bij beschikking van dei
ter-Commissaris in het
van
zonder beroep, wonende
MENDAAL, is bepaald:
le dat de inlevering
vorderingen zal moeten
vóór 10 Januari 1910,
van den Curator, Krelag.
te Haarlem
2e dat de vergadering t
der schuldvorderingen za
houden op Vrijdag 28 J
's voormiddags ten 10 ljs
Paleis van Justitie te Ha
De Cu
Mr. M. SLIP
Opleiding voor Examens
B. MATE
Ijeeraar Roekti
Krelagestraat