WELIJK.
ima kwaliteit
f
O
F
2
tonen
lelingslijst
kt „Jantjes
■en en Dames
JWIELEN.
2.
<T
•o
3
a
Uyt de Vroetschap van Haerlera.
x.
li
CATHARINA LEDER,
5TAVINGA,
:e Houtstraat 131
ft
"S
3?
sr.
oo.
tr
p
i
c
sr.
3"
O
O
O*
0)
0)
3
0>
te jaargang.
ZATERDAG, 19 FEBRUARI 1910
No. 7
emendonlsch Weekblad.
TWEEDE BLAD.
Bloememlaal.
Straatweg; A 223b
Telef. No. «37.
De plaets alwaer Corbasius
tijdens
;h. Dame, P.G., gcpos. leeft I
:t kennismaking met
r op leeftijd, P.G. liefst
idres tot correspond onder I
bur Bloemendaalsch
I.
rator in het faillisse-
iudster, destijds wonende
m, bericht dat de door
r Rechter-Commissaris
arde uitdeelingslijst in
sn boedel is nedergelegd
van de Arrondissements
k te Haarlem, ten einde
■durende tien dagenter
verblijven.
De Curator,
JOOST DE GRAAFF.
e 28 October 1909, ge-
j akte 29 December 1908,
r den Notaris J. H.WIL-
TOK DE BLÉCOURTte
laai verleden, is op
te Bloemendaal.
akte van oprichting,
ze bij voormelde akte is|
l, is de Koninklijke Be-
verleend bij Besluit!
Januari 1910, No. 52.
mde akten en het K°'
esluit zijn opgenomen in
Staatscourant van den|
bruari 1910, No. 38.
WILDER'VANCK
DE BLÉCOURT.
Notaris te Bloernendaa
keuze, bekende sol if <1'
i, gratis zichtzending
eren, vernikkelen c"
ilen van Rijwielen-
te ontbieden.
eenige Opruim infjsH
en voorradig, doch een
aantal, dus haast
de beraetslagin-
ghen der Vroetschap
plagt tesitten, was thans leedigb
en veriaeten, synde liy Woens-
dagh „buyten-af", sonder nog-
tans eene schone reyse om d'
Oude Waeroltzee te voltrecken.
|p~ Dies soude hy sich kunnen
t f~ h'lffn«'iSir flTiif quyten (dat is ontrecken) in
syne swaere verpligtinghe om
nu van syne kroostkunde U
ieromine blyc'k te geeven, waere het niet, dat hy, eenen
eerstaenbaeren drangh tot uytingh van wat er soal in
/.iele omgaet in =ich voelende opcomen, synde hy
reuen scribent in syn herte, ten raede is gegaen
buur en vrient, sullende hy U aldus tog, sv het oock
i .ideratie. connen vertellen hoe het in de Vroetschap
gegaen en wat hy er van wil segghen.
rblyekelyck suit ghy wel deneken dat de Heere Van
'vamp door my onder de pers sal komen en dat Oor-
hem sal streemen gelyok hem toecomt, maer ick en
nog niet. Ick sal hem praelende, in synen vollen
r op sy Slat, laeten sitten soals by sig self ten yeders
nwin^Sleeft neergegooid. Hy magh schrobben en drie-
soveel hy wil, gants Haerlem en selfs buyteu de
n, heeft hem thans in de kaerten geschowt en laet
yn tuil tuilen, weetende wiens spreecktrompet hy is.
dat hy in dese saeck het hoogste woort spreeckt,
.uysent duyckers, het brengt Corbasius de navolghende
regelen van syne lieve en begaefde Vriendin Maria
-rhade Visscher in den sin, die hy met eene kleyne
leringh de Vroetschap nu eens guytigh wil toeroepen:
Dit is uw Hooftman, siet, dit is hij, die bedreven
Op blinde klippen is, om andre licht te geven;
leen duistre Prophecy en heeft hij voorgenomen,
In 't licht te laten komen,
laer doet u meenigh eeuw' de Son te rugge gaen
Door syn doorlughte blaen.
beeft dan een stuck van dese Vroetschap weder eens
ijnheyt laeten sien. Het waer voor velen raetzaem
ons wijze spreucken eens te lezen, opdat men niet so
in grove misslaegen, terwijl men wijzer wil geacht
J.: synen leitsman. Een rechtschaepen man moet immer
de palen der voeghlyckheit blyven en sig bevlytighen
,:.ghen naer den eiseh te noemen. So als de by haer
soetheyt uyt alle bloemen gaex-t, so cnaeght oock de wesp
leckers. Men heeft qualyck ten opzichte van het
Br-irj.u ys gedaen en er een aschgat van willen maecken
waer et met reght op haer hek kon laeten schilderen
f,11 t verbeught". Daerom wil ick 't hier nogmaels her-
donder 't wytloopigh t' ontvouwen, dater geen smet
oft oLem hoe weynigh oock, op 't Bronhuys cleeft; dat
l aerlem, Gans elemalementen, onse Vaederen
het eens weeten hoe 't wort gekeelt, door duy-
ersaeme burgheressen en burgers is besocht, dat
- oyt ofte nimmer yets is geschiet waerover oock
uigh Haerlemmer sig behoeft te schaemendatet
werdt door Predikanten, Geestelycken, adellycken,
sten, waervan velen vergeselt van hunne vrouwen
h'.ers of maeghen, die sich allen verruckt betoonden
tse gesien en gehoort hadden, datet schone con-
af, veele heerJycke sang en wellnydendheyt door
lieden liet hoorei), en nog veele treflyck fraye
i eer, en magh dan, waer dit alles so overbekent is,
ker als de Heere Van der Kamp luyde segghen:
le Bron thans wordt geëxploiteerd, gaat het niet
willende hy er de byl maer insetten Foei, dit
liet so maer laten spanceeren.!
Heere Modoo so erreg aesthetisch was gelyek
;ck, hadde ick niet connen dencken. Ach ja, welck
iset oock niet, elcken jaere in den Brontuyn die
(ebouwen te hebben. En, segt hy, bragt het Pare
wat meer op, dan was het allicht niet so leelyc><
i k de Heere Thiel. Waarom vergelyekt hy Oudt
- net eenen kermis, soals nu oock weer En waerom
net so snode insinuatie vraegen of hetgeen in de
eurt, niet erger is, dan wat op de Kermis geschiet.
taele-Van der Kamps is eenen Thiel onwaerdigh.
of yemant anders ooyt het mislycke van eenen
ei'- het Bronhuys gesien Hebben se de qualyck
fit'1 aedem der kermis oock in Oudt-Haarlem in de
•eghen? Heeft de wellnydendheyt vant dubbel
u-tet, der veele Haerlemse Sanghvereeniginghen,
becenden Johan Schmier, der Oudt-Hollantsche
der eersaeme joffers der Dameskapel en eindelyck
lemsche Museyckkorps van den Heere Kriens so
st gekloncken dater nu sulcke grove woorden in de
moeten worden gehoirt? Of heeft de Ommeganck 't
,ed:, -:nJ il Corbasius U de voortreflyeke naemen opnoemen
1 met hunne joffers hieraen met groot en gepast jolyt
Wat in het befaemde request hierommetrent
verclaer ick lnyde voor leugens. Was de luyt-
■teg' g"-v gelyek aen ongebondenheyt? Is niet al wat oock
■oacr yet gemeens hadt met de vuylheyt van hoerenj
«1 ander gespuys met grote gestrengheyt er buy-
-' 'en of uytgeworpen? Gaet het aen, dit eerlyck
omaer als „herrie" de doodt te willen aandoen
iere Spoor deedt, die alderwaerschynlyckst ditmael
over yets, waervan hy weynigh afwist. Magh men
n geoirloft vermaek waeraen omendeby 60.000
■Uen burgers hebben deelgenomen, aldus den kop
ll"!' Men wagte sich hier wel voorwee degeenen die
sl'"' '.oeyte gestoocken hebben. En sou de Heere Schram
verdieustelyck willen maecken door eenighe
10'» dinghen op te-noemen die de jeugd(?) meer
leelyc
pu m
ao--
dro',
Foe\
lanne:
éL
lap.-!. ';-
jjar
[tide,
froetsch:
H'vo
iueelnae
gesegt
wo: f
vreugd kunnen verschaffen dan de pret in de Bron? Als
hij dit nu niet doet en sulx nalaet, moet hy niet verbolgen
syn indien Corbasius dese syn woorden snacken (dat wil
segghenbeuzelachtigh gepraet) noemt. Hij mag sulx in
dese Courante doen en Corbasius sal gaerne naer hem
luysteren om yets van hem te leeren.
Dat men noch stemde over iets (het tweede voorstel-Van
der Kamp) wat noch gebeuren, moet, waervan noch nyets
in de iucht hanghende is, sodat men nu reets schreeuwt
aleer men geslaegen is, siet aendagtighe leser, dit gaet selfs
de grote wysheyt van Corbasius te boven. Eghter is het
hyeröoor regt begrypelyck dat er een errege adder onder
't gras schuylt. Sullen we hem gesamentlyck doodtrappen
Een ander voor velen belangrycke saeck was de „Rechts
vordering tegen de R. K. Schoolvereeniging". Ay my, hoe
spytigh ist Corbasius dat hy de costelycke redevoeringb van
den Heere Smit (de man deedt voor 't eerst syn mond
open te weeten in de Vroetschap niet heeft gehoirt.
Gans bloet, als hy de dinghen nyet suyverder stellen kan,
laet hy dan maer swyghen, sullende wy waerschynlyck
anders geen goede vrinden blyven. Hy draayde alles juyst
andersom alset was, hierdoor den Heere Van Styrum
aen de praet maeckende die, heerivck voor den Raedt,
alles weder juyst schickte. Geluckigh was de Heere
Thiel hyer weder aen de zyde der reehtvaerdighheyt
sonder gevley of wat oock en was sulx duyaelyck merek-
baar aen de degelyckheyt syner woorden, Hebbe ick
wèl vernomen dan gingh de Heere Thijssen, die om be-
grypelycke redenen buyten 't spel bleef, onderwyl de Heere
Van Styrum tegen den Heere Smit sprack, sig voor desen
spreecker schuyl honden, doch hebbende hy niet de ring
van Gnysse, die onsigtLaer maeckt, so ging hem dit slegt
af en bleef de Heere Van Styrum hem schalx aankyeken.
Tot mynen speyt so kon ick nerregens ontdecken of
gewaer worden waerom de overigens tog so agtbaere Heer
Winkler syn stem tegen dit „voorstel van B. en W."
kantte? Hoe quarn sulx?
Corbasius.
Recht en wet.
Iets over het wetsontwerp
betreffende de beleenbanken.
Onder het vele wat, ondanks aan
gewende pogingen, op bet gebied onzer maatschappelijke
instellingen totnogtoe ongeregeld bleef, d.w.z. wettelijk
ongeregeld, behoort ook het onderwerp der banken van
leening. Wanneer wij van regeling spreken, dan bedoelen
wij er eene in den geest van den tijdwant er bestaat wel
een samenstel van wettelijke bepalingen, maar die is van
ouden datum (1826) en sedert is er vrij wat gebeurd.
Bij dia regaling ging de' wstgevei van de gedachte uit,
dat het noodzakelijk was, om instellingen te hebben die geld
op onderpand voorschieten, daardoor een hulpmiddel aan
bieden in dringende benoodigdheden en de beleeners voor
den woeker beveiligen. Daarbij werden voorschriften ge
geven omtrent inrichting en beheer en daardoor werd
althans de noodige éénheid verkregen, die tot dusver op dit
gebied geheel ontbrak. Zonder machtiging der overheid
opgerichte beleenbanken waren met die regeling in strijd,
en die zonder de vereischte machtiging een bank van lee
ning oprichtte of exploiteerde, kwam in botsing met den
Code pénal, het toen bij ons geldende fransche wetboek
van strafrecht. Het gevolg daarvan was dat de zoogenaamde
stille pandjeshuizen (particuliere banken zonder autorisatie)
zoo goed mogelijk werden geweerd.
In latereu tijd zijn een groot aantal beleenbanken opge
heven. Het aantal gemeentelijke banken verminderde met
de helft; het aantal verpachte en erkende banken, vroeger
veel groot.er dan dat der door de gemeenten geëxploiteerde,
smolt nagenoeg geheel weg.
Een teeken van toenemende economische welvaart? Helaas,
het tegendeel mag eerder worden aangenomen. De ure van
het fransche wetboek van strafrecht was geslagen. Wij
kregen een nieuw nationaal wetboek van strafrecht en
dat bedreigde geen straf tegen niet geautoriseerde bank
van leening-houders.
Was dat een verzuim? Neen, dat was het niet; maar de
wetgever meende, dat de zaak der banken afzonderlijk moest
worden geregeld en, met den tragen gang onzer wetgeving
hield men geen rekening.
Toen de Code nog werkte, trachtte men het verbod te
ontduiken door het oprichten van zoogenaamde huizen van
koop met recht van wederinkoop. Feitelijk waren dit niets
anders dan vermomde beleenbankenmaar men maakte er
zich niet al te druk om en torn het nieuwe wetboek van
strafrecht voorloopig vrij spel gaf, begonnen ze als padde
stoelen uit den grond te rijzen en hebben zich, vrij natnur-
lijk, tot dusver gehandhaafd.
De Franschen noemen de leenbank mont de piété. Vrij
wat economen van den nieuweren tijd zien er niet eens een
instelling tot voorkoming van armoede in; maar toch zal men
moeten toestemmen dat de wezenlijke beleenbanken deugden
bezitten, al zijn ze dan ook maar van negatieven aard: ze
moedigen althans niet aan om er gebruik van te maken en
de rente, uitteraard niet laag, ontaardt toch niet in woeker.
Bij het huis van koop met recht van wederinkoop wij
spreken hier in 't algemeen en beschouwen het onderwerp
geheel zakelijk is het juist andersom. Hier is sprake
van een gewoon beroep of bedrijf, waaruit men zooveel
mogelijk winst moet trachten t6 behalenmaar van een
volkomen vrij beroep mag hier uit een oogpunt van alge
meen belang geen sprake zijn. Ons zijn er voorbeelden van
bekend, dat van den zoogenaamden koopprijs, die dan eigen
lijk de beleeningsom is, eene rente werd berekend onder
allerlei benamingen die herinnerde aan de tijden van den
ergsten woeker, en het behoeft geen betoog dat de treurige
stelling van den economisch zoo zwakken beleener, daardoor
nog treuriger wordtterwijl het evenzeer vaststaat dat de
uitwendige omstandigheden hiei een aanloksel zijn om te
leenen ook waar het niet noodig is, om aan geld te komen
voor allerlei verkeerde doeleinden. Aan de wezenlijke bank
gaat het een beetje officiéél toe en de bezoeker heeft, om
licht te begrijpen redenen, meer op met instellingen, die
ten allen tijde toegankelijk zijn en heel eenvoudig zijn inge
richt, die desnoods gewone winkels zijn, waar ieder vrij uit
en in kan loopen.
Inderdaad is het voor den wetgever dan ook hoog tijd
om in te grijpen en uit dat oogpunt mag men het eenigen
tijd geleden ingediende „ontwerp van wet tot regeling dei-
banken van leening", zeet zeker met blijdschap begroeten.
Zooals de zaak nu staat kan ze in geen geval blijven die
toestand heeft reeds veel te lang voortgeduurd. In de
memorie van toelichting, die het wetsontwerp vergezelt,
komt eene aanhaling vóór uit het rapport der indertijd be
noemde commissie vaD onderzoek, waaiin gezegd wordt
„dat, behoudens enkele gunstige uitzonderingen, de pandjes
huizen woekerinstellingen geworden zijn (zij waren het,
meenen wij, van den aanvang af), die onder den schijn van
de minder bevoorrechte hulpzoekenden te helpen, hen uit
zuigen en steeds knagen aan het overblijfsel van welvaart,
dat bij deze ongelukkigen nog te vinden is."
Dat het wetsontwerp evenzeer betrekking heeft op de
gemeentelijke banken, behoeft geen betoog. Ook hier is
wel iets te verbeteren. Zij genieten te weinig vrijheid en
zijn er minder op bedacht het publiek te gerieven, waardoor
de concurreerende particuliere instellingen van zelf een
voorsprong hebben. Deze stellen hunne condities naar wel
gevallen en kunnen dat doen in zulke bewoordingen, dat
het minder ontwikkelde publiek, dat van de bank of het
huis het ruimst gebruik maakt, er allicht door om den tuin
wordt geleid. Daarbij komt, we merkten het reeds op, dat
het buis een gewone winkel is. Men schroomt niet een
winkel binnen te gaanmaar feitelijk beleent men er zijn
goed, dat door den houder in dienzelfden winkel weer van
de hand wordt gezet.
Alles ongerekend natuurlijk de meer bepaald crimineel®
zijde van het vraagstukwant het is algemeen bekend dat
vele houders van vermomde beleenbanken zich tot het aan
nemen van ontvreemde goederen leenen.
Een absoluut verbod van particuliere banken van leening
acht do regeering om verschillende redenen niet gewenscht.
Zij wil beproeven de misbruiken te keeren door publiciteit
en controle. Haar stelsel is: vrijheid zooveel mogelijk voor
de gemeentelijke bankenvrijheid ook voor de particuliere,
onder gemeentelijke contróle en wettelijke waarborgen tegen
misleiding.
In dien geest haar wetsontwerp, dat wij nu meer in
détails zullen beschouwen.
Observator.
Bij de opvoering van Goudsprookjes tooverlied van
Wernicke te Haarlem werd 2 jaar geleden van wege de
arbeidsinspectie op bijzondere last van uit Den Haag ont
vangen, aanmerking gemaakt op het meedoen van eenige
jonge kinderen als jonkertjes van H.M. de Meikoningin.
Bijna was het toen tot een proces gekomen tegen den heer
Cats den muziekdirecteur of den heer Vernout den impres-
sario. De kantonrechter te 's Gravenhage heeft in de
soortgelijke zaak, van mad. Butterfly beslist, dat alleen
de regisseur in zulke zaken strafrechtelijk aansprakelijk is,
daar deze de arbeid doet verrichten, verder schijnt uit dat
vonnis te volgen dat de haagsche kantonrechter onder
arbeid in den zin des arbeidswet verstaatelke bezigheid die
inspanning vordert.
De Java Bode, de gebrekkige manier besprekende waarop
te Batavia preventieve gevangenen langs de straten worden
getransporteerd, lucht het hart hierover in de volgende
mooie woorden
„Wij zeggen niets nieuws Er is reeds over geklaagd, dat
men de gevangen inlanders, die voor djaksa, politierol of land
raad moeten verschijnen, geboeid en te voet langs den open
baren weg, te midden van de dagelijksehe drukte en het ge
woel der menigte, vervoert.
Anderen wederom hebben die klacht overdreven gevonden.
Wij niet. Ongetwijfeld zijn er onder die gevangenen onver
schillige schavuiten, wien het hoegenaamd niet kan schelen of
de menschen op straat hen al dan niet in dezen vernederend en
toestand zien, maar anderen wederom ligt diepe schaamte op
het gelaat; sommigen hangen zelfs een doek over het gezicht,
opdat men hen niet zou herkennen.
Nu kan men vinden, dat het er niet op aan komt, men in
een kolonie niet te weekhartig moet zijn
Tot zekere hoogte gaat dit misschien op, maar het gaat hier
niet zoozeer om een quaestie van medelijden dan wel van
moreele hygiëne. Het schouwspel van deze gevangenen moge
onder de inlanders weinig ontroering wekken, als iets van te
dagelijksch voorkomen worden beschouwd om er zelfs naar om
te kijken laat staan er aanstoot aan te nemen toch werkt
het demoraliseerend, verhardend.
Wie de straf niet onteerend vindt, zal de misdaad zelve ook
zoo erg niet achten.
Daarbij valt in het oog te houden, dat de aangehoudenen
veelal volkomen onschuldigen zijn, die slechts op een los ge
rucht zijn opgevat en nu naar het verhoor worden gebracht,
misschien om op staanden voet te worden losgelaten.
Is voor dezen het vervoer over straat niet een vreeselijke en
onverdiende foltering?"
Enz.
Politiek u is v a n d 6 n gehangene.
Het »Friesch Dagblad" spreekt van het
kongres onzer belgische partijgenooten, zoo lezen we in Het
Volk, over bloc-taktiek en deelneming aan het ministerie,
en zegt van de uitspraak
Geen ja en geen neen dus.
Maar in beginsel hebben de Belgische socialisten er niets
tegen om minister te worden.
Goed beschouwd toch een wonderlijk idee! Van nature
zijn ze republikeinen en vinden een koning een „ornament"
duur, gevaarlijk en totaal overbodig. Toch zullen ze straks,
als ze 't in België winnen, waarschijnlijk er niets op tegen
hebben, om als raadslieden der Kroon op te treden.
Moge ónze Koningin voor zulke raadslieden altijd bewaard
blij ven
Van 1901 tot 1905 had Nederland een minister-president'
die bij de verwerping der hooger onderwijswet door de
Eerste Kamer de koningin dwong, het ontbindingsbesluit
te teekenen, vóór zij behoorlijk had kunnen kennis nemen