n en glazen Icursus H. KRUL Jr. dstoffen 's Orgels OTTER I ïfabriek 1 fi. Cats. ing naar maat ECHTE Telefoon 249. utslraat 2 Haarlem. SCHOUTEN. pitten, 5EN, enz. enz. te krijgen. boekjes achter Is den naam iPOSITOBANK. 5 R. - HOOFDDORP. F. R. BAKKER. PRINS-POEDEL, idags en Vrijdags v. 2 3 uur. ■STRAAT 5IA rooi' 1511. HAARLEM. ERVEEN. sief. 1617. IT HECK, IAARLEM. cht 118, - Telefoon 1338. reparatie inrichting. i door het geheele rijk. 1500. IAAT 41. Tel. 744. HG". este. bij ipminderde D©©©©©©©|| Cc ^000@000©) i. idissements Rechtbank. n Waveren, te Haarlem. Levenkamp. nd. Belast zich met de iuitenland. Belast zich en provisie van: 1 1G"/„ °/o. 1 S0,/0 over nominaal •eëel bedrag voor fondsen ien nagezien met het sie. Opent rekening- ïdelscredieten. Opent prolonga' ■t safe-lokeuten tegen vaarinriehting is voor 912l/« en van 2—4 uur. rel. No. 1482. kende en artistieke afwerking- gs van 10-4 uur. TWEEDE BLAD. 4 jaargang. ZATERDAG 23 JULI 1910, No. 29 Hel Bloemendaolseh (MM DE ZEE. O zee, die wel aan onze kust Soms onheilspellend knaagt, Maar zout en zand in overvloed Uit uwe golven komen doet, Wij zien uw deining aan met rust, Gij, die ons dreigt, gij schraagt. Uw ruischen is 't veelstemmig koor, Dat onze stranden groet Van hen, die zwalpen door uw schuim, Van hen, die slapen in uw ruim, Uw golfslag delgt toch nooit hun spoor In ons geroerd gemoed. Uw zilte nat verfrischt het bloed Van 't jonge Nederland, Dat, worstlend met uw wassend tij, Zijn dammen bouwt en moedig blij, Als golven breken aan hun voet, U zegtwij houden stand Gij houdt in stand, o oceaan, Als schijnt g'een levend graf. Gij overstelpt ons met uw zout Schept zelf de kracht, die tegenhoudt. Wij, die op uwe golven gaan, Staan u ons erf niet af. Maar, als een zenuwlam geslacht Schuwt domp'ling in uw nat, Zend dan uw golven over 't strand Van ons verloren vaderland, Eens vrijheids duurgekochte wacht, Die u bedwongen had. Toch, nu een zwarte wolkenzee Uw branding grimmig tint, Nu schemert aan den horizont Een lichtstreep, die aan ons verkondt: Ik breng een land van vreugd en vree U, die 'k standvastig vind. Zandvoort, B. T. 26 Juli 1884. Niemand weet, waarheen dé onnatuurlijke gedeeld- heid 1 in ons volk in de toekomst leidtmaar ieder gevoelt dat ze leidt tot ellende. Van naamlooze Vennootschappen. Recht en Wet. II. In verband met het aan het slot van ons eerste artikel meegedeelde, moeten wij nog opmer en, dat het inderdaad vaak wenschelijk is, dat van een besluit der algemeene vergadering van aandeelhouders be roep bestaat. De minderheid behoort in bepaalde gevallen tegen de genomen beslissing te kunnen opkomen. Niet altijd zijn de rechten der minderheid in handen van die der meerderheid veilig. In het ontwerp is zulk een recht aan de minder heid toegekend, waar het geldt besluiten welke voor de vennootschap van bijzonder financiëel belang zijn, de wijzi ging der akte van oprichting, de décharge van bestuurders en commissarissen en de ontbinding van het lichaam. Er moet eene vrij aanzienlijke minderheid zijn, wier opvattingen door de meerderheid overstemd zijn. De opposanten moeten ten minste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen. Voorts kunnen alleen aandeelhouders in verzet komen, die in persoon of bij gemachtigde ter ver gadering tegen hebben gestemd. De rechter zal in het alge meen het verzet opheffen en aan het genomen besluit vergunnen in werking te treden, wanneer niet blijkt dat het besluit, ->f de wijze waarop het tot stand gekomen is, strijdt met de ;oede zeden of de openbare orde, of met eene wettige be paling der akte van oprichting, of dat door het tot stand komen eener overeenkomst wc irtoe besloten werd, de belangen dei- vennootschap op ernstige wijze zouden worden geschaad of dat daardoor een of meer dergenen, die in verzet gekomen zijn, onbillijk zouden worden benadeeld. Wij verklaren ons met het beginsel dezer regeling in het ontwerp zeer ingenomen, in hoofdzaak omdat de beslis sing is gelegd in handen der rechterlijke macht. Voor onbillijk verzet behoeft men niet te duchten, daar in dat geval veroordeeling tot schadevergoeding aan do vennootschap zou kunnen volgen, tot verhaal waarvan de publieke verkoop mogelijk is van de aandeelen der opposanten, daartoe ter griffie gedeponeerd. Niet alle bepalingen van het ontwerp zijn van dwingend recht. Een aantal voorschriften, de inrichting en werking der vennootschap betreffende, gelden als aanvullingsrecht, en daarvan kan dus bij de akte van oprichting worden afgeweken. Er komen intusschen verscheidene artikelen in het ont werp voor, die gelegenheid geven van de wettelijke be palingen in tegenovergestelden zin af te wijken, n.l. door in de akte gestrengere voorschriften op te nemen dan de wet bevat. Hierboven merkten wij op, dat somtijds verzet mogelijk is tegen een besluit der algemeene vergadering, namelijk door een of meer houders van aandeelen, gezamenlijk ten minste een tiende van het geplaatste kapitaal uitmakende. Hier kan echter de akte van oprichting een geringer bedrag bepalen, waardoor natuurlijk het recht van oppositie ver ruimd wordt, en ofschoon het waarschijnlijk zelden zal voor komen, dat men gestrengere bepalingen wenscht op te nemen dan de wet toelaat, komt de vrijheid om uitdrukkelijk in de wet te verklaren dat dit mogelijk is, ons niet onge- wenscht voor. Men zou niet zonder grond kunnen beweren, dat eene dergelijke uitdrukkelijke verklaring in de wet niet noodig is, maar het blijft altijd goed om mogeljjke strijd vragen van dien aard af te snijden. De regeering heeft het niet gewenscht geoordeeld om bij zondere bepalingen op te nemen, strekkende tot het tegen gaan van misbruiken, voorkomende in een bepaald bedrijf, b. v. het bedrijf der hypotheekbanken. Dit viel buiten het kader van het onderwerp. Dit heeft aan de Vereeniging van directeuren van hypo theekbanken, bij monde van de door haar benoemde Com missie van onderzoek, aanleiding gegeven om te verklaren, dat het ontwerp althans voor de hypotheekbanken niet van groote beteekenis is, omdat de beginselen waarvan het uit gaat ook nu reeds grootendeels in het bedrijf der hypotheek banken worden in acht genomen. Betreurd wordt echter in het rapport der commissie het gemis van een stel van bepalingen omtrent de rechten en de organisatie van pand- of schuldbriefhouders van naam looze vennootschappen als hypotheekbanken en dergelijke, die grootendeels met het geld harer schuldeischers werken. Waar in het algemeen een streven bestaat om dezen op den gang van zaken meer invloed toe te kennen, beweegt het ontwerp zich eer in tegenovergestelde richting, door te be letten dat aan hen of hunne vertegenwoordigers stemrecht in de algemeene vergadering worde toegekend. Volgens het ontwerp zal het onmogelijk zijn om aan obli gatiehouders, houders van oprichtersaandeelen en anderen zoodanig stemrecht toe te kennen. De verdediging hiervan in het ontwerp komt ons minder overtuigend voor. Wel wordt erkend dat aan deze belanghebbenden tot op zekere hoogte invloed op den gang van zaken behoort te worden toegekend, maar die invloed behoort dan volgens de regeering in afzonderlijke vergaderingen te worden uitgeoefend; eene uitoefening waarvan wij ons geen duidelijk beeld zouden kunnen vormen. Het wil ons voorkomen dat die invloed zich dan tot een bloot te kennen geven van wenschen, een protest, een poging om terug te komen op of oppositie te voeren tegen een genomen besluit, of iets dergelijks zal neerkomen. Wat betreft de oprichting van nieuwe, op onvoldoende basis gevestigde hypotheekbanken, biedt het ontwerp volgens bedoeld rapport geene meerdere waarborgen, ja wordt der gelijke oprichting, door het wegvallen der minima eiscben omtrent plaatsing en storting van het kapitaal vergemakke lijkt, wat niet in het belang van het bedrijf kan zijn. Ten aanzien der waarborgen voor goed beheer, zal, volgens dat rapport, er meer volledige regeling der aansprakelijkheid van bestuurders en Commissarissen, mischien tot eenig meerder toezicht hunnerzijds leiden en hierdoor oneerlijk en slecht beheer eerder worden voorkomen. Wij zijn het echter ten volle met de conclusie van het rapport eens, dat de eigenlijke waarborgen tegen wanbeheer steeds meer in de persoonlijkheid der bestuurders dan in de wettelijke bepalingen zullen moeten liggen, daar noch een wettelijke regeling zoo te maken is, noch een toezicht van commissarissen zoo le houden, dat de mogelijkheid van oneerlijke handelingen wordt uitgesloten. Trouwens in het ontwerp had men het toch behooren te beproeven. Na deze beschouwingen van algemeenen aard zullen wij nu sommige speciale bepalingen nog nader beschouwen. De nieuwe voorschriften zijn neergelegd in een zevental para grafen, waarvan de eerste bevat de algemeene bepalingen, die omtrent de oprichting, het prospectus en dergelijke; de tweede heeft betrekking op het maatschappelijk kapitaal en de aandeelende derde betreft het vermogen der vennoot schap en bevat verschillende voorschriften, ten einde dit voor ondergang te behoedende vierde betreft de bijeen roeping en de bevoegdheden der algemeene vergadering van aandeelhoudersde vijfde het uitvoerend gezag en de con- tróle van zijn doen en latende zesde heeft betrekking op de ontbinding der vennootschap en de laatste behelst be palingen ten aanzien van de buitenlandsche vennootschappen. Het ontwerp bevat ook verscherping en aanvulling van de thans bestaande strafbepalingen en geeft voor schriften omtrent de balans- en winst- en verliesrekening waaronder dat betreffende de openbaarmaking dezer stukken ook worden er regelen in gevonden omtrent de afsluiting der voor de vennootschap meest gewichtige overeenkomsten. Het ontwerp omschrijft voorts (hierover nader) de taak van bestuurders en Commissarissen en stelt hunne verantwoor delijkheid vast; het bepaalt de aansprakelijkheid ter zake van het prospectus en het waakt er voor, dat aandeelhouders, die zich de moeite willen getroosten om zich op de hoogte te stellen en te houden van den gang van zaken, in de gelegenheid zijn om zulks te doen. Observator. Art. 174. van de Faillissementswet. (Ingezonden aan de N. Rtt. Crt.) „De goederen worden in het openbaar of met toestemming van den rechter commissaris ouderhands verkocht." Over de uitvoering van dit wetsartikel door HHcuratoren in faillissementen, wensch ik een en ander op te merken. Wanneer, speciaal hier ter stede, de ernstige winkelier, door het failliet gaan vau zijn onder den prijs verkoopenden con current, eindelijk tot rust denkt te komen, wacht hem tot zijn ontsteltenis eeu nieuwe bestrijding in den vorm van eene publieke veiling of een z.g. ongeregelden köopmm. Ziehier hoe een curator in de meeste gevallen de goederen uit den faillieten boedel te gelde maakt. Er komt een taxateur, in de meeste gevallen geen vakman, die de waarde van de goederen vaststelt. Heeft de failliet menschen die hem helpen willen dan laat hij de goederen 10 pCt. boven taxatie t.erugkoopen. In een ander geval wordt er met kooplieden in ongeregelde goederen onderhandeld over den verkoop. Heeft dit geen resultaat dan wordt de boedel publiek verkocht. Het behoeft geen betoog dat alle genoemde transacties ten nadeele komen van den eerlijken handelaar, en in hoofdzaak, zooals ik zal aantoonen, niet ten voordeele van de crediteuren in het faillissement. Ter verduidelijking het volgende In eenige faillissementen van recenten datum werd als taxateur benoemd iemand, die tot de vendukantoren in nauwe relatie stond. Waar de taxateur niet aansprakelijk is voor de juistheid van zijne ramingen, lag het voor de hand dat hij de goederen zoo hoog waardeerde, dat noch belanghebbenden, noch andere kooplieden de waren tot dien prijs plus de ver hooging koopen wilden. Het natuurlijk gevolg was, dat die goederen, geschat op een waarde van 9100 gulden, bij publie- ken verkoop slechts bruto 7800 gulden besomden. Van welk bedrag nog een groote som voor registratiekosten, zegelbewaar ders, huur, transport, annonces enz moet worden afgetrokken. De schade voor de crediteuren was aanzienlijk, in verhouding tot de grootte van de geheele waarde. Het is trouwens be grijpelijk dat de publieke verkoop, zooals die nu geschiedt, waar 15 pOt. van de koopsom verloren gaat, altijd in het nadeel moet zijn van de crediteuren. Ik wil nie uitweiden over het nadeel, dat winkeliers in hetzelfde artikel ondervin den, door het. in massa aan de markt brengen van deze goe deren. Alleen wil ik mij er toe bepalen te zeggen, op welke wijze dit euvel kan worden uit den weg geruimd Vooraf zij de aandacht er op gevestigd, dat bij gedwongen verkoop de goederen, om verschillende bijkomende redenen. FEUILLETON. naar het Fransch van EDOUARD LABOULAYE. „Men spoort ons tot eerbied aan voor re geering, wet, godsdienst, zedeleer. Ik antwoord, dat ik de regeering eerbiedig wanneer zij goed, de wet, wanneer zij rechtvaardig, den godsdienst, wanneer hij waar, de zedeleer, wanneer zij zuiver is; niet voor den n°am, maar voor de zaak koester ik eerbied. Ik laat mij niet afschrikken door deze ijdele spookgestalten die men oproept om onnoozele zielen te winnen, die hunne liefde bezigen om het kwaad te beschermen, en hunne vroomheid om de dwaling te verdedigen. „Wat hot stilzwijgen betreft, hetwelk men ons aanraadt, weet ik zeer wel dat, om de zaak der vrijheid te omhelzen, zeer fatsoenlijke, be schroomde en verstandige menschen een tijd van vrede en voorspoed verwachten, wanneer vaderlandslievende ministers en een gedwee .gingen zullen vereenen om den toestand van «en mensch te verbeteren, wan neer de wolven de nederige dienaren der schapen zullen zijn, wanneer elke onrechtvaardigheid, elke dwaling, elk sophisme, geene genade zal vinden bij het volk; ik heb het ongeluk geen geloof te slaan aan die gouden eeuw, die men ons in de verte vertoont. Ik heb altijd gezien dat de waarheid in tranen en smart wordt ge- koren ik ken geene andere vrije volken dan die, welke zelve de erkenning hunner rechten veroverd hebben. De verstandige vrijheid is voor slechts een hersenschim en eene utopie. Ik heb haar nergens ontmoet. De geschiedenis is ddtlr om ons te leeren dat wanneer eene re geering de volken belet te spreken en te han delen, de reden is, dat zij zich het recht wil voorbehouden straffeloos kwaad te bedrijven." Gedurende deze lange rede slaakte baron Huilebalk, het hoofd in zijne handen verborgen, diepe zuchten en mompelde de woorden vreese- lijk! verfoeilijk! afschuwelijk! Bemoeial teeken- de met een effen gelaat zonder ophouden voort. Hiacint hoorde vol verbazing toe. Toen Blinde- vink gedaan had, nam de jonge vorst het woord „Mijnheer de ridder, ik zeg u dank voor uwe les. Gij hebt mij met veel geest doen gevoelen dat ik een kind ben en niets weet. Uwe eerste rede scheen mij zeer verstandig; de tweede, die de wederlegging der eerste is, schijnt mij niet minder juist te wezen. Maar zeg mij nu eens, welke van die twee behelst nu eigenlijk de waarheid Noch de een, noch de ander, antwoordde Blindevink op luchtigen toon. Wij, redenaren, pleiten de waarschijnlijkheid naar den eisch van het oogenblik; wat deert ons de waarheid, gesteld, dat zij bestaat? Heden stellen wij het bijzondere tegenover het algemeene, morgen zullen wij het algemeene stellen tegenover het bijzondere. De uitzondering dient ons om den regel te ontwijken, de regel dient ons om de uitzondering te verijdelen. Als maar eenmaal de stemming ten onzen gunste is, dan is de partij gewonnen, en meer hebben wij niet noodig. Men verandert van kaarten naar de gelegen heid die zich voordoet. Nochtans, zeide Hiacint, blozende over de onbeschaamdheid van anderen, moet gij toch eene meening hebben over het wezen der z.aken. Ik heb geenerlei meening, antwoordde Blindevink, en ik bekommer mij over het wezen der zaken evenveel als over de minste beuze ling. Ik ben de advocaat der regeering, pleit en win mijne zaak. Of het proces goed of slecht is; dat is de zaak van het gezag, en niet de mijne. Maar zeg mij dan ten minste van waar het komt dat elk dezer redevoeringen, op zich zelve genomen, zooveel wijsheid en verstand ademt? Dat is het geheim van den advocaat, waar naar Uwe Majesteit vraagt, zeide Blindevink op zijn gewonen toon. Als zij het wist zouden wij geruïneerd zijn; maar wat nood! In twee woorden, Sire, zal ik u in het geheim der wel bespraaktheid inwijden. „Het schoone dezer algemeene grondstellingen is, dat zij waarheden uitdrukken, zoo oud als de wereld eu zoo alledaagsch als de bekende weg; haar gebrek is dat zij zoo breed zijn, dut alles er tusschen door kan en dat zii niets be wijzen. Of gij mijne bijde redevoeringen aan neemt of verwerpt, gij zult daardoor niet meer en niet minder te weten komen. De wijsheid onzer vaderen is eerbiedwaardig, maar de denk beelden en behoeften van den tegenwoordigen tijd zijn het niet minder; de vraag is maaral leen te weten of de wet, die men voorstelt.de wijsheid of de dwaasheid onzer vaderen afschaft, of zij aan eene behoefte of aan een gril beant woordt; ziedaar het eenige punt, dat ministers en oppositie zich wel wachten om aan te raken. De een keert zich naar het Oosten, de ander naar het Westen. De vraag is, wie zich het verst van het onderwerp in geschil verwijdert. En met der daad hebben zij geen ongelijk. Om de wet ernstig te bespreken, zou men feiten moeten verzamelen, de mannen van het vak moeten raadplegen, tellen, rekenen, wegen en welk middel zou er dan zijn om altijd gelijk te hebben? De macht zou in handen der prae- tische lieden komen, en met de advocaten zou het gedaan zijn. Zou hel een groot ongeluk zijn? vroeg Hiacint. Ja, ongetwijlfeld, antwoordde Blindevink lachende. Denk er aan, Sire, dat wij met onze holklinkende spreuken al deze eerzame lieden bekoren, die het een geluk vinden hunne wiege liedjes en hunne dorpsspreuken tot staatsmans wijsheid te zien verhellen. Trotsch op al hun weten, zonder dat zij ooit iets hebben geleerd, juichen zij niets anders in ons toe dan hunne gelukzalige onkunde en hunne deftige trivialiteit. Waarom zullen wij deze onschuldige vreugde verstoren, welke ons voordeel aanbrengt? Wan neer men de menschen met woorden kan vangen, waarom zullen wij ons vermoeien met hen te onderrichten? Waarom hun deze nieuwe waarheden die hen verschrikken en verblinden naar het voorhoofd geworpen? Inblazers, inge- blazenen, blaasinstrumenten: ziedaar de wereld in 't klein; de ingeblazenen verlangen het ge loof te behouden der dwalingen, die zij hebben aangenomen; de inblazers verlangen de inge blazenen zaohtkens in sluimering te wiegen: en laten wij dus vroolijk met de blaasinstru menten onzer welsprekendheid muziek maken. Maar zoudt gij dan niet vreezen, vroeg Hiacint, een weinig ontsteld, dat, indien de welsprekendheid niets is dan een blaasinstru ment, een fanfare, ja minder nog, een goochel toer, de volken, wanneer zij eenmaal dit geheim hebben doorgrond, de kwakzalvers met de redenaars op ééne lijn zullen plaatsen Wanneer dat ooit gebeurt, hernam Blinde vink, zouden de Vliegeneters geene Vliegeneters meer zijn Wanneer de menschelijlte domheid ten einde loopt, dan is het ook haast met de wereld gedaan. Laten wij intusschen rustig slapen en een onbezorgd leven leiden. Nadat hij met spreken geëindigd had, kondigde een kamerheer aan dat de koningin haren zoon

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1910 | | pagina 5