de meeste waarde hebben voor dengene die ze geleverd heeft, zoodat het nuttig is dat crediteuren in staat gesteld worden hunne leveringen terug te koopen. Vandaar dat de curator in de eerste plaats heeft te zorgen, dat de voorraad, door een kundig vakman, in kavelingen wordt gesorteerd, die ieder afzonderlijk tot de leveranties van eenzelfden crediteur behooren. Daarna worden gegadigden bij advertentie opgeroepen, om bij inschrijving, per gedeelte of in massa, ten kantore van den curator, hun bod in te leveren, na vooraf in de gelegen heid geweest te zijn de goederen te bezichtigen. Over de gun ning beslist de rechter-commissaris. Hierdoor worden vermeden de groote kosten van een veiling, een betere opbrengst gewaarborgd en de andere winkeliers niet benadeeld, wat alles ten goede komt aan de crediteuren in het faillissement. Daar deze regeling in Duitschland met succes wordt toege past, geef ik H.H. curatoren in overweging, in het vervolg met deze opmerkingen rekening te houden. Inmiddels dankend voor de plaatsruimte hoogachtend v. d. Berg. Rotterdam. Niet de wil van één man kan ons volk redden, maar hei zekere, bewustzijn van velen, dat de tegen woordige gedeeldheid bezig is ran ons allen zedelijk minderwaardigen te maken. De heer dr. J. Wiedeman, uit Beverwijk, Politiek. roept onze gastvrijheid in tot plaatsing van zijn antwoord op het artikel van dr. J. H. Gunning Wz., voorkomende in het Hdbl. van 14 Juni 11. Voor degenen onzer lezers die wellicht het schrijven van dr. Gunning niet meer duidelijk voor den geest mocht staan, laten we dit in zijn geheel hier volgen: De leuze der anti-revolutie. Aan de Redactie. In uw beschouwing over de verkiezingen voor de Provinciale Staten zie ik, dat gij terecht uit het feit, dat ik een liberaal beu, heb afgeleid dat Groen's leuze van de anti-re volutie niet de mijne is. De door u gebruikte bewoordingen echter geven mij aanleiding mijn meening iets nader toe te lichten, reeds daarom, omdat zwijgen mij zou blootstellen aan den schijn, alsof ik Groen van het gebruik van leugenachtige leuzen wilde beschuldigd zien, wat evenmin uwe als mijne bedoeling kan zijn. In eerbied voor die heroïsche persoon lijkheid, die in onaantastbaren luister in onze geschiedenis schittert, doe ik voor niemand onder. Maar die eerbied ont heft geen zelfstandig denkend menscb van hét recht en den plicht eener eigene overtuiging en het is geoorloofd, al gevoelt men zich nog zoo klein tegenover zulk een groot man, te meenen, dat hij gedwaald en dat zijn optreden den lande niet tot heil gestrekt heeft. Groen noemde zichzelf, zijn partij en zijn beginselen „anti- revolutionnair". Het is duidelijk, dat hij daarmede niet be doelde elke revolutie per se te veroordeelen, want dan had hij bijv. noch onzen opstand tegen Spanje, noch de Engelsche omwenteling van 1688 kunnen goedkeuren. Volgens zijn eigen verklaring beteekende dien naam tegen de beginselen der Fransche Revolutie van 1789. Nu geloof ik. dat wie dit werkelijk en met volle bewustzijn meent, ook het gansche werk der Revolutie iu de geschiedenis ongedaan moet willen maken en den wijzer destijds tot vóór 1789 terugzetten. Er is één man in Nederland geweest, die dat met een feilen hartstocht beleed en begeerde, Willem Bilderdijk; hem kan men den waren anti-revolutionnair noemen. Ook de ultramontanen, die in de Fransche Revolutie niets anders zien en zien kunnen dan de voortzetting van het destructieve werk der Hervorming, zouden een recht op dien naam kunnen doen gelden. Ook Groen gebruikt in zijn geschriften vaak uitdrukkingen, die zoo iets schijnen te bedoelen, doch in de werkelijkheid hebben noch hij, noch zijn volgelingen, onze Nederlandsche „anti- revolutionnairen", zich ooit zóó tegenover de Revolutie gesteld. En zij konden dat ook niet. Reeds niet wegens hun godsdien stig geloof, dat hen moet dwingen tot de erkentenis dat ook in de Fransche Revolutie, met al haar door niemand verde digde gruwelen en trots alle anti-goddelijke krachten, die on getwijfeld in haar gewerkt hebben, Gods hand zichtbaar is, dat zij een phase is in het goddelijk wereldbestuur, die wij menschen niet mogen bedillen. Maar er is meer; zij hebben, zooal niet met woorden, dan toch steeds met hun daden, het werk dier Revolutie aanvaard en zij zijn waarlijk niet de laatsten geweest om van de vele zegeningen, die zij over de volken van West-Europa gebracht heeft te proliteeren; ja, men kan met gerustheid zeggen, dat de opkomst, het werken en de bloei der anti-revolutionnaire partij, zooals wij die onder ons groot hebben zien worden, alleen denkbaar is in een land, dat bestuurd wordt volgens beginselen, aan die Revo lutie ontleend. Daarbij bedenke men dit: het heeft natuurlijk hoegenaamd geen zin, een politieke partij te gronden op den tegenstand tegen iets wat vijftig jaar vroeger in een ander land is geschied en verkondigdwanneer dus een Nederland sche politieke partij verklaart haar bestaansrecht te ontleenen aan, en te leven van oppositie tegen de beginselen der Fran sche Revolutie, dan kan dit alleen beteekenen, dat zij zich kant tegen de toepassing, welke die beginselen in ons Staats recht gevonden hebben. En daarvan is nooit iets gebleken. Bij geen enkele van de vele Grondwetsherzieningen in de 19e eeuw zien wij de „anti-revolutionnaire" partij ernstig in de weer om Nederland tot de staatsrechterlijke beginselen van vóór 1789 terug te voeren, om het werk van 1795—1815 on gedaan te maken, en ons staatsrecht van de onmiskenbare sporen van het werk der revolutie te zuiveren. Wel is er altijd gepredikt tegen de ongoddelijke leer der volkssouverei- niteit, maar dat is een zeer cameleontisch begrip en nooit is aangetoond, dat die elementen van zelfbestuur en represen tatieve regeering, die in ons staatsrecht onder „liberalen" in vloed belichaamd zijn, in strijd zijn met de bijbelsche, ook door mij van harte beleden leer, dat er geen macht is dan uit God. In de practijk heeft „anti-revolutionnair" in Nederland dan ook steeds beteekend „anti-liberaal". Uit propagandistisch oogpunt bezien was en is dit zeer practised. Ongeloof en Revolutie zijn immers van één boom, van afval van den levenden God, de liberalen zijn de kinderen der Revolutie; wij, daarentegen, de anti-revolutionnairen, nous sommes le parti du Dieu vivant! Waarom ik, niet trots, anaar juist krachtens mijn christelijk geloof, daarmede niet kan instemmen en zulke leuzen slechts als misleidend kan aanmerken, behoef ik niet uiteen te zetten. Met dank voor de plaatsing, Hoogachtend, Uw dw. A'dam, 14 Juni 1910. J. H. Gunning Wz. Den WelEd. ZeerGel. Heer Dr. J. H. Gunning Wz. WelEd. ZeerGel. Heer. «Het vasthouden aan anti-revolutionnaire beginselen blijkt telkens, ook onder wie waarlijk niet afkeerig daarvan zijn, zeer moeilijk," zegt Prof. Fabius, een uiting waarin men bet woord anti-revolutionnaire gerust kon schrappen zonder aan baar waarheid te kort te doen, doch die dubbel waar wordt als niemand weet wat dat woord eigenlijk beteekent. Als dit bet geval is, zoo is bet ook waarlijk geen wonder dat «veel menschen, die anti-revolutionnair zijn, steeds liberaal stemmen" gelijk Prof. Fabius voor enkele maanden klaagde. Helderheid is hier zeker gewenscht en daar nu Uwe opvat ting niet de mijne is ben ik zoo vrij ook mijne meening ten beste te geven. «Volgens zijn eigen verklaring beteekende die naam, dat hij en de zijnen zich kantten tegen de beginselen der Fran sche Revolutie van 1789. Nu geloof ik, dat wie dit wer kelijk en met volle bewustzijn meent, ook het gansche werk der Revolutie in de geschiedenis ongedaan moet willen maken en den wijzer des tijds tot voor 1789 terugzetten", zoo schrijft U. Mij wil het voorkomen dat Uw conclusie ten eenemale onjuist is. Vele anti-revolutionnairen zien in de Fransche Revolutie een zuiverend onweer waarvoor het be taamt- Gode te danken maar verfoeien niettemin de begin selen waarvan de Nationale Vergadering bij het veranderen onzer instellingen en wetten is uitgegaan en m. i. volkomen terecht. Men zie b v. wat Jonkb. de Sav. Lohman schreef naar aanleiding van de jongste encycliek. Ten bewijze hoe dringend noodzakelijk zulk een reinigend onweer was, een enkel citaat. Toen minister Turgot hervor mingen invoerde en o. a. de heerendiensten wenschte af te schaffen, laadde hij den gloeienden haat van den adel op zich en de prins de Conti verklaarde, datwie de heerendiensten der boeren afschafte, van bet voorhoofd van bet plebs de aangeboren schandvlek van bun knechtschap wou verwijde ren." Kan een modern mensch zich indenken in een tijd waarin zulke principes algemeen waren Ook de grootsche schoonheid van het onweer loochenen vele anti-revolutionnairen niet. Moeilijk valt het een tweede voorbeeld te vinden van een vergadering met zooveel hel denmoed, zelfverloochening, idealisme en altruisme, doch dat alles neemt niet weg, dat de Fransche revolutie als een echt onweer - veel schade op geheel het vasteland van Europa heeft aangericht. De Nationale vergadering be stond, nadat eerste en tweede stand zich hadden terugge trokken, bijna uitsluitend uit mannen die gevoed waren met de ideeën der Encyclopedisten. Men zie bv. Jaures, Gesch. der Fransche revolutie, einde 1ste deel. Zij hadden een taak, die boven menschelijke kracht scheen te gaan en zij hebben er zich van gekweten op een wijze, die ons met ontzag lijke bewondering vervult, maar niet weg te cijferen is het, dat hun werk de fouten van hun geestelijke vaders ver toont. De Encyclopedisten waren geen mannen van de prak tijk, zij konden het niet zijn. Bij hen was alles graue theorie, dikwijls in flagranten strijd met de christelijke leer. Op deze theorie nu baseerde de revolutie theoretisch haar bestaan, maar zij paste wel zalig op ze niet in haar instellingen toe te passen, daarvoor wisten de advokaten in de Nationale Vergadering te veel van de praktijk af. Men lette b.v. op de scheiding in actieve en passieve burgers. Voor degene echter, die op hun schouders staan d.w z. de liberalen is de theorie in alle opzichten noodlottig geworden. Terwijl Engeland liberale staatslieden gehad heeft, die vóór alles mannen van de daad waren, heeft de staatsman op het vasteland steeds een groot deel van zijn kracht moeten verspillen om zich de theoretici van het lijf te houden. Geen wonder, dat de man van «het mag niet anders" op wien al deze theorieën geen vat hadden een goed figuur maakt. Waarom doen de anti-revolutionnairen in het algemeen dit niet Om drie redenen 1°. hebben zij in hun kortzichtigheid haat gekweekt tegen de mannen die de revolutie en daarmede Frankrijk hebben gered, niet tegen de eigenlijke veroorzakers van die revolutie nl. adel en geestelijkheid. 2°. hebben zij zich laten overbluffen door het geschreeuw der liberalen, dat de wetenschap hun theorieën bevestigde. 3°. zijn materialisme en opportunisme ook in hun gelederen I gedrongen in een mate dat ik er aan twijfel of Groen v. Prinsterer, als hij thans wederkeerde, wel tot hun partij zou willen behooren. Met Groen v. Prinsterer kant ik mij tegen de beginselen der Fransche revolutie maar... zoolang Dr. A. Kuiper lid van onze wetgevende macht is, stem ik geen zoogenaamden I anti-revolutionnair. 2) Hoogachtend, Uw dw. Beverwijk, 14 Juli 1910. Wiedeman. i) Hierbij denk ik niet in de eerste plaats aan Thorbecke, gelijk de redacteur I van het Handelsblad vermoedde maar wel aan Bismarck en Richter. Thorbecke was met al zijn gaven een echt liberaal. Het individu was voor I hem onbestaanbaar zonder staat en dus kende hij aan de overheid een «mate-1 loos" recht toe om het individu aan banden te leggen. Ook hij stond op de schouders van de encyclopedisten, die op hun beurt allen min of meer doortrokken waren van het idee l'homme machine. Geen verwon-1 dering kan het dus baren, dat bij aandachtige beschouwing vele onzer wetten I gebbuwd blijken te zijn op ficties in plaats van op de werkelijkheid, op grauwe I theorie in plaats van op den altijd groenen levensboom. Een dezer ficties is «De I Burger". Burger No. 1. Burger No. 2 enz. Voor de wet allen gelijk, door niets I onderscheiden dan door hun nummer. Zie de prachtige satyre Prins Poedel. Deze «Burger" bezit alle mogelijke deugden. Zijn groote kennis doet hem steeds I een juist gebruik maken van zijn stembiljet, zijn onbegrensde vaderlandsliefde I doet hem steeds klaar staan om alle onbezoldigde betrekkingen met hart en ziel I waar te nemen, met algeheele opoffering van zijn eigenbelang. Wie zou durven I beweren, dat het in de praktijk niet is uitgekomen? 2; Dr. Kuyper is een wonderlijk mengsel van een genie en een allerordinair- I sten kwakzalver. De heeren liberalen bijten hun tanden stomp op het genie, I maar wagen het niet den kwakzalver aan de kaak te stellen, want dat is niet I fatsoenlijk. Men zie bv. het onzinnige hoofdartikel in het Handelsblad van 13 Juli 11. Tusschen volle en geregeerden blijft altijd een kloof dit tril niet zeggendat het volk altijd minder is dan die het regeeren. Spiritisme en Suggestie. Leestafel. Drie interessante boeken liggen vóórI me, die ik iedereen zou aanraden te I lezen. Geen nieuwe boeken, maar die bet lezen overwaardl zijn, vooral tegenwoordig, nu de belangstelling in de z.g, «occulte" wetenschappen meer en meer algemeen wor t.l Er is in onzen tijd een gedaehtestrooming merkbaar in de I richting van het geheimzinnigeeen pogen en streven om d it I verborgene te onderzoeken, openbaar en vertrouwd te maken. I Spiritisme is zoo oud als de wereld, en beoefenaars ervan I hebben bestaan van oude tijden tot beden, doch meer en I meer ziet men thans ernstige mannen der wetenschap zi hl met de borst toeleggen op een onderzoek, onbevreesd, onl e-l vooroordeeld, van die verschillende wonderlijke verschijnsel 111 als kloppingen, bewegingen van levenlooze voorwerpen en verschijningen van allerlei aard. De Engelschman, William Crookes, een scheikundige vanl naam, en iemand, wiens ernst en oprechtheid boven al: nl twijfel stond, was een dier «durvers". Zijn proefnemingpn I en de resultaten er van legde hij bloot in verschillende I bijdragen aan de Quaterly Review, een engelsch tijdschrift,! gewijd aan wetenschappelijk onderzoek, en later in tul boek, waarvan de fransche vertaling vóór me ligt: ForceI Psychique. Experiences nouvelles. Recherches sur les Phénomè du Spiritualisme, traduit de Vanglais par J. Alidel. In oitl werk komt ook een relaas voor van de aanvallen, welk»! Crookes naar aanleiding zjjner geschriften van verschillende I zijden te verduren had, met zjjne wederleggingen, die, zool men Crookes wil gelooven (en aan zijn eerlijkheid zullen I wel zeer weinig lezers van bet boek twijfelen) onbetwistbare I bewijzen zijn van het bestaan van occulte krachten. Het werk werd klaarblijkelijk geschreven om een helder, onbe vooroordeeld verslag te geven van ernstige proefnemingen. I Geen moeite werd gespaard; instrumenten werden vervaar digd met het speciale doel de verschijnselen waar te nemen I en te controleeren, steeds waren getuigen aanwezig bij experimenten, allen mannen van kennis en rechtschapenheidI als Crookes zelf, en alle dezen legden eenparig hetzelfde I getuigenis af van hetgeen zij zagen. Aan het einde van ditI verslag maakt Crookes gewag van de 8 verschillende I theorieën, die in omloop zijn over de zg. spiritistische ver schijnselen, te weten le zij zijn het gevolg van goochelarij en bedrog. 2e de aanwezigen op een séance lijden aan een soort| hallucinatie. 3e het geziene is het resultaat van een bewuste of onbewuste werking in de hersenen. 4e de verschijnselen zijn de werking van den geest vatl het medium met of zonder die der aanwezigen. 5e zij zijn het werk van den duivel. 6e zij worden voortgebracht door niet-menschelijkel wezens zooals gnomen, feeën, elven, enz. 7e zij zijn toe te schrijven aan de geesten van afge-l storvenen. wachtte om zich naar de groote soiree te begeven. De koning vertrok, gevolgd door Bemoeial, vergezeld van vier gerechtsdienaren, die met statigen tred de heilige paperassen wegdroegen. Toen bij met Blindevink alleen was gebleven, barstte de baron uit Durft gij waarlijk, rampzalige, zoozeer misbruik maken van de gaven, welke de Voor zienigheid u heeft geschonken Bloost gij niet?. Baron, viel de advocaat in de rede, ik heb in de Gouden Faizant een fijn dinertje besteld, allerkeurigst en de oudste wijnen, ik hoop dat gij mij de eer niet weigeren zult, mijn disebgenoot te zijn. Ja, ik zal u vergezellen, verloren zoon, antwoordde Huilebalk zuchtende, maar dit zal zijn om voor u te preeken en u te bekeeren. Op mijn leeftijd heeft men genoeg van de ij dele genoegens der wereld, en buitendien, alles is verbasterd. Ook de oesters? vroeg Blindevink, op sceptischen toon. Juist met de oesters te beginnen, hernam de baron. Zij zijn niet wat zij in mijn jeugd waren. Zij zijn ook oud geworden, sprak Blindevink op kalmen toon. Er is eene zaak die niet oud is geworden, riep de baron woedend, de onbeschaamdheid der advocaten. Draag zorg, mijnheer de ridder, u niet op de tong te bijten, want gij zoudt die onvoorzichtigheid met den dood kunnen be- koopen. Stil, stil, laat uwe heilige gramschap be daren, sprak de ander lachende; gij weet wel dat wanneer wij dikwijls blaffen, wij toch nooit bijten. Tusschen ons gezegd, wat dunkt u van den vorst? Ik koester de beste verwachtingen van hem. Hebt gij gezien hoe hij geeuwde, toen Bemoeial hem met zijn stukken over stelpte? Dit is het bewijs van een gelukkigen aanleg. Ik hoop dat die goede jongeling een even groot leeglooper worde als zijn roem ruchte vader en e.ven onnoozel als zijne door luchtige moeder. Welaan, ik geloof dat de Vliegeneters nog schoone dagen zullen beleven, en onze regeering nog niet ten einde is. zesde hoofdstuk. Het Bal. Het was een luisterrijk feest. In hare vreugd en fierheid van haren jongen souverein te mogen begroeten, had de hoofdstad Goudvreugd zich zelve overtroffen. Men had veertien dagen gearbeid om in vier uren de belastingen van zes maanden te verteren. De balzaal stelde eene open plaats in een woud voor. Een waterval, door electriscli vuur verlicht, stortte zijne golven op bemoste rotsen uit, die met palmboomen, slingerplanten en bloemen waren bedekt. Vuur tongen, in gekleurde glazen besloten, verspreid den allerwege haar licht, door duizenden spiegels weerkaatst. Van verre hoorde men eene on zichtbare muziek: het was een zacht gesuis, nog zachter dan het geritsel van den wind door de bladeren. Kortom, het was een woest natuur tafereel, gepaard met alles wat den meest ver fijnden smaak kan streelen. Het gedrang was ontzettend. Honderd mijlen in den omtrek was er geen vrouw, jong of oud, die, al moest dit ook het vermogen van haar echtgenoot kosten, het zich niet tot plicht rekende den nieuwen koning hare juweelen, hare kanten en hare schouders te laten zien. Alle mannen ware in korte broek en uniform, met een degen op zijde, den hoed onder den arm en de borst met kruisen, ridderorden en linten bedekt. Volgens de fijne opmerking welke de Officieele Waarheid den volgenden dag maakte, waren Schoonheid en Verdienste hare hulde komen brengen aan de Hoop. Omstreeks tien ure trad Hiacint met zijn moeder aan tien arm de zaal binnen, In zijn wit satijnen wambuis met blauwe strikken en goudkoralen versierd, was bij zoo schoon dat, op gevaar af van te slikken, alle vrouwen naar hem henendrongen in dichter zwermen dan zwaluwen die naar andere landen trekken. Meisje, vrouw of weduwe, geen enkele was er die, zonder vrees van haar buurvrouw te ver pletteren, niet voorwaarts drong om den eersten blik en den eersten glimlach van den jongen vorst op te vangen Het voorstellen begon op de maat van een betooverende muziek. Men wedijverde in schoonheid en bevalligheid, men liep storm met lachtjes en lonkjes en strijk- aadjes. Vooraan onder deze schitterende menigte stond de dochter van graaf Bemoeial, de jonge en blonde Tamaris. Toen zij voor den prins boog, sloeg zij de oogen zoo zedig neder en daarna weêr zoo zacht kwijnend op, dat Hiacint bloosde zonder te weten waarom. Op dat oogen- blik verwarde het voetje van Tamaris ongelukkig in den sleep van haar kleed, en zij zou gevallen zijn indien de prins haar niet had opgevangen. Een uur na dit voorval, dat veel opschudding had veroorzaakt, werd de minister nog steeds door de mannen met complimenten overstelpt over zijn staatkundig genie en de bekoorlijk heden zijner dochter, terwijl de dames tot elkander zeiden dat die Tamaris een onbe schaamd schepsel was en haar vader een eer zuchtig man of een ezel. En laat men nu eens, op grond van zulke aanteekeningen, de ge schiedenis van een groot land schrijven! Te midden van het algemeene gewoel, was er eene vrouw, die zich waarlijk gelukkig ge voelde: de koningin. Fier op het heden, onbe kommerd over de toekomst, stapte zij, op den arm van haren zoon geleund, door de menigteI henen. Haar zegenvierende blik zeide als 'i[ ware tot alle aanwezige vrouwen: „Ziel heml maar aan, hij behoort mij en heeft mij alleenl lief". Hiacint vond dat het beroep van vorst veell aangenamer was op het bal dan in de raads-1 zaal. Hij vervulde dan ook zijn rol met nauw I gezetheid, sloeg geen dans over en bestierde den I cotillon met koninklijke opgewektheid. Erwasl geene danseres welke dien avond niet begreep dat de hemel eindelijk aan de Vliegeneters een groot koning had geschonken. Toen Hiacint zich weêr naar zijn kamersl begaf, begon de dageraad aan te breken. Zijnel bonden, die reeds wakker waren, sprongen on: I hem heen om zijne liefkozingen te ontvangenT Het kostte hem moeite zich aan hunne luid-I ruchtige teederheid te onttrekken. Eindelijk I wierp hij zich op zijn leger en sliep weldra in. wel is waar vermoeid maar uiterst voldaan, I terwijl bij bij zich zei ven erkende hoe heerlijk I het is vorst te zijn en overal eerbied en liefde te wekken. zevende hoofdstuk. Hiacint leert hoe men aan de Vliegeneters den eerbied voor he11 gezag "inprent. Na een dag zoo rijk aan gewaarwordingen I mag men wel droomen. Tot in zijn slaap door het geluk begunstigd, had Hiacint een heel- lijken droom: hij jaagde onder de sombereI bladergewelven van een eeuwenheugend woud-1 (Wordt vervolgd). 8e de theorie van te beschouwen als de vier laatste «geestelijke theorie zegt Crookes on; «De theorie van de «het bloote constateerei «twistbare feit, dat in «omstandigheden van «begiftigd met een uitgaat, die zónder veroorzaken op een «zulk een zenuwstelsel «schijnselen voort te «dat die kracht uitgar «dit laatste inwendig «de ziel is, de geest, he «die het wezen vormt «zoo redelijk aan te «gingen teweegbrengt «die ze veroorzaakt «den naam gegeven «oorsprong vindt in di «Ik wil evenwel «gegrepen en bestuur psyche. De vurigste «dier kracht onder magnetisme. Zij zeggen «handelingen, welke volbrengen door mi «medium, d. w. z. «tusschen de spiritual «de psychische kracht «houden dat men noj «aangetoond, dat er ee: «het medium en dat «is dat het de afgesti «als geloofsartikel aan «dooden zijn, die de quaestie kan slechts «nemingen en het ver «scbe feiten. Dit is «geestelijk onderzoek' Tot dusverre Crookt Het is deze zelfde twee volgende, in zeke der Gedachte, in Zak, William Walker Atkin en toegepast als Geneesn Deze werken besprei een woord, dat veel die maar een vaag bi er van. Na het lezen vai kracht zal een duidel zinnige werking van brenging, hetzij op z is eenvoudig het aa waardoor wij onzen w op ons zeil en op an, Dj mensch is een erkent, zal aan bovens Wellicht, dat bij, na andere inzichten komt en vrijer, verlost var van: «ik kan toch nl lot." Er was eens e( behulp waarvan alle ring was een woorc niemand vermocht t( kwam een wijze, die Ik wil. Het halve woord. De mensch is wat gij wilt! Waar kunnen, zegt men. Di wil in de eerste plaat Deze kunst nu, de ki schrijvers van deze hi ieders handen zou heeft voor wat frisc. in het hoe en waarc zonden en zieken, ji zwakken, vreesachtig die zenuwlijders, wa helaas vol, overvol i« Dr. Levy leert, ho kunnen bestrijden, en welke kostelijke rest methode heeft berei een troostvolle bem te verhelpen, probee het ernstig, ge zult ge zult beter worden Diezelfde geest v u tegen uit het andf lectuur is. De kracht der g waar woord van ee daden, gedachten zijp pende kracht. Waak want zij hebben mac Wie zich door de soonlijk magnetisme concentratie, wilskri de veronderstelling met een soort hand goocheltoeren te ve voelen. Daar is de meenzaam, wars va ernstig voor. Ja, hi psychische kracht t richten van kunstjes tot heil van uzelf e Alle geheimzinnig verdwijnt langzamer man-to-man boek, een vertrouwd raads sterker en moedige het hoofd rechter oj onbevreesde oogen. Eenige aanhaling! van dit mooie boe

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1910 | | pagina 6