tverkoop
me-
Haarlem
én keer
Schilderles
P. G. OTTER
Kleeding naar mi al I
iano's Orgel}
FIT A Lanéendijl
r*ï77r*7rr*7T77ïj
bijvoegsel van „}(et Bloemendaalsch Weekblad"
S. fi. Cats.
rillpn en Pince-Nezl
J i. SCHOUTEN.
tstraat 70.
uishoudelijke- en
kelen.
lagde prijzen,
Strijkinrichtin
en DEPOSITOBAfIK.
muil nieuwste modelll
aratiën wordeo direct nitgevofij
i A.Federmann, opticieJ
<G DER ZAAK.
l Mlé JTTL Straat 34,
g. Aflevering naar eigen kei
angeld of gestreken.
AALEN. Langendijkstraat
IDER, ERNEMAN, ICA enj,
fAN FOTO-ARTIKELEN
EL. INT. 735. HAARLEM
geurige en smakelijk
HOFLEVERANCIERS.
EM. Telefoon ,541
TSEHIA.
LSMEER HOOFDDORP.
ESSEN:
i procureur.
in de Arrondissements Rechtbank.
rma H. H. van Waveren, te Haarlem.
IA. N. LEVENKAMP.
3PÓT:
3 V,
3 V::4.
'en jaar opzegging4
'NGATIËN. VREEMD GE hl).
JEN. KEiewiSSELS.
LOKETTENKASTEN,
ftttttttttttttttttf ttt
Groote Houtstraat 2 Haarlem.
TELEFOON 1500.
ingeboden. Brieven lett. S.li
(i. tri., Ged. Oudegracht 65, Haarlei
van Zaterdag 13 Augustus 1910. No. 32.
Reclit en Wet.
Onze koloniën en hoe
ze bestuurd worden.
I.
ngeboden. Brieven lett. M.G.,H
bl., Ged. Oudegracht 65, HanrleM
eekuurDinsdags en Vrijdags v. 2-3»
res JANSSTRAAT 5IA •oo'l
'elefoon 1511. HAARLEMj
•ote Houtstraat 37, Haarle»!
GROET HECK,
HAARLEM.
Oude Gracht 118, - Telefoon $1
Speciale reparatie inrichting,
rransporten door het geheele riJM
aillSSIIUAT 41. Tel.
Het is een verblijdend teeken, dat in de laatste jaren de
belangstelling in de lotgevallen onzer schoone bezittingen,
vooral onzer bezittingen in het oosten van Indië, zeer is toe
genomen. Wij hebben daar moeilijke tijden doorleefdmaai
de krachtsinspanning, die gedurende langen tijd vooral van
het leger gevorderd werd, bleef niet zonder vrucht. Er is
'vooruitgang in alles waar te nemen. Het is nu reeds bijna
veertig jaren geleden dat de zoogenaamde Atjeh-oorlog een
laanvang nam. Toen werden in het noorden van Sumatra
ondoordringbare wouden gevonden, waar thans een geregeld
Vervoer per stoom plaats heeft. Zeeroovers oefenden onge
straft hun gevaarlijk handwerk uit, tot het ons ten slotte
ni ilijkheden op den hals begon te halen, en thans wordt
jin die streken een drukke scheepvaart in alle veiligheid
'onderhouden. De bevolking werd door de Inlandsche grooten
gekneveld en in een soort van halve slavernij gehouden.
Daarvoor is een betamelijke vrijheid in de plaats getreden,
d welvaart en voorspoed onder de bevolking verspreidt.
Ook op menig ander terrein moest in de laatste jaren
strijd worden gevoerddoch wij slaagden er in, ons recht-
streeksch bestuur over die onmetelijke bezittingen zeer
laa .nerkelijk uit te breiden, waardoor alom orde gaat
heersclien, vrijheid en veiligheid verzekerd zijn, de slavernij
al -int en allerlei menschonteereude gebruiken worden af-
g- haft.
üet is zeer verklaarbaar dat dit alles gunstig moest
w i sen op de belangstelling in de geschiedenis en de
in: ing van het bestuur onzer bezittingen, waardoor de
'ba len tusschen die bezittingen en het rijk in Europa
n worden toegehaald en telkens nieuwe bronnen van
Li. worden geopend.
de reden, waarom wij het plan hebben opgevat
joiji en kleine reeks van artikelen eene schets te geven
v. geschiedenis van ons indisch koloniaal bezit en van
;d< waarop de koloniën worden beheerd en bestuurd,
jl) echter op eenvoudige en voor allen verstaanbare
w i'schieden, en, om dit laatste te bevorderen, zullen
v. uitdrukkingen en benamingen, die men vaak in
k rslagen en dergelijke stukken aantreft, maar die
vi n oningewijde meestal onbegrijpelijk zijn, kort en
z verklaren.
i' ttingen in den Oostlndischen archipel zullen het
lc iMiideel in onze beschouwingen hebben. Aan onze
e gezegde koloniën, de bezittingen in de West, als
v nier belang en beteekenis, zullen wij slechts een
l jrd kunnen wijden.
V lerkten op, dat die west-indische bezittingen eigen-
li zijn. Van de oost-indische kan men dat niet
ivi, i nog juister is het, te zeggen dat wij geene kolo-
niëi it-:iwant koloniën zijn volkplantingen of neder
zet! i.g.r-u an de bewoners van zeker land in een ander
wt waar het klimaat een voortdurend verblijf van
elk:opvolgende geslachten toelaat. Het land van her-
L dan het moederland en het land van nederzetting
pit' i ie en blijft men als een deel van het moederland be
ft Zoo is Canada een engelsche kolonie. Ook de
..ie Staten van Nootd-Amerika waren het in het
1 18de eeuw. Op dezelfde wijze hebben de Neder-
:1a: een kolonie gehad aan Kaap de Goede Hoop, die
ons ler door Engeland ontnomen werd en waar thans het
E sS'iseh element weer zoo krachtig opbloeit.
M iet oog hierop hebben wij thans slechts bezittingen,
waar wij ons niet blijvend vestigen en, tenzij met enkele
in Ingen, uit hoofde van het klimaat ook niet blijvend
t' 1 vestigen. Het zijn landen, bevolkt door allerlei
v: volksrassen, die er verweg de meerderheid vormen;
lauden of streken die wij ten deele hebben veroverd, ten
deelt me! meer of minder recht in bezit genomen die wij
voor en ander deel door afstand hebben verkregen of
waait j) ons zekere rechten zijn toegekend, die langzamerhand
en schier ongemerkt in blijvend bezit overgingen.
In 'net laatst der I6e en in het begin der 17e eeuw,
toen de strijd met Spanje woedde en onze admiraals nog
niet den genadeslag aan de spaansche marine hadden toe
gebracht, hadden en telkens zeer hevige zeegevechten tus
schen de schepen van heide natiën plaats.
Die gevechten werden met groote verbittering gestreden
en werkten de opkomst van de zeemacht der Hollanders
zeer in de hand. Spanjaarden en Portugeezen waren toen
nog de eenigen die handel dreven
met de indische vorsten en wij koch
ten dan weer de indische producten
in Portugal op en dreven er een
uitgebreiden handel mee in tal van
europeesche zeehavens. Na 1584 be
gon dat te veranderen. Nadat de
hertog van Alva de Nederlanden ver
laten had, veroverde hij in tachtig
dagen Portugal voor den koning van
Spanje en toen werden de portu-
geesche havens voor ons gesloten.
Feitelijk hield de handel niet op;
hij werd tersluiks toch gedreven
maar wij moesten naar middelen om
zien om de tropische producten
rechtstreeks uit de tropen te be
komen. Wij hadden toen een uitge
breiden handel op de noordelijke
havens van Rusland en daarom lag
het op onzen weg, een weg naar
Indië benoorden Rusland te vinden.
Eerst toen dit mislukte sloegen wij
denzelfden weg in, waarop Spanjaar
den en Portugeezen ons waven voor
gegaan.
Dit slaagde naar wensch. Vrij spoedig werden handels
verbintenissen, leveringscontracten met indische vorsten in
Indië gesloten. Ook daar ontmoetten wij de Spanjaarden
en aan hen onderworpen Portugeezen als onze vijanden
maar het welslagen onzer ondernemingen konden zij niet
verhinderen.
Hoe vreemd het ook schijnen moge, Philips II had wel
de portugeesche havens voor ons gesloten, maar den handel
met Spanje zelf had hij niet verboden. Dat geschiedde eerst door
zijn opvolger en het toen uitgevaardigd algemeen verbod, dat
de spaansche welvaart zeer benadeelde, strekte zich ook
uit tot de toenmalige zuidelijke Nederlanden, die als bruid
schat behoorden aan Isabella, de dochter van Philips III,
die met Albertus, aartshertog van Oostenrijk, was gehuwd.
Zóó kwam er ook een handelsoorlog. De Staten verboden
allen handel op Spanje en de spaansche havens, ook voor
schepen van onzijdige mogendheden, die, als ze naar een
spaansche haven bestemd bleken, als vijanden werden be
schouwd, zoodat de lading werd prijs verklaard: maat
regelen die natuurlijk heden ten dage met het volkenrecht
in strijd zouden zijn.
Observator.
XXXIe Ned. Taal-en Letterkundig
Kunsten Letteren. Congres te Maastricht
op 29, 30 en 31 Augustus.
Op het congres te Leiden, in Augustus 1908 gehouden, werd
bepaald dat het volgende congres niet in Vlaanderen zou wor
den gehouden hoewel dit aan de beurt was. Daar wilde men
liever het XXXII-e congres ontvangen in 1912 om het te
doen samenvallen met de Consciencefeesten.
Dientengevolge werd Maastricht uitverkoren als tusscheu-
terrein om er het XXXI-e congres te houden.
Reeds geruimen tijd is een uitgebreide regelings-commissie
in overleg met de bestendige commissie voor de congressen
bezig, zoowel het programma der zittingen en spreekbeurten
als de feestelijkheden zoodanig te regelen, dat de congres
gangers zich hun reis naar den praohtigen Zuidhoek van
Limburg niet zullen beklagen.
Een veertigtal sprekers heeft zich reeds aangemeld, waar
onder: Prof. J. te Winkel, over Hendrik van Veldeken. L
Franck, Antwerpen, over de Vlaamsobe Hoogescbool. L. van
Deyssel (Alherdingk Thym), Baarn, over Letterkunde als Stam-
belang. Dr. N. Mansvelt, Amsterdam, over Nederland en Zuid-
Alrika. H. Teirliuck, Linkebeek, over Vlaamsobe Litteratuur.
L. Simons, Amsterdam, over Oppervlakkig en Doeltreffend
Nationalisme. Prof. J. E. Heeres, Leiden, over het aandeel dei-
Belgen, in de Ontwikkeling van Nederland als Koloniale
Mogendheid. Prof. P. Fredericq, Gent, over Geestelijke toe
nadering tusschen Noord en Zuid. Dr. J. Eudepols, Maastricht,
over Legende van het St. Patricius Vagevuur. Mr. L. H. J.
Lamberts Hurrelbrinck, Valkenburg, over den Limburgschen
Dichter Franquinet. Frans Gittens, Antwerpen, over het Ge
sproken Lyrisch Tooneel Albert Vogel, Den Haag. over het
Tooneel in Japan. Dr. H. F. VVirth, Berlijn, over de Ontwikke
ling der Ned. Toonkunst. Mr. J. C. Overvoorde, Leiden, Eenige
mededeelingen over het voorgenomen onderzoek naar Monu
menten van Nederlanders in de vroegere nederzettingen buiten
Europa. G. van Hulzen, Rotterdam, Hoe brengen wij het
publiek nader tot tie Letterkundigen? L. H. Smeding, Antwer
pen, over den Boekhandelaar in de Maatschappij. F. A. Hoefer,
Hattem, over Stedenschoon, met een lichtbeeldenvertoöning
des avonds op het Vrijthof.
Mr. Lamberts Hurrelbrinck, de voorzitter van het congres,
zal de openingsrede houden.
Dat de feestelijkheden een bijzondere aantrekkelijkheid van
dit congres zullen vormen, daarvoor staat de naam, die de
Maastrichtenaars op dat gebied hebben, borg
Alom us heeft reeds maatregelen genomen om de gasten in
Van bevriende zijde werden ons uit Rumenië eenige fraaie foto's ter plaatsing gezonden.
Bovenstaande, voorstellende: »Oude boer met vrouwen. De vrouw aan rechts steunt op een
fraaie uit hout gesneden kan, zooals de boeren aldaar gebruiken", is er een van.
zijn tempel te verwelkomen met een heeie boel „gekheid mè
neet baete de schraouv," de beroemde Maastreeehter Staar zal
hen vergasten op haar schoonste hollandsche liederen; de be
roemde violoncellist Holmann, Maastrichtenaar van geboorte,
zal zich in het mooi weelderig park doen hooien tegelijkertijd
met het orkest der Maastrichtsche Muziekschool.dat hoofdzakelijk
werken van limhursche toonzetters zal ten gehoore brengen;
verder staan op het programma een boottocht naar Slavante,
een bezoek aan de onderaardsehe groeven van den St. Pieters
berg, venetiaausehe gondeltocht op het kanaal, illuminatie van
het Villapark, terwijl een luisterrijk banket op Koningins ver
jaardag, gevolgd door illuminatie en vuurwerk op het Vrijthof
de rij der feestelijkheden zuilen sluiten.
Voor het lidmaatschap, waarvoor zich reeds verscheiden
honderden uit noord en zuid opgaven, en voor verdere inlich
tingen kan men zich wenden tot den secretaris der regelings
commissie, mr. L. B. J. van Oppen, Capucijnenstraat 33,
Maastricht.
G. WellsWonderlijke vertellingen,
Leestafel. vertaling van D. JaegerVan Ruimte
en Tijd, vertaling an G. Loman
TJildriksDe Meermin, vertaling van Annie de Graaff; In
de Dagen der Komeet, vertaling van J. Kuylman De Onzicht
bare, vertaling van J. Kuylman. Uitgave van G. Schreuders,
Bennekom.
De boekenwereld doet me altijd denken aan een balzaal.
Daar zitten ze langs de muren de frissehe, aardige, jonge
meisjes, allen zoo appetijtelijk mogelijk in japonnetjes,
waarin zij het voordeeligst uitkomen, dat zijn de boeken.
Langs hen heen, met critische oogen monsterend, hier een
uitpikkend, ginds achteloos voorbijgaandde danslustige
jongelui dat zijn de koopers. En er zijn er onder de
dametjes, die den ganschen avond blijven zitten, ten spijt
van bet liefste kleedje, het vriendelijkste bekje, terwijl
anderen grif van den eenen cavalier naar den anderen gaan,
en er soms lang zoo aardig niet uitzien als menig muur
bloempje. Waaraan het ligt? Aan het meisje zélf in de
meeste gevallen. Heeft ze discours, weet ze te boeien, is
ze geestig, interessant, dan is ze gewild. Is ze te ernstig,
teruggetrokken, diepzinnig, gééft ze zich niet, dan gaat men
haar voorbij. Want het gros der «koopers"om weer tot de
boeken terug te komen -is als de danseurs iu de balzaal
meer geneigd tot iets luchtigs, oppervlakkigs dan iets dieps,
mits het maar spant, boeit. Vandaar, dat vaak boeken zonder
eenigen ernst, zonder echte kunst, den meesten aftrek vinden,
en anderen, die wel diepte hebben van zin, en boeiend zijn
voor wie ernstig leest, blijven liggen in de uitstalkasten.
Men begrijpt ze niet, men haalt er de schouders over op
en besteedt liever zijn geld aan iets lichters.
Wells is een schrijver van naam in Engeland. Daar worden
zijn werken graag gelezen, en gunstig gerecenseerd. Laatst
nog kondigde de «Literary World" een nieuw verschenen
boek van hem aan met de woorden, «dat een schrijver als
Wells eigenlijk geen aanbevelingen noodig had, de naam
sprak voor zich zelf". De uitgever Schreuders te Amsterdam
heeft de uitgave van Wells' vertaalde werken aangedurfd.
Of het hollandsche publiek nu anders is van eischen dan
het engelsche? Men zou het haast gaan denken, waar men
ziet, dat boeken als de bovenstaande, blijven liggen. Toch
verdienen ze waarlijk wel een ander lot. Geestig en boeiend
zijn ze genoeg, al is het niet van 't «balzaalsoort". Opper
vlakkig en luchtig zijn ze geenszins, maar «taai" evenmin.
Maken ze op het eerste gezicht den indruk van fantastische
FEUILLETON.
PRINS-POEDEL,
10)
naar het Fransch van
EDOUARD LABOULAYE.
Bravo! mijn kind, hernam de bulhond.
Ik houd veel van jonge honden die niet aan
den halsband willen loopen. Uw goed geluk
heelt u Arlekijn doen ontmoetende oude
Arlekijn verlaat zijn vrienden nooit. Zij hebben
ons beiden nog niet. Ziet gij dien trog daar in
de nabijheid; welnu, sluip er achter, gij zult
er eene begonnen opening vindenwerk stil
letjes voort en reken op mij."
Hiacint kroop naar de aangeduide plaats en
bevond zich voor eene houten schutting, aan
wier voet men reeds was beginnen te graven.
Met zijn pooten en zijn snoet begon hij nu den
grond met zooveel ijver om te woelen, dat hij
zijn loopgraaf weldra onder de borstwering
door kon leiden en van den anderen kant het
daglicht gewaar werd. Doch zijne krachten
raakten uitgeput en zijne bebloede pooten
weigerden hem den dienst.
„Opgepast! klonk plotseling de schorre stem
van Arlekijn. Ik hoor geraas in het voorhuis,
er is geen tijd te verliezen."
Hij ging op den buik liggen, kroop naar de
opening en keek door een gebarsten plank.
„Hoezee I riep hij uit, aan den anderen kant zie
ik een vrije ruimte!"
En terwijl hij met zijn kop de meest verrotte
plank als met een stormram beukte, gelukte
het hem die met alle krachtsinspanning te
verbrijzelen.
„Volg mij, kleine, sprak hij tot zijn medgezel,
en maak geen geraas."
Indien Hiacint zich nu gered waande, dan
was zijne dwaling niet van langen duur. De
beide vrienden bevonden zich op eene door
hooge muren omringde binnenplaats. Doode
honden die met de tong uit den mond aan een
galg hingen, gevilde lijken, hoopen darmen,
stapels vellen, geheele plassen bloedig slijk, dat
alles leverde geen troostrijk schouwspel op.
Arlekijn liet zich daardoor niet van streek
brengen. Enkel op zijn vlucht bedacht., gleed de
oude vagebond langs de muren heen en wachtte
van de behendigheid of de fortuin het middel
om te ontsnappen.
Voor een half geopende deur gekomen, bleef
hij staan en zag Hiacint aan die naar hem
toesloop. Tegenover hen, maar met den rug naar
hen gekeerd, zat Zoetelijn zijn pijpje te rooken
en de courant te lezen. Hij zat hij eene glazen
deur die op straat uitkwam en twee treden
hooger dan de weg. was gelegen. Met zijne
zwaarlijvige gestalte besloeg de cipier de geheele
opening; de uitgang was versperd en de beide
gevangenen verloren.
„Doe als ik," fluisterde de bulhond den poedel
in het oor. En in de schaduw verborgen, kroop
hij op zijn huik naar den cipier toe.
Het was de OJjicieele Waarheid, het hofblad,
waarin Zoetelijn verdiept was. Hij was juist
aan een paragraaf gekomen die hem bijzonder
veel belangstelling inboezemde. Zij luidde als
volgt
„Onder de 1,352,000 verzoekschriften welke
aan Zijne Majesteit op den dag zijner troons
bestijging zijn ter hand gesteld, onderscheidt
men het adres sub n° 125,727 ingeschreven,
en dat van de Maatschappij tot bescherming
der dieren uitgaat. Deze gevoelige harten, ver
ontwaardigd over de slechte behandeling waar
van de dieren dagelijks het slachtoffer zijn, ver
zoeken de overheid, dat de losloopende honden
die iederen dag gevangen worden, niet meer
zullen worden opgehangen en dat er aan deze
barbaarschheid paal en perken mocht worden
gesteld. De maatschappij gelooft dat men de be
doelde honden op zachte en zelfs aangename
wijze zou kunnen verstikken, hetzij met chloro
form, hetzij met pruissiseh zuur, en dat men
zoodoende de plichten der gerechtigheid met
de rechten der menschelijkheid overeen zou
kunnen brengen."
„De duivel liale de philanthropenriep de
cipier, terwijl hij de courant ineen frommelde,
altijd moeten zij arme lieden het stukje brood
uit den moiul nemen. Laten zij een ridderorde
krijgen en ons met rust latenIk vraag u
eens of het niet billijk is dat men de honden
van den tegen woordigen tijd eveneens verworgt
als hunne vaders en grootvaders? Arme dieren
als men naar hunne verkiezing vroeg, ben
ik zeker dat zij veel liever den strop dan al
die artsenijen zouden hebben. Zij zijn er reeds
zoo lang aan gewoon."
Nauwelijks had hij die woorden uitgesproken
of een ontzettend zwaar voorwerp plofte op
zijn nek neder en liet hem hals over kop in
de straat neertuimelen. Woedend stond hij op
en zag twee honden in de verte die liepen wat
zij loopen konden. Hij wilde hen achtervolgen
doch op hetzelfde oogenhlik kwam de geheele
bende gevangen honden opzetten, die den weg
naar de vrijheid had gevonden. Tevergeefs riep
Zoetelijn om hulp; het geblaf verdoofde zijne
stem; niets mocht baten. Dien dag had de
heul, door de misdaad van Arlekijn, niets te
doen en moest men, zooals een officieus blad
opmerkte, het standbeeld der Wet met een
sluier omhangen.
tiende hoofdstuk.
Wijsbegeerte onder de honden.
Arlekijn, den staart tusschen de heenen,
pakte zich weg met den spoed van een ouden
wolf, terwijl Hiacint uit al zijn macht mee-
draafde om toch het spoor van zijn makker
niet te verliezen. Na verschillende donkere
steegjes, nauwe straten, eenzame lanen te heb
ben doorkruist, bleef de bulhond, met de tong
uit den mond, slaan en begon uit te blazen.
„Kleine, sprak hij tot zijn medgezel, hier kunt
ge uitrusten, wij zijn te huis."
Zij bevonden zich in een hof, aan beide
zijden door stallen en vrij bouwvallige muren
omringd. Vóór hen lagen er reusachtige mest
en vuilnishoopen, waartusschen men een lapje
gronds bemerkte dat met uien, wortelen, salade
en meloenen was beplant. Het geleek alles
behalve op het koninklijk slot me! zijn frissehe
graszoden.
De bulhond grabbelde met zijne pooten en
zijn neus in een hoop slijk en haalde er eenige
heenderen uit te voorschijn waaraan nog eenige
bloedige lappen vleesch hingendaarna sprong
hij op den mesthoop en begon met een graagte
het voedsel te verslinden dat hem door het
toeval gezonden was. Hiacint daarentegen was
naar de fontein en baadde zijne geschaafde
pooten en zijn gloeienden snoet in het water.
„Wel zoo, saletjonker, bromde de oude
Arlekijn, als gij met uw toilet gedaan hebt,
kunt gij met mij komen eten."
Hiacint klom op den mesthoop en vond er
eenig behagen in zich op dit landelijk leger
uit te strekken. Hij proefde even het kluitje
dat zijn kameraad hem toestak, doch hij was
te vermoeid en te weinig aan deze nieuwe
keuken gewend, dan dat hij aan eten had
kunnen denken.