HARTEL,
i
I HAARLED
van den dag.
outstraat No. 19.
yy
Piyyfyeti
/ereeniging".
<ijvoegsel van „}(ct Jloemenöaalsch Weekblaö"
F. R. BAKKER.
;schhouwerij
cier van Eigen Hulp.
11 prijscourant.
len, tigbanken,
schReis-, Ralie-,
senz.,
M. G. ÜC HTM ANN.
(LAAT 31.
J. SCHOUTEN, i
insonderwijzersbond.
n in
's-avonds van 810
21/»4Vj uur.
jding (ler tuberculosa
11 Omstreken uit to
<len Rijksstraatwe:
erwaard is.
ir druk bezoek, waar-
big zal toenemen voor
eeft arme tobbers
aken tegen hun
waardoor tevens
;hen voorkomen
3
ndagmiddag nii 2 uur
n Zaterdag 24 September 1910. No. 38.
LAAT UW
MATRA55EM Ert
BEDDEBOED
VERBETEREM
MAAR
BUITEMLAMD5Ü1E
5ySTEMEn
el. No. 1482.
kende en artistieke afwerking,
gs van 10 4 uur.
de Schagchelstraat. ftjj
Ververij enz. te Almelo.
Zaterdag verzending;. R
Verven in 14 dagen terug,
van
ikte vleeschprijzen.
iditeit bekend.
Aan hevelend
IletbesteadresvoorBustus.
Waskoppen. Mantelstanders.
enz. Kofiehuis- Kruideniers-
Bakkers- enSlagers-lnventa-
M rissen.
ETALAGES.
Amsterdameelie
Ik Metaalwarenfabriek.
Warmoesstr. 180, t. o. Kras
Bustus op maat voor alle figur.
fl-
Onze koloniën en hoe ze
bestuurd worden.
[Recht en Wet.
VI. (Slot).
De decentralisatie van ons koloniaal bestuur, waarvan
wij aan het slot van ons jongste artikel^spraken, geschiedt min
i of meer naar het model van Britsch Indië, zooals dit in de
laatste dertig of veertig jaar bestuurd werd. Er worden
gelden afgezonderd, teneinde die, als eigen geldmiddelen van
-zeker gebied, aan te wenden ter voorziening in de bijzon
behoeften van plaatselijken aard.
In Indië krijgt men dus iets wat wij kunnen vergelijken
i bij onze provinciën en gemeenten, en bet bestuur van ge
noemde geldmiddelen en de regeling der uitgaven zullen
ooveel mogelijk worden overgelaten aan een voor elk ge
west of elke gemeente in te stellen raad. Deze raden kunnen
de belangen van bun gebied bij den gouverneur-generaal
voorstaan. Eene ordonnantie van dezen regelt de verkiezing
dor leden en de aanwijzing van voorzitters. Ook hebben die
inden de bevoegdheid om onder zijn toezicht verordeningen
rast te stellen, betreffende de heffing van belastingen ter
srsterking der middelen.
Ook bet politieke leven in Indië ontwaakt; want hoewel
litieke vereenigingen en vergaderingen er verboden zjn,
dit toch niet meer toepasseljk op de zoodanige, welke
.tsluitend kiesvereenigingen zjn en dus strekken tot aan-
.eveling van personen voor bet lidmaatschap der bedoelde
aden. Op Java is men met bet vormen van zoodanige ge-
neenten aangevangen.
De gelden welke deze kringen te hunner beschikking
rjgen zjn in hoofdzaak bestemd voor het onderhoud en
len aanleg van openbare plaatsen, wegen, stratenen be
graafplaatsen, brandweer en openbare verlichting. Het doel
is geenszins om tot een volkomen zelfbestuur te geraken
daartoe is bet aantal Europeanen in Indië te gering en de
inlandsche bevolking, die noodzakeljk aan ons gezag onder
worpen moet bij ven, veel te groot.
Wat deze niet éuropeesche bevolking aangaat, wanneer
bet bljkt dat dit met vrucht geschieden kan, zullen ook te
haren aanzien verkiezingen kunnen worden ingevoerd. Het
europeesche deel der bevolking kende voorheen geenerlei
ei tegen woordiging maar in bet burgeljk leven der inlan
ders is bet anders. Zj kiezen hunne eigene hoofden en be
stuurders en de regeling hunner huishoudeljke belangen is
aan hen overgelaten. Men kan dus niet handelen alsof die
inlandsche volks-gemeenschappen er niet waren. De nieuwe
gemeentel jke instellingen moeten aan de inlandsche, waar
mede wj ons tot dusver weinig inlieten, worden aangepast
Ook verdefe locale belangen zullen langzamerhand komen
binnen den kring der bedoelde raden. Omdat zj tot voor
kuiten tjd alleen konden worden behartigd door de dikwjls
o verren afstand zetelende centrale regeering, werden zj
vaak niet behartigd. Het is een groot voordeel, wanneer
een gouverneur-generaal zich niet steeds te bemoeien beeft
,met tal van aangelegenbeden van eng plaatseljken aard. De
opleiding onzer scboone, maar meerendeels zoo achterljke
'gewesten, met hare verarmde bevolking, tot meerdere zelf
standigheid, zal ongetwjfeld veel kunnen bjdragen om onze
bezittingen e6n betere toekomst te doen tegengaan.
Nu nog een enkel woord over onze tFesf-Indische be
zittingen.
Zooals wj vroeger reeds opmerkten is men te dezen
opzichte gewoon van Koloniën te spreken, in hoofdzaak omdat,
juist bet tegenovergestelde van Oost-Indië, van eene eigen-
ljke inlandsche bevolking daar geen sprake is. Wel is waar
is ook de europeesche bevolking geringmaar toch is de ver-
bonding er geheel anders dan in de Oost, waar eene zoo talrjke
inlandsche bevolking staat tegenover een betrekkeljk zeer
gering aantal Europeanen. Om die reden worden de West-
Indische bezittingen, al zjn ze geene eigenljke volkplantingen
of koloniën, toch als zoodanig beschouwd en bestuurd.
In West-Indië bestaat werkeljk zelfbestuur, met name
in de hoofdkolonie, Suriname.
Beide koloniën, Suriname en Curasao (een eilanden-kolonie)
worden ook bestuurd volgens de regelen, in een zoogenaamd
regeeringsreglement neergelegd.
Deze koloniën zjn veroverd gebied. Zj bevatten plantages,
w.:ar voorbeen de arbeid door negerslaven verricht werd.
1862 is aan die slavernj een einde gemaakt, omdat de
st. m der menschel jkheid het gebood. Voor de kolonie bad,
evenmin als elders, die vrijverklaring in den aanvang
gunstige gevolgen. De vrjgemaakte negers, die als zoodanig
goede arbeiders waren, bleven het niet in de vrjbeid, die
zj niet dragen konden. Zj sloegen tot onmatigheid en los
bandigheid over. Toen ontstond gebrek aan bekwame en
geschikte arbeiders en men trachtte daarin te voorzien door
aanvoer van vrje werklieden, in hoofdzaak uit de Britsch-
Indische kolonies. Het zjn lieden die in hun vaderland vaak
gebrek ljden en het uitzicht op een goed loon doet hen
gemakkelijk besluiten om het te verlaten. De vestiging in
een nieuw vaderland deert hen niet; maar bet bij ven steeds
gevaarljke elementen, die desnoods voor opstand en moord
niet terugdeinzen. Het klimaat zal wel steeds een groot
bezwaar wezen om in dit opzicht betere toestanden te
scheppen.
Overigens is de bodem onzer kolonies r jk aan verschillende
voortbrengselen en uit dien hoofde zouden zj mettertjd
licht tot grooten bloei kunnen komen.
De gouverneur van Suriname bestuurt de kolonie met
een wetgevend lichaamde koloniale Staten.
Hj heeft echter bet zoogenaamde recht van veto-, lij kan
met andere woorden de vaststelling beletten van door de
Staten goedgekeurde verordeningen. Hj zelf benoemt een
deel van de leden dezer Statenoverigens worden zj door-
stemgerechtigde ingezetenen der kolonie gekozen. Uit een en
ander bljkt dat het stelsel van vertegenwoordiging hier nog
geenszins tot volledige ontwikkeling gekomen ismaar-
het kon indertjd niet zonder bezwaar anders geregeld worden
want de opheffing der slavernj bracht in de samenleving
vrj wat lastige en gevaarljke elementen, waarvan zj, vóór-
die opheffing, geen deel uitmaakten.
De eilanden-kolonie Curasao, wordt bestuurd door een
gouverneur, met eene vertegenwoordiging, die den meer een-
voudigen naam draagt, van koloniale raadmaar van een
kiezerskorps is bier- geen sprake. De raad wordt samengesteld
uit de leden van den raad van bestuur, die ook in Suriname
bestaat, zjnde een adviseerend lichaam op de manier van
onzen raad van State, en verder uit acht leden, die door
bet hoofd van den Staat worden benoemd.
Op de eilanden buiten CuraqaoBonaire, Aruba, een ge
deelte van St.-Martin, St.-Eustatius en Saba, zjn gezaghebbers
gevestigd, die ook door bet hoofd van onzen Staat worden
benoemd, maar onderworpen zjn aan de bevelen van den
gouverneur van Curaijao.
Observator.
De roomsch-katholieke kerk.
(Ingezonden.)
II.
Mijnheer de Redacteur!
Wat ik in mjn eerste artikel schreef, voldoet mj thans zoo
weinig, dat ik mj genoodzaakt zie in herhalingen te ver
vallen J). De reden van mjn weinige ingenomenheid met
eigen werk is natuurljk voor een deel daaraan te wjten,
dat ik mj heden beweeg op een terrein, dat mj vreemd
is en tevens, dat deze polemiekjes ééndagseh-vliegen zjn,
die met groote snelheid op het papier geworpen worden.
Er is echter nog een geheel andere reden, een algemeene
fout, die ik ook ontdek in bet werk van mr. Pierson, dat
ik mj tengevolge van deze polemiek genoodzaakt gezien
heb te bestudeeren. Welk een weemoedig genoegen is het,
den arbeid van een der uitstekende geesten uit een tjdperk,
dat een halve eeuw achter ons ligt, nog eens aandachtig
na te gaan. Wj ontdekken daarbj que les idéés marchent",
maar dat niettemin de menscb vrj wel dezelfde bljft. «Geen
meening zoo dwaas", zegt Schopenhauer, «of ge kunt hem
iemand bij brengen, als je maar vroeg genoeg begint met
haar in te prenten". De waarheid hiervan kan een ieder,
die aan zelfkritiek doet, bevestigen. Voor dat wj tot de
jaren des onderscheids gekomen zjn, voor dat wj werkeljk
bet recht hebben onszelf een kritische persoonljkheid te
noemen, hebben gezin en school er reeds een massa inge
pompt, die wj nooit weer geheel kwjt raken en ook nog
daarna drukt de tjdgeest, de ziel der gemeenschap, zwaar
op het naar ikheid strevende individu. Een aardig voorbeeld
gaf onlangs een parjsch commissaris van politie, die ver
telde, dat er door zjn spionnen dagelijks heele malle rappor-
i) Of de heer Hoffman over zijn arbeid beter tevreden is? Het komt mij voor,
dat ik tegenover iemand, die op mijn verwijt van onder de vlag van christen
par excellence, geheel onchristelijk te handelen, niets anders weet te antwoor
den dan zijn slotwoord verder gerust het zwijgen kan bewaren. Mij rest slechts
hem mijn dank te betuigen voor de geheimen die hij verklapte,
1°. dat de pastoors zich niet ontzien als verkiezings-agenten op te treden
(reeds door u, mijnheer de redacteur, in 't licht gesteld).
2°. dat de cleius dikwijls handelt niet zooals zij zelf zou willen, doch zooals
een deel der parochianen zulks wenscht. Welke parochianen zouden dat wel
zijn?
Deze bekentenissen zijn m.i. even belangrijk als die van mgr. Scherr, aarts
bisschop van Munchen, die tegen Döllinger zeide: «Gij weet toch wel, dat er
altoos in kerk en leer veranderingen hebben plaats gehad."
Wie is nu de ketter? Mgr. Scherr of de heer H., die zegt: »de Kerk neemt
nooit haar draai"
ten werden uitgebracht, die direct de papiermand in gingen
maar, voegde bj er aan toe, «de indruk bljft". Zoo is bet
ook met den heer Pierson en ook met mj. Veel van wat
wj bj den ouden rommel gesmeten hebben, bljkt plotseling,
als wj niet op ons qui vive zjn, toch nog in ons te leven.
Nu een voorbeeld dat «les idéés marchent". Het ideaal
van onzen tjd psychologie van het individu en psychologie van
de massa leeft ook reeds bj Pierson, maar staat toch nog
geheel in de kinderschoenen. Het raadsel, dat er in de
katholieke kerk naast veel van Petrus' ook iets van Paulus'
leer is opgenomen, kan hj, noch Sehwegler, noch Rilschl
voldoende verklaren. Sedtrt hebben Franz Oppenheimer en
Karl Lamprecht geschreven.
Die Anschauungsweise Traumanns ist damit der Ausdruck
einer Zeit in der Geschichte der Geisteswissenschaften,
wiihrend der Einzelarbeit bis zur Mikrologie und dem
entsprechendgeistige Begrenzung des einzelnen Arbei-
ters auf das Gebiet seiner Disziplin das Feld beherrschten.
Nun weisz man, dasz diese Zeit seit mehr als einem
Jahrzehnt im Schwinden ist. Ueber das stetige Aufh&ufen
von Tbatsacben in den Einzel disziplinen und die damit
gegebene Begrenzung des Gesichtskreises binaus bat sich
das Bediirfniss der Synthese 2) geregtneben der Arbeits-
tbeilung ist, wie in verwandter Weise in der wirthschaft-
lichen Entwickelung, das Bediirfniss verstffrkter Arbeitver-
cinigung hervorgetreten
Die Forderung einer Gesammt auffassung aller jeweiligen
Gesehehens in einer gegebenen geschicbtlichen Gemeinschaft,
zura Beispiel, in Einer Nation, muszte dazu fübren, das
Substrat all dieses Gesehehens zur Grundlage der geschicht-
lichen Porscbung zu machenals dieses Substrat ergab
sich das gesaminte Seelenleben. So wurde die neue Geschicht-
wissenscbaft psychologischund als letzter Prozess aller
geschichtlichen Entwickelung innerhalb groszer mensehlicher
Gemeinschaften erscbien die von Kulturstufe zu Kulturstufe
zunehmende Differenzirung und damit aucb Individualisirung
des Seelenlebens sowobl des Einzelnen wie der Gemeinschaft,
Van uit dit gezichtspunt zjn moeiljkheden, die voor
Pierson nog onoverkomeljk waren spelend op te lossen.
Heiden- en jodendom, beide waren hedonistisch. Voor
beiden was de vreeze des Heeren het beginsel van alle
w jsheid, doch deze vreeze des Heeren wordt dan ook beloond
door wereldschen voorspoed. Outsiders als de schrijver van
het Boek Job, waren heel zeldzaam. Hoe dit boek toch in ons
Oude Testament te land is kunnen komen, is mj ten eenemale
onverklaarbaar.
Hoe konden nu menschen in dat idee opgegroeid komen
tot aanbidding van een God, die den dood aan bet kruis
gevonden bad. Voor ontwikkelde heidenen ging dat heelemaal
niet, die sloten zich dan ook aan, niet bj het christendom,
maar bj de neo-platonisten. Voor de Joden was bet iets
gemakkeijker, doordien bun geschriften profetieën bevatten
op een gekruisigten Messias w jzende, 3) maar toch hun aantal
was gering. De massa werd gevormd door kleine luiden"
en de geest van den kleinen man, Petrus, werd de geest
van de kerk. Dat er ook beidenen tot het christendom
overgingen, kwam door de prediking van Paulus, hoewel zj,
die zich bekeerden, hem niet begrepen. Het waren alweder
«kleine luiden" die hun oorspronkeljken godsdienst zeer
letterljk en materieel hadden opgevat. Hun ontzettend ljden
was een bewjs dat de oude goden, óf niet gezind of niet bj
machte waren hen te helpen tn zoo waren zj der wanhoop
nabj. In zulke oogenblikken nu legt de mensch zjn ver
stand het zwjgen op en is bj bereid alles te wagen, alles
te probeeren wat maar eenigzins verlossing belooft. Dan is
de tijd aangebroken van den kwakzalver, doch ook van den
profeet.
De beteekenis nu van het feit, dat de eerste christenen,
zoowel onder de joden als onder de heidenen «kleine luiden"
waren is moeiljk te overschatten. De kleine man met zjn
gebrekkigen ratio zocht altjd naar bet concrete en het
materieeleen door dezen zucht kon hj zelfs den meest geesteljken,
den hoogsten vorm van godsvereering, die er ooit bestaan
heeft omzetten in een andere, die feiteljk neer kwam
op den heel ouden fetischdienst4). De meer ontwikkelde
mag dan zjn godsdienst verdedigen en zulks laster noemen,
de massa der vereerders weten niet eens wat een symbool
is. Zoo kan men verklaren wat Pierson zegt. Dl. I p. 27.
«In stede van een godsdienst te zjn, die zich tot de
«verbeelding richt, laat zj (d. i. het katholicisme) juist niets
2) Ik kan niet nalaten er op te pochen, dat ik reeds in mijn studentenjaren,
nu bijna 20 jaar geleden, heftig geuit heb hoe droevig ik deze synthese miste bij
het universitaire onderwijs.
3) Dezelfde- opmerking maakt b.v. Irene us.
4) Wat er in den brief aan Diognetus staat omtrent de lieidenschö goden
[Pierson p. 276] laat zich woordelijk overbrengen op de heiligen der kath. kerk.
Men zie ook de correspondentie in het Handelsblad van 12 September uit
Sevilla. Bloedige vechtpartijen over de viaag wie grooter is de Maria van
Tilburg of van Breda, zijn daar blijkbaar aan de orde van den dag.
iSTRAAT 41. Tel. 744. I
FEUILLETON.
PRINS-POEDEL,
16) naar het Fransch van
EDOUARD LABOULAYE.
Gij ook Tamaris, gij wilt vertrekken, riep
de prins, en dat nog wel in zulk een oogen-
biik! Alles verlaat mij; ik heb geen enkelen
vriend op aarde meer."
Tot eenig antwoord sloeg Tamaris hare schoone
betraande oogen ten hemel. Hiacint gevoelde
zich overwonnen en trachtte zelfs geen weer-
sland meer te bieden. Hij schelde.
„Laat graaf Bemoeial onmiddellij k bier komen,
sprak hij, ik wacht hem."
Vaarwel, Sire, sprak de freule met hare
bekoorlijkste buiging en haar zoetsten glimlach.
Neen Tamaris, geen vaarwel, tot weder-
ziensl
Wat viel er tussohen den koning en zjn
trouwen minister voor? Men heeft het nooit
geweten; maar den volgenden morgen behelsde
de Officieele Waarheid het volgende artikel.
„Gisteren heeft men het gerucht verspreid
van eene verandering van ministerie. Deze losse
geruchten behelzen geen woord waarheid. Het
publiek kan niet genoeg op zijne hoede zijn
tegen dergelijke verzinsels van leege hersens
en kwalijk gezinde dagbladen. Mochten zij
langer in omloop blijven, dan zou de regeering
zich genoodzaakt zien krachtige maatregelen
tegen de verspreiders daarvan te nemen,"
Iets verder las men
„Op het punt van naar de noordelijke gren
zen te vertrekken en zich aan een volk te ver
toonen dat er naar reikhalst hem bijken van
zijne liefde te geven, heeft de koning graat
Bemoeial tot voorzitter van den ministerraad
benoemd en hem de meest uitgestrekte vol
macht verleend."
Te gelijkertijd deelden de offieieuse bladen,
zonder echter voor de waarheid in te staan, de
volgende berichten mede, die in de hofkringen
en onder de burgers veel stof tot praten gaven
„Dankbaarheid is de deugd der vorsten. Men
zegt dat de kouing, om graaf Bemoeial voor
zijne langdurige diensten te beloonen, hem
eigenhandig het grootkruis heeft overgereikt.
Men verzekert dat de graaf tot de waardigheid
van Prins-aartskanselier zal worden verheven,
en in rang onmiddellijk na de leden van het
koninklijke huis zal volgen.
„De Baron Hieronimus Huilebalk is, naar
men zegt, op zjn verzoek tot directeur-generaal
van onderwijs en eeredienst benoemd. Sinds
lang reeds mocht hij door zijne schitterende
deugden en vaste beginselen op deze verheven
betrekking aanspraak maken. Al onttrekt hj
zich aan de staatskunde, toch blijft hij baai-
zijne diensten wijden. Immers wat is voor een
Staat van meer gewicht dan de opvoeding die
het opkomend geslacht ontvangt, dan de zorg
voor eene toekomst die weldra heden zal zjn?
De opengevallen betrekking van Baron Huile
balk wordt tijdelijk opgedragen aan Graaf Be
moeial.
„De ridder Blindevink zal, naar men verze
kert, binnen kort naar Schwiegenbad vertrek
ken. Hij lijdt aan eene keelontsteking die
eene zorgvuldige behandeling vereischt. De
geneesheereu raden hem een onafgebroken
stilzwijgen aan. In zijne afwezigheid is graaf
Bemoeial met de waarneming zijner betrekking
belast.
„De generaal baron Bom die de koning op
zijne reis vergezelt, is gisteren vertrokken om
alles in gereedheid te brengen. De steden in
het Noorden, wier schitterende gastvrijheid
algemeen bekend is, willen zichzelven over
treffen, en naar men zegt zal het leger een
luisterrijk aandeel hebben in deze burgerfees
ten. Den 10 Juli zullen er groote oefeningen
in het kamp van Kanonnenburg plaats hebben
met spiegelgevechten waarbij meer dan een
millioen patronen zullen worden verbrand. Des
avonds zal er bal, souper en vuurwerk zijn,
men spreekt van tienduizend genoodigde dames.
Gelukkig het land waar men in zulke onschul
dige vermaken behagen schept, en waar het
geschut alleen dondert om den jubelkreet van
een opgetogen volk ten hemel te dragen I"
Acht dagen na deze vredelievende berichten
was de oorlog verklaard en was men de grenzen
overgetrokken zes maal honderdduizend man
snelden met geforceerden marsch aan om elkan
der te vermoorden. De volken houden van
oorlogen in 't klein, de vorsten van oorlogen
in 't groot: men moet ieder zjn zin geven.
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
De slag van Neoedad.
Den 22 Juni, bj het aanbreken van den dage
raad, wandelde Hiacint voor zijne tent op en
neder in gesprek met baron Bom. De zon
was nog niet opgegaan, maar reeds voelde men
hare aanwezigheid. Het was een dier stille
heldere ochtenden waarop de natuur ons dub
bel vriendelijk schijnt toe te lachen. De koren
halmen wiegelden op den akker, de weiden
stonden in bloei, de lucht was met balsemgeu
ren doortrokken. Geen geluid, geene beweging;
alles sliep in het kamp, behalve eenige schild
wachten die met verstrooiden blik zorgeloos op
en neder stapten.
Daar slaat de reveille. In een oogwenk,
evenals een bijenzwerm die de korf ontvlucht,
komt het leger uit zjn tenten te voorschijn
men vouwt het doek op, men roskamt de
paarden, men poetst de geweren, men eet, men
drinkt, men praat en lacht. De trommel wordt
geroerd, men loopt te wapen en stelt zich in
gelid. Nu wacht men nog slechts op het bevel;
moet men doodslaan, moet men sterven? Men
is gereed.
Renboden doorkruisen de vlakte. Ieder oogen-
blik komen er tijdingen, worden er bevelen
verzonden. Voor een groote kaart gezeten
steekt en versteekt baron Bom spelden van
allerhande kleuren. De vijand is in aantocht,
men kent de sterkte en richting der verschil
lende corpsen, men raadt zijne bedoeling. Hij
nadert.
De generaal wrijft zich de handen met ze-
genvierenden blik.
„Te paard, mijne heeren!" roept hij uit, het
bai neemt een aanvang."
Daar weerklinken drie kanonschoten. Op
dat teeken trekken divisiën samen en scharen
de regimenten zich in slagorde.
De officieren komen af en aande oude
soldaten brommen een vloek tusschen hunne
tanden, de jongen bewaren het stilzwijgen. Onder
deze lotelingen denken sommigen aan hunne
woonplaats en aan degenen die zj er achter
lieten anderen verzamelen al hunne moed
en leggen zichzelven de belofte af niet bang
te zullen zjn. Het is die stilte die het on weder
voorafgaat.
Op nieuw roffelt de trom: de vorst verschijnt
door zjn schitterenden generalen staf gevolgd
Daar is hij Leve de koning!
Op een zwart paard met golvende manen
gezeten en met het slagzwaard in de vuist dat