Tamaris hem. gegeven heeft begroet Hiacint
het vaandel dat zich bij zijne nadering buigt.
Een ieder bewonderd de bevallige houding
van den vorst, een ieder trekt zich persoonlijk
de woorden aan die hij tot het regiment richt
Vrienden ik reken op u. Uit aller borst, uit
aller hart verheft zich opnieuw de kreet: Leve
de koning! Hiacint glimlacht, hij is gelukkig.
„Narcis, mijn jongen, gij zijt niet vroolijk,
zegt een oud sergeant tot een jongen voetknecht.
Waarom hebt gij, toen de koning voorbijkwam
niet met de anderen meegedaan? Als men
gaat vechten moet men zich een beetje opwin
den. De vorst is het vaderland, is de vlag;
men moet hem salueeren.
Wees gerust, vader Bloem: om uw Ben
jamin te behagen zal ik mij als ieder ander
laten doodschieten.
Gij zijt boos op hem, mijn jongen, daar
hebt gij ongelijk aan. Is het de schuld van
dat kind dat hij van den oorlog houdt? Men
heeft hem daarvoor groot gebracht, men heeft
hem niets anders geleerd. Verbeeldt gij u dat
hij weet wat het een vader kost om in het
zweet zijns aanschijns een zoon tot twintig jaar
groot te brengen? De vorsten, ziet gij, krijgen
geld en menschen ongeteld in handen, en men
zegt hun „Maak daar naar welgevallen ge
bruik van." Zij doen als gij, zij oefenen hun
beroep uit."
Narcis liet het hoofd zakken en gaf geen
antwoord. Bij zich zeiven dacht hij dat, als de
vorsten beter werden opgevoed, hij thans bij
zijne lieve Nagelbloem zou zijn, in plaats van
ellende, ziekte en dood op te zoeken.
Na het front der slagorde te zijn langs gereden,
keerde Hiacint naar het centrum terug. Daar
kon hij van een heuvel die den geheelen omtrek
beheerschte, den marsch van het leger gadeslaan.
Rechts en links bespeurde men van verre
lange rijen soldaten, paarden, kanonnen, kruid
wagens. Nu eens onttrok eene golving van het
terrein de bataljons aan het oog, dan weder zag
men duizenden bajonnetten in de zonnestralen
dikkeren. Die lange streep die over het veld
naderde terwijl zij al de slingeringen van den
bodem volgde, had veel van eene reuzenslang
welke zich onder het voortkruipen in eindelooze
bochten kronkelt.
Weldra knalden er geweerschoten en bulderde
het geschut. Wanneer het een oogenblik zweeg,
vernam men vreemde, akelige geluidende
lucht was met kruiddamp vervuld en van tijd
tot tijd zag men te midden dier onheilspellende
wolken vuurtongen omhoog stijgen. Dat waren
vlammende hooibergen, brandende dorpen.
Baron Bom had gelijk, het bal nam een aanvang.
Het gros van het leger zette zich in beweging.
Men trok langzaam voorwaarts. De artillerie
rolde dreunend over den straatweg; aan beide
zijden trokken ruiterij en voetvolk door de
velden, vertrapten den oogst in het stof en
lieten geen grashalm overeind staan.
Dicht bij het dorp Necedad stiet men op den
vijand wiens nadering reeds lang door de uit
gezette posten was aangekondigd. Hij nam op
de hoogte eene zeer sterke stelling in. Maar in
de vlakte zelve had hij een slagvaardig leger
dat op zijne tegenstanders instormde, zoodra
het hen gewaar werd.
„Hél hé! zeide baron Bom, die guiten willen
ons met onze eigene wapenen bestrijden. Dat
is de tactiek der Vliegeneters welke die snaken
van ons stelen. Dat is echter niet voldoende,
gij uilskuikens, eerst moet ge ook onze sol
daten hebben."
De baron had geen ongelijk. Na twee bloedige
aanvallen, welke dapper werden afgeslagen,
weken de vijanden terug en heerschte er eenige
wanorde in hunne gelederen.
I Van het dorp Necedad zag men nu eene
prachtig opgezeten ruiterbende naar de vlakte
afdalen. Aan het hoofd der divisie reed lang
zaam een forschgebouwd jonkmau in eene witte
tunica gekleed en met een zilveren helm op
het hoofd waarboven een adelaar zij ue vleugels
uitspreidde. Al de verrekijkers van den generalen
staf waren op den aanvoerder gericht. Een
adjudant riep uit:
„Ik herken hem, veertien dagen geleden ben
ik aan hem voorgesteld; het is de groothertog
aan het hoofd zijner kurassiers.
De groothertog! riep Hiacint. Laat niemand
hem aanraken, hij behoort mij."
En meteen wilde hij zijn paard de sporen
geven, toen de baron hem glimlachend tegen
hield.
„Sire, sprak hij, wij leven niet meer in de
tijden der heldenoorlogen. Sedert het buskruid
is uitgevonden kennen wij geen ander tweege
vecht dan met kanonschoten. En buitendien,
eer uwe majesteit den groothertog kan bereiken,
zal hij op den grond zijn uitgestrekt; reeds
Leggen onze tirailleurs op hem aan. Op een
schimmel voor den vijand te paradeeren staat
ongetwijfeld zeer mooi, maar dat isgeen oorlog
voeren, dat is krankzinnigheid."
Hiacint gevoelde eene zonderlinge gewaar
wording. Hij haatte den groothertog, hij had
hem gaarne in een afzonderlijk gevecht met
eigen hand neergeveld. Maar dien jonkman
dapper en vol vertrouwen te zien naderen, ge
reed om den vijand te trotseeren, en dan te
denken dat hij evenals een weerlooze vogel
door een onzichtbaar schot zou worden getroffen,
daarin was iets dat een edel gemoed tegen de
borst stuitte. Dat was geen tweegevecht, dat
was bijna een moord.
Allen zagen stilzwijgend toe. Terwijl de groot
hertog naderde zag men tirailleurs door het
gras kruipen en zich in de slooten verbergen:
toen nu de jeugdige officier het hoofd omkeerde
om zijne kurassiers bevel tot den aanval te
geven, scheen de grond plotseling kogels te
braken die geheele gelederen velden, en uit
dezen verwarden hoop gekwetsten, stervenden
en neergestorte paarden, kwam een schimmel,
doodelijk verschrikt, recht op den vijand toe
gesneld. De groothertog was dood, Hiacint was
gewroken.
„Welaan, sire, sprak de baron altijd even
onbewogen, die heeren hebben den eersten zet
verloren; wij moeten nu den tweeden doen.
Ziet gij die kleine kerk daar ginds op dien
heuvel? Als wij daar zijn, hebben wij de partij
gewonnen."
Het was echter geen gemakkelijke zaak daar
te komen. Drie uren lapg werd er hardnekkig
gestreden om eenige stappen vooruit te drin
gen. In het dorp verschanst, verdedigde de
vijand zich woedend; elk huis was eene vesting
die men stormenderhand moest innemen. De
verliezen waren groot, geheele regimenten waren
weggeiuaaidde soldaten begonnen moede tr;
worden en tot overmaat van ramp kreeg men
slechte tijdingen van den rechtervleugel die de
overmacht van den vijand haast niet langer
kon weerstaan. Ieder oogenblik kwamen offi
cieren met lossen teugel aangerend en vroegen
om versterking; de baron lachte hen in het
gezicht uit, terwijl hij vloekte als een ketter.
„Versterking! schreeuwde hij, waar moet ik
die van daan halen Zij moeten zich maar laten
doodschieten. Verbeelden die honden zich dat
zij eeuwig moeten leven?"
(Wordt vervolgd).
«voor de verbeelding over. De oneindige waarheid is
belichaamd in den Paus. Het goddelijk gezag is te vinden
bij de kerk. De tegenwoordigheid van Christus, d. i. van
«God, is aan te wijzen in den gewijden ouwel. De vergeving
«der zonden wordt vernomen van de lippen des priesters.
«Door de voeten te richten naar het kerkgebouw, verricht
«men een daad van godsvrucht. Door de lippen te bewegen
«tot het uitspreken van voorgeschreven woorden, bidt men.
«Door de vingeren te gebruiken tot het" uitreiken van een
«aalmoes, doet men een liefdewerk. En bij dit alles moet
«niet naar protestantsche wijze stilzwijgend gevoegd worden,
«dat de uiterlijke handeling slechts waarde heeft in zoover
»als zij een getrouwe afdruk is van de bedoeling des harten.
«Neen, de uiterlijke handeling op zich zelf heeft waarde;
«die onderscheiden uiterlijke handelingen geregeld en nauw-
gezet te vervullen vormt reeds den goeden Katholiek" en
«verder p. 51. «Het Katholicisme heeft dit met de gods-
diensten gemeen, die voor de geboorte van Jezus de men-
«schelijke behoeften bevredigden, dat zij haar heilige tijden
«en plaatsen heeft." Hij had er bij kunnen voegen «en
haar beelden". Haar inbaerente geest brengt beelden mee,
dat zij er oorspronkelijk niet waren en dat er later strijd
over ontstond in den boezem der kerk, komt door het
Joodsche origine van het christendom. (Tien geboden). Dat
de voorstanders der beeldenvereering het winnen moesten
was van te voren zeker. Op dit punt maar ook op dit punt
alleen, wijkt weldra de katholieke kerk af van het oude
jodendom. Jeruzalem werd Rome, Israël werd Kerk 6) de
besnijdenis werd doop (Pierson p. 123). Een fout van
Pierson is het dunkt mij, dat hij meent dat bij deze
mutaties «zelfbewustheid" (p. 06) in het spel was. Mijn
inziens zijn zij allen uit den nood der tijden geboren en
uit niets anders.
Deze nood der tijden moet ook de oorzaak geweest zijn,
dat er langzamerhand toch meer ontwikkelde heidenen,
mannen van het type Paulns, tot, het christendom toetraden.
Voor het bewijzen dezer stelling wordt echter veel meer kennis
vereischt dan ik bezit. Daarvoor wordt vereischt groote kennis
van het neo-platonisme en tevens vau het «gesammte Seelen-
leben", volgens den wensch van Lamprecht, «van de beschaafde
wereld in het begin van den keizertijd". Een blik in het zie
lenleven van dergelijke meer ontwikkelde christenen slaan
wij, als wij bij Pierson nalezen wat hij vertelt omtrent
Justinus Martyr, Minucius Felix, Theophilus van Antiochië,
Tertulïanus enz. Daarbij blijkt dan ook hoeveel de katho
lieke kerk aan deze ontwikkelde mannen te danken heeft,
doch wensch ik er op te wijzen hoe licht de geschied-
vorscher op een dwaalspoor gebracht wordt, doordien de
groote massa, die indertijd toch veel meer gewicht in de
schaal gelegd heeft dan de enkele heroën, bij zijn studie
absoluut geen geluid geeft. De dwaling, dat de geschiedenis
van het menschelijk geslacht eigenlijk een geschiedenis is
van zijn groote zonen wordt daardoor heel verklaarbaar,
maar een dwaling blijft het en een heel noodlottige ook.
Een typisch voorbeeld Pierson p. 206208. Cyprianus en
Firmilianus schrijven brieven «modellen van gezond verstand"
toch blijft Stephanus met «uiterste zwakke argumenten"
overwinnaar.
Het gevolg van het toetreden van het heidensch intel
lect tot de christengemeente was het 4de evangelie en de
daarin vervatte logosleer of liever andersom de logosleer
en het evangelie van Johannes.
Per slot van rekening hebben wij dus te constateeren,
dat alles wat er in de oude wereld was, intellect, traditie,
gebruiken, bijgeloof, mee is overgegaan in de eerste chris
tengemeenten. Alles wat in den ouden pot was, vindt men ook
weer in den nieuwen. Neen toch, één ding vindt men er niet
in en dat zijn de vrienden van Job, Het geloof, dat tegen
spoed altijd een wraak der goden was, is door Christus
voor eens en altijd vernietigd en dit is per slot van reke
ning de groote credit-post op de balans van het katho
licisme. Een vrij pover resultaat zult ge misschien zeggen?
Laat ik daarom even de belangrijkheid aantoonen.
Ook de Ouden kenden heldenmoed, ook zij wisten dat
het leven niet het hoogste goed is doch het was uitsluitend
een kwestie van eergevoel. De spartaansche moeder kon
tot haar zoon, die ten oorlog voer, zeggen, terwijl zij hem
zijn schild overreikte: «Keer terug, daarmee of daarop"
maar wat bezat zij om haar tranenvloed te stelpen, indien
hij niet keerde? Niets dan trots. Met de christenmoeder is
het anders en beter gesteld. Indien die haar geliefden zoon
5) Men hoore Leo I, bijgenaamd de Groote, »die het primaat van Petrus niet
erkent, stort zichzelven in het eeuwig verderf en wie zich als lid des lichaams
losscheurt van hem, het hoofd, verbeurt de goddelijke beloften" (Pierson II
p 304). De gedachte van Lodewijk XIV toen nij het 1' état c' est moi uit
sprak was geenszins oorspronkelijk. De beloften gedaan aan het joodsche volk
waren overgaan op de katholieke kerk, doch reeds bij Leo I nam de paus de
plaatsen van de geheele gemeenschap. Autocratie was gekomen in plaats
van communistische democratie. De conciliën van Constance en Bazel hebben
o. a. het dwaze van Leo's uitspraak^ meer dan voldoende aangetoond.
ziet ondergaan in een goeden strijd, dikwijls na langdurige
physieke of geestelijke martelingen, kan zij zeggen «Ik heb
niet te vergeefs geleefd".
Zijn er veel vrouwen, die genieten kunnen van deze
troostbron, door Christus voor haar geslagen Neen helaas
en zeker heeft hieraan de roomsch katholieke kerk schuld, maar
veel grooter is de schuld der protestantsche voorgangers. Ik
zal daarover nu nog niet uitwijden, dat komt later, maar
toch kan ik niet nalaten tot die heeren het verzoek te
richten de protestantsche vrouw eens te vergelijken met de
katholieke. Indien zij dat doen geloof ik, dat niet weinige
met mij de laatste verre boven de eerste zullen plaatsen.
Mocht dit het geval zijn, zal het hen dan ook brengen tot
zelfkritiek? Zullen zij zich de vraag voorleggen «hebben
wij soms steenen voor brood gegeven? Zullen zij hun
meel ter onderzoek zonden, om te zien of het niet aller
schandelijkst vervalscht is met gips? Ik twijfel er aan.
Indien er iets grooter is dan hun impotentie, zoo is het
hun zelfgenoegzaamheid. Kritiek is voor hen evengoed sacri-
legium als voor de katholieke geestelijkheid.
Beverwijk. W'E1)KMAN'
Wordt vervolgd).
NASCHRIFT 17-9-10. In de heden ontvangen Kerkbode
wordt de polomiek met dr. Hoffman besloten met enkele
zinnen, die een diepen blik geven in het duffe, ongezonde
geestelijk leven in protestantsch-theologische kringen. Ik wil
daar niet dieper op ingaan maar laat elk lezer zich eens
afvragen in hoever bij de motieven, die tot het neerschrijven
van deze zinnen geleid hebben, van christelijkheid sprake
geweest kan zijn.
Een algemeen kenmerk van onzen tijd is lafheid, gebrek
aan kracht en aan geestelijke moed (Ik kom daar later in
verband met Shaws' «Mensch en Oppermensch" nog wel op
terug). Ieder die wat te klagen heeft vindt beklagers, die
ontzaggelijk veel medelijden betuigen en ook wel de menschen
weten aan te geven, die in zijn geval helpen moeten. Zelf
wat te doen, daar denken zij niet eens aan. Vooral door
onze pers wordt dit bevorderd. Zijn er nog eens dwazen
als de heer Hoffman en ik die open en rond voor onze
principes en dus naar wij meenen voor het algemeen belang
durven strijden, zoo staan tal van anonymi klaar om het
ons door middel van de pers in te peperen.
Ik neem deze gelegenheid te baat om hen die door mij
worden aangevallen te verzekeren dat mocht er één onder
hen zijn, die meent, dat hij mijn meerdere is in waarachtig
christelijke gezindheid of dat hij meer recht heeft het homo
De vibro-massage en electro-therapie inrichting van den heer W. SCHREY te Haarlem.
De mannenzaal. De heer Schrey zit voor zijn schrijfbureau. Naast zich het Vibratie-toestel. 2. Het lichtbidet. 3. De massage-ligbank. 4. De Electrische
booglicht en schijnwerper.
sum enz. tot leuze te kiezen, ik mij van harte voor terecht
wijzing aanbeveel. Ook daar waar te geringe kennis mij
parten mocht spelen, zal ik dolgaarne terecht gewezen worden,
doch laat men het doen uit liefde en met open vizier.
W.
Operetten-wedstrijd.
De directie van het Brongebouw te Haarlem is voor
nemens om bij genoegzame deelneming in de maanden
November en December van dit jaar een operetten-wedstrijd
uit te schrijven voor dilettanten gezelschappen. Uitgeloofd
zullen worden medailles alsmede geldprijzen. De voorwaarden
zijn op aanvraag aan het bureau van het Brongebouw ver
krijgbaar.
Opera-Concert in het Bron gebouw.
Morgenavond groot opera-concert, te geven door het Am-
sterdamsch Opera-Ensemble.
Nieuwtjes, vragen Deze week zult ge de lantaarn van
en antwoorden, uw rijwiel ten 6.12 ure aansteken.
De laatste creatie op het gebied van imitatie-automobielen. (De Auto).