I's Piano-hasÉ Veilir T, Opticii onlsfraat 153. Tel. 931. I. SCHOUTEN ursus E. A. C IS. ISTEE's 1\iï£D kooplok; aL loemendi A ;rlem KERS ARTS, BLOEMENDAAL, nader aankonditjin TR4JT 41 Iel. 744. O——— I I» Mil II OPGERICHT 1854. n soliedste adres voor temmen. Piano's in huur. ■eparatiën, enz 5-, Privaatlesse en Ensemblespel. ur: Dinsdag en Vrijdags v r. Jansstraat 51a rood, Tei. 15 Tel.. H :n 18 October, h Verkooiiloknal, r dni •is J. H. WILDEfïVAl ïlaar antiek Chineesch e la na vuren, Etsen en teeJtenin; v odern zilverwerk, koper- ubelen w.o een fraaie an Ziterdng. Zo ur. DEN HAAG. UTRECHT. ïlcn, Eigbanketi isch Reis-, 3; iz., enz., liditeit bekend Aanbevelend, M. G. U C H T M RAAT 31. TWEEDE BLAD. 4 jaargang. ZATERDAG 8 OCTOBER 1910, No. 40 Mlid. ,i r ii i n g sc o 11 eg e prof. Bolland te Amsterdam. Ook dit jaar geeft prof. Bolland te Amsterdam cursussen ir belangstellenden in en vrienden van de wijsbegeerte. Dinsdagavond zal de hoogleeraar de tkeosophie behan- en, op Vrijdagavond zijn collegium logicnm geven. De collegekamer was 1.1. Dinsdagavond 29 Sept. zoo vol met d mes en keeren, studenten en ouderen, dat in ket aangrenzend vertrek nog een tiental koorders reikkalzend kunne luister- ,nige ooren door de open deur ricktten. Men keDt den betoogtrant van den hoogleeraar, blijk zevend van grondige kennis der menschelijke stompzinnig- aeid en tock weer, waar de hoogte der idee werd genaderd, van groot vertrouwen in de ontvankelijkheid van hen, die tot in komen. Vreemd, dit jaar in jaar uit drukke bezoek aan deze lege's en nog steeds het uitblijven van een doctoraat •noris causa eener nederlandscke universiteit voor dezen .n, misschien de meest belezene van Nederland, de man .vicns werken wemelen van levenswijze en geesteswijze uit- aken en die nieuwe fleur heeft gegeven aan de neder- ndscke taal op wijsgeerig gebied! Al ware het alleen maar daarom Prof. Bolland van wiens college's het zeer moeilijk is aaneengeschakeld verslag te geven, acht het laatste door iu geschreven werk: «Schelling, Hegel Feckner en de uwere theosopkie" (een reeks bewijsplaatsen) een geschikte iding tot en grondslag van het college van dezen cur- Wij stippen slechts enkele punten onsamenhangend :mdeze vermelding is niet anders dan een uiting van .ngstelling, die wellicht anderen opwekt zelf te gaan ren. Bij niemand maakt het in zijne lessen gesprokene •er deel uit van zijne geheele persoonlijkheid, als bij ind, al gaat het er wat zijn eigene persoonlijkheid •eft weer geheel bovenuit. Heeft de Aizaat geen denkbeeld van tijdsorde, den den den Europeaan zijn wiskundigheid en geschiedkundigheid n; gedeeltelijk heeft onze tijd de wiskundige scherpte rfd van de scholastici, en deze zijn weer niet te begrijpen der begrip van die Arabieren welke het Aristotelisme handje hebben geholpen, hoewel er een gedeelte Alexan- i isme in hen leefde. De hoogvlakte der samenvatting is de oude filosofie noch door Aristoteles (te begrijpen in de gorie der wetenschappelijkheid) noch door Plato (de wijs- 'ge dichterlijkheid) bereikt, maar door Plolinvs. Aristo- was de wetenschappelijke, lang gekomen voor zijn tijd, nde vóór dat de wetenschappelijkheid werd begrepen 1-iio is de potentialiteit (kiem of aanleg) onzer bescha- ig, te waar om in alles mooi. doch te mooi om in alles ■iar te zijn. Met Plotinus eindigt, bloeit uit, de oude losofie, welke te begrijpen is als theo-sophie, wijsheid onder teeken staand van de onontwikkeldheid, zooals ook alle enscbappelijkheid, die niet door Hegel is heengegaan, nigens Bolland, staat in dat teeken. Onder theo-sophie 'i staat Bolland de sophia of wijsheid met den bijsmaak, immers i-t de bijkomende vraag: wat heb ik aan deze wijsheid voor in eigen zaligheid, een zielige vraag, die toont dat de vrager t tevreden is met begrijpen, met herkennen van de waar- eid, waarvan men zelf een geval is, die toont dat de rager nog hoopt en nog vreest als in de kerk, twee ge- 'Msgesteldheden den wijsgeer vreemd De wijsgeer herkent in de idee der waarheid dat hijzelf is de ware nietigheid verkeerde oneindigheid, maar in weerwil van alle ver- cbtelijkheid aan en in hemzelven bedenkt de wijsgeerdat in erabele ben ik niet zelf, ik kan er mij boven verheffen ook I pt hij niet of koestert idealen, zonder zich te zeggen lat de idealen de zielige kant zijn der ideeën en dus niet de waarheid. Om van dit standpunt te begrijpen wat de nieuwe beosophie is wil spreker beginnen bij de oudere en de vraag behandelenwat moeten wij denken bij het hooren van het woord: Hindoe? Spreker gaat de schrijfwijze en uitspraak na van enkele Indische namen uit het Vijfstroomenland tot ons overgekomen in het Sanskrit. De wind of w&ta van het verpersoonlijkt uitspansel of Varuna is volgens de oude gezangen de fttma, adem, van dezen alles omvattenden god, die als alle andere goden der Indiërs henotheistisch werd aanbeden, te weten op het oogenblik der aanbidding bekleed werd met alle (niet zooals bij de Grieken met enkele) predicate» van het goddelijke. Het brahina dan is het woord van den wortel, brh (groeien, opstijgen, ook van den geest gezegd) waarin gedfecht wordt het uitgaan van den menschelijken geest naar het hoogere als ritueel woord zelf verheffing met de bedoeling van dank, lof, bede tegenover de goden. Spreker geeft hier eene indrukwekkende uit weiding over het gebed, eerst ditoefening eener betooverende werking op het Onzienlijke; hij erkent daaraan een (zielige) wortel, die de behoefte, de nood uit, en een bloesem, die aan het gebed slechts bloeit als de menschelijke geest zich na zelf-inkeer in betrekking stalt met het Eeuwige. Het Brahma is allengs te qUalificeeren als het zelfs goden- dwingende, het zelf onpersoonlijk goddelijke. Vidya is kennis, brahma-vidya is aldus het Sanskrit- woord voor theosophie. Eene verhandeling over het Brahma heet Brhhmanam. ^ata-patha-biiihmanam is de honderd-padige (deelige) ver handeling over het Brahma. De oudste liederen zijn verzameld in de Rig veda, of het weet-boek der verzen. Een soort van evangelie der Hindoe's is het Brhadaranyakam of grootboschboek, (in de eenzaamheid der bosschen te lezen). De geheime leer der Hindoe's staat in een stel van oepanisjads, van welk woord de zin zooveel is als een in vertrouwelijk wetenschappelijk gesprek bijeen zijn, collegium privatissimum. Brahmaan werd genoemd iemand die het ritueele woord kan uitspreken zooals het behoort en daarin geleerd is, in tegenstelling met den leek of gewonen manlater was hij als zoodanig lid eener caste. „Bloemendaa 1"—H o 11 a n d i a." Sport. Het is de Hollandia"-menschen al niet veel beter gegaan dan hunne alkmaarsche sportbroeders, en al is eene 8—3 nederlaag minder oneervol dan eene 9—1 dito, 't blijft eene onaangename herinnering van de hoornsche luitjes aan Bloemendaal en baar plaatselijke vereeniging. Eén oogenblik vreesde men voor de B.V.V., toen half-time inging met 2—2, en ons elftal niet veel bijzonders te zien had gegeven. Maar liet was een oogenblik, want na de hervatting speelden onze jongens weer dat overdonderende spel dat Holland met 9--L deed verliezen, en dat nu in 25 minuten den stand op 82 bracht. Om twee uur fluit scheidsrechter Jannes appèl. Bloemendaal stelt zich op zonder Van Maren, die verhinderd was. Tot groot genoegen van publiek en spelers verschijnt Van Riessen Jr. in voetbal-costuumdank zij onzen secretaris besloot deze speler de schoenen weer aan te trekken om zijne vereeniging uit de oogenblikkelijke verlegenheid te helpen. Het elftal stelt zich op A W. v RIETSCHOTEN. A „FRED". A J. ROSKAMP. A W. v. D. VOET. A W- MOGGENSTORM. D. HOUTGRAAF. A dj de dl di L. VAN KESSEL. K. STALS. G. J. V. RIESSEN. J. ROSKAM. P. HARTOG. Als er eenigen tijd gespeeld is blijkt, dat de regenbui van 's morgens het veld zoo nat gemaakt heeft, dat de bal den spelers leelijke parten speelt. Van mooi spel is dan ook voor eerst geen sprake. Een geplaatste bal opvangen blijkt onmoge lijk. Hollandia is meer gewend op week terrein, en neemt het spel in handen, doch stuit op onze verdediging. Bij ons schij n t Hartog niet veel last te hebben van de gladheid, en 't duurt niet lang of hij onderneemt een ren op 't vijandelijk doel, doch 't schot gaat naast. Hij heeft er den smaak van beet, even later herhaalt hij zijne rush, schiet nu beter, en... de hoornsche keeper laat den bal tusschen zijne vingers door in 't net glippen. Bloemendaal leidt! „Hollandia" laat zich door dit succesje niet ontmoedigen, maar blijft onstuimig aanvallen. Met Bilderbeek aan 't hoofd stormen ze op het doel Fred los, zonder resultaten gelukkig. Goede uitvallen van onze voorhoede zijn sporadisch; bij een van deze, door Van Kessel geleid, doelpunt Bloemendaal on verwachts ten tweede male door Roskam. De Hoorenaars span nen hunne krachten in om den achterstan 1 in te halen, en 't gelukt hun. Van Rietschoten krijgt een harden schuiver te verwerken. Door de gladheid van den bal krijgt deze eene verkeerde richting, waardoor hij met effect in de goal draait. Hierdoor aangemoedigd, komen de rood-witten weer terug, en 't gelukt onze voorhoede slechts ten deele, het spel te verplaatsen, door zelfs eenige corners te forceeren't helpt niet; weer krijgt de voorhoede der gasten het leder, ze vliegen op Van Rietschoten af, die, in 't nauw gedreven, vlak voor 't doel hands maakt. „Kali" plaatst zich achter den bal, en Fred, die even te voren geblesseerd is, ziet zich ten tweede male gepasseerd. Met moeite houdt onze verdediging tot half-time den stand op 22. Tijdens de rust worden de kansen van „Bloemendaal" druk besproken. Er zijn er niet weinigen, en 't zijn niet eens allen pessimisten, die 't ergste vreezen. Hoe wordt echter die vrees beschaamd! Het spel is nog geen vijf minuten aan den gang, of Stals zendt een tam schot in, dat de doelverdediger van „Hollandia" weer schandelijk laat gaan. En nu krijgen we de volgende twintig minuten weer dat heerlijke spel van de vorige week. „Hollandia" wordt door het korte-passen-spel volkomen overrompeld, en met bedenke lijke snelheid volgen de doelpunten elkaar op. Stals zorgt ook voor nummer vier, Van Riessen vertoont een heerlijk staaltje voetbal, dat hij waardig besluit door de vijfde goal op zijne rekening te nemen. Ondertusschen besluiten de achter-spelers van „Hollandia" een anderen keeper onder den lat te zetten. Zij doen dit, zonder den referee te waarschuwen. Dit kost hun 't zesde puntje, want als de nieuwe bewaker van 't rood witte heiligdom even later (hand)elend op moet treden, geeft de scheidsrechter „penalty". Roskam geeft hem (den keeper) geen kans, en 't enthusiaste publiek nieuwe juichensstof. De verwisseling in 't Hollandia-doel blijkt geene verbete ring; op onbeholpen manier wordt een schot van onzen middenvoor verwerkt, wat het zevende doelpunt deed tellen, en als later een inzet van Stals niet genoeg wordt wegge werkt, is Van Kessel er als de kippetjes bij, den bal in 't rechler bovenhoekje te doen verdwijnen. Zoo was het van 22 8—2 geworden in den tijd van 25 minuten. Na deze mooie verrichtingen begint, jammer genoeg, onze voorhoede te verslappen, waardoor de hoornsche aanval weer begint op te treden. Het spel, tot nu toe forsch, begint een ruweren tint te krijgen, vooral van den kant der Hol- landia-middenvoor, die over lage trucjes blijkt te beschikken. Dit is onzeu links-half niet ontgaan, en helaas, iets wat dezen speler zelden overkomt, hij begint ook ruw te spelen. Maar o raadsel der raadselenKol krijgt eene waarschuwing. Kol in zijn spel zacht als een lammetje, dikwijls öp denomi natie om „gewipt" te worden, omdat hij te bang is. Ko dan, zeg ik, krijgt eene waarschuwingl Nog scheutiger blijkt Jannes met „cautions", als ook Roskam twee-maal op de vingers ge tikt wordt, en ten laatste ook Houtgraaf; de laatste het slechts verdienende. Intusschen maakt onze tegenpartij met al die grapjes hun derde punt. Houtgraaf n.l. neemt op werkelijk unfaire, en daarbij gevaarlijke wijze, Hollandia's middenvoor even buiten 't strafschopgebied. Dit ontgaat Jannes' arendsoog niet, en Bilderbeek wreekt zich, door den free-kick in een doelpunt om te zetten. In dezen stand komt geene verandering meer, zoodat de tweede competitie-wedstrijd in eene 8—3 overwinning der Bloemendalers eindigt, die alzoo in twee wedstrijden een doel- gemiddelde bij elkaar trappen van 17—4. Zondag a.s. heeft 't eerste elftal vrij. 't Tweede elftal speelt 's middags te Bloemendaal tegen H.V.V. II en 't derde elftal speelt 's morgens tegen H.F.C. VI beide resp voor He en Ille klas H V.B.. En 't derde elftal: 3e klasse B. H. F. O. VI. Haarlem VI. Haarlem VII. Prinses Juliana II. V. V. Concordia II. B. V. V. III. Klein Haarlem III. Bloemendaal II speelt in de afdeeling samengesteld uit de volgende elftallen 2e klasse B. Haarlemsche V. V. II. Prinses Juliana I. V. V. Concordia I. B. V. V. II. Zandvoortsche V. V. II. Heemsteedsche V. V. II. In de afdeeling van B.V.V. II komt denkelijk nog een ver andering. De V.V. Concordia gaat dan naar afdeeling A, ter wijl E.D.D. III in de plaats van Concordia komt. Adr. C. Stemming. Donkere sombering van regenvlagen tegen de ramen, een toornige, zwaarmoedige wolkenlucht buiten. Geen jubelende herfsttinten-schakeeringen, geen schakeering van rood, van vurig sociaal, lakrood, van zonnig-warm-wangen- rood, van donzig tintelend vleesehrood, of van bloedig smarten- rood. Geen schakeering van geel, van schreeuwend, fel hatend geel, van gloeiend glinsterend goud en de warme tinten tot koper en dadelgeel, van onbestendig twijfelend lichtgeel, geen schakeering van groen, van hoopvol, bestendig, trouw smaragd-groen, van warm-zacht mosgroen, van helder, lichtend groen. De natuur vertoont zich heden niet in die nuancen waarmee zij ons hartstocht, hoop en haat in al hun wissel valligheden, grillen, stemmingen en trillingen aanschouwelijk voorstelt. Geen lichtende zonneschijn, alles is grijs, omber- grijs als in onbestendig verschiet, alles is in looden druk- atmosfeer gehuld. En deze najaarsstemming straalt op den mensch terug, stemt tot nadenken, brengt tot zelfonderzoek. FEUILLETON. PRINS-POEDEL, naar het Franach viln EDOUARD LABOULAYE. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. De keerzijde der Medaille. Gedurende zijn slaap had de vorst een visioen, hoor lichtglans omstraald verrees er voor zijn oog eene vrouw in wit gewaad en met een staf n de hand; het was de toovergodin van den lag Hiacint herkende zijne petemoei: hoe dik- 'V'jls had hij niet het portret der witte dame de groote zaal van het kasteel bewonderd toovergodin zag hem lang aan en zuchtte: „Arm kind wat zou er zonder mij van u worden?" Wa arna zij een drievoudigen kring rondom '<iren beschermeling beschreef. Hiacint ontwaakte plotseling te midden van iet slagveld, niet meer als vorst en overwinnaar, naar opnieuw in de verachtelijke huid van oen hond gestoken. De fortuin had hem dien morgen alleen zoo hoog verheven om hem thans n een des te dieperen afgrond te slingeren. Het was nacht, de maan bescheen de vlakte, loch haar bleeke glans deed de schaduw der heuvelen nog slechts te sterker uitkomen. Rond- >m den prins was alles kalm en doodsch, van verre bemerkte men de wachtvuren van het kamp. Links en rechts, te midden van doode aarden, verbrijzelde arumunitiewagens, ver- trooide wapenen, lagen soldaten op hunnen rug en sliepen den eeuwigen slaap. Op die door smart en woede verwrongen gelaatstrek ken had de dood zelfs niet zijne akelige kalmte kunnen uitspreiden. Met saamgeklemde tanden, het schuim op den mond en verwilderde oogen schenen zij God om wraak te smeken voor het door de willekeur der vorsten vergoten bloed. Een dorpsklok in de verte sloeg langzaam middernacht, het uur waarop de dooden ont waken Hiacint huiverde, en daar hij niet langer den aanblik dier verglaasde oogen kon verduren, verborg hij zich in de schaduw. Daar wachtte hem het vreeselijkste schouw spel. Door de duisternis beschermd, waren twee stroopers, van dievenlantarens voorzien, bezig de lijken uit te schudden. Hiacint kroop bevend achter een stuk geschut. „Daar ligt er een die getrouwd is, sprak een der roovers; hij heeft een ring aan zijn vinger, maar ik kan er hem niet afkrijgen. Snijd den vinger af, domoor, zei de ander; kijk hier heb ik twee ringen uit de ooren van een soldaat gescheurd. Dat ging van zelf. Een officier! hernam de eerste. Een goede vondst, hij heeft een horlogie. Zoek maar goed, hij zal wel eene beurs bij zich hebben. Ja, en hier is een portefeuille met een ver zegelden brief. Ik had liever bankbiljetten, maar dat doet er niets toe, geef maar op Laten we eens zien wat hij aan zijn liefje schrijft, dat zal ons op- vroolijken." De roover brak den brief open en las het volgende „Beste moeder, als gij dezen ontvangt, hebt gij geen zoon meer. Een voorgevoel zegt mij, dat ik morgen zal sneuvelen. Ik schrijf dezen brief op goed geluk en hoop dat eene bevriende hand hem u zal doen geworden. Ik wil u nog maals zeggen dat mijn laatste ademtocht voor u is geweest en dat ik u in het graf blijf lief hebben. Ik bezit niets dan mijn zwaard; ik laat u zonder verzorging achter, en smeek God u in zijne bescherming te nemen en u te troosten. Wat mij betreft, ik sterf uwer waardig, getrouw aan de begrippen van eer die gij mij hebt in geprent, gelukkig van mijn bloed voor de groot heid van den vorst en het heil des vaderlands te kunnen plengen." Wel zoo! Bprak de andere dief, hoe lang moet dat gewauwel nog duren? Aan het werkl De maan zal hier weldra schijnen en als men ons ziet zal men ons eenige blauwe boonen in de maag duwen Ja, uwe moeder zal dezen brief ontvangen, sprak de strooper op plechtigen toon, en ge lukkig degenen die zooals gij sterven I Komaan, hernam zijn makker, daar be gint ge waarachtig weer comedie te spelen? De duivel hale de lieden die op school zij n gegaan die hebben altijd iets hoogdravends! Kijk eens, daar blinkt iets als goud; wat zou dat zijn?" Hij hield zijne lantaren dichter bij. Door het licht verschrikt, richtte een prachtig getuigd ros zich van den grond op en begon al hin nikende achteruit te slaan. Het was de schim mel van den groothertog. Hij had eene gapende wonde in den buik en trapte op zijne bloedige ingewanden. Na eenige schreden viel hij neder, rekte zich uit en gaf den geest. Op hetzelfde oogenblik wierp een troep hon den, die eensklaps uit den grond schenen op gekomen, zich blaffende op het edele dier en begon het te verscheuren. Op dat geraas namen de roovers de vlucht en lieten hunnen buit in den steek. Men zag het schijnsel van eene menigte fakkels in de vlakte; eene patrouille naderde. „Welk een lekker beetjel zeide een der hon den tot zijne makkers. Waarom geven de men- schen ons niet dikwijls zulke feesten? Daar ginder, zei een bulhond, is een troep wolven bezig een regiment kurassiers te ver slinden. Hebt gij opgelet hoeveel raven er van avond waren? vroeg een dog. Morgen zullen er honderdmaal zooveel zijn, hernam de bulhond; maar wat komt er dat op aan? Er is hier vleesch en bloed genoeg voor iedereen. Ja, zeide een hazewind, maar morgen wordt alles begraven. Dat is iu éen dag niet afgeloopen, kameraad, antwoordde de bulhond, daar is voor meer dan eene week werk aan. En in de bosschen, in de slooten, tusschen de rotsen en in de holle wegen, twee mijlen in den omtrek, ligt er menige soldaat en menig paard die men niet in hunne rust zal storen. Leve de oorlog! hij is het feestmaal voor honden, raven en wolven Hiacint nam vol ontzetting de vlucht; hij sloeg weer den weg naar het dorp in, denzelfden weg waar hij eenige uren geleden zoo schitte rend zijn leven had gewaagd. Daar had men wanhopig de laatste krachten ingespannen, daar lagen er hoopen lijken op elkander ge stapeld, zwemmende in plassen bloeds. Weer stond Hiacint op het punt ook dit akelig tafereel te ontvlieden, toen hij in zijne nabijheid hoorde kermen. Hij trad nader. Een nog jong officier, met schoone gelaatstrekken, kroop op zijne handen voort, terwijl hij met moeite zijne door een kogel verbrijzelde beenen na zich sleepte. „WaterI zuchtte hij, water. Help! Ik sterf voor u en gij laat mij als een hond liggen, ellendelingen die gij zij tl Vervloekt zij de oor log! Vervloekt de vorsten en de ondankbaren! Water of om Godswil den dood!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1910 | | pagina 5