Tel, 13
131.
RES,
85. Tel. 1057.
Haarlem.
SCHMIDT
IENDSCHAP
TWEEDE BLAD.
urgang.
ZATERDAG 24 DECEMBER 1910,
No. 51
AN RIJSWIJK,
Soc. Vereeniging"
ÏL.
NORIESSEN.
T H 0EK'
lalsche weg.
r 1910.
KNAL.
ide 1072 uur.
O.
s, Busch,
oerz, Hensoldt
irt, Reis,
ituur, Theater
p Louis Bouwmeester.
es en heeren hier ter
nog aangezocht toe te
'enstaande vereeniging.
op de aanstaande uit-
g te verdeelen rollen,
n ten spoedigste inge-
Secretaris
A. BROUWER,
ood, Haarlem.
Bloemendoolsch (üeekblad.
Dame) voor de nog
ik Lidmaatschap
ldeu bij den Penning-
aat 161.
Elisabeth Ohlhoff
i 1911.
\KER1J.
garantie.
meubelen,
MB
terbinding
en door
ra,
lem gegeten wordt.
verveen wordt be-
hroom „Rusthoek"
ebeel ingericht als
iroon te Haarlem.
a.
IARLEM.
irteering voorradig.
Een tegenstrijdigheid?
s ongeveer negentien een wen geleden, dat de apos-
a den nieuwen godsdienstvorm; toen de secte der
n geheeten. uittogen om de leer te verkondigen,
men meende dat zij weldra een wereldgodsdienst
;uu,
n de apostelen er kennis van gedragen, dat de be-
aarde zoo groot is, terwijl ze zich de menschen-
lechts zeer klein voorstelden, het zon hun moed en
iof zeker niet hebben verminderd; maar wat zonden
asd gestaan hebben, indien iemand hun had kunnen
en dat, na verloop van zoovele eeuwen, hun geloof
jd aan daarmee onbekende volken zou worden ge-
wanneer anderen reeds bezig waren om naar nieuwe
stvormen te zoeken.
og meer zou het de verbazing dier geloofshelden
gewekt, wanneer zij hadden geweten dat de palmtak
n vrede, waarmede zij voor de volken optraden,
door de oorlogsfakkel zou worden vervangen dat,
s van door heilige overtuiging, de wereld tot het
geloof zou worden gebracht door vuur en zwaard
g na verloop van vele eeuwen, de komst dei-
predikers in verre landen, het sein zou geven tot
ng en moord en dezen op hunne beurt de vaan van
jg zouden ontrollen.
och, zij hebben het geweten, die mannen des vredes,
stichter van het christendom, hun groote meester,
ts gekomen om den uitwendiqen vrede op de wereld
gen.
hoe zon het anders kunnen zijn? Het licht en de
is zijn strijdende elementen en het licht zelf verblindt
aal.
ar volken, die eeuwen lang afgezonderd leefden van
ige wereld. Hun geloof is in ons oog het diepste
en de afschuwelijkste geestdrijverijhet predikt wat
begrip onzedelijk is en het predikt menschenmoord
1 tooneelen te aanschouwen, voor ons van het zwart-
mdom. Maar die volken zijn toch in hun geloof, al
het naar onze meening dien naam niet, opgegroeid,
doen en laten, al hun instellingen zijn er op ge-
Hoe zou het mogelijk wezen dat zij de prediking
we dingen, door vreemde wezens verkondigd, anders
wantrouwen begroetten Is het niet verklaarbaar
.v., bij wie moord en roof nog gewone dingen zijn,
len eener nieuwe leer tot hun slachtoffers maken
jeidenvolken niet dikwijls met geweld gebracht tot
ifstiorm dier christenen, van wie zij niets zagen dan
aovergestelde van de leer die zij brachten Is nog
lagen de bescherming der christenleeraars voor de
en niet al te vaak een voorwendsel, om zich macht
id in den vreemde te verschaffen en tegen mede
natiën op te treden in den grooten economischen
jd?
t ons nu het oog vestigen op de natiën, die er
h op zijn christennatiën te heeten. Is hun onder
houding een beeld des vredes? Van den vrede, ja,
een tot de tanden gewapend, elk oogenhlik gereed
het zwaard te grijpen, vol van achterdocht en
er verre van verwijderd dat de geest van het
om of, wat hetzelfde is. van de ware menschelijk-
volken doordringt en tot richtsnoer van hun
en strekt.
laat ons de vraag eens stellen, of het wei anders
en zijn? De groote stichter van het christendom
niet geheel juiste uitdrukking nu eens te gebruiken)
iel in zijne eenvoudige, reine verhalen. Hij leerde
laarvan ook, op welke wijze zijn geest, de geest des
le wereld doortrekt: langzaam, van het eene punt
andere, in de verborgen diepten vaD het menschelijk
ker niet bij geheele groepen van menschen of bij
olken, zooals de bekeering door het zwaard geheele
voor den vorm aan de voeten van den levensboom
rarom, indien ooit de uitwendige wereld meer
het beeld des vredes zal terugkaatsen, dan zal
zijn wanneer de meerderheid der menschen zeiven
geest van het christendom zal doordrongen zijn,
zóó doordrongen, dat het, in den strijd tnsschen den natuur
lijken mensch en het kind des vredes, de laatste is die de
overwinning behaalt.
En daarom, al is de toestand dér wereld niet rooskleurig,
al weerklonken ook weder in het welhaast scheidende jaar
de wapenkreten der volken en dreigde hun staal, we wanhopen
niet aan de langzame zegepraal van het woord des vredes.
Het vrede op aarde" komt niet tot ons opdat wij zouden
droomen van een duizendjarig rijk en in ijdele bespiege
lingen ons zouden verdiepen. Zal het woord des vredes
voor ons eenige beteekenis hebben, dan is het dringend
noodzakelijk, ons tot onszelven te bepalen en over onszelven
te waken. De geheele wereld om ons heen en de wereld in
ons, zijn één strijdeen strijd van hartstochten en gebreken,
van tegenstellingen en tegenstrijdigheden. Elke toestand is
eene andere dan de omringendegezichtspunten en begin
selen, behoeften, geaardheid, aanleg, levensopvatting, humeur,
ze zijn overal onderscheiden. Het is een waarheid voor geen
tegenspraak vatbaar dat, al wilden we met de geheele
wereld in harmonie leven, we het niet zouden kunnen.
Maar juist op dat willen komt het aan en niet zoozeer op
het kunnen. Het streven naar waarheid en vrede zijn grooter
en beter dan de waarheid en de vrede zeiven.
Als we vrede willen, dan willen we het vriendelijke woord
spreken, dat de bedreigde overeenstemming doet bewaren;
dan willen we ons onthouden, waar ons woord misplaatst,
onze tusschenkomst gevaarlijk zou zijndan willen we het
eerst de hand uitsteken, al weten we ook dat ze niet zal
worden aangenomen.
Van dat willen doordringe ons het licht van den heerlijken
kerstnacht op nieuw in de feesture die vóór ons ligt. Het
doordringe ons van den geest des vredeshet leere ons de
waarde en de kracht te beseffen van het zachte gemoed en
het liefelijke woord; het schenke ons de zalige rust des
gemoeds te midden van het geluid der krijgsbazuinen om
ons heenhet leere ons te strijden tegen de vijanden van
binnen, om aan ons zeiven, maar dan ook alleen aan ons
zeiven, de spreuk van den Wijze te zien bewaarheid
«Wie vrede wil, make oorlog!"
Henri.
Er zijn van die onschatbare wezens, die ons omhoog tillen en voor
waarts stuwen, eenvoudig door in ons te gelooven, zóó vast, dat wij
er verlegen mee worden en onze eer er in betrokken achten hen niet
teleur te stellen.
Hoover.
De Padvinders-V ereeniging.
Door de heeren dr. G. W. S. Lingbeek, oud-leider der
eerste- nederlandsehe ambulance in den Z.-A. oorlog te
's-Gravenhage, en Gos. de Voogt, courantenschrijver, te
Amsterdam, is het plan opgevat om een nieuwe richting, ik zou
haast zeggen, een levensrichting, voor onze jongens en meisjes
van 1218 jaar aan te geven. Hun denkbeelden hierom
trent hebben zij beknopt in een vlugschriftje uiteengezet,
waarvan nummers kosteloos aan ieder belangstellende, die
hierom vraagt, worden toegezonden. De bedoeling der heeren
Lingbeek en De Voogt is, om van onze jongens te maken
wat in de engelsche taal bedoeld wordt met het woord
boy-scoutszij hebben voor deze uitdrukking het neder
landsehe woord jongens-padvinders gekozen, m.i. een goede
keus.
Ik heb het geschriftje met aandacht gelezen en liet toen
mijn jongens ter lezing gegeven. De oudste (mijnheer is
bijna 20 jaar, moet u weten en gevoelt zich af en toe
bijna zoo gewichtig als zijn papa) «dacht er voor de jongens
«heel veel goeds" in, indien ze niet behoefden te studeeren
voor zoo'n moeilijk te behalen akte, als bijv. middelbaar-
boekhouden. Hun «pad", zoo vond hij, was door leeraren en
examinatoren al lang «gevonden" zij hebben het maar flink te
betreden om het doel te bereiken. Het bewandelen van alle
andere paden houdt het eindpunt van het groote pad slechts
ver-af en bemoeilijkt het naderbij komen." Ik prees bescheiden-
lijk deze uiting van levenswijsheid mijns zoons en wendde mij
tot zijn 16-jarigen broeder: wat hij van 't. denkbeeld dacht?
Deze jongeneer (hij «spoorzoekt" nog in korte broek, hoewel hij
in lengte den goed uit de kluiten gewassen mijnheer van bijna
20 reeds overtreft) was eveneens heel goed te spreken over het
padvinders-plan; alleen, vond hij, hadden de heeren de uitdruk
king van John Wanamaker: «red een jongen, en ge redt een
heele tafel van vermenigvuldiging" (blz. 18) wat moeten ver
duidelijken, terwijl de volzin «de jongens die met dezelfde kor
nuiten in «groepsverband er op uit trekken, naar buiten, om in
hun «vrijen tijd niet altijd naar een dooden bal te trappen"
(blz. 4) achterwege had moeten blijven, want op een andere
plaats in het boekje (blz. 13) staat: «gelukkig hij, die in
«een voetbalclub de nadeeien van het beroeps- of studie-
«leven weet te neutraliseeren". Overigens wilde hij graag
meedoen en dacht reeds met geestdrift aan de heerlijkheden
van een «padvindersleventje", als door de amerikaansche en
engelsche «boys" geleid, in het boekje en met de hierin
voorkomende plaatjes voorgespiegeld, naast het eervolle doel
van den vrede-»scout". «Maar", liet hij er heel nuchter op
volgeD, «wanneer moet ik mij oefenen? Overdag ben ik op
kantoor, 's avonds tot 10 uur op school, in dien tusschentijd
druk bezig aan het huiswerk, en Zondags moet ik voet
ballen«Dan laat je maar dat nare voetballen staan,
jongen", meende moeder beslist. «Nooit!" zei de jongeneer,
«zoolang u (hiermede bedoelde hij mijn vrouw en ik, de
kinderen zeggen gelukkig nog geen je en jon tegen ons)
goedvindt dat ik voetbal, is geen padvinder zoo sterk, dat
hij mij hiervan afhoudt."
Zoo wist ik dus hoe mijne zoons er over dachten.
Maar ik heb nog drie dochters ook: 12, 14 en 17 jaar.
Wat denken jullie ervan, meisjes?
Ze zwegen en trokken nadenkend de wenkbrauwen omhoog.
Eindelijk vroeg de oudste: «Wat kan ik daar dan leeren,
vader?"
«Nu meid, er staat immers, dat jullie belangrijke dien
sten kunnen bewijzen (onder goede leiding) als helpsters
op velerlei gebied, vooral bij hulp en verpleging of verzor
ging van allen die geholpen moeten worden."
«Dus als verpleegster?"
Ik bleef een duidelijk antwoord schuldig. Ik wist het
ook niet. «Waarschijnlijk als verpleegster," zei ik, «ja,
maar hiervoor zijn een afzonderlijke opleiding en nog een
heeleboel andere dingen noodig. En wat den algemeenen
dienstplicht der vrouwen aangaat, hier kan ik niet over
oordeelen en jullie nog minder. Maar ik zal eens aan de
heeren vragen, hoe een en ander eigenlijk zit".
Met deze belofte werd door de 3 «girl-guides in spó"
genoegen genomen.
Dus richt ik mij thans tot de heeren Dr. Lingbeek en
De Voogt om meer licht. Misschien willen ze mij dat wel
verschaffen
CoRBASlUS.
Die Strahlen in unserm Innern können oft so machtig toerden
dasz sie über unsre game Vmgebung Licht verbreiten, wenn wir es
gleich selbst nicht bemerken.
Björnson.
De wetsontwerpen betreffende
Recht de verzekering tegen ziekten.
611 Wet. III. Slot)
Het voorstel der regeering is dus,
om de premie der verzekering te doen betalen voor de
helft door den werkgever en voor de andere helft door den
werkman. De raad van arbeid zal het recht hebben, de
premie bij den werkgever in te vorderen, die dan, het aan
deel van den werkman kan inhouden van diens loondoch de
raad heeft tevens de bevoegdheid om voor bepaalde groepen
van arbeiders, de invordering bij den arbeider zelf te doen
plaats hebben, met recht van verhaal van de helft op den
werkgever. Natuurlijk is dit alleen mogelijk bij hen die loon
verdienen, hetgeen niet wegneemt dat de vrijwillige verzeke
ring ook voor anderen de gelegenheid opent om zich eene
uitkeering te verzekeren, al heeft de raad van arbeid het
recht om, zelfs door weigering van verzekering, misbruiken
te keeren.
Bij een ziekenkas mogen zich vrijwillig verzekeren allen
die, krachtens de ongevallenwet 1901 verzekerd zijn, alsmede
zij die door den raad van arbeid tot de verzekering worden
toegelaten. De alzoo vrijwillig verzekerde betaalt in het
algemeen zelf de premie, maar indien hij tevens verzekerd
is krachtens de ongevallenwet, is hij gerechtigd om van zijn
erscbillsnde modellen.
FEUILLETON.
RINS-POEDEL,
naar het Franscli van
EDOUARD LABOULAYE.
(Slot.)
ende wordt de kern gevormd, en ont-
gemeente; het is eene volkomene repu-
ie vrijelijk wordt bestierd door mede
van al de burgers, en indien eenig
naar van binnen of van buiten bedreigt,
ieder onzer een gezworene om haar te
ten, een soldaat om haar te beschermeD.
onze vrijheid, vreemdeling. Vat men
uw land ook zoo op?
zie dat gij uwen Aristoteles goed kent,
'liaeint
ristoteles! zei de neger, terwijl hij het
ier oogen liet zien en zich het voorhoofd
die naam is in onze stad niet bekend;
eer een nieuw huis dat niet veel crediet
ijn vriend, antwoordde de vorst, wien
onkunde een kleur aanjoeg, Aristoteles
groot Grieksch wijgeer die bijna twee
jaren geleden gezegd heeft dat de burger
ngs soldaat, gezworene, administrateur
zijn, en dat de vrijheid van het woord
volksopleiding twee noodzakelijke voor-
1 waren voor v-ijheid en beschaving,
ij dunkt, zeide de Afrikaan, dat men
oot wijsgeer behoeft te zijn, om dingen
die zoo klaar zijn als de dag. Blijf een
acht te Monrovia, en gij zult geen school-
ïtmoeten dat u op dit, punt niet even
1 vertellen als uw Griek.
En gij hoopt, hernam Hiacint, dat dit
Amerikaansche zaad, het reinste voortbrengsel
der verst gevorderde beschaving, te midden van
uwe barbaarschheid zal ontkiemen?
Dat is reeds geschied, antwoordde de
zwarte.
Vergeef mij dat ik dit nog betwijfelhet
vraagstuk der vrijheid staat met de rassen in
het nauwste verband.
Het is enkel eene quaestie van opvoeding,
sprak de neger. Sedert wij op onzen zwarten
stam den Amerikaanschen geest hebben geënt,
gevoelen wij ons even goed in staat ons zelve
te regeeren als die duizenden Ieren en Duit-
schers die ieder jaar naar de Vereenigde Staten
verhuizen en er dezelfde verandering ondergaan
als wij. Nog drie geslachten, en wij zullen mees
ter zijn van de Niger-vallei; het overige is
slechts eene qnaestie van tijd.
Het is een schitterende droom, zeide Hiacint
maar hij is te schoon om waar te zijn.
Die twijfel bewijst dat gij van het oude
vasteland zijt, antwoordde de neger. Zijt gij als
onze naburen van den Senegal, die zich ver
beelden volksplantingen te stichten wanneer zij
generaals zenden om de zwarten te beoorlogen
en prefecten om de blanken te drillen en te
belemmeren? Dat is geenszins onze wijze van
handelen. Onze veroveringswerktuigen zijn vrede,
vrijheid en arbeid Bij ons is de gemeente als
het huisje van den polyp: al groeiende ontstaat
er een uitspruitsel, eene nieuwe gemeente, die
zich bij de eerste voegt, ofschoon zij levenskracht
uit zich zelve put. Op zijn beurt brengt dit
uitspruitsel weer eene nieuwe cel voort, welke
niet minder vruchtbaar zal zijn. En dat gaat
zoo zonder ophouden door. Langzamerhand en
ongemerkt zal ons volk door dezen geduldigen,
onweerstaanbare!) arbeid, grooter worden, den
bodem bedekken, de barbaarschheid doen ver
dwijnen. Reeds bezoeken meer dan honderd
duizend zwarten uit het binnenland onze scholen
om er in onze denkbeelden en zeden ingewijd
te worden. Van die onwetende, wreede jagers
hebben wij pachters, ambachtslieden, burgers
gemaakt. De toekomst is ons; de gemeente zal
de oppervlakte van Afrika veranderen en de
dag is niet ver waarop wij plaats zullen nemen
onder de beschaafde natiën, en slechts één volk,
ééne republiek zullen uitmaken.
Indien gij u niet in duizenden stukken ver
splintert, zeide Hiacint.
Weer eene dwaling van de oude wereld,
sprak de neger bedaard. In die door geweld
gevestigde en op militaire wijze bestuurde
monarchieën, is alles in handen van één man,
en de hand van één man kan niet alles omvatten
hoe grooter het rijk, des te zwakker de vorst.
Maar bij ons, waar de staat niets anders is dan
een bond van kieine republieken die elk haar
eigen bestaan hebben, is de uitgestrektheid van
het rijk slechts een waarborg te meer voor
de algemeene vrijheid en vrede. Waar zou de
breuk moeten ontstaan? Het middelpunt is
overal, de omtrek nergens. Gevoelt gij niet dat
een nieuwe geest in menschen en zaken door
dringt? Zeggen het bloeiende Amerika, het pas
ontloken Australië, het ontkiemende Afrika u
niet dat geheele werelddeelen tot een staat
kundig leven ontwaken, en dat het afgeleefde,
verdeelde, verslaafde Europa weldra even als
het oude Oosten in de geschiedenis zal weg
zinken en niets meer zal zijn dan de puinhoop
eener verdwenen beschaving?
Dat geloof ik niet, sprak Hiacint, wien deze
voorspelling een weinig ontroerde.
Toch zal het zoo zijn, gaf de neger ten ant
woord, of Europa moe3t onze Amerikaansche
vrijheid overnemen en zijne kinderen andere
denkbeelden inprenten. Ik vraag u om versclioo-
ning, vreemdeling, voegde hij er bij, de zon gaat
onder, ik moet naar het comité van onderwijs,
naar het krijgscomité en naar de vergadering der
bank; neem het mij niet kwalijk dat ik u ver
laat.
Gij zijt zeker een der hooge ambtenaren
van dit land? vroeg Hiacint..
Neen, antwoordde de neger glimlachend,
ik ben doodeenvoudig een olie-koopman en een
burger van Liberia."
Terwijl hij de terugkomst der toovergodin af
wachtte, wandelde Hiacint door de straten van
Monrovia; hij bezocht de haven, de pakhuizen,
de kerken, de scholen, de bibliotheken. Tot zijne
groote verwondering bespeurde hij dat de negers
geen Vliegeneters waren, zonder dat dit echter
iets van hunne waarde verminderde.
Eenmaal in zijn paleis teruggekeerd, zeide hij
tot de toovergodin:
„Petemoei, mijne constitutie is klaar eu ik
geloof dat ik, dank zij u, mijn volk gelukkig zal
kunnen maken.
„Dat verheugt mij, dierbaar kind, sprak de
goede toovergodin. Omhels mij nu en laten wij
elkander vaarwel zeggen. Gij zult mij niet weder
zien. Waar de rede begint eindigt mijn rijk. Gij
hebt verstand, kracht en schoonheid ten deel
ontvangen; de ervaring heeft u geleerd er recht
vaardigheid en goedheid bij te voegen: nu zijt
ge een man; treed moedig voorwaarts, u wacht
meer dan éene beproeving. De volken zijn als
de kinderen die schreeuwen wanneer zij gereinigd
worden. Maar gij zult een steun vinden in uw
geweten en het bewustzijn van weivolbrachten
plicht; dat is meer waard dan die toejuichingen
waarmede eene domme of betaalde menigte alle
vorsten overlaadt, ijdele klanken die door den
wind worden medegevoerd. Van u alleen hangt
voortaan uw geluk en uw roem af; gij hebt mij
niet meer noodig, vaarwel."