tie armmeester» door de volksstem gekozen. De
heeren van Zandvaart waren de oude regeering
toegedaan, toch hadden ook daar geen buiten
sporigheden plaats, evenmin als te Berkenrode
(buurt Akkerk van Heemstede, nu onderdeel der
gemeente Heemstede bij de Koediefslaan). Daar
werden nu èn schout èn municipalen uit de heer
lijkheid zelf gekozen. Vroeger ging de Heer voor
't aanstellen van schepenen vaak daarbuiten. Bij
de omverwerping van zaken in 1787 waren er geen
Pruisen geweest, dus ook geen teisteringen.
Bij deze gezegende omwenteling kreeg Ber
kenrode een zeer kort vriendelijk bezoek van
eenige Franschen, waarmee de inwoners zeer
ingenomen waren, daar zij de partij van 't heil des
vaderlands waren toegedaan. De Franschen trok
ken slechts door; gaarne hadden de ingezetenen
hun een kleine verpoozing ten hunnent vergund.
Te Spaarndam was vóór de omwenteling Mr.
Pieter Vermeulen, Heer van Herwijnen, Kaad in
de Vroedschap en Burgemeester van Haarlem,
ambachtsheer. Toen werden Schout en Schepe
nen uit een dubbeltal door den Baljuw van Ken-
nemerland gekozen. We zagen reeds hoe Brunings
in 1787 de schout, tevens secretaris en bode
was. De ambachtsheer Mr. Vermeulen werd als
„aanklever der oude constitutie" ontslagen en
in zijn plaats door de Provisioneele Represtanten
(soort tweede Kamer) burger Canbier aangesteld.
De omwenteling ging ook daar eenvoudig. De
schout Herrit Vermouten had er grooten invloed
en sprak 28 Januari o.a. het volgende tot de
bijeengeroepen burgers: „Waarde Medeburgers!
Vermits de thans vrije Batavieren omtrent der-
zelver wettige privilegiën en voorrechten zich
overal kunnen doen gelden, heb ik gemeend
FE. daarvan te moeten adverteeren, en daar ik
thans jaren de posten van schout, secretaris, en
bode onder UE. heb bekleed, zoo ben ik verze
kerd, dat gijlieden of wel de meesten onder. UE.
weet, wie ik ben" enz. De aanspraak had de
gewenschte uitwerking, niemand had bezwaar,
zoodat hij onder gelukwenschen in zijn ambten
bestendigd werd. Ten zeerste getroffen door deze
bewijzen van vriendschap, dankte hij in harte
lijke bewoordingen, waarop driemaal „Hoezee,
lang leve de schout en secretaris!" volgde, Nu
stelde hij voor ook de schepenen tot 1 Mei in
hun betrekking te laten en daarna zoo noodig
verandering te brengen. Ook dit werd goed ge
vonden.
Zoo was er te Spaarndam een vreedzaam ver
loop der omwenteling, evenals te Schoten en
Noord- en Zuid Akendam) waar schout David
Hoeuff't de burgers 31 Januari bijeenriep.
Het verloop der omwenteling in Velgen en
Santpoort is een zwarte bladzijde in de geschie
denis dezer dorpen, waartusschen reeds vroeger
groote naijver bestond. Velsen was de kom der
gemeente, daar was ook de zetel der ambachts
heerlijkheid; evenwel in welvaart en aanzien
en aantal inwoners deed Santpoort toen niet
onder en toch meende Velsen iets voor te moe
ten hebben.
Onder voortdurende erkenning der rechten
van de ambachtsvrouwe Margaretha Hoeufi't,
merkte men bij den schout W. Doelman en de
schepenen een sterke zucht om te blijven op 't
kussen waarop de ambachtsvrouwe hen had
geplaatst. Na een voorvergadering op 2 Februari
trokken eenige afgevaardigden der kiezers 8
Februari ter vergadering van schout en schepe
nen en gaven korfaf te kennen, dat zij ontslagen
waren en dat een nieuwe verkiezing zou plaats
hebben. De schout meende dat de afgevaardigden
niet regelmatig waren gekozen, daar Velsen door
Santpoort, de Hofgeest en Breesaap waren over
stemd en 't gereformeerd element niet verte
genwoordigd was. Kort en goed, schout en sche
penen traden niet af, vóór 9 Februari. Toen was
't gevoelen ingewonnen der burgers Lestevenon
en De Lange van Haarlem en den Haag. Toen
volgde een nieuwe verkiezing, waarbij slechts de
schout en één der schepenen werden herkozen
voor twee maanden. De burgersocieteit van
Santpoort „Tot Nut van 't Vaderland" stond
scherp tegenover die van Velsen „Broederschap".
Een latere verkiezing kwam dan ook slechts tot
stand door tussclienkomst van burger Nuhout
van der Veen, die namens 't college van provi
sioneele representanten te 'sGravenhage was
afgevaardigd om op 't platteland het werk der
verkiezingen voor te lichten.
Menigeen beklaagde zich later de franschen
te hebben ingehaald. Toch is hun verblijf hier
van groot nut geweest.
Er kwam meer eenheid in 't volk en 't enge
provincialisme verdween.
Het Klooster Beuron en de
UIT DEN Hohenzollern.
VREEMDE. Het Berliner Tageblatt geeft
naar aanleiding van een toespraak
van den keizer in Beuron de volgende belang
wekkende mededeelingen over de politiek dezer
orde
Zooals men weet, is er in de katholieke offi-
ciëele kerk sedert eenige jaren, vooral na het
vaticaansehe concilie van 1870, een beweging
merkbaar onder de leiding der jezuïten, welke
zich hierop richt de vroegere zelfstandigheid der
verschillende orden op te heffen en ze, onder
leiding van den paus, terug te brengen tot één
kamplinie van het ultra-montanisme tegen de
moderne ontwikkeling. Ook de orde der Bene
dictijners heeft zich ten slotte hieraan moeten
onderwerpen en wel door middel van de jongste
en levendigste instelling de congregatie van Beu
ron. Deze heeft zich thans ontwikkeld tot een
der heftigste tegenstanders van alles wat niet
katholiek, van wat vooral protestant is. Opmerkelijk
daarbij is het uiterlijk succes dat dit klooster
allerwege gehad heeft bij de stichting van hare
onderafdeelingenzoo heeft men thans de groote
kloosters van Maredsous in België, Erdington
in Engeland, Emaus-Praag, Seckau in Stiermar
ken, Maria-Laach in Rijnland, ongerekend nog
een groot aantal minder gewichtige nederzettingen
en verscheidene nonnenkloosters.
Om den geest dezer congregatie te kenmerken,
zij hier vermeld, dat het 't klooster Emaus is,
waarvandaan de krachtige tegenbeweging uitging
tegen den Los-vanRome-geest. Daar verschijnen
ook de „Bonifaciusstemmen" die tijdens de beroe
ring over de Borromeus-encycliek een belangrijke
en alles behalve verzoenende rol speelden. Dit
blad vond het een „onbeschaamdheid" dat de
duitsche protestanten zich beleedigd durfden
voelen over een „kenmerkende afschildering"
der hervormers van de 16e eeuw! Het was ook
een benedictijner, graaf Galen, van ditzelfde
klooster, die er zich voor spande, een duitsche
vertaling der encycliek onder de groote menigte
te gaan verspreiden. Bisschop Benzier van Metz
die bekend is door beruchte kerkhofschandalen
en zijn post bekleedde in vol vertrouwen van
den keizer, was ook een monnik van Beuron.
De hierboven genoemde graaf Galen was
trouwens niet de eenige persoon van adel, die
tot deze orde behoort. Beuron schijnt er zich
van den beginne op toegelegd te hebben, in
nauwe verbinding te staan met adellijke kringen,
liet telt een menigte klinkende namen in hare
ledenlijst. Van groote beteekenis is ook de ver
bintenis met het katholieke vorstenhuis Hohen
zollern, op welks gebied het klooster Beuron ligt,
welke verbintenis dagteekent van reeds vijftig
jaren her, en niet zonder invloed gebleven is op
de betrekkingen tot het protestantsclie Hohenzol-
lernsche keizershuis. Deze betrekkingen werden des
te belangrijker naarmate de werkzaamheid dezer
orde zich niet langer beperkte tot godsdienstige
aangelegenheden, maar zich uitbreidde ook op
politiek gebied. Óf was het soms geen daad van
politieke beteekenis toen de keizer destijds bij
de verjaging van de fransche monnikken uit
Frankrijk, den bisschop Benzier toestond, in zijn
gebied een groot aantal nonnen gastvrij op te
nemen
De eerste ontmoeting van een beuroner monnik
met de protestantsclie Hohenzollern vond plaats
in 1886 bij gelegenheid van een bedelreis van
den lateren aarts-abt Placidus Wolter te Berlijn.
In de hem toegestane audiëntie schonk koningin
Augusta een bedrag voor de beuroner boekerij
en later een gebeeldhouwd crucifix. Bij de
koningin-weduwe Elizabeth werd hij door vorst
Boguslaus Radziwill voorgesteld, wiens bloed
verwant prins Edmund Radziwill in 1887 tot
de orde toetrad.
Den 30en Augustus werd Placidus voor het
eerst door den keizer zelf ontvangen. Het was
naar aanleiding van de door de orde verlangde
overdracht van de abdijkerk in Maria-Laach.
Den 19en December gaf de keizer biertoe zijn
toestemming en deed dit den aarts-abt kond door
een telegram. Sedert is de keizer Steeds de orde
vriendschappelijk gezind gebleven. Den 16en
October 1893 schreef hij b.v.„Uit uw schrijven
dato 1 dezer heb ik met tevredenheid vernomen
dat de nederzetting der Benedictijners te Maria-
Laach reeds krachtig ter eere Gods werkzaam
is. Ik zal gaarne van mijn aanwezigheid in de Rijn
provincie gebruik maken om uwe nederzetting
te bezoeken en de oude eerwaardige abdij in
oogenscliouw te nemen. Om dan ook de vreugde
te genieten, u daar te begroeten, zal ik zorg dra
gen dat gij bijtijds van mijn voorgenomen bezoek
zult worden verwittigd. Van mijn koninlijke
bescherming en mijn welwillendheid kunt gij
en de orde der Benedictijners ten allen tijde
verzekerd zijn".
Zoo schrijft men slechts aan iemand, die men
als zijn vriend beschouwt. Het is dan ook een
feit, dat de keizer, als hij iemand de groeten
aan den aartsabt opdroeg, hij van hem sprak
als „zijn vriend."
Het bovenvermelde bezoek had den 19en Juni
1897 plaats. Keizer en keizerin verwijlden met
een groot gevolg verscheidene uren op het
klooster en in de kerk. De vriendschappelijke
gevoelens tegenover Placidus droeg de keizer
toen over op den abt van Maria-Laach, Benzier.
Sinds dien heeft hij het klooster, in welks kerk
hij liet hoogaltaar stichtte, meermalen bezocht-.
Kort voor het verschijnen der Borromeus-en
cycliek schonk Wilhelm II, zooals bekend is,
een kostbaar crucifix aan den beuroner aartsabt.
Het mag geen twijfel lijden of de keizer is on
voldoende onderricht van den eigenlijken geest
der jonge congregatie. Anders zou zijn sterk
sprekend eergevoel het zeker niet geduld hebben
dat hij het opperhoofd van het duitsche, of
ten minste pruisische protestantisme -een orde
met zijn bijzondere gunsten vereerde, welks
voornaamste oogmerk juist het bestrijden van
het protestantisme is.
De in Pruisen regeerende kringen hebben naar
het schijnt, er belang bij dat het clericalisme
vast in 't zadel zit en de keizer in onkunde
blijft verlceeren aangaande wezen en aard van
liet ultra-montanisme. Hoever deze onkunde
strekt, toont o. a. het telegram dat de keizer
bij gelegenheid van het overlijden van Placidus
Wolter naar Beuron zond. Hij spreekt daarin
van „mijn trouwen beproefden vriend", „wiens
nationale gezindheid boven allen twijfel verheven
was". Verder zegt liij daarin „Zijn groote ver
diensten als hoofd der Benedictijner-s aangaande
kunsten en wetenschappen, zijn nauwe betrek
kingen tot het vorstenhuis in Sigmaringen, zijn
trouwe, mij en het yansclie duitsche vaderland
bewezen diensten zijn een voortdurend vriendschap
pelijk en dankbaar aandenken waardMen
vraagt zicli hier onwillekeurig af: wélke diensten
zijn dat, waarop het hoofd der evangelische kerk
zulk een nadruk legt? Misschien de toenemende
verkloostering van Pruisen-Duitschland? En wat
de verdienste aangaande kunsten en wetenschap
pen betreft, het is waar, Placidus heeft een groot
psalmenwerk gemaakt dat zijn waarde hebben
mag, van eenige verdienste echter die aanspraak
maakt op een zulk keizerlijke lofrede, is ons
niets bekend.
Men heeft getracht deze keizerlijke begunstiging
van Beuron toe te schrijven aan de verregaande
verdraagzaamheid van het protestantsclie keizer
dom tegenover alle onder zijn schepter vereenigde
gezindten, zooals het ook geen geheim is, dat
de keizer behagen schept in een persoonlijken
omgang met. verstandigejood.sc/ic persoonlijkheden.
Maar is het dat wel alleen Zou niet zijn onlangs
weder zoo scherp uitgesproken bewustzijn van
Gods genade hierbij in 't spel zijn? In ieder
geval ware het de plicht van de keizerlijke
raadgevers de stem te verheffen en voor een
gevaar te waarschuwen dat nader staat dan velen
wel vermoeden. Dit gevaar is het invoeren van
het clericalisme als politieke macht in de ge
zamenlijke duitsche regeering, zooals dit reeds in
Beieren ten duidelijkste gebleken is.
Zeker, Beieren is katholiek, Pruisen evangelisch.
Maar de evangelische kerk is, trots alle loochening,
aan het afbrokkelen, de katholieke staat als
gewoonlijk in slagorde opgesteld en is thans
reeds zoover gekomen dat zij de noord-duitsche
regeeringen met je en jou aanspreekt. De ker
kelijke orthodoxie in Pruisen heult gelijk bekend
is, duizendmaal liever met het pausdom dan een
handbreed toe te geven aan de vooruitstreven-
den. De strijd tegen de lijkverbranding en het
in Pruisen ingevoerde kettergerecht spreken
boekdeelen. De jongste keizerlijke toespraak
aan den aartsabt in Beuron (14 November) toont
wederom, welke invloeden nog heden ten dage
zich aan het berlijnsche hof doen gelden.
Dr. Georg Lomer.
De „oorspronkelijke" godsdienst
der Chinee zen.
In 1909 kwam in Amerika een boek uit van de
hand van den zendeling John Ross, werkzaam voor
de „United Free Church of Scotland" inMandsjoerije.
Het was getiteld The Original Religion of China. Dat
dit „oorspronkelijk" slechts betrekkelijk is, blijkt
uit het feit dat ook de oudste tijden van china's
geschiedenis, voor zoover menschenheugenis strekt
de uitkomst zijn van duistere voorafgaande eeuwen.
De oudheid wordt door chineesche geleerden in
drie tijdvakken verdeeld: de vroegste oudheid,
de midden-oudheid en de naaste oudheid. De
vroegste reikt van de 25e tot de 12e eeuw voor
Christus; de midden-oudheid van de 12e tot de
6e en de naaste oudheid van de (ie eeuw tot
een onbepaalden datum, volgende op liet begin
der christelijke jaartelling. Volgens den schrijver
had ieder tijdvak zijn eigen duidelijk onderschei
den kenmerken op godsdienstig gebied. Terwijl
het eerste tijdvak zuiver „monotheïstisch" was,
was het tweede „dualistisch" met een neiging
naar het materialismehet derde was materialis
tisch, of nauwkeuriger uitgedrukt agnostisch,
met een flauwe herinnering aan vroegere mono-
theïstische grondstellingen. De invloed van dit
laatste tijdvak is tot op heden merkbaar.
Waar kwam nu deze oudste bekende godsdienst
van China vandaan en welke waren zijn ken
merken? Hij vond zijn oorzaak niet in de ver
eering der voorvaderen of een geloof in geesten.
Volgens den schrijver is hier sprake van een
godsdienst, waarin één God heerscht over hemel
en aarde, met andere geesten, die Hem onder
danigheid verschuldigd zijn. Gedurende de 12
eeuwen van het eerste tijdvak was de Godsdienst
zin sterk onder de Cliineezen. Zij schijnen ge
leefd te hebben in het voortdurend bewustzijn
van de tegenwoordigheid en de werkzaamheid
van een heerschende macht, onder de bescherming
van een rechtvaardige, alwetende en almachtige
voorzienigheid. Daar was geen tempel gewijd aan
God of hemel, maar overal en ten allen tijde
kon een altaar opgericht worden om aan God
te offeren; hieruit maken wij op, dat men ge
loofde aan Zijn alom-tegenwoordigheid. De plaats
waar een altaar gebouwd werd, heette „tan", deze
„tan" was rond van vorm, als symbool van de
rondheid der hemelen. Binnen in deze „tan"
waren drie oploopende terrassenhet offer werd
jaarlijks gebracht, „aan den God der hoogste
hemelen". Een ondergeschikte offerande werd
gebracht aan zon, maan en de elementen (wolken,
regen, wind en donder).
Er waren geen afzonderlijke priesters. liet offer
werd ook niet beschouwd als een bede tor ver
geving van zonde of een boetedoening. Het was
een blijk van erkentelijkheid voor ontvangen
gunsten, of het was. een middel tot afwering van
rampen of een afsmeeken van zegen. Dit wordt
door alle hedendaagsche chineesche geleerden
bevestigd. Het gebed diende evenmin om ver
geving van zonden te vragen, maar werd op
gezonden om hulp, steun en voorlichting in
moeilijkheden of om zegen af te smeeken.
Ten einde vergiffenis te bekomen, of beter, ten
einde Gods gunst te herwinnen, was berouw
en een algeheele ommekeer van het slechte
leven een eerste vereischte. Dat de deugd beloond
wordt of worden zal en het kwaad gestraft
in den persoon van een koning dan wel in dien
van een boer werd even nadrukkelijk onder
wezen, als de drie vrienden van Job deden.
Kr werd geen enkele toespeling gemaakt op
een hel; de eenige boete in de geestenwereld
was ontzegging of ontbering. De Chineezen ge
loofden aan, en vereerden ook een aantal god
heden van minderen rang en volgens den schrijver
wérden deze godheden ongeveer door hen be
schouwd, zooals de katholiek zijn heiligen doet.
Wat de schrijver van dit belangwekkend en
knap werk echter „monotheïsme" noemt, zou
een theosoof wij ontleenen het bovenstaande
aan het theosofische tijdschrift The Century I'ath
liever de Goddelijke Eenheid noemen, wat niet
geheel op hetzelfde neerkomt.
Lotusknoppen van Januari. In-
VAN BOEK houd: De nieuwe tijdkring, van
EN H. P. Blavatsky; Jezus Christus,
TIJDSCHRIFT, een van 'swerelds groote Leer
aren; Kerstmis 1910; Occulte of
exacte wetenschap, van II. P. Blavatsky; Theo-
sophie, de eenheid van mensch en natuur; Het
uur der kinderen (lotgevallen van Rama)Voor
onze broederschap-clubs (het nut van militaire
oefening).
The Century Path, een sympathiek tijdschrift
met tal van lezenswaardige bijdragen en fraaie
illustraties.
Jforks' Magazijn, voorheen Boon's geïllustreerd
Magazijn, Januari. Inhoud: Kijkje in Zeeland,
door M. G. Dorhout, een aardig artikel met tal
van zeer goed uitgevoerde plaatjesOudejaarsdag,
een vlaamsche vertelling van J. Simons; Ach,
zal in den zwarten nacht, een gedichtje van Piet
van AsscheMijn eerste overplaatsing, een schets
uit Indië door luitenant X.; Vanuit mijn ven
ster, gedichtje van Jeanne v. Lakerveld Bisdom
Uit oude Nieuwsbladen, een alleraardigst alle
gaartje van grappige uitknipsels uit de Oprechte
Ilaarlemsche Couranten van 1778 tot 1783; Rim
boe-schetsen, door A. de Braconnier, 1. Zijn
eerste succes; Zuid-Afrikaansche humor; De
Magyaren, hun rijk en hun hoofdstad, door v. H.,
met prachtige foto's Het leven onzer voorouders,
door C. .van Sou; Winter, gedichtje van Cometa
Episoden uit het leven van de Loinville, oor
spronkelijke verhalen door TedacTroonlooze
vorsten, van A. A. van ILaaften, een grappige
voordracht met teekeningen; Een episode uit
den boerenkrijg, door S. I). Le FèbreDe Poëet,
gedichtje van James van Oven; Het huis van
Rimmon, drama in vier bedrijven door Henrv
van Dijke, vertaald uit 't Engelsch door D. B.;
Wijsheid uit den Reinaert; Boekentafel; Van
heinde en ver in woord en beeld.
De Nieuwe Gids, gedenkboek 18851910. Uit
gegeven te 's-Gravenhage door de N. V. electr.
drukkerij „Luctor et emergo". In het inleidend
artikel: „Iloe De Nieuwe Gids tot stand kwam
en wat hij heeft gedaan", geeft de oprichter
leider Willem Kloos een overzicht van de lotge
vallen en de werkzaamheden zijner stichtinghij
vertelt daarin hoe de grootste schrijver van '40,
Potgieter, kort voor zijn dood, in een brief aan
Busken Huet de verzuchting slaakte„Waar
blijven de jongeren hoe de breeder en scherper-
ziende Huet de overigens onmiskenbare teekenen
eener nieuwe dichtkunst, Emants' Lilith en
Jaques Perk's Mathilde, ja zelfs Van Eedens
Kleine Johannes, nauwelijks zijn aandacht waardig
keurde. De kleine kritiek van den dag stond al
even vijandig tegenover de nieuwe richting in
de hollandsche letteren, zoo had De Nieuwe Gids
het in het begin hard te verantwoorden, totdat
ten slotte het publiek, beu geworden van den
koekoek-eenzang der ouderen, gaandeweg op de
hand der „jongeren" kwam, waarna zij, die vroeger
het hardst sisten en uitjouwden, het maar ge
raden vonden, óók om te draaien en den huik
naar den wind te hangen. Kloos eindigt met het
sympathieke getuigenis: „Wij weten le. dat wij
„een roeping vervullen, een heilzaam werk doen
„door een brug te slaan en die open te houden
„tusschen de beste moderne schrijvers en het
„beste moderne publiek; 2e. dat wij zelf tot
„geen partij belmoren, maar alles waardeeren,
„van welken kant het kome, als 't maar waar
achtige, reclituit-bedoelde, zuiver-geschrevene
„kunst is, en 3e. dat ook de andere rubrieken
„niet bij de letterkundige ten achter staan in
„onpartijdigheid en de voortdurende zorg, die er
„voor gedragen wordt."
liet smaakvol uitgevoerde gedenkboek prijkt
met een groot aantal bijdragen en portretten,
eerst van de redactie (Willem Kloos, Dr. A.
Aletrino, Dr. H. J. Boeken, Lodewijk van Deyssel,
Mr. Frans Erens, Jac. v. Looy en Frans Netsclier)
en daarna van een gansche reeks van mede
werkers en medewerksters, waarvan sommigen
gedichten, of stukken proza leverden, met of
zonder toespeling op de feestelijke gelegenheid,
anderen zich bepaalden tot een kort, waardeerend
woord, terwijl enkelen het lieten bij de toezen
ding van hun portret. Onder de gedichten zijp
er, die men houde mij deze opmerking ten
goede niet veel meer zijn dan gelegenheids-
gerijmei. Mooi zijn: Lente van Adel Anekersmith,
I 'esper van Frans Bastiaanse, Lente van Jaqueline
E. v. <1. Waals, en onder de prozastukken o.a.
I)e Paarden (fragment) van Netsclier en Thuis
komst van Henri Dekking, In de dingen zijns
vaders van J. Eigenhuis.
A. van dek MeerBrondgeest.
Gezondheids-Commissie
VOLKSGE- gezeteld te Bloemendaal.
ZONDHEID Verslag der in Februari te
Haarlem gehouden vergadering.
Voorzitter de heer J. Muilemeister. Afwezig (le
heer Brongersma.
De heer L. Melchior voor het eerst als lid der
commissie ter vergadering aanwezig, wordt, na
voorlezing van het bericht van zijn afleggen der
belofte, door den voorzitter welkom geheeten en
als diens afdeeling Haarlemmerliede en Spaarn-
woude en Spaarndani aangewezen, waarmede de
heer Melchior zich vereenigt.
De heer F. W. baron v. Tuill van Seroosker-
ken zal in liet vervolg liet bezoeken van de
publieke gebouwen en inrichtingen voor zijne
rekening nemen.
Voor kennisgeving werden aangenomen
le. een door B. en W. van Velsen gezonden
verordening op de verkrijging, de behandeling
en den verkoop van melk in die gemeente.
2e. de mededeeling van den deskundige, dat
liet perceel Kerklaan 49 te Heemstede thans van
waterleiding is voorzien.
3e. een schrijven van B. en W. van Velsen
waarin zij mededeelen dat door hen de rekening
en verantwoording over het jaar 1909 wordt
goedgekeurd, tengevolge waarvan zij door alle
gemeentebesturen is in orde bevonden.
4e. een door B. en W. van Heemstede gezon
den afschrift houdende onbewoonbaarverklaring
der perceelen Achterweg No. 2, 4 en 6.
5e. het schrijven van 1>. en W. van Heemstede
waarin wordt medegedeeld, dat de huurder van
liet perceel Zandvoortschelaan 50 heeft beloofd
geen mest meer te zullen lossen in den put ge
legen aan de Leidschevaart nabij de brug van
de Zandvoortschelaan, hetgeen een ondragelijken
stank, veroorzaakte voor de omwonenden.
6e. een rapport van den deskundige, waarin
hij meldt dat de rioleering van perceel De Genes-
tetweg 18 te Bloemendaal, welke eene ondrage
lijken stank verspreidt, thans is hersteld.
7c. liet schrijven van II. en W. van Heemstede
waarin, naar aanleiding van een desbetreffende
vraag, wordt medegedeeld dat de slagers, die
zonder vergunning in het perceel Molenwerfs-
laan 18 hun beroep uitoefenden, dit bedrijf al
daar zullen staken.
Goedgekeurd werden
het aan B. en W. van Bloemendaal gezon
den gunstig advies omtrent het bouwplan van
mevrouw de wed. Eldering aan den Juliana weg.
De groote nationale en provinciale
1 andbouwtentoonstelling te
Amersfoort.
Het programma voor de tentoonstelling nadert
zijne voltooiingvan enkele sub-commissiën moet
het door het uitvoerend comité ontworpen jiro-
gramma nog worden ingewacht en dan mag het
als gereed worden beschouwd. Yoorloopig kan
men reeds zeggen dat de tentoonstelling zeer
breed is opgevat en opgezet en, indien de om
standigheden medewerken, zij er eene zal worden,
die baars gelijken in de provincie nog niet heeft ge
had. Onder „omstandigheden" zijn hier natuurlijk
niet gerekend „voldoende aantal inzendingen." Dat
die er zullen zijn is te verwachten, want niemand
die in Utrecht zich met landbouw of veeteelt
bezighoudt, zal deze gelegenheid verzuimen, te
toonen en dus in breeden kring bekend te maken
wat en hoeveel goede producten op beider gebied
de provincie voortbrengt. En lioevelen van elders
waar liet betreft eene tentoonstelling die eene
groote menigte klassen omvat, waarin groote
prijzen zijn uitgeloofd in den vorm van medailles,
geld en getuigschriften tot eene gezamenlijke
waarde van eenige duizenden guldens zullen
niet de gelegenheid aangrijpen om in de klassen
voor nationale mededinging, zoowel in de rubrieken
voor paarden, als in die voor vee en zuivel, in
het krijt te treden met de inzenders uit andere
deelen des lands. Het uitvoerend comité heeft
aan de eene zijde getracht de inzenders kans te
geven, flinke prijzen te winnen, maar aan den
anderen kant is er om gedacht, dat de bezoekers
die van heinde en verre komen soms, in geen
geval zich den gang naar (1e groote landbouw
tentoonstelling op „Birkhoven" te Amersfoort,
mogen kunnen beklagen. Bij de geheele samen
stelling van het programma is er rekening mede
gehouden, dat de een zich hoofdzakelijk interes
seert voor paarden, een ander integendeel juist
voor rundvee, terwijl er misschien ook velen onder
de bezoekers zullen zijn, die meer belang stellen
in de producten van boterbereiding en kaasmake
rij. En er is gebroken met het zooveel nog ge
volgde oude systeem, dat op den dag der opening
van de tentoonstelling feitelijk geen tentoonstel
ling wordt gehouden, dan alleen van niet-levende
inzendingen, zoodat de autoriteiten die do ope
ning bijwonen, in den regel de tentoonstelling
niet van de levendigste zijde leeren kennen.
De tentoonstelling, te Amersfoort wordt den
25»ti'ii Juli des middags geopend, doch des morgens
vroeg zijn dan reeds inzendingen vee uit de pro
vincie aangevoerd, gekeurd en bekroond, zoodat
na de officieele opening en na de gebruikelijke
rondwandeling op het terrein, in den grooten
ring reeds dadelijk een beeld kan worden ge
geven van den stand van de veefokkerij in de
provincie. Want als regel geldt, dat alle bekroonde
dieren, die daarvoor in de termen vallen, na be
kroond te zijn op denzelfden dag worden rond
geleid voor de tribune, van waaruit de bezoekers
ze gemakkelijker en beter kunnen beschouwen,
dan wanneer ze in de tenten staan waarin ze
gedurende de tentoonstelling verblijven.
Elk Veehouder en veefokker zal dan ook goed
doen om op een der „veedagen" of op meerdere,
dat zijn 25, 26 en 27 Juli, een of meer dagen vrij te
houden om dan de groote tentoonstelling te be
zoeken