ONAFHANKELIJK ORGAAN VOOR NEDERLAND. 0 ZATERDAG. 10 JUNI 1911. No. 23 lik van Zaterdag 3 Juni 1911. No. 22. aargang. Hel Bloemendaolsch (deehblcl Prijs per halfjaar f 1.25 by vooruitbe taling. Prijs per nummer fO.10 Advertentiën 10 cents per regel by herhaalde plaatsing korting. Mededeelingen van aller'ai aard aan de hoofdredactie sohriftelijk: Vjjverweg 7 te Bloemendaal Alle mededeelingen de administratie, advertentiën enz. betreffende: Ged. Oude Gracht 63, Haarlem. Telefoon 141. liet auteursrecht van den inhoud van dit hlad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) tot regelinsr van het auteursrecht. «MMMHf-mTTTïïnTirTllIHHM I TCmilUJAAIrfilU.AJJMB» ■oo ll Fü I Y ■in t- it nummer behoort een bijvoegsel. Ons feuilleton, verwijzen naar ons feuilleton welks eerste -r heden geplaatst is. Mogen de hierin mende herinneringen aan onzen heniinne- De Genestet velen opwekken een bijdrage enken voor de Bank, voor welks totstand- ,,-,g nog heel wat noodig is. geven gaarne gelegenheid aan onze lezers or dit doel gelden aan ons toe te zenden, t aan mr. 't Hooft zullen doorzenden. aanstaande gemeenteraads verkiezingen. In aphorismen. De waarheid is niet wat iemand staande houdt en een ander weer kan bestrijden, maar de idee der werkelijkheid, onbestemd voor-te- gevoelen in het bewustzijnja dit is zoo, al weet ik niet waarom. Tijd, r.-k. het r.-k. dagblad der fatsoen- nederlanders heeft als leus oepenook bij deze gemeenteraads- •zingen worde door het geheele land iti-these. op de spits gedreven, t aftredend gemeenteraadslid Ign. iek is geabonneerd op De Tijd. het Paleis voor Volksvlijt te Am- im is eenige maanden geleden eene r-meeting van r.-k. amsterdam gehouden daarin werd den aan- oii op het hart gebonden: den r.-k. in alles te gehoorzamen, r.-k. paus heeft verdoemd ieder stelling verkondigde, dat hij zich zameling priesters, welke onder een keizer, sultan of opperpriester, genaamd paus, een aantal kerkgebouwen, kloosters, scholen en dergelijke onroerende goede ren voor rekening der geloovigen behee- ren, met als ideaal de opslorping van alle goederen van geloovigen en onge- loovigen ter meerdere eere Gods. Daar volgens de r.-k. leer de paus de stedehouder of plaatsvervanger Gods op aarde is en God zelf op aarde geen bestaan, anders dan in en door menschen vertegenwoordigd kan hebben, is het doelwit der r.-k. leerstelligengeloo vigen en ongeloovigen en al hunne goederen dienstbaar en cijnsbaar te maken aan de kerk, en aan niets anders, want volgens hare leer omvat de r.-k. kerk alles en allen. Hierin en in niets anders zit de beteekenis van de z.g.n. antithese van r.-k. standpunt bezien. Een liberaal r.-k. is een in zich zelf tegenstrijdig wezen, een daarom zeer redelijk wezen, maar voor de r.-k. zaak onaannemelijk. De Tijd iè geen liberaal r.-k. blad, maar een fatsoenlijk goed r.-k. blad. De heer Ign. Bispinck is als liberaal r.-k. niet aannemelijk voor de r.-k. leer stelligen, hoewel hij op De Tijd geabon neerd is. Of de heer Ign. Bispinck aannemelijk is voor de protestantsche kiezers is afhan kelijk van de houdinsr die hijzelf aan tredend zooals men weet moeten de kiezers'^behalve 4 leden in de plaats van deze heeren, twee nieuwe leden bijkiezen) is èen eerwaardig welwillend oud man die goed r.-k., doch minder goed raads lid is dan de heer Bispinck. Wij hebben hier het oog op den leeftijd van den heer Roozen, zijn gezondheidstoestand, zijne geringere ontwikkeling en zijne zwakke houding tegenover zijne r.-k. mederaads leden. De heer Roozen, nestor van den raad en oudste r.-k., had zich niet door den heer Bijvoet de leiding der r.-k. fractie uit handen mogen laten nemen. Evenredige vertegenwoordiging gaf den r.-k. recht op 4 of 5 zetels van de 13, den anti-revolutionnairen op 1, den christelijk-historischen op 2 of 1, den sociaal-democraten op geen, den vrijzinnig democraten op 1, den liberalen op 5 zetels. Gesteld de heer Bispinck kon in den raad blijven dan zouden daarin 5 zetels door r.-k. bezet zijn, door de heeren Bijvoet, Bispinck, Van Hooff, Van der Hulst en C. J. Roozen.) Wellicht gelukt het den kiezers voor den zetel van den heer A. Roozen een geschikt overveensch candidaat te vinden die hij alle partijen gezien is. Moet de heer Koolhoven weder voor 6 jaren lid worden van den raad? Uit partijdig oogpunt zouden wij zonder onder zoek ja zeggen, doch wij wenschen niet partijdig te oordeelen, de gemeente buitengewoon dure deugd geworden. De heer Koolhoven was, na het uittreden van mr. Tideman uit den raad, de aangewezen man geweest, vooral omdat de burgemeester hem gaarne mocht lijden, om krachtig tegen den wethouder en diens ongecontroleerde alleenheer schappij front te maken, te meer nadat de met de beste bedoelingen ingestelde finan- tieele commissie niet is opgewassen geble ken tegen de taak waartoe zij in het leven is geroepenmet takt en voortdurenden harden arbeid een geregelde controle te oefenen op al wat de finantiën der ge meente raakt. Koolhoven's stemmen voor het weder binnenhalen van den .waterleidingman Kuipers, nadat deze met algemeene stem men aan dén dijk was gezet is eene schromelijke misvatting geweest, die aan de gemeente en leden van het bestuur vele onnoodige kosten en onaangenaam heden heeft berokkend. Hoe de heer Koolhoven er eens toe gekomen is om het dagëlijksch bestuur te prijzen ter zake van zijn zuinig beheer, is tot dusver iedereen duister gebleven en zeker niet in het belang van den belastingbetaler in de gemeente. Wij zijn van het weder candidaat gesteld worden van den heer Koolhoven zeker en zullen ongeacht het vorenstaande zijne herkiezing bevorderen, maar alleen omdat wij geen beter lid voor den raad zouden kunnen vinden die zich beschikbaar zou willen stellen en omdat wij honen dat BIJVOEGSEL VAN Spraakleer1). Door J. L. Kixgma. a aa PHONETISCHE KRONIEK De O'. 2e klank der Lipklankreeks. Vóór wij tot de beschrijving van dit letter- teeken overgaan, zal het noodig zijn, eene nadere verklaring te geven van de reeksen, waaronder de klanken kunnen gerangschikt worden. Uit- gaande van de gedachte, dat alles, wat eene nadere verklaring heeft, spoediger begrepen wordt, moeten wij trachten, die ook aan de klanken en medeklinkers te geven en zoo be schouwen we de a, als eerste, de o' als tweede, de o (in boor) als derde en de oc als vierde klank der lipklankenreeks. Maar waarom nu juist deze benaming? Ter beantwoording dezer vraag volge hier onze klankverdeeling. (in la, lade enz.) (in haal enz.) a a' (in dak enz.) o' (in lot, hok enz.) o' o (in dof, dom, wol enz.) 00 (in boor enz.) 0 OC (in boek enz.) ou (in courant enz.) r u (in koud enz.) uw (in towWj dauw enz.) De hoofdklanken van deze reeks zijn a, o', oeuoe De tweede reeks bestaat uit de klanken: e' (in pet enz.) e' i' (in kip enz.) j e (in meren enz.) f ee (in peer enz.) f 1 V (in Egypte enz.) 7 ie (in lied enz.; 1 1 (in baai enz.) I ie y (in cycloop enz.) De hoofdklanken zijn hier: e', t', ie. De derde reeks bestaat uit de klanken: I (grootere mondwijdte en alleen in den twee- ai' aanwezig. (kl. mondw. in put enz.' (in de enz.) (in deur enz.) (in gevaarli/k enz.) (in leven, vader enz.) (in krachtig.) (in muur.) (in buren enz.) uu De hoofdklanken zijn hier weder u' en uu. De tweeklanken. Deze zijn: au (in Augustus.) (luw (in dauw.) ou (in oud.) ouw (in touw.) 'j De poor Kingma is zoo welwillend ons zijn copie, welKe wij vooral voor onderwijzers en letterkundigen van veel gewicht achten, ter plaatse af te staan. Voorvragen op phonetisch gebied stellen wij ons ontvankelijk, en bij de beantwoording rekenen wij ook op 's heeren Kingma's klank •u' e eu ij uu u •oo (in boom.) o (in koper.) ei (in lei.) ij (in ijs.) ee (in been.) e (in leven.) ui (in bui.) eu (in beuk.) eeuw (in leeuw.) aai (in baai.) ooi, (iii hooi.) oei (in boei.) Hiervan zijn ondeelbaar: oo, o; ee, e: ij en ui. De overige tweeklanken bestaan uit twee zelf standige letterteekens. Kenmerken. Bij de eerste reeks blijft de tong liggen en doet zij geen dienst. Hier zijn de lippen de eigenlijke klanken- vormsters en kan men dus spreken van L i p k 1 a n k r e e k s. Daar bij de tweede reeks hoofdzakelijk de tóng hare werking verricht, kan men hier spreken van T o n g k 1 a n k r e e k s. Daar bij de derde tong en lippen de klanken vormen, kan men deze noemen Tong-lipklankreeks. Onzijdige tweeklanken zijn: eeuw, aai, ooi en oei. Keeren wij thans tot ons onderwerp de o' terug. Wanneer men de mondhoeken bij de a-vorming (zie Bloemendaalsch Weekblad van 20 Mei) zoover tot elkander brengt, dat de lippen zich cirkelachtig vormen, zoo echter dat de hoogtelijn tusschen boven- en onderlip ongeveer gélijlc is aan die van de n (en ook hier weder de tong vastlegt en het zachte gehemelte optrekt), dan ontstaat de O' bijv. in lot, hok dor enz. Daar de lipwijziging zoo gering is en men van de A uit, zoo spoedig de O' kan bereiken, is het te verklaren, dat de A zoo menigmaal ongeveer als de O' klinkt. Er heeft dan ook bij den overgang van de a op de o', geen opwaartsche beweging van de onder kaak plaats. Alleen de stand der mondhoeken wijzigt zich. Nu wordt de hoogtelijn van de o' dikwijls veel te klein genomen en komt dan in het cadre van de o (in dof). Evenals dat het geval is met de a in bak tegenover de aa in baak, la enz. heeft ook de o' haar kortheid en lengte van uitspraak. Als ik bijv. zeg: Be koning wenscht, dat de held met eene orde worde vereerd. dan klinkt de o in orde langer dan die in worde en zoo klinkt verder de o' lang in: bevorderen, ordenen, orders enz. Wordt hier bij liet uitspreken niet op gelet, dan wordt de articulatie onzuiver of plat. Bij het onderwijs lette men er vooral op, het kind te leeren dat de o' in hok, morgen enz. een o'- klank is, of de o' wordt genoemddoch geen o zooals in koper. Wees u-zelf!" zei ik tot iemand; Maar hij kon niet: hij was niemand. Uit Beethoven's laatste VARIA. levensdagen. Er gaat een verhaal over Beet hoven, dat in tegenstelling met een der beide gedichten van A. ,T. de Buil, sprekende van Beethoven's kracht en drang tot scheppen ge tuigt van het droeve zijner doofheid. Het is een romantisch verhaal. Toen Beethoven aan het eind van zijn leven, eenzaam, schier verlaten, te Baden, bij Weenen, woonde, en van een klein inkomen moest leven, toog hij om een neef, die in een onaangename zaak gewikkeld was, te helpen, naar Weenen. Uit zuinigheid legde hij den hal ven weg te voet af. Des avonds ging hij in een onaanzienlijke woning binnen, om er nachtverblijf te vragen. Hij had nog eenige uren te loopen voor hij in Weenen kon zijn, maar hij was te vermoeid om verder te gaan. Bovendien was het reeds laat in den avond en hij was doodmoe. De bewoners voldeden gaarne aan zijn verzoek, en noodden hem aan het avondeten. Zij gaven hem een makkelijken stoel een zoogenaamde groot- vadersstoel dicht bij de haard. Nu het avondeten, sloeg de gastheer het oude klavier open, elk zijner drie zonen nam een muziek-iiistrument, dat aan den muur hing. Moeder en dochter zetten hare huiselijke bezig heden voort. De vader gaf het teeken tot stem men, sloeg het akkoord tot den „attaque" aan, en alle vier speelden met een ensemble en aplomb, dat den Oostenrijkers en Bohemers aan geboren schijnt. Vader en zonen gingen geheel op in de muziek, die zij speelden Moeder en dochter legden haar werk neder en luisterden met aandacht. Al wat Beethoven van de muziek waarnam, was de uitdrukking van verheerlijking op het gelaat der leden van het gezin. Zijne doofheid belette hem het hooren. Toen de vader en de zoons ophielden, drukten zij elkander de hand, en dankten moeder en dochter hen. Xli namen zij weder hun instru menten, en zette de vader zich weer aan het klavier. Allen scheen de muziek geweldig aan te grijpen. Nog nadat zij geëindigd hadden, ont waarde Beethoven tranen in hun oogen. „Lieve Vrienden!" sprak toen Beethoven, „hoe ongelukkig ben ik, dat ik in uw gevoel niet kan deelen. Ik houd ook veel van muziek, maa r, zooals ge gemerkt hebt, ben ik doof, zoo doof, dat ik het zwakste geluid niet kan hooren". Daarna verzocht hij de muziek te mogen inzien, Men gaf hem die en zoodra Beethoven die inzag, ontroerde hij zoo, dat het muziekstuk hem uit de handen viel. De muziek, die de eenvoudige menschen diep had ontroerd, was eene compositie van hem zelf, het washet allegro van de symphonie in A. Verwonderd bleven allen 'hem aanstaren tot hij zei: „Ik ben Beethoven!' De eenvoudige lieden ontroerden. De vader ont blootte het hoofd en de zoons kusten Beethoven's handen. Beethoven opende voor hen zijne armen— en nu wordt het slot van het verhaal zeer roman tisch, en het eerstvolgende zelfs thëatraal en allen, vader, moeder, dochter en drie zoons wierpen zich aan zijn borst. Plotseling rukte Beethoven zich uit zijn stoel op, zette zich aan het klavier, gaf den zoons een teeken hun in strumenten te nemen, en speelde hij hetzelfde stuk met hen. Zij waren geheel ziel. Noöit werd eenige muziek met inniger gevoel uitgevoerd. Na het slot bleef Beethoven aan het klavier, improviseerde er lof- en dankzangen aan den Hemelsehen Vader, die hem dit heerlijk oogen- blik nog in zijn somber leven geschonken had, lof- en dankzangen, zoo schoon als hij ooit ge componeerd had. Het was zijn laatste schepping, zijn zwanenzang, s' Nachts werd Beethoven bezocht door een zware koortshij ging naar huiten en liep barre voets door het veld. Een zware ziekte, die den dood van den grooten kunstenaar verhaastte, was het gevolg. Vaartwel dan, gij lachende dreven! En vredige dalen, gegroet! Ilerg-op gaat de weg van ons leven, Wij stijgen met manlijken moed. Aan de rede, gehouden door WETEN- prof. Bolk hij de openingsplechtig- SCHAPPEN. beid van het nieuwe anatomisch laboratorium te Amsterdam, ont- leenen wij aan Be Telegraaf liet volgende: Spr. vroeg de aandacht van zijn gehoor voor eenige belangwekkende feiten, ontleend aan het gebied der anthropologie, de aan de anatomie als moeder-wetenschap ontsproten leer en de samenstelling der menschheid met hare verschil lende rassen. De mededeelingen welke hij thans wenschte te doen waren eenige resultaten van een onder zoek, doorspr. ingesteld. Zij betroffende lichame lijke lengte van de mannelijke bevolking van ons land. Voor dit onderzoek heeft spr. bewerkt de ge gevens van metingen van lotelingen en wel het materiaal van de metingen van tien lichtingen, n.l. van de jaren 18981907. De bewerking heeft hem in staat gesteld het antwoord te geven op de beide volgende vragen Ten eerste: In welke van ons land is de ge middelde lichaamslengte der mannelijke bevol king grooter dan 1,70 M. Ten tweede: In welke verhouding komen in ons land de ondermaatsche lotelingen voor, dus zijn dat die, welke kleiner zijn dan 1.55 M. Op twee statistisc.h-anthropologische kaarten had spr. de uitkomsten van zijn onderzoek in beeld gebracht. Kr bleek uit, dat men in ons land drie centra kan onderscheiden van groote menschen (n.l. met een lengte van meer dan 1.70 M.) en wel een noordelijk, een westelijk en een centraal centrum. Het noordelijk centrum strekt zich uit over Friesland en Groningen. Het westelijk centrum sterkt zich uit over de provinciën Noord- en Zuid-Holland benevens de eilandenreeks. Van deze eilanden neemt Texel een bijzondere plaats in, daar de lichaamslengte van de bevol king van dit eiland grooter is dan in eenige andere streek van ons land. Voegt men het noordelijk en het westelijk centrum bij elkaar, dan kan men zeggen, dat, behoudens enkele onderbrekingen, langs de ge heele Noordzeekust, van den Dollard af tot aan Zeeland, een bevolking van gemiddeld lange menschen woont. Deze bevolkingszóne dringt niet overal even diep landwaarts in. Van gemiddeld kleinere afmetingen zijn de bewoners van West-Friesland en Drechterland, de kustdorpen tusschen Hoorn en het IJ, de Haarlemmermeer, het Gooi, Alkmaar, Haarlem en Amsterdam (voor deze plaats moet rekening gehouden worden met het aanzienlijk aandeel, dat de Joodsche bevolking aan de lengtematen levert). Kleiner dan 1.70 M. zijn ook de bewoners van Leiden, de dorpen westelijk van die stad en van Den Haag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1911 | | pagina 1