van Zaterdag 10 Juni 1911. No. 23.
üyt de Vroetschap van Haerlem.
De roepstem aan
het Nederlandsche volk,
BIJVOEGSEL VAN
ÉÉUkwir*.--
-
XXIV.
II vt de sitting van Woensdagh den
Misten van B1 o e i m a e n d.
Gocomeu by
liet 10de
punt(asplial-
teering der
hoofdstraten)
behoorde de
Raedt, met al
syn gedachten
verstandt en
inspannende,
aen 't ontwer
pen, ordinee-
ren en schik
ken der stofte te gaen, mengende het nieu
onder 't oudt.Maer 't eerst meende de Heere
Seignette wat te moeten segghen, en
sonder nu te waghteu tot de Raedt de
saeck eens goedt onder de zweep liadt
gebraght, te weeten van alle kant zorgh-
vuldigh en met bequaemhevt hadt be-
keeken, begon dit lid der Vroetschap,
dat in de meeste sittinghen het praeten
als een gevaarlyck dine agt, met groot
vertoon van stem vanaf het dack te
bouwen. Het is een oudt en goedt ge-
bruick dat men de voorbaerlijckheydt
betraght om in alle dinghen des levens
eerst na bedencken en overlegginge het
aensien er van voor een ygelyck duidelick
te maeeken. Ko liadt oock hier de Vroet
schap eerst de prentjens moeten teeckenen
en dan de vaersjens er onder setten,
maer niet als tans geschiedde, maer wat
luck-raeck babbelen sonder tot de kerle
der vruglit te comen. Kennelyck ver
veelde het getuyl eenighe heeren, waer-
onder de Heere Krelage, die voetje voor
voetje voorwaerts gaende, sich de taeck
hadt opgeleyt, om de onnuttigheden te
verwijderen en zonder bekruypen, wat
wil segghen: sonder heimelyck overvallen,
sich in de berycking van syn doel niet
liet verhinderen.
Het woordengeseul stond oock de
Heeren Van Styrum en Thiel niet aen,
die elck, sy het dan door ander vaer-
waeter, het scheepjen behouden wilden
binnen brenghen. Elck van hen beyden
schilderde kunstigh met eige verf. De
Heere \'an Styrum wilde sigh nog niet,
de Heere Thiel wèl gebonden aghten.
De Heere Spoor deedt voorsightigh als
altyd.
Men weet datet eynde vant lied was,
dat de roetschap bijna eenpaarig besloot
tot de niewe straetbedecking over te gaen.
Bij de laetere quaestie over de boven
meester hieldt de Raedt sich aen het
oude, goede beginsel vast, dat men geen
twee groote dinghen tegelyck kan doen.
Lyt de sittingh van den 7den van
Zomermaend valt niet veel te melden.
Het grote werk aenbelangende de Banck
van Leeningh, waeraen de Heere an
Styrum zijn deel gelevert heeft, viel bij
den Raedt goedt in en de onnozele op-
merkingh van den Heere Van der Kamp
omtrent een versetting der ueren ge-
getuygde van 's mans oppervlackighe
praaterij.
V ellight kryghen wy spoedig sijn
Swaenenzang.
C'ORBASirS.
Over reizen. De zomer nadert.
VAN BOEK EN Reeds heeft de lieve Meimaand,
TIJDSCHRIFT, die ditmaal bij uitzondering eens
„ouderwetseli dichterlijk" is ge
weest (althans in het eerste gedeelte, w ant met de
komst der 3 ijsheiligen heeft vriend Noordenwind
alles veranderd) ons een reeks lieflijke, warme
dagen gebracht, een zoete belofte van méér, wan
neer de zomer eenmaal daar zal zijn. En het onder
werp der gesprekken, der brieven zelfs, wordt
nu overal welhaast: „Hebt u al plannen voor den
zomer?" Met die plannen worden reisplannen
bedoeld.
De moderne mensch heeft behoefte aan reizen
hij wil de wereld zien, waar hij leeft. De heden-
daagsche vervoermiddelen maken hem de ver
wezenlijking van zijn wenschen gemakkelijk.
Dat men vroeger niet aan zomerreisjes dacht,
lag dunkt mij, enkel en alleen aan de gebrekkige
middelen van verkeer. De menschen waren toen
wel gedwongen hokvast en huiselijk te zijn. Hebt
maar eens plezier in reizen wanneer ge u moet
opschieten in een sukkelige trekschuit, een rom
melende diligence of reiskoets, bovendien nog
de griezelige bijgedachte koesterende aan moge
lijke overvallen van roovers onderweg, die u
uwe zuur opgespaarde duitjes tot op deu laatsten
cent zullen afhandig maken en u berooid aan
den kant van den weg achterlaten, ver van huis
Als ik in dien tijd leefde, was ik ongetwijfeld
ook een dier eerzame gezeten huismoeders, die
's zomers, na gedaan wasch of inmaak, in een
Van Lennepschen theekoepel over een breikous,
de verschrikkingen lang en breed hesprak van
de zwerfzucht en den avontuurlijken geest dier
enkelen, die zich niet tevreden kunnen stellen
met een rustig eigen huis en haard. Ik zou
wéken noodig hebben voor toebereidselen tot
een tocht naar het dichtst bij zijnde stadje en
slapelooze nachten zou ik doorworstelen bij de
gedachte aan een niet voldoende beschermende
reisbegeleiding. En, als ik dan begiftigd was met
een profetischen geest, kreeg ik drie appelflauwtes
bij het ontwaren vanstoombooten, spoortreinen,
automobielen, vliegmachines, luchtschepen in de
toekomst, mijn stem zou me begeven bij het
murmelen van een benauwdGa achter me staan,
satanasbij het zien van damestoeristen
in rokbroeken met sportpetjes op het hoofd
Tempora mutantur. Verbonden eertijds de
dichters aan het Mailüfterl teedere liefdesge
dachten, thans hoort de aan sport doende jonge'
maagd in het Meizoeltje lokstemmen van «poor
tlui teu en boot-sirenes! Er zullen niet veel
menschen zijn die iederen zomer thuis blijven
uit liefhebberij. Ons allen lokt het Meizoeltje
naar buiten, de wijde wereld in! De kranten
staan iederen dag eivol van advertenties over
hotels, pensions, kuurplaatsen, goedkoope aan
biedingen van stoomvaart- en spoorwegmaat
schappijen
Der Mai ist gekommen, die Biiume schlagen aus,
Jetzt bleibe wer Lust hat, mit Borgen zu Haus
Reizen is noodig voor den menschelijken geest,
om dien te verruimen en te verhelderen. Het is
goed de muffe winteratmosfeer vol kachelluchtjes
en koolgeurtjes eens ferm uit te laten dampen
in de frissche natuur. Het is heilzaam den blik
eens te laten gaan over andere plaatsen dan het
duffe straatje waar ge den lieven langen winter
dag hebt zitten koekeloeren achter de tochtde
kens vandaan met een warme stoof onder de
voeten. De aarde is zoo wijd, er is zooveel te
zien, te genieten en het leven is zoo kort
Fiks dan de dagen benut, zoolang ge jong zijt
en een paar stevige beenen plus een paar heldere
oogen bezit. Werp den sleur van het alledaagsche
leven van u met een breeden zwaai, grijp uw
beurs en uw reisgids, er uit
Waarheen? Naar het buitenland of in Neder
land zelf blijven Nu is de fout van zoovelen
die ieder jaar een uitstapje doen, dat zij het
mooie in hun eigen land over het hoofd zien
en met koortsachtigen drift koers zetten naar
verre strekenZwitserland, Noorwegen, Wight,
de Sahara desnoods of Siberië. Tegenwoordig is
daar een aanmerkelijke verandering ten goede
in te bespeuren en is het volstrekt niet iets
zeldzaams uit den mond van dezen of genen te
hooren „Wij gaan van den zomer eens de kanten
op van de Twikkelsche bosschen. En wij naar
het Gooi. Naar Valkenburg. De Veluwe".
Om deze laatsten tegemoet te komen, ver
scheen bij den uitgever Morks te Dordrecht een
handig, smakelijk uitziend: Geïllustreerde Hotel
en Pensiongids, een handleiding' voor allen, die
Nederland willen leeren kennen. Nederland langs
de groote wegen, samengesteld door A. met bij
dragen: Reizigerstarieven voor het vervoer over
de Nederlandsche spoorlijnen. Het Liesbosch te
Breda, door G. Burck; Zwolle en omgeving,
door L. Kalff; De Zeeuwsche baden, door M.
G. Dorhout. Het reizen in Nederland wordt ons
door dit reisgidsje aanlokkelijk genoeg voorge
steld, de illustraties zijn lief en goed gekozen.
De plaatsen zijn volgens alphabetische volgorde
geschikt en voorzien van een lijst, aanbevelens
waardige hotels en pensions met prijsopgaven.
Keuze te over voor wie den zomer niet te ver
van honk op een bekoorlijk rustig plekje wil door
brengen, voor hem ook, die de steden van zijn
vaderland, zoo rijk aan merkwaardigheden, wil
leeren kennen. Maar Ja, er is een maar,
helaas. Ik heb het vaak hooren zeggen en zelf
ondervondenNederland is een duur land voor
reizigers, duurder over het 'algemeen dan het
buitenland. Voor de goedkoopte behoeft niemand
liet te doen: tot zomerverblijf te kiezen Zeist,
Driebergen, Arnhem, Velp. Pensionprijzen van
ƒ4, fa en ti daags zijn in het seizoen gewóón,
en vele beurzen nu kunnen niet meer dan 2.50,
ƒ3 en ƒ3.50 velen. Het eten is ook over liet
algemeen in Nederland niet goedkoop, vergeleken
bij het buitenland, daartegenover staat echter
dat de malen in ons land ontegenzeggelijk beter
zijn, steviger, degelijker.
Ja. zeggen velen met een Zucht, het is heel
goed en mooi te schetteren over het nut en het
genot van reizen, over het verheffende ervan
voor den menschelijken geest en wat dies meer
zij, maar eilieve, reizen is duur! Wij zouden wel
graag den neus eens buitengaats steken, edoch
het lieve geld!
Om nu aan deze laatste verzuchting eenigermate
tegemoet te komen, is hier in Nederland vijf
jaren geleden een heel sympathieke, m.i. alleszins
steun verdienende vereenigingopgericht. Ik bedoel
de Nederlandsche Reisvereeniging, die op Hemel
vaartsdag haar schitterend vijfjarig gedenkfeest
vierde. De vereeniging telde einde 1906 199 leden,
en thans ruim 1277, wat op gestadige vooruitgang
wijst. Ze organiseert onderlinge reizen onder
deskundige leiding, tochten van 1, 2,4, 14 dagen
of langer. De prijzen worden steeds zoo huig
mogelijk gesteldde leiders genieten geen salaris
hoegenaamd, ze worden alleen vrij gehouden
door het gezelschap. Van winstbejag is hier dus
geen sprake, daar het gelieele stelsel op „coöpe
ratie" berust en ieder zijn "aandeel betaalt. De
voordeelen springen gemakkelijk in het oog:
waar de zaak over zooveel schijven gaat, worden
de kosten per hoofd gering. Men geniet bovendien
reductie op reisaangelegenheden (gezelschaps-
kaarten), hotelprijzen, toegangsprijzen voor be
zienswaardigheden, geen herrie met kaartjes
nemen, fooien geven, rekeningen betalen; men
behoeft de taal van het land, waar men reist,
niet eens te kennen en men reist in gezelschap.
Deze laatste voordeelen heeft men weliswaar
ook wanneer men reist met Lissone of Cook,
met dit verschil echter dat men daar wordt op
gescheept met geheel onbekende medereizigers,
terwijl de leden der Reisvereeniging tot één
bond behooren, als 't ware leden van één familie
zijn, en er tochtjes worden georganiseerd door
onderling bekende clubjes. Men bepaalt zelf
zijn contributie, waarvan het minimum fl per
jaar bedraagt. Bloeiende afdeelingen bestaan op
het oogenblik in Amsterdam, Óen Haag, Gronin
gen, Haarlem, Leiden, Rotterdam en Utrecht.
De vereeniging heeft een maandelijkse!» krantje
Reizen en trekken" geheeten, dat alle ofticiëele
inededeelingen der vereeniging bevat. Men vindt
er alles in over vooi'genomen reizen, kosten,
leiders enz., voorts reisverslagen, wenken, een
vragenbus, een „verlanglijst" enz. enz.
Op die manier wordt het reizen een genot.
„Om te reizen, om werkelijk te genieten"
aldus de schrijver van het hoofdartikel in het
feestnummer van Reizen en trekken „moet
„men geen angst hebben of het voorgestelde
„plan wel uitvoerbaar is, geen zorgen onderweg
„en ten slotte geen pijnlijk gevoel van onzeker
heid of men niet eigenlijk zijn geld verkeerd
„besteed heeft.... Reizen is' niet duur, althans
„behoeft niet duur te zijn. Het komt er maar
„op aan, hoe er gereisd wordt. En weder is het
„de vereeniging, die met de stukken kan aan-
„toonen dat reizen ook goedkoop kan zijn
„Er zijn reizen georganiseerd van f5, van flo
„van f20, reizen niet groot in omvang, maap
„ontzaglijk groot aan genot, getuige het in onze
riirt Oil VftrS l ttïllï Ditiïl ncoDi
Onder de ingekomen stukken bevond zich een
schrijven van de heeren André de La Porte,
P. ter Gast, Joh. G. Heil, A. Koolhoven, A. J.
Meyerink (Instructeui-), Jhr. D. F. Reuchlin,
P. Tideman, Jhr. G. C. Quai-les van Ufford, G.
D. Ulilenbroek en J. C. Woltei-beek, met
verzoek, om gedurende één ochtenduur per week
van 7!._.8'uur van het Gemeente Gymnastiek
lokaal te mogen gebi-uik maken, teneinde onder
leiding van den leeraar A. J. Meyerink gymnastiek
en schermkunst te beoefenen.
Van het hoofd der school, den heer A. IJzerman,
was bericht ingekomen dat er zijnerzijds geen
bezwaar bestaat, de gymnastiekzaal voor den
gevraagden tijd in gebi-uik te geven. Echter
oordeelde de heer IJzerman het wensclielijk, de
sclioolschoonmaakster eene extra belooning te
doen toekomen, daar zij telkens het lokaal in
orde zal moeten brengen voor de gewone gym
nastieklessen, die 's morgens om 9 uur beginnen.
Op voorstel van B. en W. willigde de raad
het verzoek in, met bepaling, dat door adressanten
wekelijks een vergoeding zal worden gegeven
van f 1.25, waarvan f 0.25 voor de schoon
maakster.
Van het Provinciaal Bestuur van Noordholland
1 Juli a. s. mededeeling te doen of de amster-
damsehe waterleiding genegen was een zoodanige
overeenkomst aan te gaan.
De heer Van Tienhoven lichtte het adres eenigs-
zins uit voerig toe. Spr. was van meening dat het
een tijdelijke maatregel zoude zijn. Als de gemeente
later zelf een leiding aanlegt, kunnen de buizen,
waarvoor de kosten op f20.000 geschat worden,
weder gebruikt worden. Nu Velsen zich van het
gemeenschappelijke plan heeft uitgeschakeld,
heeft dit bij adressanten den doorslag gegeven
het request in te dienen. Uit de berekening
blijkt dat de gemeente zonder iinantieele offers
het verzoek zou kunnen inwilligen. Ei-zullen
noodig zijn 6000 M. buis a f 2.50 per strekkenden
Meter, maaktj met diverse onkosten die geraamd
worden op f 5000.een bedrag van f 20.000.
Neemt men 60 bewoners, die elk 100 M'.
water gebruiken i» 25 ct. per M3., dan bedragen
deze inkomsten f1500.uit welk bedrag de
ï-ente en aflossing, zijnde 6% van f20.000,
f1200.waar bij komt 6000 M'. water a 6 et.,
f360.|in totaal dus f1560.bestreden kun
nen worden.
De heer Teding van Berkhout acht het niet
gewenscht dat, mocht dit plan verwezenlijkt
1. A. J. de Waal Malefijt. 2. P. W. Voet. 3.
P. A. Roozen. 4. F. J. Eldering. 5. Jhr. J. E.
van Panhuys. 6. A. H. Holdei-t. 7. J. C. Bunge.
8. Dr. D. J. Bierens de Haan.
Vervolgens keui-de de i-aad bij het 5e punt
goed de volgende „Vei-ordening tot wijziging van
de verordening op de heffing van een lioofde-
lijken omslag' in de gemeente Bloemendaal".
Ai-tikel 1. Artikel 1 van de „Verordening
tot heffing van een hoofdelijken omslag in de
gemeente Bloemendaal", vastgesteld den 22sten
Augustus 1901, goedgekeurd bij koninklijk besluit
van 3 Maart 1902 No. 51 en gewijzigd bij raads
besluiten van 13 October 1904 en 7 Mei 1908,
welke wijzigingen respectievelijk goedgekeurd
werden bij de koninklijke besluiten van 23 Decem
ber 1904 No. 8 en 13 Juli 1908 No. 65, wordt
gelezen als volgt:
Te beginnen met den lsten Januari 1902 zal
ten behoeve der gemeente jaarlijks worden
geheven een hoofdelijke omslag, tot een maxi
mum van 50.000. Elk jaar zal bij de vaststelling
van het kohier het percentage worden bepaald,
dat van het inkomen der belastingplichtigen zal
geheven worden.
Artikel 2. De verordening op de invordering
Met blijkbare voldoening ontving de raad van
den vooi-zitter de mededeeling dat de heer mr.
II. Enschedé aan de gemeente eenige beplante
strooken grond langs de Zuidlaan ten geschenke
aanbood. De schenking werd dankbaar aange
nomen terwijl de goedkeuring van ged. staten
zal worden aangevraagd om de gi'onden te
aanvaarden.
Bij de rondvraag bracht de heer Van Tien-
lioven het gebi-oken putdeksel op den Bloemen-
daalscheweg ter sprake, waardoor groote onge
lukken hadden kunnen ontstaan. Ook wees
spr. op het ongerief, vooral voor rijtuigen, ver
oorzaakt door hel openliggen der straat bij de
rioleeringswerken aldaar en drong er op aan
dat dergelijke werken voortaan zoo spoedig
mogelijk worden gedicht. Tijdens de drukt» der
beide Pinksterdagen was de toestand ellendig.
De voorzitter deelde mede dat blijkens een
door den gemeente-architect ingeleverd rapport
aan niemand schuld teu aanzien van het deksel
was te wijten. Door de zwaarte der stoomwals
was het deksel geknapt.
Op een vraag van den heer Van Tienhoven
of het geen voorkeur vei-diende voortaan ijzeren
inplaats van cementen deksels te gebruiken, be-
FEUILLETON.
2) door
HENRI.
De bijzonderheden van De Genestet's huiselijk
en familieleven, zijn levensbijzonderheden in 't
algemeen, afgescheiden van zijn loopbaan als
dichter, zijn bij het tegenwoordig geslacht niet
algemeen genoeg bekend, om ze hier niet even
te schetsen. Door groote gebeurtenissen, door
schitterende daden, heeft dat leven zich niet
gekenmerkt. Een groot man, in de beteekenis
die men gewoonlijk aan dat woord hecht, was
De Genestet niet, noch in Staat, noch in maat
schappij, noch in kerk. Het waren de ervaringen,
veelal droeve ervaringen, van huiselijkcn, in 't
algemeen van innigen aard, die voor een groot
deel de richting van zijn leven, inzonderheid
van zijn aan de kunst gewijd leven hebben be
paald. Maar het woord kunst moet hier in
bijzondere beteekenis worden opgevat; in dien
zin namelijk, dat de kunst bij hem geen van de
natuur, geen van den mensch afgezonderd
bestaan had.
Zijn woord„in raads'len wandelt de mensch
op aard", scheen overigens wel met zijn levens
geschiedenis in ovei-eenstemming. Deze man, die
zich geheel gaf aan de zijnen en aan zijn volk,
voor wien liefde het hoogste goed was, had nooit
een wezenlijk ouderhuis gehad, had heel vroeg
zijn moeder verloren, ja zelfs zijn vader nooit
gekend. Eeh grootmoeder voedde hem eenigen
tijd op. Later kwam hij bij zijn oom en voogd,
den bekenden schilder Krüseman te Amsterdam,
in wiens gezin hem veel van zijn groot verlies
door liefderijke zoi-g vergoed werd. Hij studeerde
aan het toenmalige Athenaeum illustre en,
remonstrant, later aan het seminarium der
remonsti-antsche broederschap.
Tiele heeft van hem getuigd, dat hij nooit
een echte theoloog is geweest. Dat kwam waar
schijnlijk daardoor dat hij, natuurmensch en
gevoelsmensch in de eerste plaats, vóór alles
oprecht en waar, zich niet kon verbroederen
met de dori-e vormen, waarin de wetenschap,
vooi-al de theologische wetenschap dier dagen
zich placht te kleeden. Die dorre vormen konden
zijne ergernis opwekken, tot onbillijk wordens
toe. Die vormen, het verwaande, ongenaakbare
standpunt der theologen, de buiten natuur en
waai-lieid omgaande preektoon hinderden hem
geweldig'; meermalen stelde hij ze onbarmhartig
aan de kaaken toch was hij een echte remon
strant, in zooveri-e als hij verdraagzaam was in
de hoogste mate.
Op 23 jai-igen leeftijd werd De Genestet propo
nent en is toen als predikant der remonstrantsche
broederschap werkzaam geweest, eerst te Moor-
di-echt, later te Delft, een werkkring die, opgevat
zooals hij dat deed, voor zijn zwak en zenuw
achtig gestel veel te zwaar was. Zijn kanselrede
nen moeten voor eenvoudige menschen minder
geschikt zijn geweest; het waren meesterwerken
in hun soort. Hij wilde alleen uitstekend werk
leveren. Had hij zich bepaald tot een hartelijk
gemoedelijk woord, zooals' hij zich als dichter
zoo vaak gaf, dan zou het evangelie, zooals hij
dat begreep, misschien nog meer zijn weg tot
de harten hebben gevonden; nu smaakte hij
vooral de voldoening om de kleine Delftsclie
gemeente tijdelijk tot grooten bloei te brengen
en al wat ontwikkeld was of naar ontwikkeling
sti'eefde, om zich heen te vei-eenigen.
In hetzelfde jaar waarin hij het openbare loven
inti-ad, was De Genestet te Bloemendaal ge
trouwd met Ilenriëtte Bienfait, eene verstandige
en hoogst ontwikkelde vrouw, die in zooveri-e
een contrast met onzen beweeglijken dichter, met
zijn niet kalm gestel, vormde en hem toch de
zeven gelukkigste jaren van zijn leven schonk. Het
moet een heerlijke gedachte voor hem zijn ge
weest, daar met haar te worden vereenigd, waar
zijn plekje op aarde was, hem boven alles dier
baar; dat plekje, waar hij zoo gaarne had willen
blijven en den vrede zoeken waarnaar zijn hart
zoo vurig verlangde, waarheen zijn di-oomen hem
dreven met stille liefde en trouw; dat plekje
waarvan hij zong:
„Waar i-ijzen zoeter geuren?
Waar mengelt de avondstond
Zoo vriendelijke kleuren,
Zoo lieflijk bruin en blond?
Ik weet geen lentedreven
Zoo rijk aan melodij
Waar had ook 't jonge leven
Een blijder glans voor mij?
Wat oils in die dagen, De Genestet's weelde-
dagen, het meest in hem aantrekt dat is dat hij,
te midden van zijn groot geluk, bij de liefde van
vrouw en kinderen, bij zijn niet ongezegenden
arbeid in den dienst van het evangelie, nooit
vergat te denken aan het gemis en het lijden
van anderen, aan het kruis, dat overal, ook te
midden van een lentegaarde rijst.
Daarvan getuigt zijn gedachte aan het arme
nioedei-tje, dat zoo alleen en zoo bedi-oefd en
zoo zwaar bepi-oefd was; aan het moedertje dat
staarde in 't verlaten wiegje, op 't nog in 't
rond zwervende speelgoed van liet doode kindje,
wiens popje ze kuste met bleek bestorven mond.
En dan daartegenover geschilderd dat lieve
vrouwtje, slank en schoon, dat vrouwtje dat
rijk en jong is en bemind wordt; dat vrouwtje
dat door een arm, in lompen gekleed moedertje
om een aalmoesje gevraagd wordt voor het
zieklijk wichtje in haar armen; het rijke
vrouwtje, dat dan in vertwijfeling uitroept: „Ben
ik dan rijk? Mijn God, ik heb immers niets,
zij schatten in haar armen?"
Daarvan getuigt dat heerlijke
„Op uit uw armstoel, naar het sti'oodak in de verte I
Der armen Heiland roept in gui-en winternacht.
Op, uit uw blij gezin, naar 't eenzaam huis der
smarte
Ween met die weenen, trouw en zacht.
Getuige ook dat innige woord uit een lied van
lijden
„O God, waar hier Op aard wel 't innigst wordt
gestreden
Aan 't kinderziekbed, HeerDaar buigt ook
't twijflend hoofd,
Des fleren mans zich neer met staamlende gebeden
Geen moeder die niet bidt en in haar God
gelooft
Maar wanneer hem dan daarbuiten zooveel
gegriefd had in 't aandoenlijk harte, dan bloeide
weer ti-oost voor smarte in zijn huislijk lief.
Dan was het:
„Wat me ook treurig tegenviel
In deze aardsclie dreven,
Niet de ï-einste droom der ziel,
't Zoet van 't huiselijk leven!
Niet de weelde en 't rijk genot,
Dat uit kindei-oogen
Straalt ten troost in 's menschen lot,
Vi-ede, zegen, licht van God,
Glimlach uit den Hoogen.
En dan:
„Als ik mijn huisalleen, mijn zoet geluk aanschouwe,
De moeder met haar kroost gezegend en bemind,
Dan rijst diep uit mijn hart, de lofzang Uwer trouwe,
Dan looft U, stille, o Heer, Uw rijkgezegend kind.
En, het griefde hem zoo diep als hij, te mid
den van zijn eigen, toen nog ongestoord geluk,
bedacht dat hij wel eens zelfzuchtig was geweest,
of ook maar minder diep had gevoeld.
Dan was het:
„Helaas, ik zag meer rouwe en raadselen in dit
leven,
Dan waar mijn zoi-gloos hart, mijn ijdle jeugd
aan dacht;
Een nachtegalenkoor sloeg in mijn lentedreven
En 'k hoorde, o armen, niet uw bittere
lijdensklacht.
En dan bad hij
„Vergeef me, o God, ik weet wij hebben 't kruis
van noode,
En lijden dringt tot U de ziel die U verlaat,
Doch menig lijden schijnt me een raadselvolle bode,
Wiens taal uw schepsel niet verstaat."
Helaas, hij zou de taal, die (le raadselvolle
bode spreekt, spoedig leeren verstaan.
(Wordt vervolgd.)