van Zaterdag 10 Juni 1911. No. 23. üyt de Vroetschap van Haerlem. De roepstem aan het Nederlandsche volk, BIJVOEGSEL VAN ÉÉUkwir*.-- - XXIV. II vt de sitting van Woensdagh den Misten van B1 o e i m a e n d. Gocomeu by liet 10de punt(asplial- teering der hoofdstraten) behoorde de Raedt, met al syn gedachten verstandt en inspannende, aen 't ontwer pen, ordinee- ren en schik ken der stofte te gaen, mengende het nieu onder 't oudt.Maer 't eerst meende de Heere Seignette wat te moeten segghen, en sonder nu te waghteu tot de Raedt de saeck eens goedt onder de zweep liadt gebraght, te weeten van alle kant zorgh- vuldigh en met bequaemhevt hadt be- keeken, begon dit lid der Vroetschap, dat in de meeste sittinghen het praeten als een gevaarlyck dine agt, met groot vertoon van stem vanaf het dack te bouwen. Het is een oudt en goedt ge- bruick dat men de voorbaerlijckheydt betraght om in alle dinghen des levens eerst na bedencken en overlegginge het aensien er van voor een ygelyck duidelick te maeeken. Ko liadt oock hier de Vroet schap eerst de prentjens moeten teeckenen en dan de vaersjens er onder setten, maer niet als tans geschiedde, maer wat luck-raeck babbelen sonder tot de kerle der vruglit te comen. Kennelyck ver veelde het getuyl eenighe heeren, waer- onder de Heere Krelage, die voetje voor voetje voorwaerts gaende, sich de taeck hadt opgeleyt, om de onnuttigheden te verwijderen en zonder bekruypen, wat wil segghen: sonder heimelyck overvallen, sich in de berycking van syn doel niet liet verhinderen. Het woordengeseul stond oock de Heeren Van Styrum en Thiel niet aen, die elck, sy het dan door ander vaer- waeter, het scheepjen behouden wilden binnen brenghen. Elck van hen beyden schilderde kunstigh met eige verf. De Heere \'an Styrum wilde sigh nog niet, de Heere Thiel wèl gebonden aghten. De Heere Spoor deedt voorsightigh als altyd. Men weet datet eynde vant lied was, dat de roetschap bijna eenpaarig besloot tot de niewe straetbedecking over te gaen. Bij de laetere quaestie over de boven meester hieldt de Raedt sich aen het oude, goede beginsel vast, dat men geen twee groote dinghen tegelyck kan doen. Lyt de sittingh van den 7den van Zomermaend valt niet veel te melden. Het grote werk aenbelangende de Banck van Leeningh, waeraen de Heere an Styrum zijn deel gelevert heeft, viel bij den Raedt goedt in en de onnozele op- merkingh van den Heere Van der Kamp omtrent een versetting der ueren ge- getuygde van 's mans oppervlackighe praaterij. V ellight kryghen wy spoedig sijn Swaenenzang. C'ORBASirS. Over reizen. De zomer nadert. VAN BOEK EN Reeds heeft de lieve Meimaand, TIJDSCHRIFT, die ditmaal bij uitzondering eens „ouderwetseli dichterlijk" is ge weest (althans in het eerste gedeelte, w ant met de komst der 3 ijsheiligen heeft vriend Noordenwind alles veranderd) ons een reeks lieflijke, warme dagen gebracht, een zoete belofte van méér, wan neer de zomer eenmaal daar zal zijn. En het onder werp der gesprekken, der brieven zelfs, wordt nu overal welhaast: „Hebt u al plannen voor den zomer?" Met die plannen worden reisplannen bedoeld. De moderne mensch heeft behoefte aan reizen hij wil de wereld zien, waar hij leeft. De heden- daagsche vervoermiddelen maken hem de ver wezenlijking van zijn wenschen gemakkelijk. Dat men vroeger niet aan zomerreisjes dacht, lag dunkt mij, enkel en alleen aan de gebrekkige middelen van verkeer. De menschen waren toen wel gedwongen hokvast en huiselijk te zijn. Hebt maar eens plezier in reizen wanneer ge u moet opschieten in een sukkelige trekschuit, een rom melende diligence of reiskoets, bovendien nog de griezelige bijgedachte koesterende aan moge lijke overvallen van roovers onderweg, die u uwe zuur opgespaarde duitjes tot op deu laatsten cent zullen afhandig maken en u berooid aan den kant van den weg achterlaten, ver van huis Als ik in dien tijd leefde, was ik ongetwijfeld ook een dier eerzame gezeten huismoeders, die 's zomers, na gedaan wasch of inmaak, in een Van Lennepschen theekoepel over een breikous, de verschrikkingen lang en breed hesprak van de zwerfzucht en den avontuurlijken geest dier enkelen, die zich niet tevreden kunnen stellen met een rustig eigen huis en haard. Ik zou wéken noodig hebben voor toebereidselen tot een tocht naar het dichtst bij zijnde stadje en slapelooze nachten zou ik doorworstelen bij de gedachte aan een niet voldoende beschermende reisbegeleiding. En, als ik dan begiftigd was met een profetischen geest, kreeg ik drie appelflauwtes bij het ontwaren vanstoombooten, spoortreinen, automobielen, vliegmachines, luchtschepen in de toekomst, mijn stem zou me begeven bij het murmelen van een benauwdGa achter me staan, satanasbij het zien van damestoeristen in rokbroeken met sportpetjes op het hoofd Tempora mutantur. Verbonden eertijds de dichters aan het Mailüfterl teedere liefdesge dachten, thans hoort de aan sport doende jonge' maagd in het Meizoeltje lokstemmen van «poor tlui teu en boot-sirenes! Er zullen niet veel menschen zijn die iederen zomer thuis blijven uit liefhebberij. Ons allen lokt het Meizoeltje naar buiten, de wijde wereld in! De kranten staan iederen dag eivol van advertenties over hotels, pensions, kuurplaatsen, goedkoope aan biedingen van stoomvaart- en spoorwegmaat schappijen Der Mai ist gekommen, die Biiume schlagen aus, Jetzt bleibe wer Lust hat, mit Borgen zu Haus Reizen is noodig voor den menschelijken geest, om dien te verruimen en te verhelderen. Het is goed de muffe winteratmosfeer vol kachelluchtjes en koolgeurtjes eens ferm uit te laten dampen in de frissche natuur. Het is heilzaam den blik eens te laten gaan over andere plaatsen dan het duffe straatje waar ge den lieven langen winter dag hebt zitten koekeloeren achter de tochtde kens vandaan met een warme stoof onder de voeten. De aarde is zoo wijd, er is zooveel te zien, te genieten en het leven is zoo kort Fiks dan de dagen benut, zoolang ge jong zijt en een paar stevige beenen plus een paar heldere oogen bezit. Werp den sleur van het alledaagsche leven van u met een breeden zwaai, grijp uw beurs en uw reisgids, er uit Waarheen? Naar het buitenland of in Neder land zelf blijven Nu is de fout van zoovelen die ieder jaar een uitstapje doen, dat zij het mooie in hun eigen land over het hoofd zien en met koortsachtigen drift koers zetten naar verre strekenZwitserland, Noorwegen, Wight, de Sahara desnoods of Siberië. Tegenwoordig is daar een aanmerkelijke verandering ten goede in te bespeuren en is het volstrekt niet iets zeldzaams uit den mond van dezen of genen te hooren „Wij gaan van den zomer eens de kanten op van de Twikkelsche bosschen. En wij naar het Gooi. Naar Valkenburg. De Veluwe". Om deze laatsten tegemoet te komen, ver scheen bij den uitgever Morks te Dordrecht een handig, smakelijk uitziend: Geïllustreerde Hotel en Pensiongids, een handleiding' voor allen, die Nederland willen leeren kennen. Nederland langs de groote wegen, samengesteld door A. met bij dragen: Reizigerstarieven voor het vervoer over de Nederlandsche spoorlijnen. Het Liesbosch te Breda, door G. Burck; Zwolle en omgeving, door L. Kalff; De Zeeuwsche baden, door M. G. Dorhout. Het reizen in Nederland wordt ons door dit reisgidsje aanlokkelijk genoeg voorge steld, de illustraties zijn lief en goed gekozen. De plaatsen zijn volgens alphabetische volgorde geschikt en voorzien van een lijst, aanbevelens waardige hotels en pensions met prijsopgaven. Keuze te over voor wie den zomer niet te ver van honk op een bekoorlijk rustig plekje wil door brengen, voor hem ook, die de steden van zijn vaderland, zoo rijk aan merkwaardigheden, wil leeren kennen. Maar Ja, er is een maar, helaas. Ik heb het vaak hooren zeggen en zelf ondervondenNederland is een duur land voor reizigers, duurder over het 'algemeen dan het buitenland. Voor de goedkoopte behoeft niemand liet te doen: tot zomerverblijf te kiezen Zeist, Driebergen, Arnhem, Velp. Pensionprijzen van ƒ4, fa en ti daags zijn in het seizoen gewóón, en vele beurzen nu kunnen niet meer dan 2.50, ƒ3 en ƒ3.50 velen. Het eten is ook over liet algemeen in Nederland niet goedkoop, vergeleken bij het buitenland, daartegenover staat echter dat de malen in ons land ontegenzeggelijk beter zijn, steviger, degelijker. Ja. zeggen velen met een Zucht, het is heel goed en mooi te schetteren over het nut en het genot van reizen, over het verheffende ervan voor den menschelijken geest en wat dies meer zij, maar eilieve, reizen is duur! Wij zouden wel graag den neus eens buitengaats steken, edoch het lieve geld! Om nu aan deze laatste verzuchting eenigermate tegemoet te komen, is hier in Nederland vijf jaren geleden een heel sympathieke, m.i. alleszins steun verdienende vereenigingopgericht. Ik bedoel de Nederlandsche Reisvereeniging, die op Hemel vaartsdag haar schitterend vijfjarig gedenkfeest vierde. De vereeniging telde einde 1906 199 leden, en thans ruim 1277, wat op gestadige vooruitgang wijst. Ze organiseert onderlinge reizen onder deskundige leiding, tochten van 1, 2,4, 14 dagen of langer. De prijzen worden steeds zoo huig mogelijk gesteldde leiders genieten geen salaris hoegenaamd, ze worden alleen vrij gehouden door het gezelschap. Van winstbejag is hier dus geen sprake, daar het gelieele stelsel op „coöpe ratie" berust en ieder zijn "aandeel betaalt. De voordeelen springen gemakkelijk in het oog: waar de zaak over zooveel schijven gaat, worden de kosten per hoofd gering. Men geniet bovendien reductie op reisaangelegenheden (gezelschaps- kaarten), hotelprijzen, toegangsprijzen voor be zienswaardigheden, geen herrie met kaartjes nemen, fooien geven, rekeningen betalen; men behoeft de taal van het land, waar men reist, niet eens te kennen en men reist in gezelschap. Deze laatste voordeelen heeft men weliswaar ook wanneer men reist met Lissone of Cook, met dit verschil echter dat men daar wordt op gescheept met geheel onbekende medereizigers, terwijl de leden der Reisvereeniging tot één bond behooren, als 't ware leden van één familie zijn, en er tochtjes worden georganiseerd door onderling bekende clubjes. Men bepaalt zelf zijn contributie, waarvan het minimum fl per jaar bedraagt. Bloeiende afdeelingen bestaan op het oogenblik in Amsterdam, Óen Haag, Gronin gen, Haarlem, Leiden, Rotterdam en Utrecht. De vereeniging heeft een maandelijkse!» krantje Reizen en trekken" geheeten, dat alle ofticiëele inededeelingen der vereeniging bevat. Men vindt er alles in over vooi'genomen reizen, kosten, leiders enz., voorts reisverslagen, wenken, een vragenbus, een „verlanglijst" enz. enz. Op die manier wordt het reizen een genot. „Om te reizen, om werkelijk te genieten" aldus de schrijver van het hoofdartikel in het feestnummer van Reizen en trekken „moet „men geen angst hebben of het voorgestelde „plan wel uitvoerbaar is, geen zorgen onderweg „en ten slotte geen pijnlijk gevoel van onzeker heid of men niet eigenlijk zijn geld verkeerd „besteed heeft.... Reizen is' niet duur, althans „behoeft niet duur te zijn. Het komt er maar „op aan, hoe er gereisd wordt. En weder is het „de vereeniging, die met de stukken kan aan- „toonen dat reizen ook goedkoop kan zijn „Er zijn reizen georganiseerd van f5, van flo „van f20, reizen niet groot in omvang, maap „ontzaglijk groot aan genot, getuige het in onze riirt Oil VftrS l ttïllï Ditiïl ncoDi Onder de ingekomen stukken bevond zich een schrijven van de heeren André de La Porte, P. ter Gast, Joh. G. Heil, A. Koolhoven, A. J. Meyerink (Instructeui-), Jhr. D. F. Reuchlin, P. Tideman, Jhr. G. C. Quai-les van Ufford, G. D. Ulilenbroek en J. C. Woltei-beek, met verzoek, om gedurende één ochtenduur per week van 7!._.8'uur van het Gemeente Gymnastiek lokaal te mogen gebi-uik maken, teneinde onder leiding van den leeraar A. J. Meyerink gymnastiek en schermkunst te beoefenen. Van het hoofd der school, den heer A. IJzerman, was bericht ingekomen dat er zijnerzijds geen bezwaar bestaat, de gymnastiekzaal voor den gevraagden tijd in gebi-uik te geven. Echter oordeelde de heer IJzerman het wensclielijk, de sclioolschoonmaakster eene extra belooning te doen toekomen, daar zij telkens het lokaal in orde zal moeten brengen voor de gewone gym nastieklessen, die 's morgens om 9 uur beginnen. Op voorstel van B. en W. willigde de raad het verzoek in, met bepaling, dat door adressanten wekelijks een vergoeding zal worden gegeven van f 1.25, waarvan f 0.25 voor de schoon maakster. Van het Provinciaal Bestuur van Noordholland 1 Juli a. s. mededeeling te doen of de amster- damsehe waterleiding genegen was een zoodanige overeenkomst aan te gaan. De heer Van Tienhoven lichtte het adres eenigs- zins uit voerig toe. Spr. was van meening dat het een tijdelijke maatregel zoude zijn. Als de gemeente later zelf een leiding aanlegt, kunnen de buizen, waarvoor de kosten op f20.000 geschat worden, weder gebruikt worden. Nu Velsen zich van het gemeenschappelijke plan heeft uitgeschakeld, heeft dit bij adressanten den doorslag gegeven het request in te dienen. Uit de berekening blijkt dat de gemeente zonder iinantieele offers het verzoek zou kunnen inwilligen. Ei-zullen noodig zijn 6000 M. buis a f 2.50 per strekkenden Meter, maaktj met diverse onkosten die geraamd worden op f 5000.een bedrag van f 20.000. Neemt men 60 bewoners, die elk 100 M'. water gebruiken i» 25 ct. per M3., dan bedragen deze inkomsten f1500.uit welk bedrag de ï-ente en aflossing, zijnde 6% van f20.000, f1200.waar bij komt 6000 M'. water a 6 et., f360.|in totaal dus f1560.bestreden kun nen worden. De heer Teding van Berkhout acht het niet gewenscht dat, mocht dit plan verwezenlijkt 1. A. J. de Waal Malefijt. 2. P. W. Voet. 3. P. A. Roozen. 4. F. J. Eldering. 5. Jhr. J. E. van Panhuys. 6. A. H. Holdei-t. 7. J. C. Bunge. 8. Dr. D. J. Bierens de Haan. Vervolgens keui-de de i-aad bij het 5e punt goed de volgende „Vei-ordening tot wijziging van de verordening op de heffing van een lioofde- lijken omslag' in de gemeente Bloemendaal". Ai-tikel 1. Artikel 1 van de „Verordening tot heffing van een hoofdelijken omslag in de gemeente Bloemendaal", vastgesteld den 22sten Augustus 1901, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 3 Maart 1902 No. 51 en gewijzigd bij raads besluiten van 13 October 1904 en 7 Mei 1908, welke wijzigingen respectievelijk goedgekeurd werden bij de koninklijke besluiten van 23 Decem ber 1904 No. 8 en 13 Juli 1908 No. 65, wordt gelezen als volgt: Te beginnen met den lsten Januari 1902 zal ten behoeve der gemeente jaarlijks worden geheven een hoofdelijke omslag, tot een maxi mum van 50.000. Elk jaar zal bij de vaststelling van het kohier het percentage worden bepaald, dat van het inkomen der belastingplichtigen zal geheven worden. Artikel 2. De verordening op de invordering Met blijkbare voldoening ontving de raad van den vooi-zitter de mededeeling dat de heer mr. II. Enschedé aan de gemeente eenige beplante strooken grond langs de Zuidlaan ten geschenke aanbood. De schenking werd dankbaar aange nomen terwijl de goedkeuring van ged. staten zal worden aangevraagd om de gi'onden te aanvaarden. Bij de rondvraag bracht de heer Van Tien- lioven het gebi-oken putdeksel op den Bloemen- daalscheweg ter sprake, waardoor groote onge lukken hadden kunnen ontstaan. Ook wees spr. op het ongerief, vooral voor rijtuigen, ver oorzaakt door hel openliggen der straat bij de rioleeringswerken aldaar en drong er op aan dat dergelijke werken voortaan zoo spoedig mogelijk worden gedicht. Tijdens de drukt» der beide Pinksterdagen was de toestand ellendig. De voorzitter deelde mede dat blijkens een door den gemeente-architect ingeleverd rapport aan niemand schuld teu aanzien van het deksel was te wijten. Door de zwaarte der stoomwals was het deksel geknapt. Op een vraag van den heer Van Tienhoven of het geen voorkeur vei-diende voortaan ijzeren inplaats van cementen deksels te gebruiken, be- FEUILLETON. 2) door HENRI. De bijzonderheden van De Genestet's huiselijk en familieleven, zijn levensbijzonderheden in 't algemeen, afgescheiden van zijn loopbaan als dichter, zijn bij het tegenwoordig geslacht niet algemeen genoeg bekend, om ze hier niet even te schetsen. Door groote gebeurtenissen, door schitterende daden, heeft dat leven zich niet gekenmerkt. Een groot man, in de beteekenis die men gewoonlijk aan dat woord hecht, was De Genestet niet, noch in Staat, noch in maat schappij, noch in kerk. Het waren de ervaringen, veelal droeve ervaringen, van huiselijkcn, in 't algemeen van innigen aard, die voor een groot deel de richting van zijn leven, inzonderheid van zijn aan de kunst gewijd leven hebben be paald. Maar het woord kunst moet hier in bijzondere beteekenis worden opgevat; in dien zin namelijk, dat de kunst bij hem geen van de natuur, geen van den mensch afgezonderd bestaan had. Zijn woord„in raads'len wandelt de mensch op aard", scheen overigens wel met zijn levens geschiedenis in ovei-eenstemming. Deze man, die zich geheel gaf aan de zijnen en aan zijn volk, voor wien liefde het hoogste goed was, had nooit een wezenlijk ouderhuis gehad, had heel vroeg zijn moeder verloren, ja zelfs zijn vader nooit gekend. Eeh grootmoeder voedde hem eenigen tijd op. Later kwam hij bij zijn oom en voogd, den bekenden schilder Krüseman te Amsterdam, in wiens gezin hem veel van zijn groot verlies door liefderijke zoi-g vergoed werd. Hij studeerde aan het toenmalige Athenaeum illustre en, remonstrant, later aan het seminarium der remonsti-antsche broederschap. Tiele heeft van hem getuigd, dat hij nooit een echte theoloog is geweest. Dat kwam waar schijnlijk daardoor dat hij, natuurmensch en gevoelsmensch in de eerste plaats, vóór alles oprecht en waar, zich niet kon verbroederen met de dori-e vormen, waarin de wetenschap, vooi-al de theologische wetenschap dier dagen zich placht te kleeden. Die dorre vormen konden zijne ergernis opwekken, tot onbillijk wordens toe. Die vormen, het verwaande, ongenaakbare standpunt der theologen, de buiten natuur en waai-lieid omgaande preektoon hinderden hem geweldig'; meermalen stelde hij ze onbarmhartig aan de kaaken toch was hij een echte remon strant, in zooveri-e als hij verdraagzaam was in de hoogste mate. Op 23 jai-igen leeftijd werd De Genestet propo nent en is toen als predikant der remonstrantsche broederschap werkzaam geweest, eerst te Moor- di-echt, later te Delft, een werkkring die, opgevat zooals hij dat deed, voor zijn zwak en zenuw achtig gestel veel te zwaar was. Zijn kanselrede nen moeten voor eenvoudige menschen minder geschikt zijn geweest; het waren meesterwerken in hun soort. Hij wilde alleen uitstekend werk leveren. Had hij zich bepaald tot een hartelijk gemoedelijk woord, zooals' hij zich als dichter zoo vaak gaf, dan zou het evangelie, zooals hij dat begreep, misschien nog meer zijn weg tot de harten hebben gevonden; nu smaakte hij vooral de voldoening om de kleine Delftsclie gemeente tijdelijk tot grooten bloei te brengen en al wat ontwikkeld was of naar ontwikkeling sti'eefde, om zich heen te vei-eenigen. In hetzelfde jaar waarin hij het openbare loven inti-ad, was De Genestet te Bloemendaal ge trouwd met Ilenriëtte Bienfait, eene verstandige en hoogst ontwikkelde vrouw, die in zooveri-e een contrast met onzen beweeglijken dichter, met zijn niet kalm gestel, vormde en hem toch de zeven gelukkigste jaren van zijn leven schonk. Het moet een heerlijke gedachte voor hem zijn ge weest, daar met haar te worden vereenigd, waar zijn plekje op aarde was, hem boven alles dier baar; dat plekje, waar hij zoo gaarne had willen blijven en den vrede zoeken waarnaar zijn hart zoo vurig verlangde, waarheen zijn di-oomen hem dreven met stille liefde en trouw; dat plekje waarvan hij zong: „Waar i-ijzen zoeter geuren? Waar mengelt de avondstond Zoo vriendelijke kleuren, Zoo lieflijk bruin en blond? Ik weet geen lentedreven Zoo rijk aan melodij Waar had ook 't jonge leven Een blijder glans voor mij? Wat oils in die dagen, De Genestet's weelde- dagen, het meest in hem aantrekt dat is dat hij, te midden van zijn groot geluk, bij de liefde van vrouw en kinderen, bij zijn niet ongezegenden arbeid in den dienst van het evangelie, nooit vergat te denken aan het gemis en het lijden van anderen, aan het kruis, dat overal, ook te midden van een lentegaarde rijst. Daarvan getuigt zijn gedachte aan het arme nioedei-tje, dat zoo alleen en zoo bedi-oefd en zoo zwaar bepi-oefd was; aan het moedertje dat staarde in 't verlaten wiegje, op 't nog in 't rond zwervende speelgoed van liet doode kindje, wiens popje ze kuste met bleek bestorven mond. En dan daartegenover geschilderd dat lieve vrouwtje, slank en schoon, dat vrouwtje dat rijk en jong is en bemind wordt; dat vrouwtje dat door een arm, in lompen gekleed moedertje om een aalmoesje gevraagd wordt voor het zieklijk wichtje in haar armen; het rijke vrouwtje, dat dan in vertwijfeling uitroept: „Ben ik dan rijk? Mijn God, ik heb immers niets, zij schatten in haar armen?" Daarvan getuigt dat heerlijke „Op uit uw armstoel, naar het sti'oodak in de verte I Der armen Heiland roept in gui-en winternacht. Op, uit uw blij gezin, naar 't eenzaam huis der smarte Ween met die weenen, trouw en zacht. Getuige ook dat innige woord uit een lied van lijden „O God, waar hier Op aard wel 't innigst wordt gestreden Aan 't kinderziekbed, HeerDaar buigt ook 't twijflend hoofd, Des fleren mans zich neer met staamlende gebeden Geen moeder die niet bidt en in haar God gelooft Maar wanneer hem dan daarbuiten zooveel gegriefd had in 't aandoenlijk harte, dan bloeide weer ti-oost voor smarte in zijn huislijk lief. Dan was het: „Wat me ook treurig tegenviel In deze aardsclie dreven, Niet de ï-einste droom der ziel, 't Zoet van 't huiselijk leven! Niet de weelde en 't rijk genot, Dat uit kindei-oogen Straalt ten troost in 's menschen lot, Vi-ede, zegen, licht van God, Glimlach uit den Hoogen. En dan: „Als ik mijn huisalleen, mijn zoet geluk aanschouwe, De moeder met haar kroost gezegend en bemind, Dan rijst diep uit mijn hart, de lofzang Uwer trouwe, Dan looft U, stille, o Heer, Uw rijkgezegend kind. En, het griefde hem zoo diep als hij, te mid den van zijn eigen, toen nog ongestoord geluk, bedacht dat hij wel eens zelfzuchtig was geweest, of ook maar minder diep had gevoeld. Dan was het: „Helaas, ik zag meer rouwe en raadselen in dit leven, Dan waar mijn zoi-gloos hart, mijn ijdle jeugd aan dacht; Een nachtegalenkoor sloeg in mijn lentedreven En 'k hoorde, o armen, niet uw bittere lijdensklacht. En dan bad hij „Vergeef me, o God, ik weet wij hebben 't kruis van noode, En lijden dringt tot U de ziel die U verlaat, Doch menig lijden schijnt me een raadselvolle bode, Wiens taal uw schepsel niet verstaat." Helaas, hij zou de taal, die (le raadselvolle bode spreekt, spoedig leeren verstaan. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1911 | | pagina 7