AGENDA.
BLOEMENDAAL.
Dinsdag 18 Juli, 85 uur. Herstemming voor den
Gemeenteraad.
Dagelijks, uitgezonderd des Zondags. Hotel „Duin
en Daal." Middag- en avond-concerten.
Toegang vrij.
Eiken Dinsdag en' Vrijdag, 8—10 uur. Café „Slot
V red en burg". Bloemendaal Commando.
Gelegenheid tot oefening in het schieten met
Marga-patronen en in het buksschieten.
HAARLEM.
Koloniaal Museum. (Paviljoen.) Dagelijks ge
opend van 104 ure.
Museum van Kunstnijverheid. (Paviljoen.)
Dagelijks geopend van 104 ure.
Gemeentelijk Museum. Dagelijks geopend van
10—4 ure. Entree f 0.25 p.p. Ie Woensdag
van de maand vrij. Zondags van 108 vrij.
Bisschoppelijk Museum. (Jansstraat 79). Ge
opend behalve Zondags en R.-K. feestdagen
van 105 ure. Toegang 25 cents.
Stads-Bibliotheek. (Prinsenhof). Dagelijks ge
opend (behalve Zondags) van 104 uur.
Groote Kerk. Dinsdags van 12 ure, Woens
dagavonds (als proef) van 7'/28'/„ ure en
Donderdags van 23 ure. Orgelbespeling.
Teyler's Stichting. (Spaarne.) Geopend (be
halve Zaterdags en Zondags) van 113 ure.
De bibliotheek alle werkdagen van 1-4 ure.
Zondag 16 luli, 2 uur. Brongebouw. Concert
Carel Butter.
Maandag 17 Juli, 8 uur. Clubgebouw der Roei
en Zeilvereeniging „Het Spaarne."
Buitengewone algemeene vergadering.
ZANDVOORT.
Olympia Palace. lederen dag voorstelling.
AMSTERDAM.
Larensche Kunsthandel, Heerengracht 495 Maande
lijks afwisselende tentoonstellingen van hol-
landsche en buitenlandsche kunst.
Hoevele vrouwen zouden er zijn zooals Domini
Enfielden, die eigen geluk en liefde zoo dapper
op zouden offeren aan haar geloof? Een protestant
zou daar misschien de schouders over ophalen
met de woorden: „een klooster is een instelling-
van menschen, niet van Godeen monnik die
wegloopt omdat hij voelt niet langer te kunnen
leven tegen de natuur begaat geen doodzonde
Dus Domini Enfielden deed verkeerd? Hoe
komt het dan, dat zoovele protestantsche lezers
van dit boek evenals ik met dat oordeel geen
vrede hadden, en toe moesten geven, ofschoon
wij niet katholiek zijn, dat Domini Enfielden
iets vrééselijks, iets bovenmenschelijks, bijna
iets onmogelijks deed, een oiler bracht dat dat
van Abraham in het Oude Testament nabij komt,
en toch haar 1'licht f De eenige verzuchting die
ook dit boek aan mij ontlokte was deze„Och,
dat de menscheu het zichzelf gedurende hun
korte leven wat minder moeilijk maakten! Dat
er meer individueele vrijheid heerschte op het
punt van geloof, dat er eenvoudig niet geduld
werd geloften af te leggen die de kracht hebben
van een heiligen Eed! Heet het niet ergens in
ons Nieuw Testament Zweert ganschelijk niet?"
A. van der MeerBrondgeest.
Wij ontvingen ter bespreking een handig
boekje: „Wat iedere hengelaar van de Visscherswet
moet welen" uitgegeven door den Algeiheenen
Hengelaarsbond, gevestigd te Amsterdam. Het
oordeel dat daarin over de nieuwe wet uitge
sproken wordt is niet gunstig. De schrijver
meent dat het doel waarmede zij tot stand kwam,
n. 1. de bescherming van den vischstand tegen
verdere uitmoording, niet bereikt zal worden.
Ook nu zal de visch, meent hij, in massa kun
nen worden gevangen, thans door den pach
ter zelf, voorheen den strooper. Dat moge eene
verbetering zijn, het is geene voor den visch
stand zeiven. Het niet verbieden of althans niet
voldoende beperken van in massa vangende en
bovendien nog veel jonge visch vernielende
vischtuigen, zal elke noemenswaardige verbete
ring van den vischstand in den weg blijken te
staan.
Reeds is aan den minister van landbouw,
handel en nijverheid een adres gericht, waarbij
verzocht wordt de aalzegen ook voor Noord-
Holland en Zeeland te willen verbieden en
duidelijk te doen blijken dat de kaaskop en
dergelijke sterk geluid makende middelen voort
aan verboden zullen zijn; en verder om te be
palen dat het verboden zal zijn te visschen met
de vischzegen in alle wateren smaller dan 20
Meter, alsmede het visschen met twee zegens
naast of tegen elkander in, met een zegen en
een keernet. De bond meent dat binnen afzien-
baren tijd de verzochte wijzigingen zullen worden
aangebracht, omdat spoedig zal blijken dat,
zonder die bepalingen, de nieuwe wetgeving niet
aan haar doel, de bescherming en verbetering
van den vischstand, beantwoorden zal.
In onze in dit n". van ons blad aangevangen
artikelen over de visscherijwet stellen wij ons niet
tot doel die wet aan kritiek te onderwerpen. Voor
het oogenblik is dat niet van practisch belang.
Toch zijn ook bij ons reeds verschillende vragen
opgerezen, die het vermoeden doen ontstaan
dat de wet, aan de eene zijde te zwak, aan
den anderen kant het doel voorbij streeft. Zoo is
b.v. voorgeschreven, dat ook met den hengel
gevangen visch, die de maat niet heeft, weer
terstond in hetzelfde water moet worden vrij-
te versieren, hoewel ik er nog tot op heden diep
van overtuigd ben, dat dit grootsche spreek
woord bedoeld was met den klemtoon op „mid
delmaat" en zeggen wilde, dat men het bijzondere,
niet-alledaagsehe in het openbaar niet tegenkomt.
Enfin, ge kent mijn aristocratische Grootmoe
der. (Tot haar eer moet ik bekennen, dat zij er
wezen mag met haar witte haren en fijn gezicht!)
en ik zal je wel eens meer op dergelijke verhalen
vergast hebben, als ik Woensdags in Haarlem
kwam en na bij Grootmama koffie gedronken en
's middags mijn zangles gehad te hebben, bij jou
een kopje thee kwam halen. Het noodlot heeft
helaas daaraan een einde gemaakt!
Maar nu het interessante. Neen hoor ik
ben niet geëngageerd noch heb ik een ander
dwaas besluit genomen ik ben alleen maar
toegetreden als lid van de vereeniging voor
vrouwenkiesrecht. Hè, het lucht mij op, het
hooge woord is er uit!
Val nu alsjeblieft niet om van verbazing, of
als je toch een halve flauwte krijgt, vraag dan
of men je laat ruiken aan dat „lavender-smel-
ling-salt", dat ik verleden jaar voor je meebracht
uit Londen.
Luister. .Je weet, dat ik zoo af en toe omga
met Tilly Valken, die in Leiden in de medicijnen
studeert. Eddie, mijn voorname broer, jur.-cand.,
beweert wel dat een van die vrije vrouwen geen
gelaten. Het boekje dat wij bespreken geeft dan
ook den raad om maatstrepen op den hengel
aan te brengen. Heel practischmaar wij dachten
er dit bijgewoonlijk wordt de gevangen visch
maar van den haak afgescheurd. Gaat dat zwaar
verwonde beest nu te water, moet hel dan toch
niet sterven (in welk geval men geen moord-
visscherij voorkomt) of noodzaakt men het althans
niet zijn leven op een noodeloos pijnlijke of
kwellende wijze nog eenige tijd voort te zetten?
't Is mogelijk dat wij ons vergissen, maar de ware
humaniteit kunnen wij hier niet zien.
Het boekje hebben wij met genoegen ingezien
en kunnen het zonder bezwaar aanbevelen.
Opmerker.
Als gij U kromt voor de wereld, loopt de wereld
over U heen.
nE Balzac.
Wij nemen ditmaal iets over
VAN ONZE uit het blaadje dat wordt uitge-
GR00TE MANNEN, geven in de Remonstrantscli-
Gereformeerde Gemeente te
Haarlem en eenmaal in de 14 dagen verschijnt
onder redactie van de heerendr. A. H. Ilaantjens,
dr. L. C. Kersbergen en mr. P. Tideman. De
titel is: Uit de Remonstrantsch-Gereformeerde
Gemeente te Haarlem. Tot ons genoegen kunnen
wij constateeren dat dit tijdschrift in een bloeienden
toestand verkeert. Behalve een hoofdartikel, een
overzicht behelzend van de preek door den voor
ganger den vorigen Zondag gehouden, bevat
elk nummer mededeelingen uit de gemeente, dik
wijls goede verzen voor hoofd en hart, de ver
melding der predikbeurten, correspondentie, enz.
Het hier volgende artikel over De Genestet
geeft aan in welken innigen toon de artikelen
geschreven zijn, en hopen wij dat het onze lezers
in dezelfde mate verkwikken zal als het ons
deed.
P. A. de Génestet.
De Génestet was geen richting- of partijman,
maar de verpersoonlijking van een levende vroom
heid die boven richtingen en partijen staat. En
de niet aan de oppervlakte liggende, maar bij
diepere beschouwing zich vertoonende kenmerken
van zijn vroomheid zijn de volgende:
Het le kenmerk v.an De Génestet's vroomheid
is dat zij hare schatten putte niet slechts uit
het boek der natuur, schoon ook deze hem een
openbaring Gods is geweest, getuige zijn gedicht:
„Op de bergen", niet ook daarnevens slechts uit
het boek des levens, dat voor hem menige droevige
bladzijde heeft bevat, maar bovenal uit den
Bijbel. De Heilige Schrift is hem de bron dqs
goddelijken levens geweest, en hij heeft er meer
uit geput dan stof voor gedichten, als het bé
kende „Onvermoeid" naar Jesaja 40 vs. 2931.
In zijn gedicht „Onvergankelijk" prijst hij hét
kind zalig dat in 's levens morgen liet woord
der Schrift vernam, om daaruit nog in late
najaarsdagen een oogst van zegen te putten. Van
de Schrift zegt hij
Naar des Vaders Huis dringt ze ons allen
De eenige, heerlijke heilige Schrift.
Maar hij weet dan ook uit de letter der Schrift
den geest te doen opleven.
Zoo zegt hij
Eerst waar mijn ziel uit de vaten van aarde
't Hemelsche goud had erkend en gezift,
Daar voor mijn ziel kreeg ze leven en waarde,
De eenige heerlijke heilige-Schrift.
Eiders
Troostend, vergevend en reddend en richtend,
God spreekt ons toe uit de heilige bla&n.
Elders
't Boek der Voorzienigheid zal ik u eeren,
Schat iu de menschheid door de Almacht gelegd!
Gij blijft hen raden en troosten en leeren,
Die u doorvorschen getrouw en oprecht.
Op uw beloften, daar God iu ons harte
Amen toe fluistert genadig en goed,
Steune mijn ziel in haar rouw en haar smarte,
Ruste mijn hoofd eens met vredigen moed.
Het 2e kenmerk van De Génestet's vroomheid
is het besef van zonde. Hoort hoe het opklinkt
uit zijn gefolterd hart:
Ik ken uw jammeren thaus, Dood, Armoe, Krankte, Zonde,
'k Weet hoe de weemoed lacht en hoe de weelde lijdt.
't Moog licht zijn in mijn leven, 't is nacht vaak om mij henen;
De ellende die 'k ontdek, ontrooft mij vreugde en vrêe.
Elders weer:
Mijn wilde jonkheid heeft gespeeld met haar talenten,
Als 't onnadenkend kind met nutloos speelgoed speelt
De gave die 'k ontving, wierp vruchten af noch renten,
Al heeft mijn lied te-met een vriendlijk oor gestreeld.
Ilc heb mijn jeugd verdroomd, verbeuzeld en verzongen;
Het vuur der fantazie, mijn adren ingedrongen,
Ileeft de onschuld mijner ziel verpest
Een droom van zinlijkheid ontrustte mijn gedachten,
Voor herschenschim op schim verspeelde ik de êelste
En daar is wroeging die mij rest. [krachten,
Of dit
O Heer, ik heb als knaap gestreden en geleden,
Gelijk een grijsaard die naar 't donker graf zich bukt,
En vruchteloos een ster, een staf zocht voor zijn schreden.
Die kroost noch kruis in de armen drukt.
Maar vluchtig was mijn ernst en duurzaam was mijn zonde,
Vergifte scherts vloeide als een balsem in de wonde
Van 't brekend en ontwaakt gemoed!
Of dit
Waartoe mij langer met Gods raadselen te vermoeien?
Laat vrij de purpren druif in 't tintelend schenkglas
Gelukkig hij, wien de aard voldoet[gloeien
Helaas ik meende 't nooit; 't was nuttelooszelfmisleiden;
Neen, 't was somtijds een zucht, een diepe wanhoopsklacht
O wereld, waar uw steun, uw vreugde, uw eer mij
'k Heb nooit van u mijn heil verwacht. [vleiden;
Dit is des dichters levensbiecht. Hier eerst
peilen wij de diepste gedachten des dichters,
omgang voor mij is, maar gelukkig laat ik mij
nooit beïnvloeden, waar mijn neigingen spreken
en dus laat ik hem maar klpardon, ik
bedoel praten.
Nu, Tilly dan was reeds lang lid en verleden
was er een vergadering, waar zij mij aanried mee
heen te gaan. Eerst had ik niet veel zin, was
juist aan een heel leuk boek van Elinor Glyn
bezig, maar toen zij mij voorhield, dat één mijner
lijfspreuken was„Onderzoekt alle dingen, enz."
gaf ik mij gewonnen.
Er was een uitstekende spreekster, een duitsche
Dr. phil. of zooiets, ze gaf een heldere, goed-
doordachte rede over wat de vrouwen 1111 eigen
lijk wilden. Behalve de mannen, die de zaak
vijandig gezind zijn, beweerde zij, waren er vele
vrouwen, over wie hetzelfde te zeggen viel. Dat
waren ten eerste de onverschilligen, die over
maatschappelijke vragen nooit hun gedachten
lieten gaan en persoonlijk best tevreden waren
met hun lot en ten tweedede slimmen, ,die
denken„Och, als ik wil laat ik de mannen
doen, wat ik wensch ze denken dat zij regeeren,
maar dat is slechts schijn wij vrouwen hebben
de macht in handen en dus, laat het maar
blijven, zooals het is. Dat was, volgens de spreek
ster, geen standpunt voor een werkelijk edel-
denkende vrouw, die vindt dat zij hare vermo
gens ook moet gebruiken voor het algemeen
oneindig dieper dan in zijn „Peinzensmoede",
ten onrechte door Ran wenhofi'zijn diepste gedicht
genoemd.
Het derde kenmerk van De Génestet's vroom
heid is zijn verlangen naar verlossing en opzien
tot Christus.
Zoo lezen wij
Zalig die in de eerste jaren
't Hart gericht naar Gods geboón,
Leerde op 't heilig beeld te staren
Van den eengen Menschenzoon.
Elders
O wie in 's levens gaarde
Dien man niet heeft ontmoet, Maria zooals gij,
Zijn ziele schreit en smacht, al bloeit de zon'ge aarde.
En zoekend waart hij om in 't lentefeestgetij
Elders
Toch heeft ons harte Gods waarheid vernomen.
Zuiver en trouw, onbedrieglijk van toon,
Diep uit de borst der verkorene vromen,
Klaar uit de ziel van den heiligen Zoon.
Nu eens klaagt ldj:
Ach, waart Gij nog op aard, o Heilandin ons midden,
Was daar nog hulp bij l voor al te foltrend leed.
Ik zou wel met den drang der Kananeesche i' bidden,
Tot Ge ook in gindsclie kluis Uwliel'dewondren deedt
Dan weer verlangt hij naar:
De hemelgaaf van 'ttvoord dat heilig en schoon
Ook van uw lippen viel, volmaakte Menschenzoon
En als hij dan de stem zijns harten beluistert,
klinkt zijn belijdenis:
Ik weet geen rust dan bij een krib.
En uit die kribbe klinkt één lied, één last u tegen
Welzalig de armen Gods en de armen naar den geest.
Toch was de Christus hem meer dan de his
torische Jezus vau Nazarether klinkt uit sommige
uitspraken van hem een ontwakend besef van
den levenden Christus door.
Zoo klinkt het
Hier wordt in de akker de parel gevonden,
Die ons de borst van verrukking doet slaan.
Hier ligt uw Heiland „iu doeken gewonden",
Doch bidt gij Hem, niet de windselen aan.
Elders
Ja 'k ken U, engel Gods, gedaald in Jozefs gaarde.
Gij boö der schoonste Hoop, die ons de borst doet slaan.
De God van Christus zond u zeegnend hier op aarde,
En Christus' geest leerde ons uw heiige stem verstaan.
E11 dit besef van den levenden Christus, wat
doet bet anders ontwaken dan het besef, Hem
te moeten navolgen en liet kruis Hem te moeten
11a dragen?
Zoo zegt hij van een vriend, die een zwaren
gang te doen had:
Als volgdet gij dien Heer, ill wien gij jong geloofdet.
En droegt het kruis Ilem 11a, die u zijn sterkte gaf.
Ja, liet kruis, hij heeft liet gekend en hij heeft
er dieper dingen van gezegd dan alleen liet
overbekende dat het een kruis met rozen is.
Hoort hoe liet klinkt
Vergeef me 0 God, ik weet wij hebben 't kruis van nooden,
En Tijden dringt tot U de ziel die V verlaat.
Elders
Doch spreek mij dwaze van geen hemel hier op aarde
Dien slechts de zelfzucht bouwt, in enge liefdekluis
O mensch, uw levenshof bloeie als een lentegaarde,
In 't midden voor wie denkt en lief heel't, rijst een kruis
Weer elders:
Verlaat uw rozenhof voor doukre olijvendreven,
Op naar uw kruis, uw graf, uw Heer.
Wacht op Gods wenk, omknel uw reisstaf, neem uw kruis.
Maar hoven zijn eigen kruis en der menschen
kruis heeft De Genestet het kruis van Christus
zien verrijzen en iets van 's Heeren offerdood
gevoeld
Ilij roept den Heiland aan,
Die de wereld heeft bejegend
Met zijns Vaders vredegroet,
Die de kinderen heeft gezegend,
De aard verloste met zijn bloed.
Hij heeft met apostelen en jirofeten geleerd
het hopend oog:
Smachtend, moedig, roodgekreten,
Vroolijk te richten naar omhoog!
Want voor 't diep geloof van 't harte
Is daar wonder groot noch schoon,
Als de stille man der smarte
Met zijn eenige doornenkroon.
En dieper nog klinkt het elders als een bede:
En thans? een koelte Gods, een adem van zijn vrede
Ruischt 0111 mijn twijlieiid hoofd en heelt mijn zondesmart.
Ik voel mij iedren dag een wunkle schrede nader
Tot u, o bioedig kruis, tot l', o reddend Vader.
Al ben 'k bij die van verre staan,
Ook die van' verre zijn, zij mogen zonder schromen,
Tot I', die nimmer ver, die steeds nabij zijt, komen,
De vreemden neemt Ge als zonen aan.
Zoo was de vroomheid van De Génestet. Deze
vroomheid was niet modern, niet orthodox, maar
zij stond boven alle menschelijke afscheidingen.
En 11a zijn korte leven is zij als profetie van
een rijker Christendom, blijven ruisclien over
zijn graf. Wij vragen niet, waarom dit leven,
dat zoo vol beloften was, zoo spoedig werd
weggenomen. Wij verdiepen ons niet in de vraag,
hoe die vroomheid zich nog had kunnen ver
diepen en verbreeden, wanneer De Génestet niet
zoo spoedig ware gestorven. Wij willen bedenken
dat een leven, hetwelk naar menschelijke bere
kening vele heerlijke beloften draagt, voor God
inderdaad reeds de vervulling nabij is. E11 wij
willen dankbaar onze winste doen met de vroom
heid van dezen predikenden dichter en dezen
dichtenden prediker, die heeft gevoeld dat God
zijn hart aan de aarde gebonden had met aardsche
banden, maar die ook in zijn aardsche lijdens
macht gevonden had de hemelrust, en wist dat
God die handen zelf eens ontknoopt met de
eigen Vaderhanden, die ginds de heilige engel
kust..
Hoe rijker wij worden aan ervaringen, hoe armer
wij worden aan illusion.
welzijn, tenminste als zij tijd en gelegenheid
heeft huiten de zorg van hare huishouding en
de opvoeding barer kinderen. En vooral voor de
ongetrouwde vrouwen was er zooveel van dit
nuttige werk te doen, voor iedereen die lust en
werkkracht had
Aan het eind van de voordracht waren al mijn
bedenkingen verdwenen en ik vond, als je door
lid te worden kon helpen, waarom 't dan niet
gedaan? Het propaganda maken laat ik maar aan
anderen over. Wie niet tegen is, moet voor zijn
Ik kwam thuis op dezen zeer gedenkwaardigen
avond en vond hij groote uitzondering Eddie
thuis en toen ik met mijn inededeeling voor den
dag kwam, stoof hij op:
„Zeg Mary, jij staat toch voor niets meerStel
je voor, mijn zuster lid van een vrije-vrouwen-
vereeniging! Hoe krijg je het in je hoofd. Dat
zullen mijn vrienden grappig vinden! Je moet
die meisjes-studenten zien, wat een gekke schep
sels er bij zijn. Geen van de lui kijkt naar
ze om
Je hoort er absoluut niet in Belachelijk
gewoon Antwoord heb ik hem niet ge
geven, dat begrijp je; ik heb gezwegen en het
hielp, want het duurde niet lang of liij ging,
waarschijnlijk 0111 met zijn vrienden zijn verdriet
te vergeten. Och, je weet Eddie is niet kwaad,
alleen een beetje overdreven chic en zeer nauw-
Hoe staat 't met de stof-
PLAATSELIJK bestrijding in onze
NIEUWS. gemeente?
Men schrijft ons uit O verveen
't Is niet onmogelijk, dat wij, die liet dichtst
hij het vuur zitten en ons, dus het beste wannen,
wat in deze zeggen wil, dat wij, als onmiddellijke
overbuur van een onuitputtelijke bron van stof,
waaruit ons hij droog weer eiken dag meerdere
malen door vriendelijke tussclienkomst van
schooljeugd en wind met kwistige hand onge
vraagd een al te ruime portie wordt toegediend,
dat wij, herzeg ik, die als meest geplaagden ook
het meest verlangend uitzien naar een spoedige
beëindiging van de stofplaag, wat te heet ge
bakerd zijn met onze vraag: „hoe staat 't nu
toch met de stofbestrijding in onze gemeente?"
't Is nu ongeveer 6 7 weken geleden, dat in
Overveen van gemeentewege de eerste proeven
zijn genomen met een stofhindend middel. Laten
we een enkele geuite klacht over de verkeerde
manier van hesproeien en de gevolgen daarvan
buiten beschouwing, dan was 't oordeel van
geheel Overveen over de resultaten dezer proef
nemingen gunstig. Ook de redactie van dit
weekblad was er zeer goed over te spreken en
uitte den wensch, dat 't gemeentebestuur op
den goeden, ingeslagen weg mocht voortgaan.
Sedert hebben we er niets van gemerkt of ge
hoord, dat in deze richting zou worden voort
gegaan. Toch is door die eene besproeiing het
kwaad niet bezworen. Weer dwarrelen op de
geprepareerde gedeelten de stofwolken als een
automobiel voorhij snort, hoewel de werking
van het anti-stofmiddel nu nog te bespeuren
valt. De sproeiwagen doet dan ook weer ijverig
dienst.
Wat mag de oorzaak zijn van 't laten bij deze
eerste proefnemingen? Is liet sproeiuiateriaal,
dat noodig herziening vereischte, nog niet iri
orde? Zijn de kosten te hoog of is het gemeente
bestuur 't oneens met de algemeene denkwijze
omtrent de resultaten? Ofzijn wij wat voor
barig geweest met onze vraag en zal de stof
bestrijding dezer dagen met gewijzigd materiaal
krachtig worden ter hand genomen? Laten we
hopen, dat deze laatste veronderstelling de ware is
De volgende leerlingen van de openbare lagere
school te Bloemendaal zijn geslaagdjongejuffrouw
E. H. Zeeman, voor de middelbare meisjeseliool
te Haarlem en de jongenheer I). Giltay Vetli.
voor het gymnasium aldaar.
De verkooping van meubilair deze week in di
villa „Klein Hartenlust," vendumeester A. Over
akker, ten overstaan van notaris J. II. Wilder
vanek de Blécourt gehouden, heeft zich gekeu
merkt door zeer druk bezoek, levendige belang
stelling zoolang de veiling duurde en goedi
opbrengst van de verkochte goederen.
20e lijst van bijdragen voor de De Genestet
Bank, opgegeven door den penningmeester van
liet comité, Mr. II. Rh. 't Hooft, Groote Hout
straat 104, Haarlem.
T. P. Taconis, Haarlem, fl.—J L. Rijnenberg
Haarlem, f 1.Mej. Kickerer te Amsterdam eu
anderen, f20.25. Familie v. d. K. en J., Amster
dam, f 2.25. K. W. J. Cremer en eenige leerlin
gen, Leeuwarden, f 4.50. Mej. P. C. K. R,
Amsterdam, f 10.A. Koopmans Antonides,
Amsterdam, f0.50. Dr. W. C. Reddingius,Haarlem.
f2.50. II. D. V., Leeuwarden-, f 1.50. Wed. C. B
U., Haarlem, f2.H., Haarlem, f 1,J. T
('reiner, Santpoort, f25.—. Dr. Gunning, Amster
dam, f 10.Mevr. Ferwerda, Leeuwarden, fl.—
H. P. Looyen, den Haag, f 10.Mevr. Kneppel-
hout, Oosterbeek, f 10.Totaal f 102.50.
Uit het politie-rapport.
Processen-verhaal zijn opgemaakt wegen
het rijden over een voetpad, beleediging van
een ambtenaar, het te snel rijden met een motor
rijtuig, liet rijden zonder licht, het rijden over
een openhaar voetpad, liet loopen over verboden
gronden, het venten in strijd met de algemeen
politie-verordening en liet plaatsen van een af
sluiting zonder vergunning.
Gevonden en terug te bekomen aan den
politiepost Kleverlaan een dameshandtaschje, een
idem hij S. Hessels, Langéndijkstraat 14rood Haai
lem, hij mevrouw Liebe, aan de Kleverlaan te
Bloemendaal, een ingelegde broche, hij H. v. d.
Wal, te Bloemendaal, een zijden parapluie, aan
het bureau van politie te Overveen een honden-
riem, bij van Kessel, op Rolland te Overveen.
een heérenparapluie, bij J. C. van Dijk, Brouwer^
vaart (i Haarlem, een portefeuille met inhoud,
bij mej. Roozen Bloemendaalsclieweg 233, een
vergulden rozenkrans.
Verloren een portemonnaie met -8.een
hoedenspeld met zeeuwschen knoop; een para
pluie; een gladden gouden ring; een honden-
halsband; een handtaschje; een sjaal en een
geldzakje met ƒ1.55.
Wegge loopen een kleine zwart gevlekte
hond.
BURGERLIJKE Va" Za!t®r^.a,g 8 [lt°t
«sTANn en met vrijdag 14 Juli.
Geboren: d. van S. L. van
der Kraan en C. A. Balvers; z. van J. G. van
Kessel en H. van Ruiten; z. van H. van der
Wéijden en E. Cool; z. van C N. Hin en S. H.
F. Bogaard.
Ondertrouwd: J.J. Sweers en M. H oogewerf.
Getrouwd: J. Schouten en M. Wezenaar.
Overleden in liet gesticht „Meerenberg":
W. J. I). Dapper, 35 j.; J. W. de Graaff, 58 j.
keurig in het kiezen van zijn vrienden. 't Is
dan ook een select troepje!
Papa en Mama vonden er weinig bezwaar in,
zij weten wel, dat ik heusch geen suffragette zal
worden met reformjurken en afgetrapte hakken.
Ik vind, schoon zijn is de eerste plicht der vrouw.
„Make the best of yourself" daar doe je de om
geving ook een genoegen mee.
A propos, ik heb een beelderig lichtgrijzen
„tailor-made" besteld, niet een nauwen rok en
daar neem ik dan een grooten zwarten hoed bij
met zoo'n rechtopstaand pluimpje „smart" hé?
Geef mij nu in je volgenden brief je opinie
over vrouwenkiesrecht. Ik zal je dan onthalen
op een verslag van de haagsche vermakelijkheden,
van de laatste weken. Adieu.
Je Mary.