ropen
man.
OORUIT".
ONAFHANKELIJK ORGAAN
VOOR NEDERLAND.
s HAARLEM
ELEN.
POSITOBANK.
Kleurenkaart
co op aanvrage.
(N.-H.).
anden.
Twee vriendinnen.
5e jaargang.
ZATERDAG. 19 AUGUSTUS 1911.
No. 33
encen of kleuren.
op.
sinaasappel).
RUTTE, J. P. STAAL.
I A.
1. HOOFDDORP.
ocureur.
idissements Rechtbank
n Waveren.te Haarlem
I.EVKMHAIIP
1
1 "/o
i°;<>
- Vrcpnid Geld.
Reiswissfels.
KASTEN.
:n MEI WIJN
loogste eischen.
ir elk chemisch onderz.
JAC. PIJL, Bloem en
daal, Tel.750 en Zijlweg
095.
PRACTISCHÜ
RILISATOR.
Bloemendaalsch UeeKDI
Prijs per
halfjaar f 1.25
bjj vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer f0.10
Advertentie»
10 cents per
regel
bii herhaalde
plaatsing
korting.
Mododeelingon van allor'ai aard aan de hoofdredactie schriftelijk
Vijvorweg 7 te Bloemendaal
Alle mededeelingen de administratie, advertentiën enz. botreff" nde:
Ged Oude Gracht 63, ITaarlem. Telefoon 141.
Het auteursrecht van den inhoud van dit ltlad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) tot regelintr van het auteursrecht.^
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
Wet en Humaniteit.
RECHT EN De trekhonden wet
WET. 1 September in werking.
II.
Bij het besluit van 6 Februari 1911, waarbij,
zooals in ons eerste artikel werd gezegd, het
hoofdbeginsel der wet nader is uitgewerkt, is
verder omtrent de bespanning, het geleide enz.
der hondenkarren het volgende bepaald:
Tot bet tuig moeten behooren een borstriem
van minstens vier centimeters breedte, van zacht
leder, reikende tot achter de voorpooten en met
strengen verbonden aan een spanstok, onder de
hondenkar vastgemaakt tusschen de twee uit-
inden van de boomen;. voorts een draagriem
an minstens zes centimeters breedte en een buik-
iem van minstens vier centimeters breedte.
De hondenkar moet verder voorzien zijn van
steunsels, die voorkomen dat de kar den hond
drukt wanneer zij in rust is; ook moet zij voor
den zijn van een drinkbak.
Op de kar moeten de naam van den houder
ei: van de gemeente waarin hij woonplaats heeft,
.nede het nummer van de kar goed leesbaar
voorkomen.
Als geleider van de kar mag niet optreden een
ii rsoon, die den leeftijd van veertien jaren nog
met beeft bereikt.
Wanneer de hondenkar met meer dan één
head is bespannen, moeten de dieren naast
Ikander worden gespannen. Echter mogen vóór
kar niet meer dan drie en onder de kar niet
meer dan twee honden worden gespannen.
Verder is het verboden dat meer dan twee
honden op de kar plaats nemen.
De lading, met inbegrip van den persoon of
de personen die op de kar gezeten zijn, moet
zich in evenwicht bevinden en haar gewicht
mag niet zoo groot zijn, dat het trekken boven
matige inspanning eischt; terwijl de snelheid,
waarmede liet dier zich beweegt, niet grooter
mag zijn dan die van een paard in draf.
Tot zooverre de wettelijke bepalingen, voor-
zoover de kennis daarvan voor het algemeen
belang wensehelijk is. Nu de rijkswetgever deze
zaak ter harte heeft genomen, zal de gemeente
lijke wetgever de bestaande verordeningen, voor
zoover zij met de nieuwe bepalingen strijden,
niet kunnen handhaven; behoudens de bevoegd
heid van den gemeentelijken wetgever om aan
vullende bepalingen te ontwerpen of te hand
haven, die geen strijd met de rijkswetgeving
i laars tellenzooals b.v. het voorschrift tot het
dragen van muilkorven.
Intusschen meenen wij er de wenschelijkheid
van te mogen aannemen, dat de gemeentelijke
wetgever met zulke aanvullende bepalingen zoo
spaarzaam mogelijk zij. De nieuwe voorschriften
toch, die met gezonde begrippen van humaniteit
rekening houden en daarop zijn gebaseerd, zijn
er direct op gericht, in bet vervolg voor hun
werk volkomen geschikte trekhonden te ver
krijgen en aaii deze dieren een goede behandeling
te verzekeren, waardoor het van zelf overbodig
zal worden, over 't algemeen althans, door aan
vullende bepalingen die dieren in hun vrije
bewegingen en voor den mensch zoo nuttige
verrichtingen te belemmeren.
Natuurlijk kan men verschillen over de vraag
in hoeverre het wensehelijk of geoorloofd is, dat
de mensch de krachten van het dier voor zijn
bedrijf aanwendt? Het schijnt intusschen wel
vast te staan dat sommige dieren door hun aanleg,
hun eigenaardige lichaamsvormen en gewoonten,
bijzonder geschikt zijn om tot hulp van den
mensch te verstrekken en in zijn gezelschap te
vertoeven, en wanneer de mensch daarvan een
verstandig gebruik maaakt, mag dit ook eenigs-
zins in bet belang van het dier worden geacht,
zoowel als in zijn eigen belang. Men mag aan
nemen, dat dit vooral geldt van die dieren,
welke eene zekere mate van hersenontwikkeling
hebben bereikt, verstandelijk ontwikkeld en met
aanleg begaafde dieren dus, en van die welke
door hun lichaamsvorm en temperament, behoefte
schijnen te gevoelen aan regelmatige beweging
en aanwending hunner lichaamskrachten.
Voor zoover ons bekend is, zijn er dan ook
altijd dieren geweest, die aan het menschelijk
bestaan en bedrijf uitnemende diensten bewezen.
De oudste historie-schrijvers gewagen immers
reeds van de diensten van het „schip der
woestijn," eenmaal in het oosten volstrekt onmis
baar. Het is zeer waarschijnlijk, dat liet met de
onmisbaarheid van de dieren eens zal gedaan
raken. De rol der kameelen is lang niet meer
zoo gewichtig als vroeger; het jaagpaard behoort
al ongeveer tot de geschiedenis en over 't alge
meen wordt de behoefte aan het paard vrij wat
geringer dan voorheen. De geheele stelling van
bet dier in verband tot de verrichtingen van
den mensch, gaat zich wijzigenmaar eer zijn
rol geheel afgeloopen is, zal waarschijnlijk nog
een lange tijd moeten verloopen en inzonder
heid geldt dit voor den trekhond, die niet zoo
gemakkelijk door andere krachten te vervangen
is en daarom vermoedelijk nog wel lang ten
nutte van het menschelijk bedrijf zal worden
aangewend. De wetgever behoort daarmeejrekening
te houden en had het sinds lang behooren te
doen; want het zijn vooral de kleinere dieren,
die het meest van misbruiken, of van onkunde
of onverschilligheid hebben te lijden en daarom
ook het meest behoefte hebben aan bescherming.
Opmerker.
Wordt vervolgd
De raad vergaderde Donderdag'
GEMEENTE- 17 Augustus 1.1. des namiddags
BESTUUR. te 2 uur. Voorzitter de burge
meester. Afwezig met kennis
geving waren de heeren Bijvoet, Jacometti en
Roozen.
Na voorlezing der notulen die onveranderd
werden goedgekeurd, onderzocht de commissie,
bestaande uit de heeren A. van der Hulst, C. J.
van Tienhoven en A. J. de Waal Malefijt, de ge
loofsbrieven der nieuw gekozen raadsleden, die
alle in orde werden bevonden.
Alvorens echter met de werkzaamheden aan
te vangen stond de voorzitter van zijn zetel op
en herdacht in een zeer waardeerende rede bet
aftreden van den commissaris der Koningin, den
beer mr. G. van Tienhoven. Spr. besloot zijn rede
met den wensch dat de heer v. T. nog vele jaren
in gezondheid moge doorbrengen. (Applaus).
Hierna begon de raad aan de ingekomen stuk
ken. Deze waren:
Aanbieding van het gedrukte „Uitvoerig en
beredeneerd verslag van den toestand der ge
meente Bloemendaal over het jaar 1910", hetwelk
de voorzitter vergezeld liet gaan door eenige
woorden van lof aan de ambtenaren der secretarie.
Een verzoek van de heeren M. Bauer en
E. van Nedêrhasselt, te Bloemendaal, om het
perceel hoek Eikenlaan en Aerdenhoutsduinweg
te Aerdenhout, tegenwoordig bewoond door den
gemeentewegwerker en in eigendom toebehoorend
aan de gemeente Bloemendaal te koopen.
Adressanten zeggen in hun verzoek dat ge
noemd perceel een toestand van verwaarloozing
vertoont, die geheel in strijd is met de eischen
van welstand en aesthetica, die van gemeentewege
plegen gesteld te worden aan de bewoners van
Aerdenhout, zoodra deze eenig ook het ge
ringste bouwwerk ondernemen. Verder dat
er geen kans bestaat, dat bedoeld terrein ooit
eene bestemming krijge in overeenstemming met
de omgeving, aangezien het gedeelte, dat over
blijft, nadat de wegeu genormaliseerd zullen zijn,
totaal onvoldoende is voor villa-bebouwing over
eenkomstig de thans geldende bouwverordeningen.
Voorts zeggen adressanten dat dientengevolge
voor onafzienbaren tijd eene ontsiering van dat
gedeelte van het Aerdenhoutsehe park staat te
wachten, dat bedoeld terrein indertijd aan de
gemeente kosteloos is afgestaan, op voorwaarde,
dat de gemeente de wegen in goeden staat zou
houden en dat eene bestendiging van den huidigen
toestand voor de beide ondergeteekenden meer
nog dan voor de andere bewoners van Aerdenhout
onaangenaam en hinderlijk is, daar hunne per-
ceelen aan de bedoelde grenzen. De heeren Bauer
en Nederhasselt zijn bereid liet bedoelde terrein
met aftrek van het stuk, noodig voor het nor-
maliseeren van den weg te koopen voor f3000.
Op voorstel van B. en W. werd besloten dit
verzoek aan tg houden tot October.
Schrijven van den lieer G. A. C. van Dobben,
te Haarlem, Kruisweg 21, motorwielrijder, waarin
adressant te kennen geeft, dat hij op 18 April
11. gereden heeft op zijn motorrijwiel in de Aer-
denhoutslaan met eene snelheid van 200 nieter
in 22 seconden en daarvoor door de veldwachters
Smits en Stoffer bekeurd is geworden; voor
welk feit hij is gedagvaard en door den kanton
rechter schuldig verklaard, docli daar aan Z.E.A.
geen kennis was gegeven van het schorsen van
de bepalingen omtrent de maximum-snelheid en
de borden, die deze snelheid aangeven, niet ver
wijderd zijn, hij slechts wegens een fout in de
dagvaarding van rechtsvervolging is ontslagen.
Ten slotte verzoekt adressant om eene beslissing-
van den raad, waaruit zal kunnen blijken, of
de bepalingen betreffende maximum snelheid
in de gemeente Bloemendaal al dan niet ge
handhaafd zijn en zullen worden.
De raad besloot, dit schrijven voor kennis
geving aan te nemen.
Een adres der afdeeling Haarlem en O. van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, waarin
wordt verzocht, dat de verordening regelende
de salarissen der onderwijskrachten zoodanig
worde gewijzigd, dat
le. het aanvangssalaris worde verhoogd;
2e. het eindsalaris worde verhoogd;
3e. de duur der periode, aan het einde waar
van een verhooging wordt toegekend, worde
verkorten
4e. de woninghuur aan alle leerkrachten worde
uitgekeerd, werd aangehouden tot de behande
ling der begrooting.
Een schrijven der directie van de Hotel-Maat
schappij „Duin en Daal" te Bloemendaal, waarin
voor de plaatsing van de De Genestetbank aan
de gemeente de beschikking gegeven wordt over
liet hiervoor noodige terrein voor 1.Met
algemeerie stemmen werd dit aanbod aangenomen.
Vervolgens een schrijven van den heer P. II.
van NiJtrik, waarin adressant namens zijn prin
cipaal, den heer dr. W. Spalteholz, verzoekt om
afwijking der bouwverordening. B. en W. advi
seerden gunstig en de raad willigde bet verzoek in.
Ten slotte aanvaardde de raad de overdracht
van strooken grond langs den Doodweg voor
1.van den heer mr. Enschedé en wees een
verzoek om dispensatie der bouwverordening
van de liand.
Als punt 3 der agenda behandelde de raad
de vaststelling van een bouw- en wegenplan
voor „Oosterduin" en hechtte zijne goedkeuring
aan het volgende besluit
Do raad der gemeente Bloemendaal
gelezen een verzoek, d.d. 30 April 1910, van
de Naamlooze Vennootschap Maatschappij tot
exploitatie van Onroerende Zaken te Bloemendaal,
waarin zij goedkeuring vraagt op het bij dat
verzoek overgelegde bouw- en wegenplan voor
gronden, bekend onder den naam „Oosterduin".
Gelet op het advies der gezondheidscommissie
d.d. 4 October 1910;
gelet op artikel 6 der bouwverordening voor
de gemeente Bloemendaal
besluit:
1". ten aanzien van de wegen op liet bij dit
besluit behoorende plan met gele kleur aangeduid,
vast te stellen
a. dat de breedte zal zijn, zooals op dit plan
door ingeschreven maten en dwarsprofielen is
aangegeven
b. dat de hoogte minstens 0.55 meter boven
A. P. zal zijn
c. dat de ligging en richting zullen zijn, zooals
op voornoemd plan is ontworpen
d. dat de beharding der rijwegen zal bestaan
uit eerste soort waalklinkers, der fietspaden uit
een vlaklaag van klinkers, waarover een goed
aangerolde laag klinkerpuin ter dikte van 10 c.M.,
der voetpaden alleen uit een goed gerolde laag
sintels ter dikte van 10 e.M., terwijl de kant-
of rollagen gemaakt moeten worden van waal
klinkers, een en ander onder goedkeuring van
burgemeester en wethouders;
e. dat in alle wegen over de geheele lengte
FEUILLETON.
VII.
Lieve Mary!
„Wel ICee, wat is er?" Verwonderd zag vader
van zijn Telegraaf op, waarachter hij zich gedu
rende het lieele ontbijt verschanst, om welke
eigenaardigheid onze bengel van een Anton Zijn
Weleerwaarde hoogst ongepast het schildpadje
heeft bijgenaamd. Natuurlijk achtte ik het bij de
eerste gelegenheid de beste dat die betiteling te
berde kwam, mijn zusterlijke plicht broertjelief
zijn versehuldigden eerbied onder het oog te
brengen, maar inwendig moest ik tóch lachen
om die snedige vergelijking van vaders gebogen
rug achter zijn krant, waarboven uit nu en dan
zijn gladgeschoren hoofd opduikt.
„Een brief van Mary," antwoordde ik, nog
steeds lachend.
Vader kwam nu heelemaal te voorschijn en
keek vraagteekens.
„Ze is een type!" verklaarde ik. „Ze begint
altijd goed, best zelfs, maar eindigt paf, op den
grond, na een hooge vlucht
„Precies een vliegmachine," viel Anton met
een vollen mond in.
„Is je tasch gepakt, en je boterham op, vent?
Ga dan naar school. Het is hoog tijd."
Beschaamd droop hij weg op mijn strengen
blik. Hij is geen gemakkelijk kind om te i-egee-
ren; vliegensvlug en gevat met zijn antwoorden,
vergeet hij ieder oogenblik zijn plaats als jongste
van ons gezin.
Toen vader je brief gelezen liad, stond zijn
gezicht ernstig. „Heb jij dat onderwerp het eerst
aangeroerd, Keetje?"
„Ja vader. Hoezoo?"
„Ben je het met Mary eens?"
„Zoo goed als geheel ditmaal."
„Dat spijt me."
„Maar vader
„Ja kind, dat spijt me. Want die theorie van
liet tweelingschap der zielen is een gevaarlijke.
Het consequente doorvoeren ervan zou leiden
tot een zeer ernstige zaakechtbreuk. Denk
daar maar eens over na, kind."
Heb jij zoover gedacht, Mary? Ik eerlijk ge
zegd niet. Ik nog wel, die, gelijk ik je in mijn
vorig schrijven opbiechtte, onze hypothese steeds
als een mijner stokpaardjes liad beschouwd. Je
roert in je brief aan Goethe's Wahlverwandt-
scliaften, en daarmede liet feit, waar vader op
doelde. „Hoogere wetten", zeg je, „die van zede
en plicht„Het niet-acliten", zeg je verderop,
„der menschelijke wetten."
Als zij menschelijke wetten waren, Mary, waren
die wetten van zede en plicht geen hoogere dan
die andere wet, volgens welke twee menschen-
lrinderen bij elkaar behooren. üogenschijnlijk
heb je dus een fout begaan door tegelijkertijd
te spreken van hoogere en van menschelijke
wetten, laat ons duidelijker zeggen: wetten door
mensclien gemaakt, nog duidelijker: huwelijks
wetten. Oogensehijnlijk zeg ik, want feitelijk heb
je den spijker op den kop geslagen door je
contradictio interminis. De zaak is deze: liet
huwelijk is een heilige instelling, maar de wetten
daarop zijn uit de mensclien voortgekomen, en
daardoor zooals alles wat menschelijk is mank
Ik heb eens een vrouw ontmoet, die diep
ongelukkig was getrouwd. „Wanneer ik mijn
waren „hij" tegenkom in dit leven," hoorde ik
haar hartstochtelijk zeggen, dan bedenk ik me
geen seconde: ik verlaat alles en allen: mijn
huis, mijn weelderig, gemakkelijk leven, mijn
man, mijn kinderen; op één vingerwenk van
dien anderen, dat hij me noodig heeft."
daarvan, niet uitzondering van die gedeelten waar
het naar het oordeel van burgemeester en wet
houders niet mogelijk is, een riool gelegd zal
worden van eivormige eeinentbuizen, met een
inwendige wijdte van minstens 45/30 cM., terwijl
in verbinding met dit riool de door burgemeester
en wethouders noodig geoordeelde straatkolken
geplaatst moeten worden.
In die gedeelten van de wegen, waar geen
riolen kunnen komen, worden tot opvanging van
het hemelwater bezinkingsputten aangebracht,
waarvan het aantal, de capaciteit en de plaats
door burgemeester en wethouders bepaald
worden.
2° te bepalen:
a. dat de wegen met de daarin te leggen riolen
op voornoemd plan door de letters a en b aan
geduid, voor den lsten Januari 1915 gereed
moeten zijn, terwijl adressante in de kosten van
beharding van den weg (d) en van den weg (c)
een bijdrage van 15000.zal verleenen, waar
tegen do gemeente de verplichting op zich neemt
deze wegen binnen drie jaren te laten heharden.
b. dat in alle wegen, alvorens zij. voor het ver
keer opengesteld mogen worden, door de ge
meente Bloemendaal waterleidingsbuizen met de
noodige -stukken, afsluiters en brandkranen
zullen worden gelegd, waarvan de kosten, ieder
voor de helft, door deze gemeente en adressante
zullen worden gedragen;
c. dat in de straatverlichting door en voor
rekening der gemeente naar behoefte zal worden
voorzien
d. dat de gronden op voornoemd plan met
groene kleur aangeduid, onbebouwd moeten
blijyen en als openbaar wandelpark gebruikt
zullen worden, terwijl de gemeente deze ten
alle tijde voor fl.over kan nemen in eigendom;
e. dat de instandhouding van de wegen en de
daarin liggende riolen zal zijn ten laste van
adressante, totdat deze door de gemeente in
eigendom zullen zijn overgenomen, terwijl de
gemeente op liaar kosten voor het schoonhouden
zal zorgen;
dat de wegen alvorens zij voor het verkeer
opengesteld mogen worden, door adressante op
haar kosten beplant moeten zijn met boomen,
waarvan de soort, de grootte, de plaats en de
onderlinge afstand bepaald zullen worden door
burgemeester en wethouders;
g. dat de aan te leggen wegen bestemd zullen
zijn tot openbare wegen in den zin van artikel 1
van het reglement op de wegen in Noord-Holland
en van artikel 67 der Algemeene Politiever
ordening voor de gemeente Bloemendaal
h. dat wanneer de gemeente de wegen op
voornoemde kaart met bruine kleur aangegeven,
welke niet behooren tot „Oosterduin", koopt,
in deze koopsom door adressante voor de helft
zal worden bijgedragen;
i. dat de langs de wegen staande boomen
gesnoeid zullen worden door en voor rekening
der gemeente;
3". goed te keuren, dat de op genoemd plan
aangeduide gronden gebruikt en uitgegeven wor
den tot bouwterrein en dat daarop één of meer
gebouwen worden opgericht, mits
a. bij bet bouwen in acht genomen wordt de
rooilijn, die bij dezen wordt vastgesteld op 10
meter uit de grens van den weg, met uitzondering
van de winkelbuurt, zooals op liet plan met
roode lijnen aangegeven is;
b. op deze gronden, met uitzondering van de
terreinen ten oosten van weg E, slechts enkele
of dubbele woningen gebouwd worden en wel
zoodanig, dat aan alle zijden van het gebouw
een open ruimte blijft (plaats, tuin of erf), waar
van de diepte, gemeten van den gevelmuur tot
aan de greus van een aanliggenden grond min
stens 10 meter bedraagt en de gebouwen die
aan denzelfden weg komen te liggen, gebouwd
worden op een afstand van minstens 20 meter
van elkander;
c. de huizen te bouwen op de gronden ten
oosten van weg E een gevelbreedte verkrijgen
van minstens ö1/» meter.
Dit besluit vervalt, wanneer:
adressante binnen drie maanden na zijne
dagteekening aan het gemeentebestuur geen ver
klaring heeft afgegeven, dat de te maken wegen
„Zij deed beter nü al weg te gaan," was het
oordeel eener vriendin, „als zij niet gelukkig is
met haar man, moet ze echtscheiding aanvragen.
De wet moest de echtscheidingen vergemakkelijken
en niet eerst een derde eischen
Het gesprek zoemde aan mijn oor voorbij zonder
dat het heel diep in me drong. Ik was te ver
ontwaardigd en te bedroefd dan dat ik dit geval
toetste aan eigen overtuigingen omtrent mijn
theorie van tweelingzielen. Vaders waarschuwend
woord deed me de oogen opengaan en bracht
mij die treurige geschiedenis in herinnering.
Als ik .mijn beginsel doorvoer, had die vrouw
gelijk waar ze gehoorzamen zou aan den andere,
die haar opeischte, op grond van hun bij elkander
behooren volgens een wet, ouder en hooger dan
die, welke haar aan haren echtgenoot bond. Wil
je gelooven, Mary, dat ik schrikte voor mijn
gevolgtrekking? Omdat ik ben opgevoed in den
eerbied voor geloof en gezag, omdat ik steeds
geleerd heb getrouw te zijn aan plicht en ge
weten, volgens welke eens mensclien ja, ja, en
neen, neen is, vast, onschendbaar. Die vrouw
nu had eenmaal voor God en voor de mensclien
den eed van trouw afgelegd. Mocht zij dien nu
dan breken Haar vriendin was van oordeel dat
bij de wet op vergemakkelijking van eclitscheidiug
moest worden aangedrongen, m. a. w. er moest