met den gloed eener eerste liefde, hij weet en kent alles van mij, en hij begrijpt mij als ik mijn eigen zielIk moet mijn eigen baas zijn, niets dan tk en zijn vriend." Inderdaad bodewijk 11 kende reeds veel v*l,n agner. Hij kende o. a. de geschriften ,,,un,stwerk der Toekomst" en „Toekomst muziek door en door en de muziek der opera's Lohengrin en „Tannhaüser" had een diepen indruk op hem gemaakt. Het Wagnersche Kunst- evangelie der Toekomst vond bij hem een zeer gewillig oor, daar de jonge koning met een zeer rijke phantasie begaafd was, waardoor hij slechts oor t uiterlijke aan zijn eigenlijke omgeving verbonden was. Door den dagelijkschen omgang met agner vermeerderden en versterkten zich de indrukken in Lodewijks naar schoonheid dor stende ziel. Wagner had in de buurt van „Schlosz Leig een tehuis gevonden aan den oever van 't Starnbergernieer. Vooral het voorlezen van zijn dramatische werken droeg veel bij tot hun groote vriendschap en hun wedérkeerig begrijpen. In vfeiband hiermee schreef de koning hem eens: „Ontvang mijn innigen dank voor uwe liefde en toewijding, waarmee u mij uwe héérlijke werken hebt voorgelezen. Alles wat gij schept staat mij zoo na, is mij zoo innig verwantDikwijls heeft u mij gezegd, dat u mij veel te danken hebt, maar dat alles is niets, vergeleken "J 'keen ik u te danken heb. De schoonste oogenbhkken van mijn leven heb ik van u ontvangen." Wagner antwoordde hierop met bet gedicht„Dom kiinigliclien Kreunde", dat 'Jenj0",vy v«» bsiiö als opdracht voorkwam bij de\Valkure-Klavierauszug" waarindeschoone woorden: „Wat U voor mij is, kan ik slechts met verbazing begrijpen, als 't me duidelijk wordt, wat ik zonder u geweest ben." agner had zich als Beijer laten naturaliseeren en trok de eerste dagen van October 1K04 naar Miinchen m een huis dat de koning hem ge schonken had. Dadelijk beraadslaagden de beide vi lenden wat als 't meest voor de hand liggend ondernomen zou worden. De koning maakte het plan om door model-opvoeringen van werken van Shakespeare, Calderon, Mozart, (iliick en Weber het Munchener publiek voor te bereiden op de werken van Richard Wagner en allereerst door de opvoering van den „Kliegende Hollander" gunstig te stemmen. Onder leiding van Wagner had die opvoering plaats den 4en December en Hierdoor werd de componist gunstig in Miin- chen ontvangen. agner aarzelde niet, om bevriende kunstenaars en kunstverwanten naar de beijersche residentie te lokken. Biilow, Cornelius, Semper, Nolil volg den hem. Langzamerhand bespeurde men een zekere „vreemdenhaat" tegen de „geroepenen". en spotblad, de Munchener Punsch, bracht een parodie getiteld „Würmsee-Mysteriën, groote muzikale 1 rilogie der Toekomst in drie Opera's", andere bladen noemden Wagner den koninklijken „Concertvleugeladjudant". Doch ook zijn vrienden deden hem onbewust veel schade. Zoo kwetste Hans yon Bülow velen door zijn scherpe tong en kritiseerde >Tohl honend de toenmalige heerschende muzikale toestanden te Miinchen Slechte inlichtingen, afgunst, nijd, begonnen het smeulende vuur aan te wakkeren. Aan de een voudig levende M ünchenaars gaf het bovenmatig verkwistende van Wagner groote ergernis. De 1 utuch bracht de geestige voorstelling van eeii Morgen,stundchen eiues neu deutschen Kompo- nisten Lr begon een echte Wagner-ophitserij. beijerselie, zuid-, middel- en noord-duitsehe, ja zelfs unitenlandsehe bladen meldden reeds de koninklijke ongenade. Toch zou nog eenmaal voor Wagner een ideale, gelukkige tijd aan- brekt AY agner begon met de voorstudiën en repetities voor „Tristan en Isolde". Na ontelbare klavier en 24 orkest-repetities zou de uitvoering den löen Mei 18(15 plaats hebben. Toen werd de Isolde Scbnorr von C'arolsfeld ziek. De opvoering werd uitgesteld, maar spoedig werd in 't „Schweigertheater", in de „drei Linden de Parodie „Tristanderl und Süszholde" gegeven „voor de allereerste en reeds dikwijls uitgestelde maal". Eindelijk had de eerste op voering den lOen Juni plaats. De vrienden jubel- den, de tegenstanders mopperden. Toen er ter v\ i e van uitbreiding van het orkest meerdere pai ketrijen verwijderd moesten worden, werd men zeer boos over de vermindering der verkoopbare biljetten, v 011 Bülow antwoordde zeer gelaten: „Wat hindert het of er dertig menschen (eigenlijk zei hij „Schweinhunde") meer of minder ingaan!" oor Wagner waren de vier opeenvolgende op- ;.o<j]i"geni van dit wonderschoone, dramatische liefdesgedicht steeds stijgende triomphen. Maar kort daarop stierf plotseling Scbnorr, de eerste beroemde Tristan, tengevolge van een hevige verkoudheid. Wagner leed zeer onder dit verlies dat hem onherstelbaar voorkwam. Opnieuw voelde koning Lodewïjk zich dank- baai \erplicht, toen Wagner hem de manuskript- partituur van „Rlieingold" overhandigde. In dezen tijd hield de dichter-componist zich ijverig bezie met het ontwerp van 't Parsifal gedicht (Augustus ISSo). lit liet diepst van zijn ziel dankte de vorst voor de aanbieding van deze uitvoerige schets en schreef aan den dichter: „De vlammen der „begeestering" hebben mij gevat, eiken dag wordt mijn liefde grooter voor hem dien ik alleen liefheb op deze wereld, die mijn hoogste vreugde, mijn troost, mijn vertrou wen, mijn alles is!" Steeds dringender wensclite Lodewijk II Wag ner's ideeën verwezenlijkt te zien, evenals de oprichting van een groote kunstschool en den bouw van een „lestspielhaus" door Semper te Miinchen. Hiertegen begonnen nu de tegenstanders van AY agner allerlei voor het volk beangstigende meeningen te doen hooren, dat hij den phantas- tischen vorst tot allerlei overdreven hooge uit gaven zou noodzaken, en dergelijke meer. In gelijke mate echter als deze Ideeën haar ver wezenlijking naderbij kwamen, verhieven zich de stemmen der tegenstanders. Zeer sterk uitten zich ook de dagbladen, zij beschuldigden Wagner ook, dat hij fabelachtige sommen aannam ten koste van de gemeente en den staatzij noemden hem een revolutionair en demagoog en verlangden ten slotte, (zeker voor een groot deel beïnvloed door de geestelijkheid te Miinchen) dat Wagner voor goed verwijderd zou worden. Door den nood gedrongen deelde de koning zelf Wagner mede, dat hij Miinchen verlaten moest. Aan dezen wenscli voldeed Wagner, vertrok den lOen December 1805 en vestigde zich in Triebschen. Toch bleef de innerlijke reinpersoonlijké ver houding tusschen vorst en componist bestaan. Geweldig opzien wekten toen de afzonderlijke voorstellingen die de koning beval waardoor hij zijn steeds sterkere belangstelling voor Wagners werken toonde. Ook deelde hij zeer in de vraag betreffende de oprichting der „Kestspiele" te Bav- ïeuth. Ier viering van de eerste steenlegging zond hij uit Rochelden 22en Maart 1872 den volgenden telegrafischen gelukwensch „1 it den diepsten grond mijner ziel spreek ik 1', mijn besten vriend, mijn oprechte geluk- wenschen uit op dezen dag, die voor gansch Duitschland zoo belangrijk is. Heil en Zegen voor dit grootsche plan het volgend jaar! ik ben vandaag nog meer dan gewoonlijk met u in den geest vereenigd." Xadat er ontelbaar vele moeielijkheden overwonnen waren, ont stonden eindelijk, vier jaar later, de Bayreuther Kestspiele. Reeds lang te voren had koning Lodewijk een tamelijk groote toelage uit de kabinetskas geschonken en door talrijke tele grammen van zijn belangstelling in 't „kunst plan" blijken gegeven. Hij was tegenwoordig bij de vier algemeene repetities en sprak steeds met groote bewondering tot Wagner, die niet van zijn zijde week. Ook den derden cyclus van den „Ring des Xibelungen" bezocht de koning, die Wagner reeds in 't begin van Juli met zijn buste in brons vereerd bad (welke buste nu in den tuin van villa Wahnfried staat)wederkeerig ver zuimde Wagner nooit den koning ter gelegen heid van zijn geboortedag eenige geschenken te zenden. Met volle recht kon Wagner in zijn afscheids- rede den 30èn Augustus 1870 zeggen, dat koning Lodewijk II niet alleen een beschermer voor hem was, doch ook de mede-schepper van den Nibelungen-cyclus was geweest. Van den „Flie- genden Hollander" tot den „Parsifal" had de kunstlievende vorst den grooten meester een ideëele hulp verleend, was met hem diep door gedrongen in het land der sagen en mythen van oud-germaanschen oorsprong en was een der eersten geweest, die van Wagners plannen en voortgang, van 't ontstaan, vooral van de vijf laatste tooneelscheppingen, kennis namen. Van alle denkbare pracht omgeven ging koning Lode wijk eenzaam door 't leven, dat ten slotte alleen nog door Wagner's dicht- en toonkunstzon ver warmd werd. Lodewijk II en Richard Wagner waren beiden, elk op zijn manier en op zijn gebied vorsten. Xiets uiterlijks vermocht hen te scheiden, want hetgeen hen onverbreek baar verbond heette„hoogste en vrije mensch- dom en gemeenschap in den geest van de edel ste kunst." Zoo getuigde Richard Wagner niet woorden, die hem uit het diepst der ziel kwamen, aan zijn koninklijken vriend in 't volgende ge dicht, dat ik onvertaald geef. „Was einsaui scliweigend ich im Innern hegte, Das lebte noch in eines andern Brust Was schmerzlich tief des Menschen Geist erregte, Erfüllt' ein Jiinglingsherz met lieil'ger Lust." De Sirene. Men schrijft uit Hoorn aan bet Handelsblad: Onlangs waren we in de gelegenheid de Sirene- installatie van dr. Naber alhier nader te bezich tigen. Ofschoon die bij gebrek aan de noodige fondsen in hoofdzaak hetzelfde is gebleven, zijn toch verbeteringen van belang aangebracht, waardoor de toon vele malen mooier is, dan we dien in Mei bij de voordracht voor het Departe ment van de Maatschappij van Nijverheid hier te hooren kregen. Een voortreffelijke stabiliteit van toon is ver kregen de toonsterkte is aanzienlijk toegenomen van glissando'» is geen noemenswaard spoor meer over en twee octaven staan ten dienste voor het spelen van elke melodie. Bovendien kan de grondtoon nog aanzienlijk verhoogd of verlaagd worden door een afzonderlijke mani pulatie. Zeer trof ons wederom, hoe het bespelen slechts een enkelen vinger eisclite. We hoorden op die manier het Volkslied, Piet Hein, Auf Flügeln des Gesanges Ook kan de toon ge makkelijk vastgezet worden. En één vinger was dan wederom voldoende voor een werkelijk onnavolgbaar crescendo en decrescendo. Zoo gering is de benoodigde luchtdruk, dat de gasleiding kan worden benut. We zagen aldus, hoe men letterlijk alles aan zich zelf kan over laten, terwijl een fraaie toon van onveranderde sterkte ad libitum bleef voortduren. De gemakkelijkheid van de bespeling, de zui verheid van den toon moeten langzamerhand ook een sceptisch oningewijde gaan overtuigen van de juistheid der inzichten van het bestuur van het Sirene-comité, gesteund als het wordt door de woorden van Daniël de Lange, dat dit instrument in volkomenheid alle andere zal kunnen overtreffen. We schreven reeds vroeger en ook uit het artikel van dr. Valewink in De Natuur blijkt, dat het comité ondanks de schaarsche finan- cieele medewerking niet stilzit. Na de vacantie- dagen hoopt het comité eenige schreden verder te kunnen doen. Een muziekinstrument mag de Sirene thans reeds ongetwijfeld lieeten, en men is bereid er demonstraties van te geven, als daartoe" het verlangen wordt kenbaar ge maakt. Een bekend musicus staat op het punt er zich op te oefenen. Bij de installatie der- Staats- HANDEL EN commissie voorElectriciteitsvoor- NIJVERHEID. ziening heeft minister Talmaeene rede gehouden die door den voor zitter der commissie, den heer II. A. van IJssel- steyn werd beantwoord. Hoewel dit antwoord geenszins van pessimisme ten opzichte der zaak is vrij te pleiten, verklaarde de heer Van IJssel- steyn toch dat de commissie haar taak met groote ingenomenheid zou aanvaarden, overtuigd als allen zijn, dat liet hoog tijd is, dat er getracht worde eenheid te brengen in de èlectriciteits- voorziening, waardoor voorkomen worde, dat de verspilling' in nationaal vermogen voortdure, die thans, zoowel in kapitaalsuitgaaf als in exploi tatiekosten, op zooveel punten in ons vaderland is waar te nemen, waar de centraalstations el kander verdringen, een verspilling, waaraan de publieke dienst geen gering aandeel heeft gehad. Eenige fragmenten uit zijn antwoord laten wij hier volgen „Al begrijpen wij volkomen, dat groote volks belangen op onze adviezen wachten, zoo moeten wij toch eenig voorbehoud maken omtrent den spoed, waarmede wij sommige aanhangige quaes- ties tot afdoening kunnen brengen". „Zeker, er is alle reden met tevredenheid terug te zien op de ontwikkeling van zoo menig bedrijf in de laatste jaren. Maar toch mag niet vergeten worden dat er nog steeds, laag geschat, 50,000 volwassen arbeiders aan gene zijde der grenzen leven, omdat het oude moederland geen werk voor hen heeft, en dat de eigenlijke industrie niet meer dan 300,000 arbeiders hier te lande voedt, waaronder echter niet gerekend zijn zij, die in buisindustrie of in daartoe naderend kleinbedrijf een soms onbegrijpe lijk klein loon verdienen. Door het beschikbaar stellen van goedkoope drijfkracht is zonder twijfel menige nijverheid bestaanbaar, waarvan de producten thans uit het buitenland betrokken worden." De mach-t der reclame. De propaganda voor Egmond aan Zee als bad plaats, gepaarij met de gunstige weersgesteldheid heeft Bad Egmond een zeldzaam voordeelig*sei zoen verschaft. Terwijl bet aantal hotels en pensions sedert 1910 met geen enkel vermeerderde, was het aantal gasten op 10 Augustus bijna 300 meer dan in 1910. Het aantal passanten was buiten gewoon groot. De gemaakte prijzen waren aanmerkelijk hooger dan voorbeen, terwijl steeds vlot verhuurd werd. Vele aanvragen moesten door gebrek aan plaats worden afgewezen, terwijl herhaaldelijk families, die zonder vooraf te bespreken waren over gekomen, onverrichterzake moesten terugkeeren. Het voortdurend gesnor der auto's, tal van rij tuigen en overvolle treinen gaven dit jaar aan Egmond een mondain aanzien. Wat meer onder nemingsgeest en Egmond behoort weldra tot de meest gezochte Noordzee-badplaatsen. Dr. K. Wieland, die, omdat bij VARIA. denantimodernisteneed niet wilde afleggen, ontheven werd van de uitoefening der zielverzorging, werd 29 Juli 1.1. opnieuw door het li. Officie gelast den eed af te leggen, omdat de „geloofsplicht der roomschen niet slechts beperkt is tot hetgeen door het on feilbaar leerambt der kerk als dogma wordt vastgesteld, maar zich uitstrekt tot alle consti tuties en decreten welke het kerkelijk leerambt, hoewel zonder onveilbaarheid, tot verdediging van het geloof goed vindt uit te vaardigen." Echter beeft dr. Wieland zoo lezen wij in De Protestant, opnieuw den eed gewijgerd, waarop men hem dreigde met een verbod van misviering. Tegen dezen maatregel heeft hij in zuidduitsche bladen openlijk geprotesteerd omdat de kerk in zijn geval met twee maten heeft gemeten. Een aantal priesters, die den antimo- dernisteneed in het geheel niet of niet zonder voorbehoud afgelegd hebben, bedienen nog tot heden toe de mis en oefenen de zielverzorging geregeld uit. Zoo noemt hij als voorbeeld dr. Ktirst aan liet gymnasium te Roltweiler, die hoewel hij openlijk den eed gewijgerd beeft toch zielverzorger gebleven is. „Ik wil eens zien, zoo eindigt hij zijne beschuldiging, of liet Officie te Rome den moed zal hebben om tweeërlei reclit uit te oefenen, anderen in hun ambt te laten en mij te schorsen." Met belangstelling ziet men uit naar het ant woord dat bisschop en nuntius, tot wier kennis het protest gebracht is, op deze gewetensvraag zullen geven. Tusschen Ingolstadt en Eiehstatt in Beieren ligt bet dorpje Enting met de aan den heiligen Michael gewijde kerk, die bek'end is wegens de vereering der „drie ongelukkige heiligen" Archus, ILerenneus en Guardanus. Xotief-tafelen, aan de „drie ongelukkige heiligen" gewijd van 1027 tot aan het jaar 1907, bedekken de muren. In oude geschriften over de geschiedenis en de vereering dezer heiligen wordt verhaald van de rijke in komsten der kerk en van wonderbare genezingen. En nu komt weer zoo'n moderne criticus, aldus lezen wij in De Protestant, roet in het eten werpen en aantoonen dat het geloof aan het bestaan der drie „ongelukkige heiligen", hun vereering, de door hen bemiddelde wonderbare genezingen, dat dit alles tot eenigen grondslag beeft: den grafsteen van een romeinschen huurling, een ouden soldaat, genaamd D. Herenn(i)us Secundus die ergens nabij Enting zijn dood en zijn graf gevonden heeft. Dus een romeinsche grafsteen met opschrift, gebruikt bij het vergrooten van een oude kerk als bouwmateriaal, onjuist ver taald, was voor de roomsehe phantasie en liei- ligenzueht in den tijd der contra-reformatie de aanleiding om een heel verhaal samen te stellen van het leven, de daden, het uiteinde en de wonderen van „drie ongelukkige heiligen" ten nutte en ten bate van het volk en de kerkekas. Inderdaad beeft de hoogleeraar in de philologie F. Voluier te Miinchen in een verhandeling, op genomen in de berichten der academie van we tenschappen, duidelijk aangetoond hoe het met het fabriceeren van deze heiligen gegaan is en hoe uit den romeinschen krijgsman Herennius, door misverstand en onjuiste vertaling van zijn grafschrift, „drie ongelukkige heiligen" ontstaan zijn die voor het christendom een jammerlijken dood ondergaan hebben, al hebben zij nooit geleefd. „Bijenvriend" vertelt in De Nieuwe Courant van 23 Aug. 1.1. een en ander dat in onzen wespen- rijken tijd voor velen belangrijk is: „Nu wordt mijn aandacht het meest getrokken door de sluipwespen, waarvan vele van groot nut voor den landbouw zijn. Onlangs zag ik een dezer diertjes bezig, een zware rups naar haar verborgen nest te brengen om haar larven te voeden. Als zij haar slachtoffer hebben uitgezocht, brengen zij het een steek toe, die het niet doodt, maar alleen een tijdelijke verdooving ten ge volge heeft. Daardoor blijft het voedsel voor de larven versch. Een ander soort sluipwespen boort een gat in het lichaam eener rups, waarin zij haar eieren legt. Als dan de rups een plaats opzoekt om zich te verpoppen, loopen de eitjes uit en de larven voeden zich met het lichaam der rups. Nog een ander soort boort in de bladeren der beuk een gaatje waarin telkens een ei gelegd wordt. Waarschijnlijk komt daarbij ook een drop peltje mierenzuur in het blad, waardoor een opzwelling volgt en waardoor een knobbeltje ontstaat, hetwelk der larve tot woning en tot voeclsel strekt. Maar nu komen wij tot een soort wesp, die voor den imker een groote schadepost is. Het is de bijenwolf. Het is wel jammer, dat zulk een mooi, sierlijk diertje alleen zijn slachtoffer onder de bijen maakt. Ik heb al hun daden nagegaan. In de vlucht pakken zij de bij en brengen haar door een steek in een staat van verdooving. Dan wordt ze met groote moeite in het hol gebracht, waai de larven op voedsel wachten. De geleerden hebben uitgemaakt, dat zulke verdoofde bijen nog drie dagen later leefden, ofschoon reeds van haar lichaam gegeten was. Of de bijen er gevoel van hebben, dat zij levend verteerd worden, kan ik natuurlijk niet zeggen. In zulke warme zomers is er een overvloed dezer schadelijke insecten en nu de langdurige droogte allen nectar in de bloemen doet opdro gen, zoodat de bijen moeite hebben voldoende honing voor haar larven te halen, wordt het aantal der volken sterk gedecimeerd door deze beulen". De waardeering van den arbeid der predikanten door de gemeente Nu de kwestie van de predikantstractenientea aan de orde is, en er in de Synode der Ned Ilerv. Kerk over dit vraagstuk o.a. is gezegd dat niet deze of gene corporatie, maar de ge- meenten zelf deze zaak hebben aan te pakken worden wij, zoo schrijft de N. H. Ct., herinnen aan_ een artikel, dat wij onlangs lazen in liei duitsche maandschrift Die Dorfkirche. In dit arti kel wordt gesproken over de waardeering vai den arbeid der predikanten door de gemeenti in 't bijzonder ten plattelande. Het is een bi kend feit, dat geestelijke werkzaamheden doei den louter spierarbeid verrichtenden landma i bijzonder laag worden getaxeerd, en dit feit zi een betere salaris-regeling in vele dorpsgemeen ten in den weg blijven staan „Zooveel guide- per week, en bij doet er immers niks voor! zeggen de dorpelingen. De schrijver van het bewuste artikel is o. toevallige wijze eens tot de ontdekking gekomen dat de dorpsgeméentenaren. hem en zijn collega eigenlijk voor nietsdoeners houden. Hij wilt op een goeden dag een rotspartij aanleggen i zijn tuin, en was nu aan 't steenenkruien. II liet dit werk, en vooral het opeenstapelen ik keien liever niet aan zijn tuinman over, omd:. die er weinig voor voelen zou, en de gehee geschiedenis onzin zou vinden. Terwijl domino, dan aldus in bet zweet zijns aanschijns met d zware steenen aan 't sjouwen is, wordt bij aa: gesproken door een boer uit een naburige g. meente, die, over het tuinhek hangend, zijn vei bazing lucht in.de volgende woorden: „Ik ben een oude man, die al veel in i!, wereld rond heb gekeken, maar een domint die aan 't werk is, dat lieb ik van mijn levei nog niet gezien Ofschoon op liet oogenblilc zeer vereerd doo dezen lof, bracht de bewondering van den boe den predikant spoedig tot sombere gedachte: Totnogtoe had hij zich altijd eénigszins voor zi gemeentenaren geschaamd, als ze hem in d< tuin bezig zagen, en voelde hij zich niet prett gestemd, wanneer een voorbijganger hem to riep: „Kom. heeft dominee eenS wat tijdvei drijf gezocht Maar na de lofuiting van den boer verd onderzoekend werd het hem steeds duidelijke dat men zijn arbeid, waarvan hij geen eelt o; de handen kreeg en niet behoefde te zweete als niet veel meer dan goedbetaalde dagdievei beschouwde. Echter trachtte hij nog altijd zie: zelf te overtuigen, dat het oordeel der dorp. lingen toch wel veranderen zou, als zij hem ee wat vaker toevallig aantroffen op zijn studei kamer bij zijn bureau-arbeid. Zouden zij nie inzien, dat een predikant toch wel degelijk o. zijn dagelijkscli werk heeft wanneer ze, toevallig binnenkomend, hem aantroffen bezig met b. t stellen zijner preek of het bijschrijven der kerk boeken? Telken maal als het geluk hem diende, dat een bezoeker hem aan zijn schrijftafel tr< verheugde hij zich in stilte. Want dan zoude zij toch wel naar huis gaan met de gedacht, dominee moet toch ook al hard werken voo zijn broodje! Maar ook hier kwam de ontnuchtering, toe-, hij eens door het openstaand venster het gesprei afluisterde tusschen twee zijner brave dorpelinge Hij had bezoek gehad van iemand, die thans zijn boodschap gedaan te hebben, door den tuii weer vertrok. En daar ontmoette deze bezoek een ander gemeentelid, die op weg was naar tie pastorie. „Zou ik dominee gelegen komen.' vroeg die kwam aan die vertrok. „O ja," wa llet antwoord, „hij zit maar zoo'n beetje te schrijven!" Had hij den predikant aan de etens tafel aangetroffen, dan had hij wellicht ziin bezigheid nog als van hooger belang gewaardeerd. „En nu zat ik nog wel aan een preek", verzuchl deze predikant, „waarin ik een der moeilijk»., levensproblemen voor mijzelf en anderen trachtl op te lossen! En dan te moeten hooren, dat je eigenlijk nog minder doet dan niets!" Want ook het preeken wordt als arbeid weiniv geteld: men heeft maar een kraantje open t draaien en, één enkel uurtje in de week, zijn woordenstroom te laten gaan. Dat loopt van zelf! Hoe had anders, als daarvoor zooveel ge leerdheid noodig' was, schoenmaker's Jacob zijn handwerk kunnen opgeven, om als oefenaar er op uit te gaan. En die preekte toch nog vei langer en mooier dan de dominee. Bij deze verbalen, waaruit, de waardeering van den arbeid der predikanten door vele gemeente- naren eigenaardig wordt geïllustreerd, denk. I' wij aan een dergelijke anecdote, die wij ons een» als historisch hebben laten vertellen. Toen eens een predikant wegens geestesoverspanning verlof had moeten vragen, zeide zijn oude huishoudster verbaasd: „Hoe kan dominee zich nu overwerkt hebben; ik heb hem, zoolang ik hier ben, n -g nooit wat anders zien doen, dan op zijn stoel voor zijn 'schrijftafel zitten!" In Het Centrum critiseert een lezer de Engel bewaarder, een r.-k. blad voor kinderen, en be klaagt zich over den „eerwaarden redacteur," die den kinderen b.v. geleerd had, dat een Agnus Dei dient tot hulp bij moeilijke geboorten. Wij knippen het volgende uit die critiek „Omstreeks denzelfden tijd stond in den Engeli» waarder een lang verhaal van een bekeerd joden jongetje. die, toen hij zijn nieuwe geloof niet wilde verzaken, notabene door zijn eigen vader werd gekruisigdEn deze perverse daad we inet zulk een afgrijselijk realisme beschreven c bovendien voor wie het nog niet goed b. grijpen mocht verduidelijkt door zulk een afschuwelijk plaatje, dat inderdaad de schrijver van een cölportageroman van 3 cent per afleve ring er jaloersch op kon zijnIk sprak er over met een zuster-onderwijzeres van een onz r scholen, waar do Engelbewaarder druk wordt gi lezen door de kinderen; verzocht haar de ander- zusters er op te wijzen en de redactie er over te schrijven, onaangenaam als ik het vond zo. spoedig weer met een klacht te moeten komen en meenende, dat een opmerking van deze zijde' meer effect zou hebben. Wanneer de klaci indertijd niet overgebracht is, doe ik het alsnog bij deze." In de laatste tijden werd de verzameling metaal werken van het museum van kunstnijverheid te Haarlem aanzienlijk uitgebreid. Naast de afdeeling emailwerken vinden we tl PerSische afdeeling met. zijn prachtige incrustatie- de Britseh-Indische afdeeling met het mooie Bibri-werk, alsook werken uit vóór-ïndië. uit Madras en omgeving, die vooral uitmunten dom de wijze waarop verschillende metalen in een zelfde stuk verwerkt worden, waardoor èn klem èn levendigheid eraan wordt verleend. Bij de reorganisatie van het museum zulk u de verschillende groepen van metaalwerken n< worden uitgebreid en de meest verschillend<- technieken en vormen tot hun recht kouien.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1911 | | pagina 6