fi II ONAFHANKELIJK ORGAAN VOOR NEDERLAND. n 1 oe jeiargang. ZATERDAG, 23 SEPTEMBER'1911. No. 38 Bloemendoalsch (ifeekblad. i Prijs per halfjaar f 1.25 by vooruitbe taling. Prijs per nummer f'0.10 Mododeelingon van aller'ai aard aan de hoofdredactie schriftelijk: Vijverwog 7 to Bloemendaal Advertentiën 10 cents per regel by herhaalde plaatsing korting. Alle medodeelingen de administratie, advertentiën enz. botreff. nde Ged Oude Gracht 63, Haarlem. Telefoon 141. lei antenrsrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Jnni 1881 (Staatsblad 124) tot regeling van het auteursrecht. "*i miner bestaat uit 4 bladzijden. en uitgever J. Pekelharing te Zaltbommel n de brochure: Tl.-K. Propaganda in voordracht den 'Jden Augustus 1911 i nei-ne vergadering der „Evangelische >;>ij" te 'sGravenhage gehouden, door nnegieter,Ned.Herv. Pred.te Veendam. i n tot 1 October deze brochure als vei beschikking onzer abonne's Op toe- i onderstaanden bon zullen wij het de inzenders gratis doen toekomen. Oud i:i( l eu B 0 N. geteekende wensclit gratis van de van het Bloemendaalsch Weekblad ihgen één exemplaar: PROPAGANDA IN NEDERLAND J. P. Cannegieter. mplaats: Naam: nden aanAdministratie Bloemen- ii Weekblad, Ged. Oude Gracht 63, t: 'ti. ZE lt'. 1G. Aelbrechtsberg, Tetrode en Yogelensanck. II. Oudste toestand. Levenswijze. Kinheim. Middeleeuwen, ■i ;ken wij in oiis vorig artikel den naams- en verplaatsten wij ons daarom al ijl' li de I2e eeuw, thans dienen we terug :t tot de grijze oudheid, het tijdperk, i Ie geschiedbesclirijving slechts uit gis- conjecturen kan bestaan. oeten wij ons Kennemerland in over- en voorstellen? Zeer zeker als bedekt ie moerasbosschen. Want al mogen hier lelijke bewijzen ontbreken, toch zijn er die, even onwraakbaar als duidelijk, i i noeden bevestigen. Inuners komt dat ■x telkens van onder klei, zand en veen zware dicht aaneenliggende stammen -liijn, zelfs dikwijls uit aanmerkelijke Cn uit de ligging dier stammen in ting concludeeren deskundigen, dat 'Zenden jaren die ontzaglijke wouden ield door een ontzettenden watervloed, het telkens wegzakkend en weder terug- «ater daar langzamerhand een slikgrond Die wouden moeten zich ook ver ten lebben uitgestrekt, ter plaatse waar zich Dier duinen vormden of zelfs nog verder, "ii wil opmaken uit het aanspoelende dat blijken geeft over veenige, met plantaardige overblijfselen vermengde, i te zijn gegaan. De wouden waren in perioden nog aanwezig. Volgens Tacitus - land „akelig door de bosschen" en loeit mede dat de schaduwen der boomen i Ie in deze streken nog vermeerderden. 1 Ie bodem van Kennemerland zand, rivicrklei en veen wijst er op dat de later tijden zijn weg zocht over de ronden dezer streek naar de Noordzee, overlevering ons niet geheel verwerpelijk 'ut als zou het z.g. Meertje van Berkhout ■rblijfsel zijn van den overouden reeds izanden Rijntak, die langs de duinen 'le en ongeveer bij Hallem, het latere 'i in zee vloeide. Ja deze laatste naam zulks verklaren. Immers staat hij mis- in verband met ags, aeg zee, water aha) en kan dus wellicht beteekenen '<>nd. En ook uit den plantengroei in de en velden moeten bewijzen kunnen bijeengebracht voor dien ouden toestand, wij kunnen lezen in Van Eeden's Duinen hen ran Kennemerland. de latere uitgestrekte wouden zijn vele nde eeuwen in stand gebleven. We denken ons tot Zuid-Kennemerland te bepalen - en Haarlemmerhout, Aerdenhout, de vele van oude buitenplaatsen die daar op en aan ons Sparenwoude, (oorspronkelijk FE UILLETON. Twee vriendinnen. XII. Lieve Keetje, keizen, tooverwoord dat wondere visioenen uit! t gaat mij daarmee als in mijn kinderjaren, i 'ieer ik het woord „trein" zag staan, dan ik dezelfde gewaarwording, die ik nu nog v 'iet woord „reizen" ondervind. 11 trein was voor mij een verbinding met sprookjesland, waarvan de kinderlijke ver- ling droomt en al verloren mijn eerste reisjes 1 1 Haarlem, naar grootmama, al spoedig de onzinnige bekoring, toch was ik er vaag van tlllgd, dat, wanneer men slechts ver ge- niet den trein doorreisde, men al die Spirnerwald) Houtrijk, Schoterbosch enz. Hoe de oude volkeren hier hebben geleefd blijft wederom eene gissing. Zeker zal de be volking in deze woeste wouden zeer dun zijn geweest, evenals later nog in de duinstreek alhier, die vóór de talrijke afgravingen veel breeder was. Uit den aard der zaak stonden die oudste menschen op den laagsten trap der be schaving, natuurmenschen waren het, half wilde jagers en visschers. Oorlog voeren tegen hun natuurgenooten en tegen het gedierte des velds zal wel hun hoofdbedrijf zijn geweest. De jacht was noodzakelijk voor hen, daar ze kleeding en voedsel verschafte eu tevens bijdroeg tol ver drijving van <le schade aanbrengende dieren voor hun landbouw. Hoe de jacht werd gevoerd weten we niet, eerst onder de Frankische koningen zien we bepalingen in het leven roepen, in hoofdzaak echter om het jachtgenot te beteugelen. Zoo wordt dan het jagen op den „dag des Heeren" verboden en dit vermaak aan de geestelijken ontzegd, aan de graven wordt door ICarel de Groote (768814), zelf een hartstochtelijk liefhebber, gelast de volksvergaderingen niet te verzuimen ter wille van het jachtvermaak, om van verdere verordeningen niet te spreken. Wij lezen dat jacht gemaakt wordt op stieren, herten, zwijnen, vossen en ander nog in onzen tijd voor komend wild. Welke hulpmiddelen aanvankelijk werden gebruikt is ons evenmin met zekerheid bekend. Vermoedelijk zal dit wel de stok, als eenvoudig verweermiddel, zijn geweest. Later vinden we melding gemaakt van de piek of lans en de werpspiets. En langzamerhand zien wij de jagersgereedschappen steeds meer beantwoorden aan moderne eischen en vinden we genoemd de pijl en boog, vallen, klemmen, kuilen, voetangels, strikken, jachtnetten en kluit- of klootbogen. Deze laatsten dreven looden of uit aarde gebakken kogels voort, die tusschen een dubbele pees gekneld waren. En ook lezen we dat honden, paarden, Valken, sperwers enz. werden gebezigd om het wild te bemachtigen. We willen thans met een tijdperk beginnen, waarin we eenige bewijzen beginnen te krijgen voor onze medededeelingen. Allereerst de naam. Wanneer komt de naam Kinheim het eerst voor? Met historische zekerheid in een oorkonde van 855, hoewel we reeds in een dergelijk stuk van Kinnehem en Kinhein lezen tusschen 715 en 739. Doch deze Echternachtsehe oorkonde, staande op naam van Karei Martel, is niet boven alle bedenking, zoodat wij ze niet als historisch bewijs kunnen aanvaarden. Den naam te verklaren is wederom niet van bezwaren ontbloot. Wel is heim bier blijkbaar op te vatten in de beteekenis van een afgeperkt stuk grond, een begrensd terrein of district, doch de beteekenis van de eerste lettergreep Kin is niet duidelijk. Waaruit de bevolking bestond weten wij eigenlijk ook niet. Niet onwaarschijnlijk echter is het dat in oude tijden de Caninefaten zich in deze streken met de aloude Friezen, en wat er nog over was van den Keltischen onderstroom der bevolking, hebben vermengd. Evenzoo is het vermoeden niet ongewettigd dat omstreeks 400 en later de Friésche stam zich over geheel Kennemerland en over het geheele kustgebied tot aan de Schelde heeft uitgebreid. Met de 8ste eeuw zien we hier het christendom verkondigen eu het is Bonifacius, die zich on geveer een drietal jaren ophoudt in het aloude Felisa, het latere Velsen. We lezen dan Ook in deze en in de volgende eeuw van verschillende kerken en kapellen in een aantal dorpen in dezen omtrek ten noorden van het latere Haarlem Ook weten we nu dat er boerenhutten bestaan, met zoden en met riet bedekt en dat de bewoners zich onledig houden met landbouw. Tevens kunnen we constateeren dat er menschen bestaan die vrije beschikking hebben over hunne goederen, of althans een gedeelte daarvan, doch daarnaast staan nog hoorigen. (Prof. Blok). De 9e eeuw biedt ons het ontstaan der grafelijk heid en vermoedelijk de woeste tooneelen der ruwe Noormannen. Wel is ons van deze invallen in dit gedeelte zoo goed als niets bekend en moeten wij ons alleen vergenoegen met de legenden, maar zeker weten we b.v. dat in 882 Chinheim wordt genoemd onder die graafschappen, die in het midden der eeuw aan den Noorman Rorik en in genoemd jaar aan Godfried worden afgestaan. Deze aanwijzing is voor dien verwarden Norentijd zeker niet onbelangrijk, althans uit een geschied kundig oogpunt. Men kan' begrijpen" dat de betrekkingen tusschen de Noren en deze bevolking niet zonder invloed zijn geweest op het volks karakter en de zeden en gewoonten. Verschil lende schrijvers hebben dan ook geen woorden kunnen vinden om hun bloedgierigheid, ruwheid en wraakzucht naar waarde te omschrijven. En ook is het duidelijk dat hunne aanwezigheid een nadeeligen invloed heeft uitgeoefend op de vrijheid der boeren, een vrijheid die in de 10e en 11e eeuw nog onderdrukt werd door het leen stelsel en het ridderwezen. Overblijfselen uit den tijd der Noorsche benden in deze streek, die ons eenig nader licht zouden kunnen verschaffen, bezitten wij niet en de naamsverklaringen aan de hand der Noorsche mythologie, zijn dan ook gewoonlijk de resultaten van een zeer sterk ontwikkeld fantasievermogen. Niettegenstaande den gedrukten en bijzonderen toestand schijnt de economische ontwikkeling in de 10e eeuw reeds vrij ver gevorderd te zijn, daal de Kennemers hunne dienstverplichtingen, althans voor een groot gedeelte, nakwamen in geld en niet meer in naturalia. Nog eischt één punt onze aandacht, alvorens wij meer in het bijzonder de dorpsgeschiedenis gaan behandelen, n.l. het nabijliggend Haarlem. Hoe ontstond deze plaats Prof. dr. J. Huizinga heeft vóór eenige jaren dit vraagstuk behandeld. Deze historicus begon met er op te wijzen dat he Sparen de natuurlijke verkeersweg was, die K i nnemerland met Rijnland verbond. Naar geheel K< memerland, West-Friesland en Waterland sti ud door deze rivier de toegang open. Evenzoo na ir het zuiden tot Rijnland. De landweg over de geestgrond langs de duinen van noord naar zu- ging dicht aan het Sparen voorbij; landen w: Tweg naderden elkaar waar nu Haarlem ligt. N: r dat punt convergeerden al de verkeerswegen. Di gunstige ligging had, lang vóór zij Haarlem tot ee: markt- en handelsplaats bestemde, de plek re !s bij uitstek geschikt gemaakt voor een cen- tr i van zuiver agrarischen aard, een hoofdoord vo r de landelijke huishouding van het grafelijk groot bezit. Dat het ontstaan en het zich ontwikkelen van Haarlem voor het latere Bloemendaal van het hoogste gewicht is geweest, hopen we nog nader aan te toonen. Wij wezen er reeds op dat van de 11e en 12e eeuw de opkomst der adellijke familiën dateert. Verschillende namen van bekende geslachten treffen we dan ook al aan, alsmede die hunner kasteelen en burchten. De oudste adellijke huizinge was wellicht die te Velsen en bekend onder den naam Velserebrug". Althans we lezen dezen naam reeds in een latijnsche oorkonde van 28 December 1063, waarbij bisschop Willem van Utrecht aan den abt van Echternach verschillende kerken in Holland afstaat. En ook denken we aan het reeds besproken huis Aelbrechtsberg in het begin der 12e eeuw en aan het kasteel te Brederode ongeveer een eeuw later. Mogen we de legende gelooven dan zou er ook vroeger een kasteel te Tetrode hebben gestaan aan de zijde van den lateren Bloemen- daalschen straatweg/Ons komt zulks zeer apocrief voor, niet alleen omdat elk bewijs ontbreekt, maar ook omdat volgens dit verhaal het huis „Tetrode" werd genoemd tegenover de Brederode, iets wat met den tijd ten eenenmale niet in overeenstemming is te brengen. Mogelijk dateert deze overlevering wel uit den tijd van den genealogischen goochelaar Johannes van Leyden, Karmelieter monnik te Haarlem, die o.m. de heeren van Brederode liet afstammen uit de graven van het Ilollandsche Huis! W. P. J. Overmeek. i) Het ligt in ons voornemen in eenige vervolgartikelen in dit blad de geschiedenis van Bloemendaal, Overveen en Vogelenzang in vluchtige trekken te behandelen. Zooveel mogelijk zullen wij ons aan de chronologische volgorde houden, hoewel dit niet altijd mogelijk is. Neerlands Indie (Elsevier) afl. VAN BOEK EN 12 is de laatste aflevering van TIJDSCHRIFT, het eerste deel, waarvoor losse linnen stempelbandeu verkrijg baar zijn, ontworpen door Chr. Lebeau a 95 cent per deel. Het nummer bevat het vervolg van De Oost-Indische Compagnie, Daendels, Raffles met talrijke afbeeldingen. Morks' Magazijn van September opent met een drietal verzen van een „verlorene" door Anton van Ileum, waarvan vooral het laatste heel moo aandoet De avond legt met stille zachte handen Puur gouden kransen in mijn kamerkijn Op verre kim versterft het zonnebranden, Verwelkend tot een moede glorieschijn. Nu komt uw teeder beeld mij weer gerezen, Zacht hoor ik 't preev'len van uw fijnen mond, Gij wilt in droomen weder bij mij wezen, In dezen heil'gen, gouden avondstond. Voorts een schetsje van Piet Verdoes, Afscheid getiteld, Stoer Holland (gedichtje) door Heinrich Patermeyer, Het Nederlandsch sanatorium te Davos, met afbeeldingen door X, het vervolg van de grappige, huiselijke vertelsels over het buitenleven door F. de Sinclair, Finale, naar 't Hoogduitsch, etc., etc. Norman Angell, De groote illusie Geautoriseerde uitgaaf yertaald onder toezicht van dr. L. A. J. Burgersdijk. Uitgave A. W. Sijthoff, Leiden. Dit boek draagt het volgende motto op het titelblad „De groote dwaling der volkeren is het geloot „dat alleen het zwaard en het vuur hen „kan beschermen, terwijl de macht van het „wereldkrediet alleen de monden der kanonnen „sluit". Het heeft de aandacht getrokken van staatshoofden en politici van beteekenis, en nu de vraag, hoe het duisch-engelsch conflict, bij de dreigende onlusten tusschen Duitschland en Frankrijk, onophoudelijk aller hoofden bezig houdt, is dit boek vooral zeer actueel, en dient een ieder er kennis mede te maken. Een werkelijk zwak punt aan te toonen in dit werk, dat van diep inzicbt in politieke en economische toestanden blijk geeft, daarin is de critiek niet geslaagd. De schrijver geeft zijn denkbeelden in afdeelingen: de economische en de psychologische zijde van het vraagstuk. Vol komen juist is de analyse in het eerste boek, waar geheel in strijd met de heerschende axioma's op politiek gebied, aangetoond wordt dat liet bouwen van Dreadnoughts politieke macht, uit breiding van gebied, geen factoren zijn van wezenlijken invloed op de economische welvaart van een staat, de financiëele afhankelijkheid der staten onderling, waar een oorlog een algeheele ommekeer zou teweegbrengen, waarvan de ge volgen, de nadeelen vóór handel en welvaren (niet het minst voor de overwinnende mogend heid) diep noodlottig zouden zijn. Ook het vraagstuk over het in bezit nemen der engelsehe koloniën door Duitschland wordt breed voerig behandeld. Men maakt in dit boek kennis met iemand, wiens helder doorzicht en meesterlijke verdediging zijner grondbeginselen tot nadenken stemmen, en al geeft hij niet. de oplossing van het vraag stuk, zoo voert hij toch een frisschen stroom van nieuwe denkbeelden tot den lezer, hem openende geheel nieuwe gezichtspunten. A. van dek MeerBrondgeest Inlioud van Den GuldenWinclcel van 15 September 1.1.Zuid- Afrikaansehe Geschriften, door D. Fuldauer (met por tretten); Kantteekeningen bij de Litteratuur van den Dag, door Gerard van Eckeren: Boekenschouw, door André de Ridder, Johan Koningen II. van Loon (met'2 illustraties) Lexicographische Mededeelingen, door J. D. C. van Dokkum (met 2 medaillon-portretten): Wat komen zal (met facsi mile): Letterkundig leven uit de Tijdschriften. Inhoud van aflevering 9 van het Tijdschrift voor Econo mische GeographicEconomische geographic van Zuid-Su- matra, naar J. 1'. F. Richter, I. 'Met kaartje); F. M. K. Langs Afrika's Oostkust (met afbeeldingeni Slot; Dr. H. Blink, Ontwikkeling en uitbreiding van de leerindustrie en van den huidenhandel in't algemeen en in het bijzonder in Nederland (met afbeelding)Uit de geschiedenis der. papierindustrie; W. C. Muller, Uit de koloniale litteratuur Inhoud van No. 6 (Septemberaflevering) van het orgaan van de Vereeniging tot bestrijding der tuberculose te HaarlemVaders en MoedersOude opvattingen over de tuberculose, (Nieuwe opvattingen) VI; I)e hygiënische op voeding de voedingWat iedereen moet weten en inacht- nemenOnze gezondheid Kindei'hospitum te Katwijk aan Zee; Tuberculosebestrijding Haarlem en Omstreken Varia: Recepten; Feuilleton; Advertentiën. Inhoud van Holland Express van lö September, No. 15: Drie weken op 'n Tjotter; Van Nummer tot Nummer; De internationale tentoonstelling te Turijn; Ilc Padangsche Bovenlanden; PartenkirehenHet Vreemdelingenverkeer- kongres te Breda Na den dood van Jozef IsraelsCarnet Mondain; De Liefde van Rooliene Borgh; Mededeelingen. Inhoud van De Auto van 21 September,No.38:Offleiëele mededeelingen van de Ned. Automobiel-club; Het me chanisch rendement bij viertaktmotorenTweede-hands wagens; De nieuwe garage van de Haagsehe Automobiel landen zou bereiken, waarvan ik verwarde, fan tastische voorstellingen had. Voorstellingen, die door vertellingen en gelezen sprookjes ontstaan waren, en waarvan brokstukken nog altijd zijn blijven hangenWant, weet je Keetje-lief, boeken waren al iets heerlijks voor mij, toen ik nog een heel klein kind was en pas lezen geleerd had. Later toen ik wat grooter was en zelfstandig kon lezen, verslond ik alle soort van lectuur en zoo kwam het, dat al heel vroeg mijn hoofd vol gepropt was niet voorstellingen van wondere, vreemde landen van menschen, die geheel anders waren en deden dan wij. Over Engeland, het land dat midden in het water lag, was ik al spoedig ingelicht door mama, die beloofde mij mee te nemen, als ik wat ouder zou zijn. Zij verhaalde dan van neefjes en nichtjes, met wie ik kennis zou maken, kinderen, die op groote grasvelden speelden, op ponies reden, altijd een paar groote honden hadden en niet naar school gingen, maar een gouvernante hadden, van wie zij alles leerdenDe eerste sprookjes, die ik zelf las, waren die van Andersen. Ik had ze op school te leen gekregen, van een meisje dat naast mij zat. En nog kan ik mij terugdenken in liet heerlijk, rijk gevoel, dat ik had, toen ik thuisgekomen, 't was een donkere winternamiddag, in den grooten armstoel bij het raam in de eetkamer kroop en begon te lezen, te lezen tot ik niets meer zien kou. 't Was het verhaal van de kleine zeemeermin, ik kan je zeggen, het was mij als een openbaring: de beschrijving van het paleis daar onder in zee, het verlangen van de kleine zeemeermin naai den schoonen prinsen toen zij later haar stem verliezen moest, toen had ik zoo'n onbe schrijfelijk medelijden, dat ik er dag en nacht van droomde. En altijd hoopte ik maar het land te zien, waar dat alles gebeurd was Ik kom op een geheel ander terrein, op het terrein der jeugdherinneringen en dat lag toch niet in mijn bedoeling. In je laatsten brief spreek je zoo gezellig-neder- landsch, zoo degelijk over „reizen", "ik heb er van genoten! Je blijft zoo precies Keetje, die geen streepje afwijkt van wat zij nu eenmaal voor goed houdt, die onveranderlijk „Keetje" zal zijn. Maar je weet, jouw manier van reizen is de mijne niet, jij schuwt een table d'hóte met dames in avondtoilet (en misschien rookend!) je zult niet lichtvaardig kennismakingen aanknoopen met een russischen prins, een amerikaansehen dollar- koning, een interessante gravin. Nu eigenlijk is dat wijs, want de zoogenaamde prins kan een valsche speler, de dollarkoning' en de gravin eveneens avonturiers zijn, maar toch je leert op die manier geen menschen kennen en vooral buitenlanders zijn zoo'n heerlijk veld voor psy chologische studiën. En nu komen ze mij in de gedachte, de menschen met .wie ik op mijn reizen alzoo kennis maakte, sommigen slechts vluchtig, anderen ook met wie ik nog wel correspondeer-banden aan knoopte, die gebleven zijn. Ik ben zoo bevoor recht geweest veel menschen te leeren kennen, van verschillenden landaard en misschien interes seert het je, als ik je zoo eens een overzicht geef, als ik een vergelijking opstel tusschen de verschillende typen. Van systeem is echter in deze korte bespreking geen sprake, ik doe maar zoo hier en daar een greep en schrijf de indrukken op, zooals ze mij in de gedachte komen. Vergelijk eerst eens de noordelijke en zuidelijke volken, dan treft ons bij de eersten het kalme, koele, beredeneerde, bij (le laatsten het levendige,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1911 | | pagina 1