ONAFHANKELIJK ORGAAN
VOOR NEDERLAND
Bureau van Redactie en Administratie
D><
Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal.
Twee vriendinnen.
5e jaargang. ZATERDAG, 9 DECEMBER 1911. No 49.
Het Bloetnendaalsch (MM
Prijs per
halfjaar fl.25
bij vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer fO.10
Advertentiën
10 cents per
regel
bjj herhaalde
plaatsing
korting.
Het autenrsrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) tot regeling van het auteursrecht.
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
De Zandvoortsche strafvervolging.
Het is niet onze gewoonte verslagen te maken
van zittingen of vergaderingen om daarin met
.1. dagbladen te wedijveren; voor een weekblad -
deze wedijver gemakkelijk te winnen zijn;
de weekbladschrijver heeft allen tijd tot stellen,
di- verslagen in de dagbladen worden gezet nog
«urm van de potloodpuntmen staat even vaak
versteld van de snelheid waarmede sommige
ju >e gedeelten van zulk een verslag in de
wereld komen als verlegen over de vele fouten,
weike het noodzakelijk bevat. Voor den dag
verslaggever is snel opschrijven van wat hij
ut te houren nummer één, voor ieder ander
i.- voed hooren nummer één, en hij kan alle
Ion-te aanteekeningen op zijn gemak uitwerken,
liet door ons te geven verslag van deze belang-
zaak streeft naar juiste weergave van bet
'1 gehoorde; dat leemten voorkomen blijft
in zelf spreken, doch wat er staat is nanauw-
■t luisteren nauwkeurig weergegeven. YVrie
n' geduld heeft dit verslag te leggen naast een
•ladverslag, onverschillig welk, zal beseffen
de zin van menige uitlating van getuige of
openbaar ministerie voor de gewone pers ver-
li ii is gegaan, ook doordat baar geene ge
it nlieid wordt gegeven vooraf een rechts
zaak in of buiten de stukken te bestudeeren.
Up den wensch, dat dit verslag zijn nut stichte
ii evenwel geen instemming volgen met de
Auditing in eèn der dagbladen beschreven,
li-u de zaak, althans indien daarmede bedoeld
die van het al of niet verheimelijken van
a plitherie-gevallen in Zandvoort, door de be
rechting van deze gevallen voor goed zal zijn uit
maakt in dien zin dat de rechter, in deze ge-
tuilen vonnis strijkende, hiermede het geheele
c i-rein in quaestie bestrijken zou, vrijsprekende
Zandvoortsche geneesheeren van eiken blaam
ii zuiveren, verooi detlende hen al den last.
i n alle hun toegeworpen betichtingen zou doen
iragen; noch het een noch liet ander is het ge
val. De reeliter berecht slechts bepaalde aan
ui- beoordeeling onderworpen gevallen, en hij
I aan liet publiek over uit liet oordeel dat
uitspreekt algemeene gevolgtrekkingen te
aken of gevolgtrekkingen omtrent, andere ge
vallen.
Po ambtenaar van het Openbaar Ministerie, de
nklagtr, heeft bij de verdediging van zijn
nulpunt twee malen uiteengezet op welke gron-
n liet staatstoezicht op de volksgezondheid
a vertrouwen in de beide Zandvoortsche ge
neesheeren had verloren en waarom hij in het
zelfde geval verkeerde; door een ontslag van
rechtsvervolging kan de kantonrechter duidelijk
maken, clat zijns inziens dat wantrouwen, wanneer
i t alleen op <li ze gevallen gegrond was, mis
plaatst ware; immers door van rechtsvervolging
ie ontslaan geeft de rechter te kennen, dat de
overtuigend ook bewezen feiten niet strafbaar
a. Maar ieder gevoelt wel dat het wantrouwen
ui liet staatstoezicht en het wantrouwen van
openbaar ministerie niet zijn gegrond op deze
nu te berechten feiten alleen'; deze feiten zijn,
ik vanzelf spreekt, gekozen uit een reeks,
waarvan men de overige minder bewijsbaar achtte,
maar welke overige feiten tot het schokken van
bet vertrouwen even krachtig, misschien nog
i mchtiger hebben medegewerkt. Of is liet niet
waar dat een inwoner van Doorn zijn driejarig
kind beeft verloren, in verband met het talmen
met onomwonden uitspreken der gevreesde
diagnose? Is het niet waar dat het geldelijk
belang der zandvoortsche ingezetenen (benepen
begrepen) voor de beide doktoren, daarin gesteund
door het gemeentebestuur, een tijdlang, immers
tot diep in 1011 van overgrooten invloedis geweest
op hun wijze van strijden tegen de ziekte en
onhygiënische toestanden? Is het niet waar dat
zij daarbij invloed up zich toelieten van de zijde
tan ingezetenen? Is het niet waar, dat het dooi
de I! zandvoortsche geneesheeren ingezonden
stuk in De Telegraaf, waarop de ambtenaar
van liet O. M. doelde, en waarin op 19 Juli '11
werd gesteld dat in de laatste weken geen ge
vallen meer voorkwamen, veel minder sterk luidde
toen dr. Bastiaans liet teekende en dat het buiten
zijn voorkennis gewijzigd is? Is het niet waar,
■dat de geneesheer G. pressie heeft uitgeoefend
op den geneesheer V., gelijk deze volhoudt, om
dat stuk aldus te wijzigen? Is het niet waar,
dat dit stuk een bepaalde onwaarheid bevat,
daar immers de geneesheer G. zelf nog op O
Juli een geval van diphtherie had aangegeven?
Is het ook niet waar, dat van een krachtig be
strijden eerst is sprake geweest hij liet door den
geneesheer Varekamp uitgelokte optreden van
professor Van Calcar, en dat de ten deze, dooi
de wet voor liet geven van advies ingestelde
rijkscommissie, stelselmatig is gehouden buiten
het overleg van gemeentebestuur, geneesheeren
en den heer Havelaar, hoewel, gelijk deze ver
klaard heeft, geheimhouding van een en- ander
niet was opgelegd? Is voor dat laatste één andere
reden te bedenken, dan de zucht tot het werken
in stilte? En is het niet waar, dat een dergelijk
belang, waarbij iedereen rechtstreeks betrokken
is, slechts door eene eerlijke en openlijke be
hartiging te behartigen is? En is niet dit laatste
standpunt slechts door sterken aandrang van
buitenaf, dagteekenend van nu kort geleden, het
standpunt van Zandvoort geworden? Neen, door
eene berechting in welke richting ook is deze
zaak niet uit, tenzij.... de kantonrechter zich
plaatst op het standpunt, dat van liet waarnemen
van diphtherie alleen sprake kan zijn bij dien
medicus, die naast zekere klinische verschijnselen
voor zich ziet de wetenschappelijk zoo zeker
mogelijke diagnose van een betrouwbaar bacte
rioloog. Dan moet de wet gewijzigd worden, wil
niet alle kracht uit haar gevloden zijn, alvorens
iets met haar is uit te werken, maar ook dan
nog blijft liet heimelijk gedoe te Zandvoort,
iioewel in een ander licht verschijnend,
schokkend voor het vertrouwen, omdat,
ware zulk een standpunt van den aanvang af
•ruiterlijk ingenomen, geen dier weifelende onvaste
handelingen of nalatigheden waren voorgekomen.
Slechts in dezen zin zal de rechterlijke behande
ling der zaak, hoe liet vonnis ook luide, iets
uitmakenze zal van blijvende nawerking zijn
op liet optreden der zandvoortsche geneesheeren,
die zich niet ten tweeden male zullen blootstellen
aan zulk eene vervolging, en voor geneesheeren
in andere hadplaatsen een spiegel stellen, waarin
dezen zich zacht kunnen spiegelen.
De arts IJ. V. is gedagvaard ter zake dat liij
1". in de gemeente Zandvoort als geneeskundige
niet uiterlijk binnen 3 dagen na 13 Augustus
1911 aan den hoofdinspecteur der volksgezond
heid in de provinciën Noord-Holland en Utrecht
en aan burgemeester en wethouders van Zand
voort heeft kennis gegeven, dat door hem te Zand
voort op 13 Augustus 1911 bij zijne patiënte E. P.,
wonende ten huize van haar ouders te Amsterdam,
Boerhavestraat 9, een ziekte was waargenomen,
waardoor de volksgezondheid werd bedreigd,
zijnde nl. door hein beklaagde hij die patiente
waargenomen, dat deze lijdende was aan de keel
eu daar witte vlekken (membranen) vertoonde,
welke verschijnselen bij de wetenschap van be
klaagde dat er in Zandvoort reeds geruitnen tijd
gevallen van diphtheritis waren voorgekomen,
hij klinische waarneming, er op wezen, dat die
patiente lijdende was aan diphtheritis;
dat hij -J". in gemelde gemeente op 13 Augus
tus 1911, door A. D. als geneeskundige onvoor
zichtig en achteloos te adviseeren, de hij dezen
tijdelijk verblijvende patiente E. P. van wie hij
beklaagde kon vermoeden, dat zij lijdende was
aan de besmettelijke ziekte diphtheritis, van
Zandvoort naar haar ouders te Amsterdam per
trein te vervoeren (welk vervoer daarop heeft
plaats gehad), gevaar van besmetting, dat door
hem beklaagde voorzien kon worden, voor an
deren, die met patiente in aanraking of in hare
nabijheid kwamen, heeft doen ontstaan, zijnde
hem als geneeskundige de besmettelijke aard
van die ziekte bekend
dat hij 3". in gemelde gemeente op, althans
omstreeks 13 Augustus 1911, door aan A. D. als
geneeskundige onvoorzichtig en achteloos te ad
viseeren de goederen, waarmee de bij gemelden
A. I). te Zandvoort tijdelijk verblijvende E. P.,
van wie hij, beklaagde, kon vermoeden, dat zij
lijdende was aan de besmettelijke ziekte diph
theritis, in aanraking was geweest, in linnen
zakken te pakken en van Zandvoort naar Am
sterdam te verzenden, om die te Amsterdam te
laten ontsmetten (welke verzending daarop heeft
plaats gehad), gevaar voor besmetting, dat door
hem als geneeskundige voorzien kon worden,
voor anderen, die met die besmette goederen
(kleeren en beddegoed) in aanraking zouden
komen, heeft doen ontstaan, zijnde beklaagde
als geneeskundige met den besmettelijken aard
van die ziekte bekend.
Een dagvaarding is geen roman, en allerminst
vermakelijke lectuur, voor niemand toch namen
wij haar van een welwillend dagbladschrijver
over, omdat slechts hij de getuigenverklaringen
begrijpt, die ieder oogenblik kan nagaan, waar
over liet gaateerst zoo leert men langzamerhand
do beteekenis van de rechtspraak begrijpen,
de beteekenis... en de zwakheden. Bij de ver-
liooren kwam eenige malen aan het licht, dat
onze rechtsgeleerdheid noode eenige onderlegd
heid in de ervaringswetenschappen mist, en ook
dat het dikwerf gemakzucht is (wij hadden bijna
geschreven affectatie) wanneer de geneeskun
digen de dingen aanduiden met vreemde woor
den. Als kantonrechter zat mr. A. A. van
der Merscli zelf, in de zitting, die, met 1/.i
uur tusBchenpoos, duurde van 10 tot (i uur,
heeft 2.E.A. daarbij gesteund door zijne gemakke
lijke wijze van spreken, de door hem blijkbaar
te voren overdachte vragen even onbevangen
als duidelijk gesteld, hetgeen zoowel aan de ge
tuigen als aan de beklaagden zeer veel vrijmoe
digheid gaf. De ambtenaar van liet openbaar
ministerie scheen ons in de zaak zoo goed inge
werkt als men van een jurist, die de voorlichting
van de ambtenaren van het staatstoezicht op de
valksgezondheid te zijner beschikking had, mag
verwachten. De verdediging ging op de tech
nische vraagpunten niet in, zij was hoffelijk en
dikwijls guitig zooais wij dat wel, vaak zeer
hartstochtelijk, zooals wij dat niet van jhr. mr. Van
Styrum gewend zijn. De verdediger mocht den
ambtenaar niet overtuigen toen hij hem liet
recht ontzegde, de goede trouw van deze genees
heeren blijvend in twijfel te trekken. Bij het
volgend verslag zullen wij niet geregeld ook de ge
stelde vragen weergeven, daar wij deze zooveel
mogelijk in de gegeven antwoorden doen uit
komen. Wanneer wij hebben geboekstaafd, dat
wij verslaggevers toen het donker werd door de
goede zorg van den lieer griffier in beter licht
werden gezet en dat een aantal belangstellenden
uit Zandvoort waren medegekomen om de door
hen beminde geneesheeren door lumue aanwezig
heid en applaus nu en dan in de onaangename
uren te steunen, hebben wij genoeg gezegd om
met onze eigenlijke taak te beginnen.
In heide zaken werd voorlezing gedaan van
verschillende ambtelijke verklaringen die op de
feiten betrekking hadden. Wij geven de geachte
ambtenaren van het O. M. in overweging om
wanneer zij wenschen dat dergelijke stukken ook
voor de pers, en door de pers voor het publiek
hunne beteekenis krijgen, aan de voorlezing daar
van eene korte formuleering van de, darmede
beoogde strekking te doen voorafgaan.
Beklaagde V. het eerst gehoord ver. .arde:
dat zijne patiënte E. P. tijdelijk vertoevende ten
huize van A. D. te Zandvoort 's morgens bij hem
kwam, niet ziek was, hij onderzoek een wit
vlekje bleek te hebben op den rechter amandel,
een membraan was niet te bespeuren, een mem
braan kan niet zonder bloeding worden ver
wijderd, hij had niet beproefd het te ideren,
lymphklierzwelling was er niet, >soluut
vaste diagnose had hij gesteld at'sche
angina," in Zandvoort had hij herhai nciykdiph-
therie-patiënten gezien en een membraan is z. i.
iets heel anders dan een witte vlek, die bij alle
soorten keelinfectie-ziekten voorkomt, hij had
geadviseerd liet, kind te vervoeren, waarin hij
geen gevaar voor besmetting zag, hij neemt de
mogelijkheid aan dat iemand die baccillen draagt
van diphtherie vincent'sche angina heeft, dit is
alleen bacteriologisch uit te maken; dit geval
had hij niet bacteriologisch onderzocht, zijne ge
woonte was wel in ieder geval van angina de keel uit
te strijken (ten behoeve van het bacteriologisch
onderzoek), maar hier had liij dit niet gedaan,
want het laboratorium in Haarlem was gesloten.
Hij liad geraden liet. goed te Amsterdam te doen
ontsmetten, ware het diphtherie geweest, hij zou
geraden hebben zulks te Zandvoort te doen ge
schieden, alwaar daartoe gelegenheid is.
Op een vraag van den verdediger ontkent
bekl. de goederen Ier ontsmetting naar Amster
dam te hebben doen gaan.
Als le getuige tevens deskundige wordt ge
hoord Jhr. de Ranitz, arts, directeur van het kin
derziekenhuis te Amsterdam; als zoodanig heeft
hij op Maandag 14 Augustus bij het patiëntje
klinisch (d.w.z. mikroskopisch, zintuigelijk waar
nemend) diphtherie geconstateerdook liet bac
teriologisch onderzoek was bevestigendhij vond
op een der amandelen een vlek die op diph
therie wees, die amandel was grootendeels be
dekt; het kind is 's Zondags opgenomen; hij
heeft liet Maandagmorgen te ongeveer 11 uur
onderzocht; onder membraan verstaat hij een
uitgebreide afsterving van weefsel dat nog in
elkaar gehecht is, zulke weefsels kunnen zicli
snel sterk uitbreiden, ware het vlekje klein
geweest, ik had het een gewone angina genoemd;
of zoo iets vincent'sche angina is, is slechts
bacteriologisch uit te maken; ware ik in Zand
voort geweest, ik zou gedacht hebben aan een
verdacht gevalde vermoedelijke diagnose diph
therie kan desnoods hij aanwezigheid van een
klein vlekje gemaakt worden, koorts komt daar
bij niet altijd voor, lclierzwelling kan voorkomen;
hij herinnert zich niet of hier klierzwelling was,
kwam hem zulk een geval in de particuliere prak
tijk voor hij zon de omgeving wel waarschuwen.
Bekl. zegt, gevraagd of hij afzondering heeft
gelast, dat weet ik niet meer, wel heb ik gezegd
in 3 dagen kan het te Haarlem niet onderzocht
worden, laat het kind dus voor bacteriologisch
onderzoek naar Amsterdam gaan.
De Ranitz zegt desgevraagd: 't zou mij voor eene
diagnose wel van belang zijn te weten, dat het
kind uil Zandvoort kwam, vroeger heb ik meer
gevallen van diphtherie-lijders uit Zandvoort
gehad; men kan klinisch zeker zijn van diph
therie dr. Cornelia de Lange, die het kind
's Zondags heeft opgenomen, heeft dadelijk ge
zegd: vermoedelijk diphtherie, wanneer een me
dicus 'n beetje diphtherie gezien heeft, kan hij
het spoedig eonstateeren.
Op een vraag van den verdediger zegt hij
ik heb niet vermoedelijk, maar dadelijk diph
therie geconstateerd, ik kan niet zeggen of
de huisarts dadelijk diphtherie had kunnen
eonstateeren.
Dr. B. W. Stephan, directeur van het Burger
ziekenhuis te Amsterdam, wordt als tweede ge-
tuige-deskundige gehoord. Vincent'sche angina
kent hij alleen van naammen zegt wel dat
tusselien deze angina en diphtherie verschil is
in de kleur van het beslag als tusschen wit en
grijs; hij vermoedt dat vincent'sche angina niet
wordt aangegeven of niet als diphtherie wordt
beschouwd. Hij zou bij aanwezigheid van een
klein wit vlekje alleen geen diagnose kunnen
maken zulk een vlekje kan zijn een ontstekings-
produet (etter) op het weefselof iets een mem
braan is kan men niet zoo zien, men bemerkt,
het eerst bij het afhalen, dit geschiedt met een
watje, llij zou te Zandvoort alleen op grond
van het witte vlekje niet tot diphtherie be
sluiten; ik acht het niet noodig alleen op het
bacteriologisch onderzoek af te gaanwel zou
ik nog meer eisclien dan in dit geval te Zand
voort bleek, zekerkoorts, daarbij zouden moeten
komen grijze membranen achter op keelwand
en huid, klierzwelling en een meer of minder
algemeene ziektetoestand.
Op een vraag van het O.M. zegt hiji k zou
niet bij het voorkomen van weinig membraan
diphtherie uitsluiten, ik zou dan mijn besluit
opschorten, misschien zou ik mijn patient als
een diphtherie-patient behandelenik zou zeker
in dit geval niet tot vincent'sche angina hebben
beslotenhet is mogelijk dat wat er als een
vincent'sche angina uitziet, zich later als een
diphtherie ontpopt. Niet elke angina maakt ziek,
vele menselien althans loopen met 'n membraan
of witte plek rustig rond.
Op een vraag van den rechter, zegt hijde
mogelijkheid van vincent'sche angina bestond
met de mogelijkheid van een latere diphtherie,
ik zou liet vervoeren van het kind minder
voorzichtig vinden, het vervoeren van het goed
vind ik minder erg.
Bekl. op een vraag van den rechterik heb
niet waargenomen dat liet kind hoestte.
De Ranitz op vraag O.M.Vincent'sche angina
komt bij uitzondering voor, niet dikwijls. Z
FEUILLETON.
XXIII.
Lieve Mary,
Dacht ik het niet! Daar wordt mijn arme
brief, mijn zoo goed bedoelde pennevrucht, uit
gescholden voor een huisbakken, voorwereldlijk
epistel, en de schrijfster wordt aangeraden zicli
door het wereldsche, onhuiselijke Parijs te laten
ontgroenen, met de veelbeteekende voorspelling
achteraan dat ze tot belooning haar hart zal mogen
verliezen aan een looneelspelerMag ik je
hierbij voor je, ongetwijfeld allerhartelijkst be
doelden raad, wel heel feestelijk bedanken! Ja,
Marylief, je weet conservatisme is over het al
gemeen een kenmerk van den rechtgeaarden
Nederlander, en hoewel ik in vele opzichten
(misschien hebben we liet daar later eens over)
allesbehalve van de behoudende richting hen,
(integendeel volgens vader zoo voortvarend kan
wezen dat ik redeneer als een slof) in dit op
zicht, n.l. dat van z.g. huisbakkenheid doe ik
de hollandsche deugd eer aan. En zeg nu zelf
eens eerlijk, pést Keetje ergens beter dan in
juist deze „voorwereldlijke" omgeving? Ik heb
daar een andere betiteling voor, maar goed,
een naam is een naam en questie van opvatting
Maar, stel je nu eens een oogenblik voor:
Keetje te Parijs, op denzelfden voet als jij
wel te verstaan, dus: alleen in een pension
de familie en een cursus volgend in fransche
letterkunde! Lach je? Ik ook! En wat erger is,
tout Paris zou lachenTe beginnen met de
bewoners van het pension de familieAlleen de
madame zou misschien zuur kijken om de veel-
eischende lastige gast die maar hardnekkig haar
kamer vuil blijft vindenKeetje verschijnt in
haar P sche plunje. Ik meen je in een vorigen
brief al eenige gegevens daaromtrent te hebben
verschaft. Ik volsta dus hier met de verklaring
dat de huis- of liever pensiongenooten eenparig
van oordeel zijn dat de een of andere vriendelijke
geest het. „voorwereldlijke" dametje diende te her
vormen in een althans uiterlijke Parisienne. Die
geest manifesteert zich en Keetie tijgt in gezelschap
barer nieuwe vi iendin, natuurlijk niet dan na een
breedvoerige gedachtenwisseling omtrent de nood
zakelijkheid er van, een serie magazijnen en win
kels binnen. We beginnen van onder aan, dus 't ar
tikel schoeisel. Keetjes voeten, die gelukkig van
fatsoenlijken vorm en toonbare afmeting zijn,
I worden geperst in een paar hyper-moderne
schoentjes, laat ons zeggen amerikaansche
„pumps", heeten ze zoo niet? Monsters zijn het,
tusschen haakjes, waar je onderdanen in uitzien
als paardepootenDan komen de kousen aan
de beurt en Keetje krijgt een paar lila dieren
(zooals Saartje Burgerhart zegt) aan haar beelien.
Daarna gaan we naar een corsettenwinkel. De
juffrouw slaat de handen in elkaar over Keetjes
figuur, dat, o schrik, natuurlijk is, d.w.z. niet
ingepend. Mais! wat een heupen, terwijl made
moiselle toch zoo „mince" is! Ahvous voirez
comme nous changerons tout <;a. Een aller-
beeldigst, teer-kleurig, beiint, bekant en bestrikt
exemplaar wordt te voorschijn gehaald en in de
paskamer aangetrokken, ja met rechtgetrokken.
Keetje, wie ondertusschen naar het schijnt de
parijsclie lucht een heldenstoïcisme heeft inge
blazen, verdraagt alles, en bekijkt zich in den
spiegel, waar haar een slierasperge met een C-
vormigen rug uit tegengrijnst. Bon. Nu naar een
confectiemagazijn, waar ze zich eerst wurmt in
ene entravé empirejapon en daarna een chique
ulster met revers als uitgespreide ganzenvlerken
omslaat. Tot slot het hoedenvraagstuk. Voordien
echter is de vriendin van oordeel dat een moderne
hoed ook op een modern kapsel thuis behoort.
Een kapper gooit met verachtelijk gebaar het
bescheiden crépétje, dat mademoiselle onder
haar overigens zeer toereikende haardos draagt,
weg, toovert op Keetjes hoofd een letterlijke
ballon van kuiven, op zijde en van achteren,
I want van voren prijkt een wijd uitgehaalde
scheiding, met boven achterop een reusachtige
tros krullen van valsch haar. Van den eigen
voorraad is n.l. na al die kunstbewerkingen niet
veel meer dan een microscopisch knoedeltje
overgebleven, dat listiglijk onder den „chignon"
verborgen wordt. Nu naar de hoedenmodiste, waar
na rijp beraad de keuze valt op een suikerbrood
met twee puntige vleugels. Tot slot wil de
vriendin het slachtoffer mee hebben naar een
manicure en een gelaatkundige, die Keetjes
nagels en tint zullen volmaken. Maar daar verzet
zich de geduldige patiënt eindelijk tegen, het
is nu mooi genoeg. En dien avond, als zij meer
dan den driedubbelen tijd noodig heeft gehad zich
uit te kleeden en het haar los te maken en in
een halve bezwijming ten slotte op haar bed
neerzijgt 0111 eens eindelijk vrij uit adem te
kunnen halen wat haar den héelen dag met het
„Sirène" corset niet gelukte, dan, zweert zij bij
zichzelf een eind te maken aan de comedie,
omdat, trots parijsclie schoenen, kousen, corset,
japon, ulster, kapsel en hoed, Keetje er bleef
uitzien als Keetje, d.w.z. als een modderschuit
onder een vlag.
Een weinig aanlokkelijk toekomstbeeld, niet
waar? Maar ik verzeker je dat het naar de
werkelijkheid geteekend zou blijken. Laat dus
het huisbakken, voorwereldlijk Keetje maar
blijven waar ze is, ze is daar goed en vrouwen