ONAFHANKELIJK ORGAAN VOOR NEDERLAND Bureau van Redactie en Administratie D>< Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal. Twee vriendinnen. 5e jaargang. ZATERDAG, 9 DECEMBER 1911. No 49. Het Bloetnendaalsch (MM Prijs per halfjaar fl.25 bij vooruitbe taling. Prijs per nummer fO.10 Advertentiën 10 cents per regel bjj herhaalde plaatsing korting. Het autenrsrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) tot regeling van het auteursrecht. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. De Zandvoortsche strafvervolging. Het is niet onze gewoonte verslagen te maken van zittingen of vergaderingen om daarin met .1. dagbladen te wedijveren; voor een weekblad - deze wedijver gemakkelijk te winnen zijn; de weekbladschrijver heeft allen tijd tot stellen, di- verslagen in de dagbladen worden gezet nog «urm van de potloodpuntmen staat even vaak versteld van de snelheid waarmede sommige ju >e gedeelten van zulk een verslag in de wereld komen als verlegen over de vele fouten, weike het noodzakelijk bevat. Voor den dag verslaggever is snel opschrijven van wat hij ut te houren nummer één, voor ieder ander i.- voed hooren nummer één, en hij kan alle Ion-te aanteekeningen op zijn gemak uitwerken, liet door ons te geven verslag van deze belang- zaak streeft naar juiste weergave van bet '1 gehoorde; dat leemten voorkomen blijft in zelf spreken, doch wat er staat is nanauw- ■t luisteren nauwkeurig weergegeven. YVrie n' geduld heeft dit verslag te leggen naast een •ladverslag, onverschillig welk, zal beseffen de zin van menige uitlating van getuige of openbaar ministerie voor de gewone pers ver- li ii is gegaan, ook doordat baar geene ge it nlieid wordt gegeven vooraf een rechts zaak in of buiten de stukken te bestudeeren. Up den wensch, dat dit verslag zijn nut stichte ii evenwel geen instemming volgen met de Auditing in eèn der dagbladen beschreven, li-u de zaak, althans indien daarmede bedoeld die van het al of niet verheimelijken van a plitherie-gevallen in Zandvoort, door de be rechting van deze gevallen voor goed zal zijn uit maakt in dien zin dat de rechter, in deze ge- tuilen vonnis strijkende, hiermede het geheele c i-rein in quaestie bestrijken zou, vrijsprekende Zandvoortsche geneesheeren van eiken blaam ii zuiveren, verooi detlende hen al den last. i n alle hun toegeworpen betichtingen zou doen iragen; noch het een noch liet ander is het ge val. De reeliter berecht slechts bepaalde aan ui- beoordeeling onderworpen gevallen, en hij I aan liet publiek over uit liet oordeel dat uitspreekt algemeene gevolgtrekkingen te aken of gevolgtrekkingen omtrent, andere ge vallen. Po ambtenaar van het Openbaar Ministerie, de nklagtr, heeft bij de verdediging van zijn nulpunt twee malen uiteengezet op welke gron- n liet staatstoezicht op de volksgezondheid a vertrouwen in de beide Zandvoortsche ge neesheeren had verloren en waarom hij in het zelfde geval verkeerde; door een ontslag van rechtsvervolging kan de kantonrechter duidelijk maken, clat zijns inziens dat wantrouwen, wanneer i t alleen op <li ze gevallen gegrond was, mis plaatst ware; immers door van rechtsvervolging ie ontslaan geeft de rechter te kennen, dat de overtuigend ook bewezen feiten niet strafbaar a. Maar ieder gevoelt wel dat het wantrouwen ui liet staatstoezicht en het wantrouwen van openbaar ministerie niet zijn gegrond op deze nu te berechten feiten alleen'; deze feiten zijn, ik vanzelf spreekt, gekozen uit een reeks, waarvan men de overige minder bewijsbaar achtte, maar welke overige feiten tot het schokken van bet vertrouwen even krachtig, misschien nog i mchtiger hebben medegewerkt. Of is liet niet waar dat een inwoner van Doorn zijn driejarig kind beeft verloren, in verband met het talmen met onomwonden uitspreken der gevreesde diagnose? Is het niet waar dat het geldelijk belang der zandvoortsche ingezetenen (benepen begrepen) voor de beide doktoren, daarin gesteund door het gemeentebestuur, een tijdlang, immers tot diep in 1011 van overgrooten invloedis geweest op hun wijze van strijden tegen de ziekte en onhygiënische toestanden? Is het niet waar dat zij daarbij invloed up zich toelieten van de zijde tan ingezetenen? Is het niet waar, dat het dooi de I! zandvoortsche geneesheeren ingezonden stuk in De Telegraaf, waarop de ambtenaar van liet O. M. doelde, en waarin op 19 Juli '11 werd gesteld dat in de laatste weken geen ge vallen meer voorkwamen, veel minder sterk luidde toen dr. Bastiaans liet teekende en dat het buiten zijn voorkennis gewijzigd is? Is het niet waar, ■dat de geneesheer G. pressie heeft uitgeoefend op den geneesheer V., gelijk deze volhoudt, om dat stuk aldus te wijzigen? Is het niet waar, dat dit stuk een bepaalde onwaarheid bevat, daar immers de geneesheer G. zelf nog op O Juli een geval van diphtherie had aangegeven? Is het ook niet waar, dat van een krachtig be strijden eerst is sprake geweest hij liet door den geneesheer Varekamp uitgelokte optreden van professor Van Calcar, en dat de ten deze, dooi de wet voor liet geven van advies ingestelde rijkscommissie, stelselmatig is gehouden buiten het overleg van gemeentebestuur, geneesheeren en den heer Havelaar, hoewel, gelijk deze ver klaard heeft, geheimhouding van een en- ander niet was opgelegd? Is voor dat laatste één andere reden te bedenken, dan de zucht tot het werken in stilte? En is het niet waar, dat een dergelijk belang, waarbij iedereen rechtstreeks betrokken is, slechts door eene eerlijke en openlijke be hartiging te behartigen is? En is niet dit laatste standpunt slechts door sterken aandrang van buitenaf, dagteekenend van nu kort geleden, het standpunt van Zandvoort geworden? Neen, door eene berechting in welke richting ook is deze zaak niet uit, tenzij.... de kantonrechter zich plaatst op het standpunt, dat van liet waarnemen van diphtherie alleen sprake kan zijn bij dien medicus, die naast zekere klinische verschijnselen voor zich ziet de wetenschappelijk zoo zeker mogelijke diagnose van een betrouwbaar bacte rioloog. Dan moet de wet gewijzigd worden, wil niet alle kracht uit haar gevloden zijn, alvorens iets met haar is uit te werken, maar ook dan nog blijft liet heimelijk gedoe te Zandvoort, iioewel in een ander licht verschijnend, schokkend voor het vertrouwen, omdat, ware zulk een standpunt van den aanvang af •ruiterlijk ingenomen, geen dier weifelende onvaste handelingen of nalatigheden waren voorgekomen. Slechts in dezen zin zal de rechterlijke behande ling der zaak, hoe liet vonnis ook luide, iets uitmakenze zal van blijvende nawerking zijn op liet optreden der zandvoortsche geneesheeren, die zich niet ten tweeden male zullen blootstellen aan zulk eene vervolging, en voor geneesheeren in andere hadplaatsen een spiegel stellen, waarin dezen zich zacht kunnen spiegelen. De arts IJ. V. is gedagvaard ter zake dat liij 1". in de gemeente Zandvoort als geneeskundige niet uiterlijk binnen 3 dagen na 13 Augustus 1911 aan den hoofdinspecteur der volksgezond heid in de provinciën Noord-Holland en Utrecht en aan burgemeester en wethouders van Zand voort heeft kennis gegeven, dat door hem te Zand voort op 13 Augustus 1911 bij zijne patiënte E. P., wonende ten huize van haar ouders te Amsterdam, Boerhavestraat 9, een ziekte was waargenomen, waardoor de volksgezondheid werd bedreigd, zijnde nl. door hein beklaagde hij die patiente waargenomen, dat deze lijdende was aan de keel eu daar witte vlekken (membranen) vertoonde, welke verschijnselen bij de wetenschap van be klaagde dat er in Zandvoort reeds geruitnen tijd gevallen van diphtheritis waren voorgekomen, hij klinische waarneming, er op wezen, dat die patiente lijdende was aan diphtheritis; dat hij -J". in gemelde gemeente op 13 Augus tus 1911, door A. D. als geneeskundige onvoor zichtig en achteloos te adviseeren, de hij dezen tijdelijk verblijvende patiente E. P. van wie hij beklaagde kon vermoeden, dat zij lijdende was aan de besmettelijke ziekte diphtheritis, van Zandvoort naar haar ouders te Amsterdam per trein te vervoeren (welk vervoer daarop heeft plaats gehad), gevaar van besmetting, dat door hem beklaagde voorzien kon worden, voor an deren, die met patiente in aanraking of in hare nabijheid kwamen, heeft doen ontstaan, zijnde hem als geneeskundige de besmettelijke aard van die ziekte bekend dat hij 3". in gemelde gemeente op, althans omstreeks 13 Augustus 1911, door aan A. D. als geneeskundige onvoorzichtig en achteloos te ad viseeren de goederen, waarmee de bij gemelden A. I). te Zandvoort tijdelijk verblijvende E. P., van wie hij, beklaagde, kon vermoeden, dat zij lijdende was aan de besmettelijke ziekte diph theritis, in aanraking was geweest, in linnen zakken te pakken en van Zandvoort naar Am sterdam te verzenden, om die te Amsterdam te laten ontsmetten (welke verzending daarop heeft plaats gehad), gevaar voor besmetting, dat door hem als geneeskundige voorzien kon worden, voor anderen, die met die besmette goederen (kleeren en beddegoed) in aanraking zouden komen, heeft doen ontstaan, zijnde beklaagde als geneeskundige met den besmettelijken aard van die ziekte bekend. Een dagvaarding is geen roman, en allerminst vermakelijke lectuur, voor niemand toch namen wij haar van een welwillend dagbladschrijver over, omdat slechts hij de getuigenverklaringen begrijpt, die ieder oogenblik kan nagaan, waar over liet gaateerst zoo leert men langzamerhand do beteekenis van de rechtspraak begrijpen, de beteekenis... en de zwakheden. Bij de ver- liooren kwam eenige malen aan het licht, dat onze rechtsgeleerdheid noode eenige onderlegd heid in de ervaringswetenschappen mist, en ook dat het dikwerf gemakzucht is (wij hadden bijna geschreven affectatie) wanneer de geneeskun digen de dingen aanduiden met vreemde woor den. Als kantonrechter zat mr. A. A. van der Merscli zelf, in de zitting, die, met 1/.i uur tusBchenpoos, duurde van 10 tot (i uur, heeft 2.E.A. daarbij gesteund door zijne gemakke lijke wijze van spreken, de door hem blijkbaar te voren overdachte vragen even onbevangen als duidelijk gesteld, hetgeen zoowel aan de ge tuigen als aan de beklaagden zeer veel vrijmoe digheid gaf. De ambtenaar van liet openbaar ministerie scheen ons in de zaak zoo goed inge werkt als men van een jurist, die de voorlichting van de ambtenaren van het staatstoezicht op de valksgezondheid te zijner beschikking had, mag verwachten. De verdediging ging op de tech nische vraagpunten niet in, zij was hoffelijk en dikwijls guitig zooais wij dat wel, vaak zeer hartstochtelijk, zooals wij dat niet van jhr. mr. Van Styrum gewend zijn. De verdediger mocht den ambtenaar niet overtuigen toen hij hem liet recht ontzegde, de goede trouw van deze genees heeren blijvend in twijfel te trekken. Bij het volgend verslag zullen wij niet geregeld ook de ge stelde vragen weergeven, daar wij deze zooveel mogelijk in de gegeven antwoorden doen uit komen. Wanneer wij hebben geboekstaafd, dat wij verslaggevers toen het donker werd door de goede zorg van den lieer griffier in beter licht werden gezet en dat een aantal belangstellenden uit Zandvoort waren medegekomen om de door hen beminde geneesheeren door lumue aanwezig heid en applaus nu en dan in de onaangename uren te steunen, hebben wij genoeg gezegd om met onze eigenlijke taak te beginnen. In heide zaken werd voorlezing gedaan van verschillende ambtelijke verklaringen die op de feiten betrekking hadden. Wij geven de geachte ambtenaren van het O. M. in overweging om wanneer zij wenschen dat dergelijke stukken ook voor de pers, en door de pers voor het publiek hunne beteekenis krijgen, aan de voorlezing daar van eene korte formuleering van de, darmede beoogde strekking te doen voorafgaan. Beklaagde V. het eerst gehoord ver. .arde: dat zijne patiënte E. P. tijdelijk vertoevende ten huize van A. D. te Zandvoort 's morgens bij hem kwam, niet ziek was, hij onderzoek een wit vlekje bleek te hebben op den rechter amandel, een membraan was niet te bespeuren, een mem braan kan niet zonder bloeding worden ver wijderd, hij had niet beproefd het te ideren, lymphklierzwelling was er niet, >soluut vaste diagnose had hij gesteld at'sche angina," in Zandvoort had hij herhai nciykdiph- therie-patiënten gezien en een membraan is z. i. iets heel anders dan een witte vlek, die bij alle soorten keelinfectie-ziekten voorkomt, hij had geadviseerd liet, kind te vervoeren, waarin hij geen gevaar voor besmetting zag, hij neemt de mogelijkheid aan dat iemand die baccillen draagt van diphtherie vincent'sche angina heeft, dit is alleen bacteriologisch uit te maken; dit geval had hij niet bacteriologisch onderzocht, zijne ge woonte was wel in ieder geval van angina de keel uit te strijken (ten behoeve van het bacteriologisch onderzoek), maar hier had liij dit niet gedaan, want het laboratorium in Haarlem was gesloten. Hij liad geraden liet. goed te Amsterdam te doen ontsmetten, ware het diphtherie geweest, hij zou geraden hebben zulks te Zandvoort te doen ge schieden, alwaar daartoe gelegenheid is. Op een vraag van den verdediger ontkent bekl. de goederen Ier ontsmetting naar Amster dam te hebben doen gaan. Als le getuige tevens deskundige wordt ge hoord Jhr. de Ranitz, arts, directeur van het kin derziekenhuis te Amsterdam; als zoodanig heeft hij op Maandag 14 Augustus bij het patiëntje klinisch (d.w.z. mikroskopisch, zintuigelijk waar nemend) diphtherie geconstateerdook liet bac teriologisch onderzoek was bevestigendhij vond op een der amandelen een vlek die op diph therie wees, die amandel was grootendeels be dekt; het kind is 's Zondags opgenomen; hij heeft liet Maandagmorgen te ongeveer 11 uur onderzocht; onder membraan verstaat hij een uitgebreide afsterving van weefsel dat nog in elkaar gehecht is, zulke weefsels kunnen zicli snel sterk uitbreiden, ware het vlekje klein geweest, ik had het een gewone angina genoemd; of zoo iets vincent'sche angina is, is slechts bacteriologisch uit te maken; ware ik in Zand voort geweest, ik zou gedacht hebben aan een verdacht gevalde vermoedelijke diagnose diph therie kan desnoods hij aanwezigheid van een klein vlekje gemaakt worden, koorts komt daar bij niet altijd voor, lclierzwelling kan voorkomen; hij herinnert zich niet of hier klierzwelling was, kwam hem zulk een geval in de particuliere prak tijk voor hij zon de omgeving wel waarschuwen. Bekl. zegt, gevraagd of hij afzondering heeft gelast, dat weet ik niet meer, wel heb ik gezegd in 3 dagen kan het te Haarlem niet onderzocht worden, laat het kind dus voor bacteriologisch onderzoek naar Amsterdam gaan. De Ranitz zegt desgevraagd: 't zou mij voor eene diagnose wel van belang zijn te weten, dat het kind uil Zandvoort kwam, vroeger heb ik meer gevallen van diphtherie-lijders uit Zandvoort gehad; men kan klinisch zeker zijn van diph therie dr. Cornelia de Lange, die het kind 's Zondags heeft opgenomen, heeft dadelijk ge zegd: vermoedelijk diphtherie, wanneer een me dicus 'n beetje diphtherie gezien heeft, kan hij het spoedig eonstateeren. Op een vraag van den verdediger zegt hij ik heb niet vermoedelijk, maar dadelijk diph therie geconstateerd, ik kan niet zeggen of de huisarts dadelijk diphtherie had kunnen eonstateeren. Dr. B. W. Stephan, directeur van het Burger ziekenhuis te Amsterdam, wordt als tweede ge- tuige-deskundige gehoord. Vincent'sche angina kent hij alleen van naammen zegt wel dat tusselien deze angina en diphtherie verschil is in de kleur van het beslag als tusschen wit en grijs; hij vermoedt dat vincent'sche angina niet wordt aangegeven of niet als diphtherie wordt beschouwd. Hij zou bij aanwezigheid van een klein wit vlekje alleen geen diagnose kunnen maken zulk een vlekje kan zijn een ontstekings- produet (etter) op het weefselof iets een mem braan is kan men niet zoo zien, men bemerkt, het eerst bij het afhalen, dit geschiedt met een watje, llij zou te Zandvoort alleen op grond van het witte vlekje niet tot diphtherie be sluiten; ik acht het niet noodig alleen op het bacteriologisch onderzoek af te gaanwel zou ik nog meer eisclien dan in dit geval te Zand voort bleek, zekerkoorts, daarbij zouden moeten komen grijze membranen achter op keelwand en huid, klierzwelling en een meer of minder algemeene ziektetoestand. Op een vraag van het O.M. zegt hiji k zou niet bij het voorkomen van weinig membraan diphtherie uitsluiten, ik zou dan mijn besluit opschorten, misschien zou ik mijn patient als een diphtherie-patient behandelenik zou zeker in dit geval niet tot vincent'sche angina hebben beslotenhet is mogelijk dat wat er als een vincent'sche angina uitziet, zich later als een diphtherie ontpopt. Niet elke angina maakt ziek, vele menselien althans loopen met 'n membraan of witte plek rustig rond. Op een vraag van den rechter, zegt hijde mogelijkheid van vincent'sche angina bestond met de mogelijkheid van een latere diphtherie, ik zou liet vervoeren van het kind minder voorzichtig vinden, het vervoeren van het goed vind ik minder erg. Bekl. op een vraag van den rechterik heb niet waargenomen dat liet kind hoestte. De Ranitz op vraag O.M.Vincent'sche angina komt bij uitzondering voor, niet dikwijls. Z FEUILLETON. XXIII. Lieve Mary, Dacht ik het niet! Daar wordt mijn arme brief, mijn zoo goed bedoelde pennevrucht, uit gescholden voor een huisbakken, voorwereldlijk epistel, en de schrijfster wordt aangeraden zicli door het wereldsche, onhuiselijke Parijs te laten ontgroenen, met de veelbeteekende voorspelling achteraan dat ze tot belooning haar hart zal mogen verliezen aan een looneelspelerMag ik je hierbij voor je, ongetwijfeld allerhartelijkst be doelden raad, wel heel feestelijk bedanken! Ja, Marylief, je weet conservatisme is over het al gemeen een kenmerk van den rechtgeaarden Nederlander, en hoewel ik in vele opzichten (misschien hebben we liet daar later eens over) allesbehalve van de behoudende richting hen, (integendeel volgens vader zoo voortvarend kan wezen dat ik redeneer als een slof) in dit op zicht, n.l. dat van z.g. huisbakkenheid doe ik de hollandsche deugd eer aan. En zeg nu zelf eens eerlijk, pést Keetje ergens beter dan in juist deze „voorwereldlijke" omgeving? Ik heb daar een andere betiteling voor, maar goed, een naam is een naam en questie van opvatting Maar, stel je nu eens een oogenblik voor: Keetje te Parijs, op denzelfden voet als jij wel te verstaan, dus: alleen in een pension de familie en een cursus volgend in fransche letterkunde! Lach je? Ik ook! En wat erger is, tout Paris zou lachenTe beginnen met de bewoners van het pension de familieAlleen de madame zou misschien zuur kijken om de veel- eischende lastige gast die maar hardnekkig haar kamer vuil blijft vindenKeetje verschijnt in haar P sche plunje. Ik meen je in een vorigen brief al eenige gegevens daaromtrent te hebben verschaft. Ik volsta dus hier met de verklaring dat de huis- of liever pensiongenooten eenparig van oordeel zijn dat de een of andere vriendelijke geest het. „voorwereldlijke" dametje diende te her vormen in een althans uiterlijke Parisienne. Die geest manifesteert zich en Keetie tijgt in gezelschap barer nieuwe vi iendin, natuurlijk niet dan na een breedvoerige gedachtenwisseling omtrent de nood zakelijkheid er van, een serie magazijnen en win kels binnen. We beginnen van onder aan, dus 't ar tikel schoeisel. Keetjes voeten, die gelukkig van fatsoenlijken vorm en toonbare afmeting zijn, I worden geperst in een paar hyper-moderne schoentjes, laat ons zeggen amerikaansche „pumps", heeten ze zoo niet? Monsters zijn het, tusschen haakjes, waar je onderdanen in uitzien als paardepootenDan komen de kousen aan de beurt en Keetje krijgt een paar lila dieren (zooals Saartje Burgerhart zegt) aan haar beelien. Daarna gaan we naar een corsettenwinkel. De juffrouw slaat de handen in elkaar over Keetjes figuur, dat, o schrik, natuurlijk is, d.w.z. niet ingepend. Mais! wat een heupen, terwijl made moiselle toch zoo „mince" is! Ahvous voirez comme nous changerons tout <;a. Een aller- beeldigst, teer-kleurig, beiint, bekant en bestrikt exemplaar wordt te voorschijn gehaald en in de paskamer aangetrokken, ja met rechtgetrokken. Keetje, wie ondertusschen naar het schijnt de parijsclie lucht een heldenstoïcisme heeft inge blazen, verdraagt alles, en bekijkt zich in den spiegel, waar haar een slierasperge met een C- vormigen rug uit tegengrijnst. Bon. Nu naar een confectiemagazijn, waar ze zich eerst wurmt in ene entravé empirejapon en daarna een chique ulster met revers als uitgespreide ganzenvlerken omslaat. Tot slot het hoedenvraagstuk. Voordien echter is de vriendin van oordeel dat een moderne hoed ook op een modern kapsel thuis behoort. Een kapper gooit met verachtelijk gebaar het bescheiden crépétje, dat mademoiselle onder haar overigens zeer toereikende haardos draagt, weg, toovert op Keetjes hoofd een letterlijke ballon van kuiven, op zijde en van achteren, I want van voren prijkt een wijd uitgehaalde scheiding, met boven achterop een reusachtige tros krullen van valsch haar. Van den eigen voorraad is n.l. na al die kunstbewerkingen niet veel meer dan een microscopisch knoedeltje overgebleven, dat listiglijk onder den „chignon" verborgen wordt. Nu naar de hoedenmodiste, waar na rijp beraad de keuze valt op een suikerbrood met twee puntige vleugels. Tot slot wil de vriendin het slachtoffer mee hebben naar een manicure en een gelaatkundige, die Keetjes nagels en tint zullen volmaken. Maar daar verzet zich de geduldige patiënt eindelijk tegen, het is nu mooi genoeg. En dien avond, als zij meer dan den driedubbelen tijd noodig heeft gehad zich uit te kleeden en het haar los te maken en in een halve bezwijming ten slotte op haar bed neerzijgt 0111 eens eindelijk vrij uit adem te kunnen halen wat haar den héelen dag met het „Sirène" corset niet gelukte, dan, zweert zij bij zichzelf een eind te maken aan de comedie, omdat, trots parijsclie schoenen, kousen, corset, japon, ulster, kapsel en hoed, Keetje er bleef uitzien als Keetje, d.w.z. als een modderschuit onder een vlag. Een weinig aanlokkelijk toekomstbeeld, niet waar? Maar ik verzeker je dat het naar de werkelijkheid geteekend zou blijken. Laat dus het huisbakken, voorwereldlijk Keetje maar blijven waar ze is, ze is daar goed en vrouwen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1911 | | pagina 1