ONAFHANKELIJK ORGAAN VOOR NEDERLAND 'XTRA NUMMER. Bureau van Redactie en Administratie Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal. indvoortsche strafvervolging argang. DONDERDAG, 21 DECEMBER 1911. No. 50a üel Bloemendaolsch UeekblatL Prijs per wjaar f 1.25 uy vooruitbe taling. Prijs per nummer fO.10 Advertentiën 10 cents per regel by herhaalde plaatsing korting. tot regeling van het auteursrecht. ?t auteursrecht ran den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 124) r—iimT"wiT",,wg""'cn r ui nier besta.it uit 2 uictuzyüen. ii. i'enige beschouwingen over en vragen in de het eventueel verheimelijken van ilipli- w.'vallen te Zandvoort te hebben gesteld en e van verslaggeven te hebben uiteengezet, erslaggever gekomen tot het oogenblik, t,rts Jhr. de Ranitz, directeur van liet 'henhuis, zich zal uitspreken over de i.szms grappige vraag jan beklaagde V.: geven van voorlichting omtrent het ver in van liet goed, dat patiëntje E. P. gedra- had, niet meer op den weg van Amsterdam, de diagnose diphtherie lieeft gesteld, dan mijn weg? fhr. de RanitzHet ligt op den weg der amster- insche doktoren aangifte van de ziekte te >en, meer niet; wij schrijven niet voor iedereen ■veral heen of er ook besmette goederen kunnen 11 (,m die te laten ontsmetten, de huisdokters I moeten voor een en ander zorg dragen; in Am- sterdam wordt van gemeentewege wel het een vn ander gedaan. Sedert kort zenden wijdaartoe "-uvjodif"1 - van diplitherie. MakrOsRopiscli is net moeilijk uit te maken of vincent'sche angina aanwezig is. Bij een witte vlek zonder meer zou ik ge dacht hebben aan angina necrotica, die ook be smettelijk is gelijk alle keelziekten Als er gevaar voor besmetting was zou ik het vervoer niet doen plaats hebben. Ik heb het kind gezien ruim een uur nadat dr. YT. het zag, ik heli het kind laten loopen naar 't ziekenhuis, dat vlak bij was. Get. P. vader van patiëntje): getuige D. kwam met het kind bij mij, ik liet liet dadelijk onderzoeken, dr. Aiirons raadde dadelijk opname in het zieken huis aan, en dien dag hoorde ik, dat liet diph therie was. Dr. G. Duker, bacterioloog aan het kinderzieken huis te Amsterdam: naar vorm, kleurbaarheid en ligging beoordeeld waren de gevonden bacillen die van diphtherieeen veel uitgebreider onderzoek had moeten worden ingesteld om dit weten schappelijk onaantastbaar vast te stellen verder dan hooge waarschijnlijkheid dat het diphtherie was uitspreken, kan ik in dit geval niet. Op de vraag van liet O.M. of de mate van waarschijn lijkheid van diphtherie zoo groot was, dat getuige aan de medici durfde zeggen: het is diphtherie, antwoordt: ik heb in 1911 verschillende con ferenties ten stadhuize gehad, met den burge meester en de lieeren llavelaar en Hamburger; liet onderzoek op de scholen is mij bekend, ik heb zelf het gedaan, ook ik dien serum alleen toe, indien de diagnose bacteriologisch vaststaat. Ik heb wel menschen naar Amsterdam laten gaan, meestal liet ik ze in Zandvoort. Het is mij niet beslist opgevallen, dat er wel eens niet aangeplakt werd. Tusschen bekl. en liet O. M. wordt nu gespro ken over een ingezonden stuk in De Telegraaf: bekl. zegtik heb in 6 weken geen geval gehad; het blijkt nu, dat het O. M. bedoelt, het door de 3 doktoren onderteekend stuk, vermeldend dat in de laatste weken geen gevallen meer voor- li a amen. Bekl. zegt't was mij niet bekend, dat er ge vallen waren. Dr. De Ranitz acht het niet te zeggen of bekl. in de gebleken omstandigheden een begin van diphtherie had moeten zien. Dokter V. stelt zich eenmaal op het standpunt van vincenfsche an- gh i, ik zou er in dit geval niet op staan, kli- niffh absoluut niet, ik acht het niet mogelijk, dat incent'sche angina klinisch wordt vastgesteld. bestaan der ziekte lieeft, aangifte doen of moet gewacht worden tot het bacteriologisch onder zoek den aard der ziekte heeft uitgewezen De dagvaarding stelt onder meer als feiten dat te Zandvoort diplitherie heerscht en dat bekl. dit wist. Was bekl. nu verplicht tot ken nisgeven? De invoering der wet van 1872 is ge volgd door een missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 15 April 1873, waarin gezegd werdSnelheid van handelen is nood zakelijk. Artikel 0 der wet van 1 Juni 1805, regelende de uitoefening der geneeskunst bevat de verplichting tot aangifte. (Dit artikel luidt: zij (de geneeskundigen) geven aan den hoofd inspecteur van hun district en aan Burgemee ster en Wethouders hunner gemeente onver wijld en uiterlijk binnen drie dagen, kennis, wanneer eene ziekte waardoor de volksgezond heid bedreigd wordt door hen is waargenomen). Wanneer moet nu die aangifte plaats hebben? „Onverwijld na de waarneming". Deze uitdruk king (een ziekte waarnemen) is eigenlijk niet geheel juist. Een ziekte is iets onzichtbaars, dat een ziekte voorkomt, is een conclusie van den medicusmen neemt slechts verschijnselen waar. en dan zoodanig. dat daaruit lb' vlat waarbij de fijne begeleiding rythmisch de vü bewegingen" weergaf, en c Volkslied" dat bi ,'eestig en schalksch is en ook door mevrouw zoodanig werd voorgedragenof men dat liaiksche begrepen heeft? men kijkt zoo natuur- I Na de pauze verrichtte Andriessen het awerk Sonate op. 5 van Brahms te spelen /..-g spelen, want aan de manier waarop hij 1 tarste muziek weergeeft, zou men zeggen, dal voor hem slechts spel is. Voor zulk spel be. k groote bewondering, vooral omdat 't zoo onnnsteld is. l)it is trouwens een eigenschap (ti, heele optreden van Andriessen zoo aan- ■11. am en sympathiek maakt, i laatste nummer bestond uit twee liederen tan Von Brucken Fock, n.l. „Processie" en kei meiliedje", twee juweeltjesvervolgens van ihler: „Icli ging mit Lust durch einen a i Wald" ook mooi, en tot besluit: „Op K TStdag" van E. Hullebroeck, waarbij de stem v ii uevrouw Noordewier vooral op den laatsten r< gel van toepassing is, want bij haar zingen is 't ook als of een stem „uit den hemel daalt". Niet waar, zij zingt zoo rein en zoo waarachtig t ui. Mejuffrouw Jannette Walen is een be- gel' ulster, kunstzuster-geestverwante, die vol komen met de zangeres meeleeft, 't Was een avond, waar veel schoons voor den geest ge boden werd, waardoor we, in eine bessere Welt n ór/:t werden. (Schubert) George Hen-sc'hel. ert o]) 20 November 1911 in ile concert- al .de Kroon". I was een avond, zooals ze niet veel voor- m n en die ons kalme publiek zeer in geest- i> n tot bravo's bracht! Het merkwaardige Henschel's zingen is. dat hij zichzelf begeleidt want ik weet werkelijk niet wat meer l ,-ivonderen, zijn zingen of zijn pianospel, ■it 't hoofd en met de grootste gemakkelijk- i<i, ustig en eenvoudig, zicli geheel gevende aan de kunst en doordrongen van den geest van ■k. i n innziek. Hij leeft in én met de muziek muziek leeft door hem, voor ons. II ij is niet jong meer, dus zijn stem ook niet en h klinkt er uit zijn stem een frisch en krachtig leven en een geest zóó fijn en edel, a- het luisteren naar liem tot een groot en hellend genot maakt. Ilij zong 17 liederen, maar zóó, dat het ons allen leed deed toen 't laatste lied uit was. Wij hoorden zeer uiteen- loopende componisten, maar de overgangen van ,i zeer geleidelijk, zooals van Bacil naar 'Heil 1. Dat eerste van Bach was een plechtig vu-tig gebed, daarna met een modulatie tot de erenata van Haendel en daarna de aria uit Atmua" (Haendel) waarbij hij zijn groote collo- ..tin-- unst toonde en daarna een allergrappigste iria van C'imarosa, een meesterstuk van voor- i en vlug en levendig zingen, waarbij ook aichtsuitdrukking geheel anders was dan k de rnstige liederen. Verder zong hij liederen 1' ethoven, Schubert, Schumann, Brahms, i ten slotte de Ballade„Jung Dieterich" n zelf, alle zonder onderscheid prachtig. Henschel kan men gerust zeggen dat hij •aald soort 't beste zingtdaar is hij boven legt alles in zijn stem, ernst, weemoed, beid, lieflijkheid, kracht enz.daarbij een k zoo duidelijk, een adem beheersching technische vereischten, die hem tot den Meistersinger" stempelen. Welk een voor recht zich zelf zoo te kunnen begeleiden en steunen en zoo een te zijn met de kunst. In ,der NÖck" van C. Löwe komen de woorden voor: „Wer singt, darf in den Himmel gehn." Ik zou willen zeggen „Wie zóó zingt als Henschel heeft een „Himmel" in zich en maakt dien in verheven klanken hoorbaar-aanschouwelijk," want van zulke kunstenaars straalt een weldadige, op heffende en veredelende kracht af. Baten we hopen, dat hij ditmaal niet voor de laatste maal hier zong en dat er een ander jaar nog veelmeer menschep door zijn oude stem, met frisscheu geest verkwikt zullen worden, want ik herhaal het: Henschel is eenig'en alle afwezigen hadden ongelijk. Wat ik ook zeer bewonderd heb, dat is zijn manier om te moduleeren met een tus- schenspel van 't eene lied naar ;t andere en van den eenen componist naar den anderen, daar door kwam of bleef men in de sfeer zonder die hevige sprongen of overgangen; b.v. nu van Beethoven naar Schubert, Schumann naar Brahms, dat zijn aangenaam-harmonische overgangen, die voor den geest ook niet vermoeiend te volgen zijn. Wij zijn nu ook heel regelmatig van Bach (geb. 1(185) tot Henschel dus het tegenwoor dige gegaan. Ook met deze volgorde dei- liederen en de uitstekende keuze daarvan, heeft Henschel bewezen dat hij een harmonisch menscli is in alle opzichten, zooals er niet veel zijn en wier optreden toch zoo heerlijk is. Wij ontvingen een rondschrijven VAN BOEK van het nederlandsch uitvoerend EN TIJDSCHRIFT. comité van het tweede inter- nationaal congres voor zedelijke opvoeding aan de leden der nederlandsche volks vertegenwoordiging, ten einde dezen in te lichten omtrent de beteekenis van dit congres zooals het den ontwerpers voor oogen staat, tevens een op- j roep om steun en belangstelling. Het draagt tot motto„het congres zal geen propaganda maken „voor eenige vereeniging of richting, welke ook, „doch aan allen die in zedelijke opvoeding belang „stellen, onverschillig van welken godsdienst, „nationaliteit, gezindte of richting, gelijke gelegen heid geven van gedachten te wisselen." De voorbereiding tot dit congres, in Augustus 1912 te 's-Gravenhage te houden, maakt goede vorderingen. Reeds zijn ruim zeventig inleidingen toegezegd uit elf verschillende landen. Vooral voor de eerste zitting, waar zedelijke opvoeding en karaktervorming- door vertegenwoordigers van verschillende godsdienstige en philosophische richtingen zal beproken worden, blijkt veel belangstelling te zijn, zoowel van de zijde der rechtzinnigen als van die der liberalen. Behalve in Nederland waar de organisatie in handen is van een representatief uitvoerend comité, bijgestaan door een uitgebreid algemeen comité van vertegenwoordigers van vereenigingen en van verschillende richtingen van denken, werden reeds nationale comité's gevormd in Engeland, Frankrijk, Spanje, Oostenrijk,Hongarije en Engelscli-Indië, terwijl met vele andere landen, zooals Duitschland, België, de Skandinavische landen, Rusland, Zuid-Afrika, Amerika, Japan, de Nederlandsche koloniën, enz. betrekkingen zijn aangeknoopt. In veertien verschillende lan den werd een secretariaat gevestigd. Voor Nederland is het secretariaatDen Haag, Bilderdijkstraat 78. Een waarborgfonds werd ten behoeve van 't congres gesticht. De Tijdspiegel. Het Decembernummer wordt geopend met, een stijlvolle novelle der jonge schrijfster Agnes van der Moer„de Viool". Dr. W. Meyer oppert, op grond van oude bescheiden, de mogelijkheid dat Des Cartes nog eenige jaren na zijn oiiiciëelen dood geleefd zou hebbende reeds bekende jeugdige letterkundige A. Zelling bespreekt de geestverschijningen in Macbeth. De dichter Jan Greshoff wijdt een fijne analyse aan Stijn Sfereuvels en zijn jongste werken, gevolgd door gedichten van 1'. N. van Evck. De heer M. P. 0. Valter waarschuwt tegen het toekennen aan Nederland van de rol van beschermer van België's „neutraliteit", niet zonder reden tusschen aanhalingsteekens geplaatst, en zet de beteekenis de» jongste Marokkotraetaten uiteen. Besproken worden o.a. prof. Visschers „Religion und sociales Leben bei den Naturvölkern", prof. Heymans' „Psychologie der Frauen", prof. Bolland's ,,H. P. Blavatsky en het spiritisme", enz. Nederlands Indi'ê (Elsevier, afl. 1,6) bevat het vervolg van „Het bestuur" door I!. Moresco. Daarna komt „Bedrijf en Samenleving" met als hoofdstuk I „Bevloeiing" door H. J. W. van Lawiek. Talrijke belangwekkende afbeeldingen vergezellen wederom den tekst. A. van der MeerBrondgeest. Spraakleer. Door J. Ij. Kingma. PHONETISCHE oriuing der nieae- KRONIEK. klinkers, o f hoe ze worden- voortgebracht. De V. (zie vorig weekblad). Wanneer men, staande de articulatie van de oe, den vinger in het midden van de onderlip plaatst, die lip dan tegen de ondervoortanden duwt, ontstaat de gevibreerde r, die men hoort in boren, storen, laren, geren enz. Als men de hand onder de kin tegen den hals legt, voelt men de dreuning, door de vibratie ontstaan. Door dat de onderlip tegen de onder tanden geduwd wordt, gaat de luchtstroom langs den binnenrand der bovenlip over den buitenrand der onderlip. Gaat men over tot eenvoudig blazen, geen vibreering, dan ontstaat de v in ran, Hag, rork, rreeindeling enz. Daar hier de luchtstroom over de onderlip geblazen wordt en de hoofdeigenschap van de v het vibreeren is, is hare phonetische benaming Gevibreerde lipblaasklank. Als eind'etter, gevolgd door een toonloozen klank, wordt ze altijd, als beginletter van het woord nooit gevibreerd. Zij wordt gebouwd op een breeden mondstand daar deze bij de vorming, wanneer de onderlip op de tanden wordt geduwd, zicli onwillekeurig verbreedt. Deze stand nu wijzigt zich bij de o', o, oe, u' en uu en voegt zich naar de brèedtelijn dezer klanken, waardoor ze nog zachter wordt in hare uitspraak, dan ze van nature reeds is. Zoo klinkt b.v. de v in roer, zachter dan die in rork. Stemt haar mondstand echter overeen met de breedtelijn van den klank, dan komt ze de scherpte van de nabij, zooals dat bijv. niet woorden als vaart) reër, vier enz. bet geval is. Dit is dan ook de oorzaak dat liet onderscheid van uitspraak tusschen v en bijv. in de woorden: vaart en /aas, vier /ier, in den regel zoo moeielijk gehoord wordt. Recapitulatie. Vorming gelijk Wordt ook zonder vibratiegeluid uitgesproken. Wijziging van lipstand bij de o', o, oe, u' en uu. Articulatie-grondslag Tong blijft liggen. B1 o e m e n d a a 1 SPORT. Neptunus. 12. Wanneer de lieer Duynlionder tijd fluit verschijnt B.V.V. met 't volgend elftal de Vries, v. Rietschoten. Roskam. Hartogh. v. d. Bergh. Houtgraaf v. Maren. Blankevoort. v. Riesscn. Lansdorp. Leo. Bloemendaal mist dus Van Hooff, terwijl Nep tunus 2 invallers telt. De Rotterdammers winnen den toss en verkiezen eerst met wind mee te spelen. De witte achterhoede krijgt dadelijk wat te doen, maar zij kwijt zicli goed van haar taak. Thans komt een periode waarin Bloemendaal de aan vallende partij is, maar de Neptunus doelman geeft geen kans. Na een mooi opbrengeu weet Neptunus de Bloemendaal backs te verschalken, en doelpunt onhoudbaar. Thans is Bloemendaal niet meer te houden, en valt verwoed aan, echter zonder resultaat. Het schot ontbreekt allen. Rust gaat in met 1—0 voor Neptunus. Nauwelijks is er weer afgetrapt of Wes heeft alweer een schot te retouneeren. Kort daarop weet Nept. vrij gelukkig ten 2de male te scoren. Dit doelpunt had door beter opletten van De Vries voorkomen kunnen worden. De Witten geven 't echter niet op, en geen mi nuut later maakt v. Riessen. onder groot- en thousiasme 't eerste en eenige tegenpuni. Hard wordt er nu om den gelijkmaker gewerkt, maar 't schijnt of de bal er niet in mag. Lens schiet Blankevoort keihard tegen de paal. Nep tunus gaat thans met 4 lialf-bapks spelen, en weet de Bloemendaal-voorhoede in bedwang te houden, v. a. Bergh goochelt met den bal door alles heen, behalve door het doel. Weldra is liet tijd, en heeft B.V.V. onverdiend verloren. Een gelijk spel had den stand beter weergegeven. Bij B.V.V. waren v. d. Bergh, Wes, Roskam en v. Riessen de besten. Bij Neptunus de keeper en de rechterwing. Y Een antwoord van VARIA. Pierre Loti. De bekende schrijver over en bewonderaar van het Oosten, Pierre Loti, lid van de fransche Academie, lieeft in een briefje aan het tijdschrift L'Italia Jllustrata, dat de onhandigheid had hem zijn oordeel te vragen over den „roemrijken" veldtocht in Noord-Afri- ka, liet volgende geantwoord: Gij hebt mijn meening willen weten over de „roemrijke" onderneming van Italië. Maar zoowel den roem als het goede recht, ik zie ze slechts aan de zijde van de bewonderens waardige verdedigers van den erfgrond, Turken en Arabieren, die, verrast door de onverwachte ruwheid van den aanval en slechts in het 't be zit van een medelijdenswaardig zwakkere be wapening, zich in weerwil daarvan laten mitrail- leeren en vermoorden als de dapperen uit een heldendicht. De roem, de ware, de zuivere, zal overigens nooit aan de zijde der overwinnaars en aan vallers kunnen zijn. Ik ben er van te voren zeker van, dat, indien gij met uw aanvragen voortgaat, in alle landen van Europa een ver pletterende meerderheid u evenals ik zal ant woorden. genomen. Kijk je daar verbaasd van op? Wat- zal ik je zeggen! Vader is van m°ening dat er is „een tijd van komen eu een tijd van gaan," Het onderwijs is hier goed, ons baasje leert vlug' met pleizier en alle verandering is geen verbe tering. Altemet redenen die de schaal doen hellen en Anton naar scnooi maaKie ae aansiaanae nieuwe bewoner de opmerking dat de woning nog geen naam droeg en stelde voor boven de Wie Ziatt'er doch unter Allen Mich Arme erhöht und beglilckt t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1911 | | pagina 1