e vraag?
>TR H,
J. B. KRUL Jr.
1
logemaker
i kecr
ONAFHANKELIJK ORGAAN
VOOR NEDERLAND
andstoffen
al-Vooruit".
No. 1077
I voor het
:tro~jtiotoren.
IJ, Depothouder.
RLEM. TEL. 186.
Bureau van Redactie en Administratie
t><
Bloetnendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal.
rtret in Crayt
i* slechts f 2.- -
den. Honderde
5 en Schilderije
Lijsten fabriek
HAARLEM,
je voor |7.50.
6e jaargang.
ZATERDAG. 20 JANUARI 1912.
No. 3.
pCt. stroom en
an 2000 uren??
gedurende 1000
ombesparing en
>5 pCt.??
M BESTELLEN??
tc. jKo. 1274.
H BUREAU
HAARLEM.
nmerkelijke korting.
ICHT- en
LLATIES franco.
nze geurige en
en.
LEVERANCIERS,
i. Telefoon 1543.
OVERVEEN.
Telef. 1617.
SMAKELIJK,
k. verkrijgbaar
en syphons van
OMEIRISCH GETAPT.
1iiT
Het Bloemendiikeh (MM
Prijs per
halIjaar P 1.25
bij vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer fO.10
Advertentien
10 cents per
regel
by herhaalde
plaatsing
korting.
Hot auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad 1-4) tot regeling van het auteursrecht.
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
Voort-zetting Colleges prot.
Bolland.
In ieder geval wordt Dinsdag 30 Januari
te klokke 'half acht samengekomen in
het nutsgebouw aan de Zijlstraat. Daar
de college's op alle andere plaatsen reeds
deze week aanvangen komen de haar-
lemsche collegianten aldus één avond ten
achter. Daarover zal hun nog een af
zonderlijk bericht worden gezonden.
In dezen tijd, nu het wereld-
ESPERANTO. verkeer zulk een groote vlucht
heeft genomen, nil spoorwegen en
stoomvaartlijnen, post en telegraaf de volkeren
zoo na tot elkander brengen, nu treedt natuurlijk
de wereldtaalbeweging meer en meer op den
voorgrond en vindt het Esperanto meer en meer
aanhangers.
Een klein stelselmatig overzicht moge zulks
bewijzen
In 1SSS s]-rhti 1 Esperantogroep, tegen 1719 in 1909:
1SS9 1 orgaan. 106 in 19U9;
18S9 29 werken 1330 iu 1909:
Deze droge cijfers werken meer uit, overtuigen
meer omtrent den vooruitgang en de levensvat
baarheid van Esperanto dan lange bespiegelende
artikelen of redevoeringen.
Een beweging, die reeds zoo algemeen is, is
wel iets anders dan een kinderspelletje of een
hersenschim.
Vertrouwende, dat ook de lezers van dit blad
gaarne het een en ander omtrent onze schoone
wereldtaal willen vernemen, zal ik zoo vrij zijn
nu en dan een plaatsje in uw blad te vragen.
Ik wil beginnen met TT het een en ander
mee te deelen omtrent den schepper van het
Esperanto, onzen Majstro dr. Zamenhof. Dr.
Zamenhof werd geboren 15 December 1859 in
Bjélostok in Polen.
De inwoners van Bjélostok waren Polen, Rus
sen, Duitschers en Israëlieten. Dezen spraken
elk hun eigen taal en waren elkander niet
vriendschappelijk gezind. Vandaar dat dr. Za
menhof reeds in zijn jeugd gevoelde, hoe die
verschillende talen de menschen van elkaar
verwijderden en welk een groote behoefte er
bestond aan één gemeenschappelijke taal, waar
door ze elkaar heter zouden begrijpen en waar-
deeren, die hen meer tot elkaar zou brengen.
Toen hij de school te Bjélostok verliet, ging
ilij over in de tweede klasse van liet gymnasium
te Warschou.
Gedurende een korten tijd werd hij aange
trokken door de oude talen en droomde hij,
dat eens een dier talen de toekomstige wereld
taal zou wordenhij bemerkte echter spoedig,
dat dit niet mogelijk was en peinsde nu op het
vinden van een kunsttaal. In zijn jeugd leerde
hij Fransch en Duftsch, later op het gymnasium
Engelsch, Latijn en Griekseh. Reeds spoedig
merkte hij op, dat een groote voorraad woorden
reeds eigendom van verschillende volken was en
natuurlijk maakte hij van deze ontdekking ge
bruik bij de samenstelling der kunsttaal.
In 1878 was hij ongeveer met zijn werk gereed,
ofschoon tussch'en die taal en liet Esperanto van
nu een groot verschil bestaat.
De jonge Zamenhof was toen in de 8e klasse
van het gymnasyum en deelde aan zijn vrienden
liet een en ander van zijn grootsch werk mede.
De uieesten liuner vonden liet idee prachtig;
zij werden aangetrokken door de buitengewone
gemakkelijkheid en begonnen terstond de nieuwe
taal te leeren.
Den öen December 1878 kwamen ze te zatnen
om liet bestaan van deze nieuwe taal plechtig
te vieren. Up dit feest werd in de nieuwe taal
gesproken; met groote geestdrift werden er lie
deren in voorgedragen en gezongen.
Zamenhof was toen nog te jong om met zijn
werk voor den dag te komen; hij besloot daar
om nog 5 a 6 jaren te wachten en in dien tijd
de taal zooveel mogelijk in de praktijk te be
proeven.
Een half jaar na het feest van den vijfden
December eindigde het gymnasiumleven en gingen
de vrienden uiteen.
De toekomstige apostelen der nieuwe taal
beproefden hier en daar haar ingang te doen
vindenze waren echter spoedig" blootgesteld
aan bespotting, zelfs aan vervolging; dit ont
moedigde lien en deed hen afvallig worden en j
zoo bleef Zamenhof alleen met zijn werk.
Gedurende de 5jaar van zijn verblijf aan
de universiteit werkte hij in stilte aan zijn vin
ding door, maar verborg zijn werk zorgvuldig
voor anderen
Tiet niemand kon hij spreken over hetgeen
hem zoo na aan het harte lag, de schoonste tijd
van het leven, de studentenjaren gingen voor
hem in droefheid voorbij. Gedurende dien tijd
maakte hij veel verzen in de nieuwe taal, waarin
hij zijn hart lucht gaf, zijn innerlijke gevoelens
vertolkte.
Ijverig werkte hij door om de taal te ver
beteren, honderden zaken, die hem in gedachte
schoon en goed voorkwamen, bleken in de werke
lijkheid niet te voldoen. Vooral de zucht om
geest en leven in zijn taal te brengen, bezorgde
hem dikwijls dagen van werken en inspanning.
Na zijn bevordering tot doctor in de genees
kunde, vestigde hij zich als praktiseerend arts.
Nn begon hij er ernstig over te denken zijn
werk openbaar te maken. Hij schreef.zijneerste
boekje getiteld Dr» Esperanto. Lingvo internacia.
Hij zocht een uitgever, maar nu kwam hij in
onzachte aanraking met hel werkelijke leven,
de geldvraag. Gedurende twee jaren zocht hij
tevergeefs een uitgever voor zijn werkeindelijk
in 1887 na veel pogingen gelukte het hem zelf
zijn eerste werk uit te geven.
Zoo deed het Esperanto zijn intrede in de
wereld tot een zegen voor de menschheid.
In het begin groeide liet plantje langzaam,
uiterst langz am. maar thans is liet plantje reeds
een boom, welks breede kruin stonn en onweer
kan trotseeren.
In 1905 had het eerste groote congres plaats
te Boulogne sur Mer. Uit alle oorden der wereld
kwamen ze daar te zanien, als broeders sprekende
één en dezelfde taal. En na dien tijd zijn meerdere
congressen gehouden en steeds, langzagm maar
zeker gaat Esperanto vooruit.
Moge de tijd spoedig aanbreken, dat wij met
alle aardbewoners kunnen spreken en correspon-
deeren in één en dezelfde taal
■T. H. W. Habermehl.
Delegito TJ. E. A.
L'Espero,
En la mondon venis nova sento,
Tra la mondo iras forta voko
Per flugiloj de facila vento
Nun de loko flugti gi al loko!
Ne al glavo sangon soifanta
Gi la homan tiras familion
Al la mond'eterne militanta
Gi prQmesas sanktan liarmonion.
Sub la sankta signo de l'espero
Kolektigas pacaj batalantoj
Kaj rapide kreskas la afero
Per iaboro de la Esperantoj.
Forte staras muroj de miijaroj
Inter la popoloj dividilaj
Sed 'dissaltos la obstinaj baroj
Per la sankta amo disbatitaj.
Sur neutrala lingva fundamento
Komprenante unè la alian
La popoloj faros en konsento
Unit grandan rondon familian.
Nia diligenta kölegaro
En Iaboro paca ne lacigos
Gis la bela songo de 1 homaro
Por eterna ben' efektivigos.
Dr. Zamenhof.
De Hoop.
Een nieuw gevoel doortrilde deze wereld;
Een luide stem klinkt over land en zee;
Nu voer' een zachte wind, haar dragend opzijn
[vleug'len,
Vamplaats lol plaats die roepstem met zich meel
Zij roept ons nooit tot bloed'gen strijd te zamen,
Ontrukt den man niet wreede aan 't gezin;
Zij leert der wereld thans, die eeuwig oorlog
[voerde,
Wat vrede is en heil'ge menBchenmin.
De „Hoop1't symbool der schare vredestrijders,
Is steeds hun kracht; een heil'ge talisman!
Hun werk draagt rijke vrucht: verbroedering
[der volk'ren,
Wat „Esperanto" slechts der wereld brengen
[kan!
't Verschil in spraak hield land van land ge-
[scheiden,
Verdeelde 't volk door alle eeuwen heen;
Een taal, die elk verstaat, schenkt onderling
[waardeeren,
En liefde rukt den scheidsmuur ras uitéén.
Onzijd'ge taal, dat zal de waarborg wezen
Voor wereldvrêe, het heehtste fundament 1
De volkren zullen dan elkaar in 't harte lezen,
Eeu wereldbond, die zich één volk erkent
Geen tegenspoed ontmoedigt onze s,rijders;
Wij blijven sterk: het werk des vredes wacht!
Tot 's werelds schoonste droom tot eeuwig heil der
[volkereu,
Eén wereldtaal aan 't menschdom is ge-'
[bracht.
(Vrij vertaald).
In N. lit. Ct.en van de voor-
GODSDIENST laatste week vindt men niet"
EN KERK. onhumo istisch eindigende rede
kavelingen van godgeleerden om
trent de daad van den haarlemschen predikant
dr. A. H. de Hartog die alvorens zijn Kerstpreek
aan te vangen de versiering in groen en roode
linten van den preekstoel rukte om zijn gehoor
duidelijk te maken, dat voor hem het kerst
feest een begrafenisfeest was en niet eeu louter
blijde herdenkingsdag. De predikant Van der
Heide uit Delft is ter verklaring van dr. de
Hartog's optreden tegen den godgeleerden bericht
gever van de N. Ut. Ct. in het krijt getreden,
belangrijk is zijn stuk zeker en onze lezers
kunnen het in onze leeszaal ter hand nemen.
Jezus Christus, zoo is het beginsel der rede
neering, genomen als van God den Vader uit
gegane persoonlijkheid, wordt voorgesteld als de
geest voor zoover deze zich in den nog niet
geestelijken, maar natuurlijken mensch begraaft
om deze öm te vormen, te verteren en tot geest
te verkeeren om niet te zeggen: maken. De
geest begraaft zicli om het lichaam in waarheid
levend te maken. De geboorte van het lichaam
Van den kleinen Jezus kan dus tevens worden
Voorgesteld als de begrafenis van den Heiligen
Geest in liet natuurlijke. Dit alles wordt dooi
de wijsbegeerste en door de vrijzinnigen ook wel
oegrepen, alleen men geeft zich aan de linkerzijde
der christelijke gemeenschap niet met zijn ge-
heele gevoel aan die voorstellingen over. Immers
Uit deze overgave (daar ieders voorstelling weel
een klein weinig verschilt van die van ieder ander)
vloeit onverdraagzaamheid voort (ten bloede toe)
en de gemeenschap zelve loopt aldus op geeste
lijke verwildering (immers dweepziekte van de
daar nog maar ondoordaeht-godsdienstige men
schen) uit. Niet onhumoristisch beantwoordt de
i'otterdamsche berichtgever den heer Van dei-
Heide in het avondblad A van 11 Januari 1912
aldus
Kerstmis een begrafenis.
Ingezonden
M. d. li.
Ja ja, wat de heer Van der Heide zoo welwil
lend is te schrijven, dat is goed en wel, en zelfs
al verschrikkelijk bekend en oude kost en afge
zaagd. Uw berichtgever kan aan al die aanhalingen
nog toevoegen, dat zekere Augustinus het men-
schelijk leven niet goed wist te omschrijven en
dus wjjfelde of hij hetzelve een „Levend sterven"
ofwel een „Stervend leven" zou noemen. Maar
omdat De Hartog een nieuwerwetseling is,
me'ên !e uw berichtgever, dat hij als laatste snufje
liever aan de Egyptische prieslers gedacht had.
Doch alle gekheid op een stokje:
D e Egyptische priesters, en die Paulus en
die Augu-titms, die Gerretsen, Van der Heide
en die De Hartog, hebben natuurlijk in den grond
gelijk, namelijk rat Dood en Leven eigenlijk niet uit
elkaar te warren zijn. 't Is gewoon een puzzle
Is de dool liet leven? of omgekeerd? of is dood
Dood? en leren Leven?
't Is om er duizelig van te worden. "Ja fcij
God, in allen ernst.
Maar dit wou 'k nu maar beweren, dat als wij
.godgeleerden nu voor een onvoorbereid gehooi
ft ~ztj een Koningin die haar kindje laat dööpen
't zij een gehoor in de Nieuwe Kerk te Haarlem)
maar plompverloren beweren dat een doop of
een geboorte eigenlijk een begrafenis is, dan
zijn we even onhandig als iemand die bij een
treffend sterfgeval, bij een treffende begrafenis
plots hoera! ging roepen.
De vergelijking gaat hier volkomen op, want
immers: de dood is het leven. Men kan dus
(zonder onwaar te zijn) bij eene begrafenis roepen
Lang leve die en die!
Ik wacht zulks dns nu als noodzakelijk gevolg
hunner „manieren" af van de heeren Gerretsen
en De Hartog.
Uw Berichtgever.
Wij veroorloofden ons in bovenstaand stukje
eenige vreemde uitdrukkingen door goed neder-
landsche te vervangen. (Red. BI. W.j
Het roomsché h u w e 1 ij k.
In de S.Rtt.Crl van 1.1. Dinsdagavond komt
een uitvoerig artikel voor, geschreven door den
heer J. H. Scholten, r.-k. priester, dat als ant
woord moet dienen op een beoordeeling van een
door hem bewerkten „Huwelijkscatechismus voor
katholieke verloofden en gehuwden", voorkomende
in het avondblad van 22 December 1.1. De heer
S. verklaart met enkele punten der beoordeeling
geen genoegen te kunnen nemen. O.ni. ontkent
de sclir. dat het de bedoeling der r.-k. kerk is
om langs den weg der vruchtbaarheid van het
huwelijk op den duur de meerderheid in den
staat te herwinnen en dan weer over den staat
te regeeren. Als voorbeeld wijst de heer S. op
België en vraagt of de belgische staat onder de
heerschappij der kerk is gekomen, sinds de katho
lieken daar aan het roer zijn. Vervolgens zet schr.
uiteen de bevoegdheden van staat en kerk ten
opzichte van het huwelijk der ongedoopten en,
zegt hij, wanneer de kerk sinds Paschen 1906
strengere bepalingen tegen de gemengde huwe
lijken van katholieken en anders-denkende mede
christenen neeft ingevoerd, dan is dit „geen blijk
van zelf bewustheid op grond van vermeerderden
invloéd", zooals de beoordeelaar meent, maar een
daad van kloeke tegenweer, door de noodzakelijk
heid geboden. Want de ondervinding heeft baat-
geleerd, dat zij zoowel hier als elders bij de ge
mengde huwelijken aan het kortste eind trekt
en hun nakomelingen in het 3de en I de geslacht
voor 't grootste deel onverschilligen in dengods
dienst of afvalligen zijn geworden. De kerk ver
liest or daardoor jaarlijks hij duizenden.
Vérder meent de lieer Scholten dat het 't be
vattingsvermogen van den beoordeelaar zijner
„Huwelijkscatecliisinus" te boven gaat, dat het
christelijk huwelijk onder de veilige hoede en
wijze leiding van de katholieke kerk staat „en
daardoor aan de willekeur en wellust van voiv ten
en volken onttrokken is". De kerk, overheid als
zoodanig, is tot het celibaat gehouden, heeft dus
géén persoonlijk belang bij de huwelijks wetgeving
en regelt en oordeelt alleen volgens de eischen
van het algemeen belang. Zij kan dus eigenlijk
alleen als onpartijdi- en wetgever en rechter in
deze zaak gelden. Maar dat kan niet gezegd wor
den van vorsten en andere wereldsche wetgevers,
die zelf persoonlijk belang hebben bij het huwelijk.
Dit bevestigt z.i. de geschiedenis op menige
bladzijde. Zou, aldus vraagt hij, de eenheid en
onverbreekbaarheid van liet christelijk huwelijk
in Europa nog zoo goed bewaard gebleven zijn,
als hare handhaving ware toevertrouwd aaneen
koning Xötha ius I, een koning 1 hilips I van
Frankrijk, een keizer Hendrik IV van Duitsch-
Iand, een koning Hendrik VII van Engeland,
enz., vorsten, die aan één vrouw nog niet genoeg
hadden en zij als rechters in huwelijkszaken ge
golden had len. De pausen van Romé hebben
tegenover deze vorsten het huwelijk heel wat
krachtiger verdedigd, dan Luther tegenover Philips
van Hessen. En sinds de invloed der roomsche kerk
op de volken met christelijke beschaving is gedaald,
heeft ook de echtscheiding haar intrede in hunne
wetboeken gedaan En zelfs niet-katliolieke staat
huishoudkundigen vragen zich met bezorgdheid
af, waar het in Frankrijk en de Vereenigde
Staten van Amerika met de steeds toenemende
echtscheiding en verbreking van het familieleven
en verwijdering van zeden heen moet. Ten
slotte zegt de heer Scholten dat het de katholieke
kerk is, die aan de romeinsche huwelijkszeden
uit den keizertijd een einde heeft gemaakt, die
Europa in de middeleeuwen voor het haremlevèn
van het oosten heeft bewaard en dat de heilig
heid en onschendbaarheid des huwelijks en een
gezond en krachtig familieleven, voor zoover die
in landen met christelijke beschaving nog voort
leven, aan haar zijn te danken.
De redactie der N. Rott. Crt heeft gemeend de
uiteenzetting des heeren S. omtrent het r.-k.
huwelijk met nagenoeg dezelfd-s uitvoerigheid
te moeten beantwoorden en volgt den schrijver
met hare weerleggingen als het ware op dén
voet. Wij doen er een enkelen greep uit:
„Wat de heer Scholten zegt," aldus de redactie
van de strenge bepalingen, sinds Paschen 1906
noodig gebleken, wel, het pleit o. i. niet voor
de hechtheid eener geloofsovertuiging als deze
door dwangmaatregelen gehandhaafd moet
worden.
Ten slotte de „willekeur en wellust van vorsten
en volken". Wij zijn den heer Scholten dank
baar voor zijne uitlegging. Ons compliment over
de kostelijke vinding. Doch wanneer het waar
is, dat alleen coeiibatairen het huwelijk mogen,
regleinenteeren, omdat ze zelf ongetrouwd zijn,
dan moeten wij dit ons geheel nieuwe heginsël
ook verder toepassen op het maatschappelijk
terrein. Laat ons dan de schoolmeesters als
onpartijdig de opstelling van de bakkerswet
toevertrouwen, en de bakkers als even belan
geloos de regeling van het onderwijs in handen
geven. Maar dan zon ook een gevolgtrekking
zijn, dat het toezicht over de kerk en hare
instellingen niet aan de geestelijken toe
komt, want, nietwaar?, deze kunnen dan immers
niet onpartijdig oordeelen, maar aan de lêeltën,
r en liefst aan andersdenkende leeken
Wat het noemen van namen der wellustige
koningen en keizers als Lotharius I e. a betreft,
had de redactie om een lief ding gewild dat de
heer Scholten dezen maar rustig in hun graf
hadde laten liggen. „Want nu dwingt hij ons
publiekelijk de vraag te stellen, of de handhaving
van de geslachtelijke reinheid wel in goede
handen geweest is bij pausen als Pius II, die
liij zijii troonsbestijging vier onechte kinderen
meebracht; Innocentius VIII, die in het Vaticaan
ile bruiloft van zijn kleindochter vierde, om
van den meer beruchtèii Alexander VI nog
maar le zwijgen. Dat de r-k. kerk ook thans
nog een zekere mate van bescheidenheid moet
betrachten, als zij spreekt van den haar kenmer
kenden goeden invloed tegenover „de verwilde
ring van zeden", leere de heer Scholten uit den
jongsten „Staatkundigen Brief" van mr. S. van
Houten. Deze deelt n.l. mede, dat terwijl volgens
de laatste gerechtelijke statistiek (1908) in de
gewone strafgevangenissen het percentage der
genen die tot geen kerkgenootschap behooren 0.4
bedroeg, dit voor de katholieken was 43.3!
En dit, terwijl de eerste groep 5 pet. der bevol
king uitmaakt, de laatste 35 pet."
Met welke waarheden de heer Scholten en de
katholieken het voorloopig weder kunnen doen.
Heemsteedsche Brieven.
XVI.
De stembus heeft hier wederom gesproken.
Tengevolge van de lauwheid van bewoners van
het noordelijk deel der gemeente, er bleven van
dezen n.l. een 60-tal kiezers thuis, waarvan verre
weg het grootste aantal, zoo niet allen, protestant
zijn, gingen de r.-k. met een meerderheid van
40 stemmen strijken. Moclit deze nederlaag
de protestanten toch wakkerjroepenGebleken is
thans duidelijk dat de protestanten het hebben
kunnen winnen. We zuilen hopen dat in eenwarmer
seizoen, waarin de verkiezingen vallen, de noor
delijke bewoners van ons dorp ook wat warmer
loopen naar de stembus.
'tls wel jammer, maar 't is eenmaal zoo, vele
bewoners van het noordelijk deel der jemeente
voelen zoo weinig voor de plaats hunner inwoning.
Hun werkzaamheden vinden zij voor 't grootste
deel in Amsterdam of Haarlem, en zijn daarbij
dikwijls lid van eene of andere vereeniging in
de stad.
't Is dus eenigzins te begrijpen dat zij zich
meer Haarlemmers dan II emsteders gevoelen.
Maar dat is niet goed. dat zij helaas maar al te
veel de Heemsteedsche belangen verwaarioozen.
Zij plukken de vruchten van Heemsteedsche voor-
deelen, geen plaatselijke belasting, dus dienen zij
ook, inzonderheid wanneer het eene raadsver
kiezing betreft, wat meer belangstelling te toonen.
Ik heb echter goeden moed, dat deze nederlaag
een volgende maal eene overwinning zal zijn. De
meerderheid in den raad is dns voorloopig r.-k.
Laten we hopen dat liet nieuw gekozen lid mede
zal werken tot den bloei van onze gemeente.