ALGEMEEN WEEKBLAD
Bloetnettdaal, jtaarUm, Keemsiede eti onliggende plaatsen.
Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal.
Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem.
VOOR
KANTOREN
6e Jaargang.
ZATERDAG 27 APRIL 1912.
No. 17.
Het Bloemendonlsch WeeklM
Prijs per
halfjaar f 1.25
hij vooruitbe
taling.
Prijs per
nummer fü.lO
Advertentiën
10 cents per
regel
bij herhaalde
plaatsing
korting.
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
•Niar aanleiding' van het jongste
ivr o t u froprio.
Wie vergeet, dat wij aan de r.-k. kerk te
dansen neooen net overurengen van ae ouae
beschaving van de Doornen uer iviiudelland-
sene zee naar net noorden van Jturopa en den
nieuwen tiju, is niet waard, aat hij eene moe
der heeft geiiad. De kers, die Maria, de ver
persoonlijking der leiiLe, voor eeuwig kuisen
lieelt verklaard, noemt zich zelve Dij voor
keur alier moeaer en de H. Maagd Maria is
dan ais liet ware het eeuwige jonge beent van
de kerk zelve. Maar de kerk vergat te vaak,
dat een eclite moeder ook oud wondt en stent
en dal een kerk, die eeuwig de moeder der
inensohheid zou wüieu blijven, telkens zou
moeten wedergeboren worden. W el is de
kerk altijd veelzijdig geweest, dat is naar
roemmaar van een zien verjongende moeder
kan niet worden gesproken, wanneer de
nieuwe jeugd van buiten moet worden aan
gebracht. mil nu is het kenmerk der r.-k.
kerk dat zij, wanneer nieuwe kracht in haar
zelve ontlook: ten tijde der Hervorming, later
111 de zoogenaamde modernisten, zij deze
nieuwe krachten uitstootte, om slechts
schoorvoetend aan eigen innerlijke hervor
ming te werken. Daarin toont de roomsciie
kerk haar siijf-romeinsch en haar dogmatisch
karakterveroveren naar buiten, naai' binnen
zich slechts wjjleiend hervormen.
Welnu, dit romeinsche karakter, het room
sciie in liet roomsch-katholicisnie, dat ui-
tramoiitanisme, dat den geestelijken opvol
ger van den tot het ehistendom be
keerden roineinschen soldalen-ktizer eert ais
geestelijk opperhoold der geheele christen
heid, dat ultramontanisme is de vijand, die
wij zorgvuldig moeten onderscheiden van het
katholicisme, van den christelijken godsdienst
zijn aanvankelijk algemeeiien. dichterlijken, en
gevooivolleii vorm. Het roomsck-katiioiicisme
zou ons geheel zijn ais de macht, die dezelfde
de kleur van de siaclit dragen, zoovaak zij ons
tegenkomen, in rijke kleuren getooid de mis
vast te houden, dat dezelfde priesters, die
de 'kleur van den nacht dragen, zoovaak zij1 ons
tegenkomen, in rijke kleuren getoo.d, de mis
opdienen voor de geloovige schare.
lntussclien wij zullen als redelijke men-
schen tegenover net roomsciie in het roomsch-
kalholicisme evenmin eenzijdig vijandig heb
ben te staan, want het is de krachtige
romeinsche soldateske organisatie der r.-k.
kerk geweest, die haai' behoed heeft voor
vervloeien te midden van verschillende de
samenleving zelve brekende machten. Toen
de barbaren vóór dat wij 't jaar 1000 schre-
van iu Europa vielen en de oude wereld in
brokjes aan zich onderwierpen en de romeinen
voor zich uitjoegen, was de r.-k. kerk in
West-Europa gevestigd en heeft zij ten slotte
de koningen der veroveraars tot zich bekeerd
en is zij zelf met behulp van Karei den Groote
lot zoodanige macht geklommen, dat, toen
zijn rijk uiteenviel, zij zelf machtiger en rijker
overbleef dan ooit te voren. Eigenaardig is
ook, dat eene zuivere theocratie, d. w. z. eene
staatsregeling, waarbij regeering en priester
schap geheel samenvielen, gelijk Egypte, de
.loden onder hunne patriarchen en de Galliërs
onder hunne Druïden hebben gekend, door
het roomseli-katholicisme nooit is beleefd.
Het oude christendom, in algemeenen zin,
als godsdienst die slechts één drieëenig God
erkende, die geen nationale God meer was
maar een God voor alle menschen,.het katho
licisme was in de eerste eeuwen onzer jaar
telling te Rome als internationale broeder
schap een door de sterk nationalistisch ge
zinde romeinen bestreden godsdiensttoen
liet- door zijn verzachtende werking op de
zeden aan invloed toenam werd liet een ge
dulde godsdienst, tot omstreeks de 4e eeuw
de bewindvoerende keizer in het romeinsche
rijk tot deze kerk overgingvan toen af aan is,
geschiedkundig beschouwd, de r.-k. kerk van
werkelijk lijdende kerk strijdende en overwin
nende kerk geworden, van toen af heeft zij
den vorm aangenomen die zij grootendeels
nu nog heeft en die in velerlei doet denken
aan de romeinsche staatsinstellingen, waar
mede zij vroeger reeds velerlei aanraking had.
Het is in dezen tijd dat eigenlijk voor het
eerst ambtelijk sprake is van een zooge
naamd forum privilegiatum, d. w. z. in 't alge
meen van een voortrekken van de geestelijke
rechtspraak boven de rechtspraak door ro
meinsche leeken. Tusschen de eerste chris
tenen, die zich zedelijk en verstandelijk en
ook door hunne bekendheid met geloofs-
genooten uit andere deelen der wereld rond
om de Middellandsclie zee de meerderen ge
voelden van de uit het romeinsche rijk
komende heidenen, golden bij geschil de
voorschriften die wij vinden in het evangelie
van Mattlieus, hoofdstuk 18 vers 1518. Wij
hebben daar een soort patriarchale recht
spraak, welke tot vredige beslechting van ge
schillen tusschen broeders-geloofsgenooten
zeer dienstig was. Als men bedenkt, dht elke
andere rechtspraak nationaal was, en dat de
christenen gemeenten vórmden van lieden uit
verschillende nationaliteitromeinen, grie-
ken, joden, barbaren, vrijen en slaven, dan
begrijpt men waarom niet de romeinsche
staat zulk een rechtspraak kon overnemen,
noen deze gelootsgenoocen zich aan de
romeinsche rechtspraak Konden onderwerpen,
en ook dat allengs naast den romeinscnen
staat een andere, aan invloed steeds toene
mende macht ontstond, die aap. eigen rechts-
regelen behoefte kreeg' en deze derhalve
schiep. (.Want alles waaraan de menseh be
hoefte heeft schept nij vroeg of laat, een
voudig omdat hij 't niet laten kan.) Er ont
stond een bissenoppelijke rechtspleging die
bij de toeneming van net verkeer tusschen
de geloofsgenooten meer in zwang kwam,
meer en meer het vertrouwen genoot der
broeders en zich allengs uitbreidde over de
ieeken-geioofsgep.ooten. In het jaar 381 heelt
toen keizer Oonstantijn de volgende wet uit
gevaardigd: Wij bevelen, dat de vonnissen
der bisschoppen, over welke soort zaak ook
gewezen, en ongeacht de leeftijd der partijen,
onvernietigbaar en onaanveentbaar blijven,
of het vonnis is gewezen tusschen minder
jarigen of meerderjarigen; de gewone rechter
behoort alleen voor de uitvoering er van zorg
te dragen. Ieder die een proces neeft, zal het
hangende het geding voor de rechtspraak
van den bisschop kunnen overbrengen, zelfs
tegen den zin der tegenpartij. Alle zaken ge
regeld bij het civiele en liet praetoriaansche
recht die beëindigd zijn door een uitspraak
van den bisschop, zullen beschouwd worden
als onveranderlijk beslecht en men mag
daarop niet weer terugkomen; voorts moeten
alle leekenrechters zonder tegenkanting de ge
tuigenis aannemen van een bisschop (eigen
lijk is bisschop sTTignoxo? nietj anders
dan opziener der kerkelijke gemeente) en
wanneer eene partij zich op zoodanige getui
genis beroept, mag de rechter geen andere
getuigen daartegen toelaten.
Men vindt de vrijwillige rechtspraak der
christenen liet duidelijkst beschreven in den
1'-" blief van Pauius aan de Corinthiërs,
hoofdstuk VI, vers 1.
Toen nu liet christendom door alle poriën
de romeinsche maatschappij binnendrong,
werd het allengs onnoodig tot de buiten
gewone rechtspraak der bisschoppen (die
tevens als een soort vrederechters optraden)
zijn toevlucht te nemen. De gewone recht
spraak verloor allengs het stuitende, dat ze
aanvankelijk liad, omdat ook zij door geloofs
genooten werd uitgeoefend. Daarna vindt
men dan die geestelijke rechtspraak tot
rechtspraak voor en over geestelijken beperkt.
Dit is liet wat de paus nu wederom wil hand
haven of invoeren. De tenuitvoerlegging der
vonnissen is echter door alle tijden heen bij
de wereldlijke maclit gebleven.
Eigenaardig is dit omdat er duidelijk uit
blijkt, waarvoor een roomsch geestelijke een
niet-geestelijke aanziet. De wereldlijke over
heid wordt in oude geschriften ook genoemd
de arm van de geestelijke overheid die 't
hoofd en 't liart is. De leek is in de
oogen van den rechten r.-k. geestelijke niet
meer dan een slaapwandelaar, een wezen voor
't welk wordt gedacht en gevoeld en dat zelf
volstaan kan met te werken, een willoos werk
tuig. Ook dat is typisch romeinsch. Onze
r.-k. landgenooten mogen liet zich voor ge
zegd houden. Het kon bij de nauwere aan
raking tusschen kerk en staat niet uitblijven,
dat de staat zijnerzijds ook regelen uitvaar
digde voor liet gedrag der geestelijken. Zoo
mochten onder Tlieodosius, Valentijn en Ar-
cadius vrouwen onder 60 jaren geen diaco
nessen zijn als zij een kind hadden, geeste
lijken die de belofte van kuisclilieid hadden
afgelegd mochten niet bij eene weduwe aan
huis komen. Onder Gratianus werd bevolen,
dat voor de geestelijke rechtbank de wijze
van procedeeren moest worden gevolgd die
bestond onder de leeken-recliters. Zoodoende
is in het Corpus juris canonicum de uitvoe
rige regeling van liet burgerlijke rechtsge
ding gekomen, die door dat kerkelijk wetboek
heen naar Noord-Europa is overgekomen en
daar weder is opgenomen in de leeken-wet-
boeken der verschillende staten van den
nieuweren tijd. Na Karei den Groote bezitten
de pausen de grootste mate van macht die
z(j ooit hebben gekend, en van dien tijd dag-
teokenen de twisten der vorsten tegen de II.
Stoel, twisten met verschil van afloop. Nadat
de kerk door het tijdens de groote volksver
huizing bewaren der beschaving en hare over
planting naar het noorden liaai' voornaamste
taak liad volbracht, bleek het dat zij, wier
geest als die van iederen machthebber in
heersclizuclit oversloeg, de middelen om haar
overmoed te keeren zelf had medegebracht en
gereed gemaakt. De kerk heeft oude kunsten,
de oude letterkunde, de oude christelijke oor
konden en de wetenschappelijke werken dei-
Ouden uit Rome en Griekenland naar West- en
Noord Europa overgebracht. Op dat vrije, dat
nieuwe onontgonnen gebied ontlook daaruit
eerst liet mengsel van volkskunst en oude
kunst dat men de renaissance noemde, dan
een nieuwe van allerlei overblijfselen uit het
heidendom (die der r.-k. kerk nog' eigen zijn)
ontdane godgeleerdheid en eeredienst (de
Hervorming) en een eigen vrije natuurweten
schap. Naast de standen der geestelijkheid
en ridders, die als 't ware elk een der twee
ongescheiden helften der middeleeuwsche
wereld (de kerk en de monarchale staat) ver
tegenwoordigden, kwam de derde stand op eii
het is niet toevallig dat tot dusver dooi' dezen
stand in kunst, wetenschap en protestan
tisme het hoogste in Noord- en West-Europa
is bereikt. Natuurlijk schiepen deze burgers
ook hunne staatkundige instellingen en orga
nen nl. m het parlement en zoo zien wij de r.k.
kerk en de paus in ons land ten tijde der
Hervorming en in f rankrijk daarna nog tot
aan de omverwerping der Bastille, dat nate-
iijk kenteeken van het r.-k. en anti-revoluti-
onnaire stelsel, m voortdurenden strijd met
drie machten: met de wetenschap der huma
nisten en der opkomende natuur-filosofen,
met de godgeleerdheid en den vereenvoudig
den eeredienst der protestanten en met de
parlementen, die aanstuurden op volkomen
verwereldlijking van de kerk.
De geest der parlementen is in beginsel
ook de geest van het protestantisme, het is
de geest van den vrijen man, die niet aan den
ketting filosofeert of theologiseert, die over
het maatschappelijk ieven zelfstandig wil
nadenken en. die ook zelfstandig wil handelen.
Wij zien dan onder Napoleon de geschiede
nis zich in zekeren zin herhalen. De kerk
en de paus worden door hem tijdelijk naar
zijn wil gezet, maar niet zonder dat hij hun
veei had moeten toegeven en na zijn val is
het de kerk die, niet verjaagd, maai' versterkt
uit dien strijd te voorschijn komt. Gaan wij
na wat in ons land na 1798 is geschied.
Zoowei uit art. 19 en 20 der staatsregeling
van 1898, als uit art. 5 der staatsregeling-
van 1805, als uit artikel 196 der grondwet
van 1815 en de artikelen 169 en 172 der
grondwetten van 1848 en de tegenwoordige
van 1887 blijkt, dat het de staat is, die be
veelt en de kerk die buiten zekere palen, te
gehoorzamen heeft. Zoo is de toestand bij ons
gedurende meer dan 100 jaar. Maar wij zien
ook met .name in de staatsregeling van 1805,
waarbij bepaald is dat het gouvernement tel-
--bcr.s de- noodige maatregelen, neemt, welke
de bijzondere omstandigheden van deze kerk
genootschappen, met betrekking tot de open
bare rust en algemeene welvaart eisclien
terwijl later geschreven wordt dat de koning'
zorgt, dat de kerkgenootschappen zich houden
binnen de palen van de we 11 e 11 van den
staat, dat na 1814 verondersteld wordt dat
niet telkens door de regeering n'aar betrek
kelijke willekeur wordt ingegrepen, maar dat
de wet regels voor zoodanig ingrijpen geeft.
Dit beginsel is een uitvloeisel van de verdere
doorwerking van de idee van den rechts
staat, d. w. z. van een staat waarbij noch
aan e-en stand, noch aan een kerk, noch
zelfs aan de regeering van het oogenblik
eenige zelfstandige macht tot regelen en
ingrijpen wordt gegeven, maar waar geregeerd
wordt naar door een min of meer ingewik
keld samengestelde wetgevende macht vooraf
op schrift gestelde regelen, waardoor allen
zijn gebonden, ook liet gezag zelf. Is dit
eenerzijds te beschouwen als eene nieuwe
overwinning' van de staatsidee op de kerk,
op de. r.-k. kerk, die in hare eigen geschiede
nis zooveel recepten vindt om na een geleden
nederlaag langs een omweg weder tot maclit
te geraken, schijnt dit venloop der geschiede
nis meer de uitwerking te hebben gehad van
dezen wenkzorg voortaan niet de regeering
alleen, maar ook liet parlement onder uw
invloed te brengen. Het is een geniale ge
dachte geweest van dr. Schaepman, om in
den eerzuclitigen, welsprekenden en liaixl-
werkeiideii dr. A. Kuyper (en volgens H. de
Balzac, een romanschrijver, maar tevens een
groot menschenkenner, is hard werken de
eigenlijke bron van het genie) aan de r.-k.
kerk te bindeneen tot dusver aap het
staatkundig leven weinig deelnemende groep
protestanten die kiezers voor liet
parlement waren of konden worden. Deze ge
dachte, in den loop der jaren door de neder-
landsoïie r.-k. geestelijkheid uitgewerkt, lieeft
het mogelijk gemaakt dat tlians van de 3
vroeger aan de roomsciie kerk overstaande
machten: de wetenschap, het protestantisme
en het parlement, de 2 laatste in ons land
althans, voorloopig overwonnen en voor aan
Rome onderworpen kunnen worden verklaard.
Geen ingewikkeld geredeneer, nocli vreemd
woordgebruik van coalitie en unio mystica
of hoe die hybridische verbinding van Rome
en Dordt verder moge genoemd worden, kan
deze waarheid uitwisscliendat in dr. Kuy
per het hartigiste gedeelte van ons protes-
tantscli godsdienstig volk onderworpen is aan
Rome, aan een 2700-tal roomsciie gees
telijken die behalve wat zielezorg en voor
ziening jn den steeds grooter wordenden
geldnood der roomsche kerk, niet anders heb
ben te doen, dan clie overwinning door dage-
lijkschen, eendraclitigen arbeid, maatschap
pelijk volkomen te maken. Dr. Kuyper, het
is oud nieuws, heeft voor een tijd de belangen
van het protestantsche Nederland aan die
van Rome ondergeschikt gemaakt en wanneer
de martelaren van Gorcum lieden zijn van
eenige beteekenis in den roomschen hemel,
dan zullen zij bij het overlijden van dezen
protestaiitscli-roomschen primaat zeker een
woordje te zijnen gunste medespreken. De
wetenschap heeft tegen Rome nog stand ge
houden. ook al omdat zij tot voor korten tijd
voornamelijk proefondervindelijke natuurken
nis wasof cle geesteswetenschappen, rechts
wetenschap, kunstgeschiedenis, wijsbegeerte
eu gocLgeieei'dneid tegen roomschen invloed
besiana zullen blijven, moet nog blijken.
Mochten ook die bezwijken, dan blijft .ter
bestrijding der 11. moederkerk slechts over
het staatkundig liberalisme en de sociaal
democratie.
Laat ons van het staatkundig liberalisme
in zijne verschillende schakeeringen hier zwij
gen, liet is in ons land groot cLoor zijn ver
leden en min of meer afwachtend wat de
toekomst betreft, terwijl het intusschen den
staat in ai zijn geledingen maakt tot de eer
ste economische grootmacht. En de sociaal
democraten.' De r.-k. clerus heeft ook naar
hen op verschillende wijze de hand reeds
uitgestrekt; zooals de heer Jos. v. Veen
in zijn uitnemend werkje over het Motu
Propno ook lieeft gesteld: „de roomsche
kerk heeft in de opkomst van den vierden
stand uitnemend voor zich zelf profijt weten
te trekken" zooals zij iedere beweging van
elk onontwikkeld deel der menschheid door
lokken (en dreigen tevens) tracht te trekken
binnen de palen, waarachter zij eigenmachtig
en de baas is. Zal de sociaal-democratie zoo
veel protestantsehen zin, zooveel zin voor over
leg en zooveel zelfbelieerscliing blijken te be
zitten, dat zij het gevaaj van liet in Rome's
handen werkzame kapitaal niet onderschat,
en zicli om steun wendt tot andere groepen
van ons protestantsche vaderland om tezamen
de roomsche kerk terug te dringen van het
staatsterrein? De tijd zal het leeren. Maar
zoolang dit niet vaststaat, zoolang niet evo
lutie-, maar revolutie-zin onze volksmannen
bezielt, zoolang zal Rome dat de verpersoon
lijkte zin voor orde is, al is het dan des
noods de orde van een kerkhof, voedsel
vinden in het groot-kapitaal van de neder-
iandsehe protestantsche burgerij en zoolang
zal de kans bestaan dat èn die protestantsche
burgerij èn de sociaal-democraten tezamen
als één. man onder Rome's druk naar den
kelder gaan.
Dit zijn de naakte feiten, dit zijn de om
standigheden waai'tusschen wij, niet-roomsche
nederlanders, bekneld zitten. Velen onzer
zien dit niet. Men denkt wel eens zij willen
het niet zien, maar ze kunnen het niet zien,
want ze zijn niet tijdig genoeg op het gevaar
opmerkzaam gemaakt en hebben hunne eigen
oogenden kost niet gegeven. Wanneer men een
stofwolk ziet aankomen voor dat men er in
gehuld is, kan men tijdig den mond sluiten
en den adem inhouden. Maar wie in de
fijn verdeelde stof gehuld is voordat liij het
zag is er onwetend in gehuld en wanneer men
hem wijst den mond te sluiten begrijpt hij
eerst wat er gaande is als het te laat is. De
ijdele Abraham Kuyper kon slechts aan eigen
eerzucht voldoen door Rome's heersclizucht
te helpen bevredigen, en die met open mond
op hem vertrouwen hebben in de stofwolk
van de adem-benemenide roomscliheid,
waarin wij zijn gehuld slechts de tanden op
elkaar te slaan om daartusschen het fijne,
glasachtige stof van den weg naar Rome |te
voelen schuren en knersen.
(W o r d t vervolgd.)
C oncertzaal
MUZIEK. „De Kroon".
Dinsdag 23 April 1912 des
avonds 8 uur. Concert Dr. Ludwig Wüllner
en Coenraad V. Bos.
Dit kunstenaarspaar trad voor een matig
bezette zaal opjammer, dat er niet meer
menschen waren om van de buitengewone
voordrachtskunst van den lieer Wüllner en
de werkelijk schitterende begeleiding van den
heer Bos te genieten. Hoe geheel leeft Wüll
ner in zijn muziek-voordrachtalles b e-
leeft liij en doorleeft hij; zijn hou
ding, gelaatsuitdrukking, zijn blikken, de
kleur van zijn stem, zijn alle in overeen
stemming met de liederen, die liij voor
draagt. Ook maakt hij af en toe een hand
beweging-om de kracirt der uitdrukking' te
vermeerderen. Da,t hij geheel opgaat in
zijn kunst, blijkt wel bij 't einde van een
lied, als liij blijft staan - ontrukt aan zijn
omgeving en nog vervuld van hetgeen hij
zong. Bewonderenswaardig is zijn adembe-
heersching, duidelijke uitspraak, de schakee
ringen, die liij aan zijn niet-krachtige stem
weet te geven. Hij raakt niet alleen de ge
voelssnaren, maar mij trof bovenal" ook nu
weer zijn liooge opvatting en fijne wedergave
van de muziek, die dat vereisclite. Wat de
muzikale waarde der voorgedragen liede
ren betreft, stel ik Schubert, Schumann en
Bralims bovenaan. Zeer terecht noemt Rie-
mann. Scliubert: „den König der Lieder";
liet is te liooren, dat Scliubert gemakkelijk
componeerde (er wordt gezegd, dat hij dik
wijls in een „Bierkneipe" aan de punt van
een tafel een lied componeerde en zóó op
ging in z ij li i n w e n i g e muziek, dat
hij va n 't lev en en geraas om hem
heen niets merkte! I) benij dens-
waardig, niet waar? Zijn melodieën en har-
moniën vloeien als een welluidende stroom.
Ook zijn begeleidingen zijn in dat opzicht
eenig en dezen avond lieeft C. V. Bos ook
al die sohoone eigenschappen duidelijk laten
uitkomen, vooral in „Erlkönig" en „Liebes-
botscliaft"dat „rauschendes Bachlein" werd
I meesterlijk weergegeven. Hot a 11 e r f ijn s t e