ONDERWIJS,
K e n pleit v o o r de open) a r e
school.
Aan een opstel van den heer Van Kaalte in de
\miwe Rotterdumschc Courant, betreffende gods
dienst en moraal, ontleenen wij de volgende, naar
„i,> oordeel, zeer lezenswaardige beschouwingen:
Gesteld: een kind heeft kwaad gedaan, gestolen,
eJ dat is herhaaldelijk gebeurd. Het kind wordt
«^strait, krijgt daarna een kort preekje van niet
eer dan een woord of tien en uaarbij den raad,
te bidden, dat God hem zal helpen, dat het met
meer zal gebeuren. Ais een kind alleen met zijn
eigen neigingen moet trachten, de zaak klaar te
-pelen, zal lnj lichter terugvallen tot het kwaad,
,i ,u wanneer hij weet, immers vast gelooft, dat
een ontzaglijke, almachtige kracht buiten hem ge-
ned staat, nem te steunen in zijn strijd.
Dus geen gevoels- en gemoedsoverwegingen,
ma r zeer eenvoudige, rationalistische overwegin-
_eii. gegrond op psychologische wetten, maken het
in sommige gevallen gewenscht, de kinderen te
doen steunen en waarom volwassenen, die lier-
opvoeding noodig hebben niet. ook? op een ab-
-tractie buiten hen om, maar die ten slotte in hun
«•iiien zieleleven tehuis behoort.
Dat moeten de groote dichters der bijbelboeken,
van den koran, de schrijvers van de boeddhistische
geschriften over Godsleer ook hebben begrepen,
liet is niet aan te nemen, dat zij minder scherp
zinnig zouden zijn, dan b. v. de rationalisten, de
inonisten, de positivisten; dat de overwegingen,
die opkwamen in de denkerslioofden der mannen
van de vrije gedachte, niet ook bij lien opkwamen.
Mogelijk is, dat al die grooten hetzelfde dachten,
H'wust of onbewust, maar dat ze uit opvoedkun
dige overwegingen leeraarden, zooals ze deden.
J)e monist neemt op grond van biologische studie
van zijn kennis der geologie, enz. aan, dat het
lal zich spontaan gevormd heeft, door de eeuwi-
u et der algemeene aantrekkingskracht dan, en
i zegt er niet bij, hoe die wet tot stand kwam,
ie haar gelastte. De geloovige neemt aan, dat
■a persoonlijke God het heelal schiep, wijl hij niet
hau gelooven aan spontane generatie en wijl het
schreven'staat in den bijbel. Het zijn twee vor-
i ii van geloof, die beide evenveel recht hebben
uj eerbiediging.
Ken heel klein beetje algemeen denkbeeld van
I te onderwijzen, schijnt mij aanbevelenswaar-
niaar dan zoo algemeen mogelijk, zoodat
lüter geen losscheuren noodig zal zijn. Nu komt
de vraag, wien men dat onderwijs zal opdragen.
Ik zou niet graag zien, dat mijn kinderen gods
dienst moesten leeren van den eersten den besten
onderwijzer en ook niet van den laatsten aller-
besten onderwijzer, die toevallig, wijl hij examen
lm tt gedaan en daarna nog een examen in godge
leerdheid, omdat het er zoo bij behoort, daarmee
v erd belast. De school is en moet blijven een inrich
ting voor het* aanbrengen van kennis en vaardig
heid, het ontwikkelen van het verstand en in zoo
ui ineen mogelijken zin van het gemoed. Zulke in
tieme zaken als godsdienstleer en andere tik noem
b. v. geslachtelijke voorlichting) blijven het domein
mui liet huisgezin, van vader of moeder, liefst van
de laatste.
liet congres voor zedelijke opvoeding heeft voor
mij tot gevolg gehad, dat ik leerde:
n. De godsdienstige opvoeding blijve geheel
ingelaten aan het huisgezin, subsidiair aan den
godsdienstonderwijzer, door de ouders aangewezen.
h. De scholen behooren, ook wijl de psychologie
lu i eischt, geheel onpartijdig te zijn, in dien zin,
djii geen enkele secte-leering worde verkondigd-
dus ook niet bestreden.
r. Afzonderlijk onderwijs in moraal behoort
op onze scholen niet tehuis. Zooals tot heden,
worde onderwijs in natuurkennis, leeslessen, enz.
bij gelegenheid dienstbaar gemaakt aan liet viuuen
van de lessen van moraal door de leerlingen zeil.
Natuurlijk is op school een leesles, zooals er een
voorkomt in een van Leopolds boekjes, helaas
eenigszins buiten gebruik geraakt, zeer wel op üe
plaats. Daarin komt een „tocht door de woestijn"
voor, waarin een arme man zijn lot vergelijkt met
dat van een rijke, die ook den tocht meemaakt en
die dan door den derwisj vermaand wordt in te
zien, dat Allah den rijke niet meer lief heeft dan
hem. Zooals het verhaal dan ook verder te leeren
geeft.
d. Voor sommige moeilijk op te voeden naturen
is het gewenscht, het kind te leeren tot God te
bidden, opdat het steun vinde in zijn verzet tegen
verkeerde neigingen. Maar zonder overdrijving
of dweepzucht!
c. De openbare school is de eenige, die in staat
is, verdraagzaamheid aan te kweeken.
beurd is, en of de tien wijze en de tien dwaze maag
den nu wel lieusch hebben bestaan. De gelijkenis
w as voor hen hoofdzaak. Zij is dat ook voor ons, wat
betreft aide overige verhalen van den bijbel. Zij is
dat ook voor die orthodoxe theologen.bij wie dr. Van
de Laar dat verschil tusschen de stichtelijke en de
wetenschappelijke behandeling der bijbelsche feiten
heeft ontdekt. Alleen sommigen hunner ontbreekt
het misschien nog aan de noodige bewustheid, of
zij vinden liet om redenen van wijs beleid beter, dit
verschil voor (1e eenvoudigen vooralsnog te ver
zwijgen. Toch zal op den duur de openlijke erken
ning van het zooeven genoemde zelfbedrog ook
onder hen veld winnen, waardoor wetenschappe
lijke waardigheid en kerkelijke zuiverheid zullen
gebaat worden, eu de levenswaarheid, thans reeds
zoo ridderlijk door dr. Van de Laar in zijn blad
naar voren gebracht, in gulden letters zal staan
geschreven boven de poorten van een vernieuwde
christelijke gemeenschap:
„De levende eenheid in Christus, de gemeenschap
der heiligen, heeft met al of niet bijbelcritiek niets
uit te staan."
Een officiëele erkenning van
Esperanto.
Volgens de officiëele circulaire van 13 Juni j.l.,
No. 10.023, wordt door het ministerie van volks
onderwijs in Bulgarije het Esperanto-leerboek van
den heer Krestanaff aan alle directeuren van gym
nasia en paedagogisehe instellingen, benevens aan
de distiiets-sehoolinspecteurs ter studie aanbevolen.
Ook in China heeft de Esperanto-beweging reeds
voi deringen gemaakt. We lazen o. a. dat Isaï, de
nieuwe minister van onderwijs, warm voorstander
van de internationale hulptaal, voornemens is in
Peking een officiëele Esperanto-school te stichten.
Aan het hoofd van den bond der Esperanto-vereeni-
gingen in Cliina staat Sim Jatsen, voormalig' pre
sident der cliineesche republiek.
GODSDIENST.
Bijbelcritiek en geloof.
Over dit onderwerp vonden wij in een der groote
liberale bladen liet onderstaande, dat ons belang
rijk genoeg voorkomt om onder de aandacht onzer
lezers te brengen.
De historische critiek brengt met zich een nieuw
elerièalisme, waarbij de historicus de plaats van
den priester komt in te nemen. Dit. gevaar is
onvermijdelijk voor wie zijn persoonlijk geloof
grondvest op uiterlijke en stoffelijke gebeurtenis
sen. Maar wie doet dit inderdaad? Wij zijn van
meening dat bet opbouwen van een godsdienstige
of zedelijke overtuiging op bepaalde geschiedkun
eig-vastgestelde feiten volledig zelfbedrog zal blii
keu te zijn. Voor wie dit zelfbedrog helft leeren
inzien en erkennen, wordt de kwestie van de
bijbelcritiek voor het persoonlijk geloof een zaak
van zeer bijkomstig belang. Hij zal de waarde der
bijbelsche verhalen en gesprekken. en deze
waarde is voor hem zeer belangrijk! uitsluitend
schatten naar hun geestelijken inhoud, en er zieh
niet over bekommeren of zij al dan niet gebeurd
zijn, gelijk Jezus' toehoorders zieh waarschijnlijk
er ook weinig om bekommerd zullen hebben of de
geschiedenis van den Verloren Zoon werkelijk ge
Wij nemen uit de iY. 11. Ct., van eenigen tijd gele
den het volgende kerknieuws over
Een liturgische nieuwigheid.
De vrijzinnigen Komen niet aileen ten opzichte
van ue leer, maar ook ren upzicnte van u.e iicui-
gieK tegenover ue ortnouoxie op voor peroOunnjKe
vrijneiu. /nj wiiien niet weten van voor gesonre ven
jLüimuueien en vustgesteiue nanuenngen. in de
wooruen van net geueu, in ue vragen jij ue beves
tiging, in ue toespitiKen bij uoop en avonumaal
mug, zeggen zij, geen van buiten opgeiegue uvvaug
neerscnen, maar moet ue inneriijKe o vei tuiging
van uen voorganger zich vrijeiijK Kunnen uiten.
Aut-eri zoo zuiien, volgens nen, ue KerkeiijKe piecn-
tigüeuen tot haar reent KOmen, immers aneeu zoo
zui liet nart zich Kunnen uitspreKen, ue geestdriit
zien Kunnen openbaren, en warmte en gioeu Kun
nen women georaent in netgeen gedaan en gezegd
worut. Onze vrijzinnige preuiKanten oesenen, dat
j ais voorgangers van uen eereuienst alleen zoo
lang liuii ambt naar behooren kunnen vervullen,
ais ue vrijheid van net geoeuswoorcl gelianuiiaaid
worut, ue bevestigmgsvragen sieciits „in geest en
in nooidzauk" beüoeven ïngericlit te worden naar
een bepaalu model, en hun reglementair de waar
borg is gegeven, dat zij bij de leiding der openbare
gousdienst-oefeningen zoowel in het algemeen als
in het bizonder met het gebruik van uen lleidei-
bergschen catechismus, de liturgische schriften,
Ue vragen bij de voorbereiding tot net avondmaal,
de psalmen en gezangen, naar eigen oordeel te
rade mogen gaan met de godsdienstige behoelten
hunner gemeenten.
Van orthodoxe zijde wordt, behalve allerlei an
dere bezwaren die wij hier kunnen voorbijgaan,
ook tegen deze liturgische vrijheid aangevoerd, dat
bij een dergelijke opvatting, de godsdienstige be
hoeften der gemeente schade lijden, ja eigenlijk
geheel worden verwaarloosd. Want wie is het, die
zijn eigen geest legt in de woorden, en in de ge
wijde handelingen zijn eigen zielsaandoeningen
vertolkt? Het is een enkel individu, de predikant.
Toevallig kan nu wel zijn eigen geest overeen
komen met clien van meer, misschien zeifs met dien
van alle gemeentenaren, en toevallig' kan een groot
deel van de kerkgangers, misschien zelfs het ge
heele kerkgehoor zijn godsdienstige gevoelens in
dezelfde woorden en gebaren gewoon zijn uit te
irukken als hij die den eeredienst leidt, maar
dit is niet meer dan bloote toevalligheid. Het kan
evengoed voorkomen, dat de doophouders de toe
spraak van den predikant niet begrijpen; dat
avondmaalgangers zich ergeren aan de wijze
waarop brood en beker worden bedienddat de
w ijding van een huwelijk wordt verstoord door een
vraag of vermaning die bruid of bruidegom een
minder aangenaam oogenblik bezorgt. Mag men
de gelieele liturgie maar overlaten aan het „eigen
oordeel" van een somtijds onervaren, in meer clan
één geval zelfs onhandig persoon, die van „de
godsdienstige behoeften der gemeentenaren" vaak
heel weinig begrip heeft? Dient dit niet op zijn
minst onvoorzichtig te worden genoemd? Derhalve
vindt men het veiliger, bij de liturgische hande
lingen te werk te gaan volgens vaste voorschriften,
door beraden en ervaren mannen opgesteld en bij
de gemeente bekend en door jarenlange overleve
ring geliefd geworden. Dit is een van de gronden
waarop het verplicht gebruik van liturgische for
mulieren en handelingen wordt verdedigd.
Het valt niet te ontkennen, dat er in deze rede
neering een waarheid schuilt. Wie is bij den
doop hoofdpersoon? Niet de predikant, maar de
doopelingen of de doopouders. Wie bij de beves
tiging? Wederom niet de predikant, maar de
nieuwe lidmaten. Wie bij de huwelijksinzegening?
Ten derden male: niet de predikant, maar het
bruidspaar. Het werk van den predikant is niets
anders dan als leider van den eeredienst de tolk
to zijn der gevoelens van lien die bij de gewijde
handeling hoofdpersoon zijn. Hij moet in het
oogenblik dat hij als liturg optreedt, eigen gevoe
lens, al zijn ze nog zoo verheven, volkomen naar
dtn achtergrond dringen, en uitsluitend zich
trachten in te denken in de gevoelens van hen,
wier zielsaandoeningen hij in de plechtige ure
heeft te vertolken. Tolk is hij en niets meer. Stort
hij zijn eigen liart uit, dan kan het mogelijk zijn,
dat hij het hart van zijn cliënt onberoerd laat, oi
erger, dit hart ontstemt.
Dit is liet gevaar van de persoonlijke vrijheid
van den liturg. Maar is nu dit gevaar te voor
komen door hem te binden aan een bepaald for
mulier? Er is, gelijk wij hebben pogen uiteen te
zetten, maar één ding dat den voorganger van den
eeredienst mag binden, maar dat liem dan ook
zeer bepaald moet binden. Dat is de stemming
van den persoon of van de personen wiens of wier
gevoelens hij tot taak heeft door woord of gebaar
te vertolken. En alleen dan zal een formulier
hem van dienst kunnen zijn, wanneer dat formu
lier de zielsaandoeningen van di personen vox-
komen juist weergeeft. Dat dit met de gebruike
lijke liturgische geschriften bij menigeen niet liet
geval is, weet elk. Wanneer het voorlezen van zulk
een kerkelijk gewijd stuk een bruidje het schaam
rood naar de wangen jaagt of een predikant bij
zijn bevestiging een woord van verzet den mond
uitperst, dan heeft het formulier een uitwerking
ten gevolge, die omgekeerd is aan de gewenschte.
De eenige oplossing zou zijn, dat ieder die een
gewijde handeling heeft te ondergaan, zijn eigen
formulier opstelde. De predikant, die in een be
paald geval als voorganger van den eeredienst
moet optreden, zou, wilde hij in ernst „te rade
gaan met de godsvruchtige behoeften"' van de hem
toevertrouwde zielen, zich vooraf van hun gevoe
lens moeten vergewissen en zich zekerheid ver
werven van de wijze, waarop zij in woord en ge
baar aan deze gevoelens uiting willen zien ge-
Maar zoo vrijzinnig zal wel geen predikant ooit
worden, dat hij zichzelf ter wille van zijn gemeente-
naren verloochent. Deze oplossing zou bovendien
iu de toepassing volslagen onmogelijk blijken
Volstrekt niet: zij is mogelijk gebleken en de
naam van dezen vrijzinigsten aller predikanten is
bekend. Het nieuwste van alle nieuwigheden in
zake het liturgische vraagstuk is alweder oud
geworden, en neemt, naar het woord van Goethe,
naast het gewone zijn plaats bereids in. Natuur
lijk gebeurde het in Engeland. En dat het een
volgeling van Wesley was, aan wien de eer toe
komt, een zuiverder opvatting van de liturgische
taak te hebben geopenbaard, behoeft nauwelijks
verwondering te wekken na de verjongingskuur
welke het methodisme de laatste jaren heeft door
gemaakt. Het zal een datum in de geschiedenis
der liturgiek blijken, die waarop ds. G. A. F.
Gostick in de Wesleyaansche kapel te Wolstanton
(Staffordshire) voor het eerst ter wereld een hu
welijksinzegening leidde, waarvan het geheele
program door bruid en bruidegom samen is opge
maakt. Samen hebben bruid en bruidegom de ge
zangen en psalmen voor hun aanstaanden tr.ouw-
dienst uitgezocht; samen hebben zij de verklaring
opgemaakt, volgens welke zij elkaar tot echtgenoot
namen, een verklaring waarin alleen van liefde en
trouw sprake is en het verfoeilijke woord „gehoor
zamen" niet voorkomtsamen hebben zijde ge
lofte gewikt en gewogen; samen hebben zij voor
de gewijde handeling van het wisselen der ringen
een nieuwen vorm uitgedacht en een hierbij toe
passelijke spreuk uitgevonden. Toen hebben zij den
geestelijke zijn instructie overgelegd, en hij heeft
er zich getrouwelijk aan gehouden. De dienst moet
zeer plechtig en indrukwekkend zijn geweest.
Inderdaad verdient deze proef nagevolgd te
worden. Niet alleen dat deze nieuwe methode den
voorganger van den eeredienst eerst recht in staat
stelt, te rade te gaan met de godsdienstige be
hoeften van elk zijner gemeentenaren, maar boven
dien heeft zij het voordeel, dat de hoofdpersonen
bij kerkelijke plechtigheden zich de beteekenis van
de gewijde handelingen meer bewust zullen worden,
wanneer zij een werkzaam aandeel nemen in de
voorbeelding ervan, en niet langer zichzelf min of
meer lijdelijk als slachtoffers beschouwen. Ook de
arbeid van den predikant zal er door wordeu ver
licht. Om nog niet te spreken van den weldadigen
invloed, welken de meerdere verscheidenheid van
liturgisch voelen en uitdrukken ongetwijfeld op
de belangstelling van de schare zal uitoefenen.
TARIEFWET.
De Kereien uit hét Zuiden.
Volgens de Limburger Koerier van 9 Oct. 1912,
heeft mr. dr. Jan van Best, de afgevaardigde van
Eindhoven, iu eene vergadering te Maastricht eene
redevoering gehouden over de Tariefwei, die ein
digde met den oproep
„Laten wij zijn als de Kereien uit het zuiden,
vol trouw aau onze beginselen."
Een schoone oproep voorwaar, maar waar deze
redevoering uitsluitend liep over de tariefwet, mag
men hier lezen „onze 'protectionistische beginse
len", en dan valt op dezen oproep een minder
fraai licht, het valsche licht der partij-politiek, dat
onze welvaartspolitiek op duistere wegen wil
leiden.
Ongeveer tegelijkertijd kon men in verschil
lende bladen het verslag lezen van eene vergade
ring van schapenhouders te Grave gehouden in
het gebouw „Stultitia" (De Dwaasheid), waarin
werd aangedrongen om de invoerrechten op wollen
manufacturen, ten behoeve der zeer noodlijdende
wolfabrikanten te brengen op 20 a 30 pet. en even
eens de rechten op leer, ten behoeve der achterlijke
leerlooierij, te verhoogen met 10 a 20 pet.
In deze laatste vergadering verklaarde boven-
dieii zekere heer Jansen Mouton het volgende:
„De geheele opbrengst van het voorgestelde in
voerrecht op ezels wordt geschat op 30,d. w.
eene vermeerdering van het aantal ezels in ons
land met 15 stuks, hetwelk op het aantal alleen
reeds in de zuidelijke provinciën aanwezig, weinig
invloed kan uitoefenen
Ten slotte werd in deze vergadering besloten,
mr. dr. J. van Best uit te noodigen, in Grave
eene lezing te komen houden over de de „scha-
pf nfokkerij" in verband met de voorgenomen
tariefherziening.
Het is mij onbekend of de heer Mouton eenige
lu/oudere bedoeling heeft gehad met zijne ver
melding van het artikel ezels op de vergadering te
Grave.
liet verslag uit Grave ziet er inderdaad wel
eenigszins verdacht uit. Immers men leest daarin
ook, dat de heer Scheerder vraagt: „Waarom le
vende schapen vrij te laten en doode schapen te
belasten? Dit is een soort indirecte belasting van
schapen, die niet ligt in de lijn van het program
on /er pol ii ioke staatspartij
Dit kan toch moeilijk ernstig bedoeld zijn
Hebben de schapenhouders te Grave misschien
een loopje willen nemen met sommige op protec-
tiebuit beluste leerlooiers en wolfabrikanten, en
misschien' zelfs met den afgevaardigde uit Einu-
hoven, welke zich geen van allen er om bekom
meren of artikelen van dagelijksehe behoefte als
sehoenei. en manufacturen kunstmatig duurder
worden gemaakt.
Men zou geneigd zijn de vergadering te
Grave als een grap te beschouwen, maar a n der
anderen kant vraagt men zich af of liet betoog
van mr. Van Best te Maastricht niet geheel in
dezellde lijn was en of hij zijn Kereien wel als
ernstige mannen beschouwde.
Waar zoovele degelijke fabrikanten en hande
laars uit het zuiden zich meer en meer aansluiten
bii de bestrijders van de tariefwet, liad men van
den Eindhovenschen afgevaardigde toch zeker een
meer ernstige bespreking van de tegen de tarief
wet over liet gebeeie land gerezen bezwaren mogen
verwachten, en mag er dezen een gegrond verwijt
van worden gemaakt, dat door hem eene zoo wei
nig ernstige, zoo hoogst oppervlakkige en op goeu-
koop succes berekende rede werd gehouden, als
thans in de kolommen van de Limburger Koerier
en andere bladen staat vereeuwigd.
Een nadere beschouwing van deze redevoering
van mr. Van Best moge deze bewering toelichten.
Ziehier eenige der gewichtigste uitlatingen van
(hm afgevaardigde van Eindhoven.
Di bedrijfsbelasting als zoodanig is eigenlijk
eene verkapte protectie. Nadere toelichting van
deze stelling voor de Kereien te Maastricht werd
niet noodig geacht.
De personeele belasting is voor den kleinen r an
en voor den middenstander onrechtmatig druk
kend.. Aau de vele bestaande vrijstellingen, die
dienen moeten om onrechtvaardigen druk t"gen
te gaan, behoefden de Kereien te Maastricht niet
te worden herinnerd.
Overigens ziel men in Bussum, Baarn en Hil
versum hoe verhoogde directe belasting drukt. De
Kereien te Maastricht zullen wel innig medelijden
hebben gekregen met de'bewoners dezer weh aren
de gemeenten.
Rothschild, zegt mr. V. B. verder, wordt gezegd
5 milliard gulden te bezitten. Als links met oei:
voorstel wil uitkomen, om een einde te maken
aan zoom wanverhouding, heeft het sprekers
steun. Applaus.
De Kereien van Maastricht moeten maar niet
ragen wat de nederlandsche tariefwet met Botli-
schild te maken heeft, noch of beschermer Je rech-
ten de trustvorming en opeenhooping van fortui
nen soms bevorderen, zooals in Amerika.
Welke kleine man besteedt IS pet. van zijn
inkomen aan luxc-voorwcrpen Geen. En dus
blijkt, zegt mr. v. B„ dat de wet wel degelijk reke
ning houdt met de draagkracht. De Kereien van
Maastricht krijgen niets te hooren van belasting-
op klompen, gedroogde en gerookte visch, marga
rine, pruimtabak, manufacturen, schoenen, aarde
werk en honderden andere artikelen, die vooral
de kleine man moet dragen en hem onevenredig
zwaar drukken. Mr. v. B. spreekt bij voorkeur
over toiletzeep en axminster tapijten en verkrijgt
daarmede een gemakkelijk applaus.
In het laatstverloopen jaar heeft de helft der
naamlooze vennootschappen geen winst gmaakt,
de andere helft gemiddeld slechts 5 pet. De Kere
ien van Maastricht zullen mr. v. B. niet nare
kenen.
Er is export-industrie, zegt spreker, omdat we
uit ons eigen land zijn weggedrongen en nu leve
ren moeten naar Japan, en China. Applaus. De
Kereien van Maastricht weten misschien beter
dan de afgevaardigde van Eindhoven, wat onze
export-industrie beteekent en dat er ook in het
zuiden een machtige export-industrie is, die arti
kelen maakt, die in ons land in 't geheel niet of
slechts in kleine hoeveelheden gebruikt worden.
Eene dergelijke oppervlakkige bespreking van de
groote" belangen onzer export-industrie moet den
fabrikanten in het zuiden toch geen lioogen dunk
geven van de oeconomische kennis van sommigen
onzer politici uit het industrieele zuiden.
Of wilde de heer v. B. de grappen van de scha
penhouders uit Grave overtroeven?
Wat kan liet overigens deren, of sommige arti
kelen wal hoogcr worden, indien de arbeidsgele
genheid zich uitbreidt, vraagt mr. v. B. lucht
hartig!
De Kereien van Maastricht moeten deze bewe
ring maar zonder schijn van bewijs of toelichting
aanvaarden.
Op deze oppervlakkige wijze gaat mr. v. B. maar
steeds door met langs de kantjes van de tariefwet
te praten en dat moet dan de diepe studie toonen.
die hij, volgens den voorzitter van deze vergadering,
vfv de zaak gemaakt heeft, en dan durft deze
afgevaardigde de grap nog verder drijven en den
heer TTouben, die de eenige verstandige woorden
op deze vergadering sprak, aanbevelen om beter
beslagen te voorschijn te komen!
De schapenhouders te Grave, mr. Van Best te
Maastricht.
Het is werkelijk moeilijk te beslissen op welke
dezer beide vergaderingen de meeste ernst voorzat.
Mogen dan de ernstige mannen in het zuiden pal
staan ter verdediging hunner door deze avontuur
lijke tariefwet bedreigde belangen en zorgen, dar.
ia Grave blijve, wat daar in „Stultitia" thuis
hoort.
Mr. TIL H. VERSTER.
Voorzitter Anti-Tarief wet-Comité.
Hilversum, 15 October 1912.
De cursiveering' is van ondergotoekende.
Tegen de tariefwet.
In Uexpansion Coloniale, het tijdschrift van het
Koloniale Instituut te Marseille, geeft de heer
E. Baillaud o. m. een overzicht van de beteekenis
onzer Oost- en West-Indische koloniën, door de
cijfers, van den uitvoer der voornaamste artikelen
te vermelden. Uit den aard der zaak hebben de
plannen tot vestiging van het Koloniale Instituut
te Amsterdam eveneens de belangstelling van den
lieer Baillaud gewekt. Ilij is van oordeel, dat dit
oen model-inrichting zal worden, welke ten voor
beeld zal kunnen strekken voor alle staten, die
i zieh op hetzelfde gebied willen bewegen.
De bedrijvigheid, welke er in de nederlandsche
Niavens lieerscht, heeft bizonder de aandacht van
den lieer Baillaud getroffen en zijn bewondering
gaande gemaakt. De aandacht verdient, hetgeen
schrijver zegt omtrent de handelsverbindingen tus
schen Nederland en Duitschland. Hij erkent, dat
beide landen voor den handel op elkaar aange
wezen zijn. Dit is voor Frankrijk geen reden tot
naijver. Wel moet Frankrijk, dat door zijn kolo
niaal bezit meer en meer een der voornaamste
leveranciers van grondstoffen op de wereldmarkt
belooft te worden, hieruit leering trekken. Neder
land is er door zijn ligging voor bestemd, om als
i usschenpersoon te dienen in den handel met mid
don-Europa en het zou dus nuttig voor FrankrijK
zijn, van Nederlands diensten voor dien handel
gebruik te maken, vooral daar die handel geen
belemmering zal ondervinden, dank zij net vrij
handelsstelsel, dat Nederland tot nog toe hoeft ge
handhaafd. Wel is waar dreigt, in den laatsten tijd
het gevaar van het protectionisme, doch de schrij
ver kan niet gelooven, dat tot het beschermende
stelsel overgegaan zal worden, daar er slechts
weinig landen zijn, waar de gevaren van dit stel
sel zoo duidelijk aan te toonen, en de voordeelen,
ate het protectionisme moet brengen, zoo twijfel
achtig zijn.
VAN HIER EN DAAR.
De v r ij h e i d der socialisten.
Een treffend voorbeeld van miskenning der vrij
heid in spreken en handelen, lazen wij onlangs
Bij het bestuur van den socialistenbond van het
departement Dröme is nl. een voorstel ingekomen
om den lieer Roux-Costadau, socialistisch afge
vaardigde van Valence, ter verantwoording te
l oepen, wegens het feit, dat hij zich de vrijheid ver
oorloofd heeft ten opzichte van het wetsontwerp
op de kiesreehthervorming er een andere meening
op na te houden dan zijn partijgenooten. De heer
Roux-Costadau zal zich echter aan die oproeping
iet storen. IIij heeft aan den secretaris van den
bond geschreven, dat hij niet ter vergadering zal
komen. „Ik heb geen belofte van gelioorzaamheiu
afgelegd," zoo schrijft liij; „ik dien denkbeelden,
geen dogma's. Sedert tien jaren reeds strijd ik tegen
de cesaristiscke opvattingen in onze partij, maar
ik moet het bekennen, zonder succes. Ik zal nooit
leeren mij te voegen naar den wil van een handvol
absolutisten, die van het socialisme een huis zon
der vensters willen maken."
En hij eindigt zijn brief met de mededeeling,
dat hij, indien het, voorstel om hem ter verant
woording te roepen, mocht worden aangenomen,
uit den bond en de partij zal treden.