ALGEMEEN WEEKBLAD Btoetnendaal, jfaarletn, jteemstede en omliggende plaatsen. AAN DE LEZERS. Bloemendaalscheweg 49. Tel. 1837. Bloemendaal. Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem. F1 VOOR KANTOREN Lezers, doet uitsluitend uw inkoopen hen, die in ,.Het Bloemendaalsch tekblad" adverteeren. En zoudt ge zoo vriendelijk willen n, daar ook eens te zeggen, dat hine annonce in „Het Bloemendaalsch eekblad" uwe aandacht op hun ten vestigde? 7e Jaargang. ZATERDAG 15 FEBRUARI 1913. No. 7. Het Bloemendaalsch Weekblad. f Prijs per halfjaar fl.25 hij vooruitbe taling. Prijs per nummer f 0.10 Advertentiën 10 cents per regel bij herhaalde plaatsing korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. Da n t e-L e z i n g. )e Dante-lezing door Dr. J. D. Bierens Haan, Maandag 1.1. gehouden in het nna.stieklokaal der christelijke school Bloemendaal, mag zeker wel een der ingwekkendste worden genoemd van vijftal lezingen, ons dezen winter dat locaal te Bloemendaal aangebo- Alle plaatsen in het zaaltje waren ook bezet, en aan de houding van publiek wa.s duidelijk te zien, lioe- r de lezing gewaardeerd werd. Met ■Ote aandacht volgde men den spreker i het begin tot het einde, en na de jioodiging tot een korte pauze zoowel bij het slot der rede klonk dat ern- r applaus, hetwelk, nimmer uitbundig ijk na luidruchtige onbeduidendheden, door de sourdine van het respect >r den redenaar getemperd wordt. :»r Bierons de H rui hoeft een zeer gëö manier van spreken. Hij verstaat twat hij zegt, blijkbaar zonder een .eem van inspanning heel bevattelijk maken voor den leek-toehoorder. let voorwerp van deze lezing was er bijzonderlijk Dante's „Divina Com- i-dia". Alle groote geestelijke culturen heb- a hunne woordvoerders gehad, aldus 'eveer ving spreker aan, en Dante a s de woordvoerder vqn den geest der stieke middeleeuwen. Zoo moet Dan- gedicht gezien worden als de- mysti ci reis der ziel, welke moeizaam stijgt stijgt tot het bewustzijn. De drie relden, welke de dichter ons binnen- rt Inferno, de helPurgatorio, i louteringsvuurParadiso, de hemel zijn niet als werelden, als gebieden te n, doch als zielsgesteldheden. De mensch, die zijn hartstocht, zijn inioeds ver wilder ing niet ziet, niet kent, ie leeft zijn hartstocht, zijngemoeds- Ir wil der ing. De gierigaard, de wel- "-teling, de nijdige, zij denken niet aan urine gierigheid, hun wellust, hun nij- igheid: ze zyn gierig, wellustig, nijdig, let willen kennen zijner hartstochten, FEUILLETON. zijner gemoedsverwildering, sluit reeds het verlangen, zich daaruit omhoog te heffen in zich. Aldus Dante. Hij daalt in de „Inferno", dat is, hij daalt af in zijne gem oeds verwilder ing. Denk u een put in de aarde, gevormd als een omgekeerde kegel, waarvan het eindpunt de kern der aarde is, en langs welker wanden gelijk op weidsche som bere amphitheaters de menschelijke zon den en hare verschrikkingen leven. En Diante ziet de zonden in al hare afzichtelijkheid, en blijft dalen tot aan het diepste punt, waarna hij stijgend en stijgend weder aan de oppervlakte der aarde komt. Hier is hij aan den voet geraakt van clen Louteringsberg, en hij beklimt dezen Louteringsberg, dat is, hij komt allengs zijn gemoedsverwildering te boven. Ein delijk, op den top van den berg aan gekomen, bereikt liij het Paradiso, en dan, na in de „Inferno" de zonde te hebben gezien en erkend aan hunnen aard en na deze zonden in dit „Purga torio" te boven te zijn gekomen, staat hij op de bergvlakte va.n het „Pa radiso", waardig en machtig om met zijne geliefde Beatrice de aarde en hare zin nelijkheden te ontstijgen, en door al die sferen klimmend, zich zuiverend, zich vergeestelijkend meer en meer, bereikt hij eindelijk den kristallijnen hemel van het hoo'gste bewustzijn: het heerlijkste wat den sterveling moge lijk is. Ziehier een poging om den hoofdin houd van Dr. Bierens de Haan's lezing in onze beperkte ruimte, die beknopt heid êischt, weer te geven. Hoe schets matig ons overzicht ook zij, - wij- hopen dat het de belangstelling onzer lezers nog vergrooten moge voor de lezingen, welke deze en volgende maand door Dr. Eierens de Haan nog in Hartenlust" gehouden zullen worden. DE PLEIZIERREIS. door J. STEYNEN. 4) Aan een tafeltje nabij liet hek, vanwaar en een bizonder wijd en schitterend uitzicht had, ïtten zij zich, en dronken een glas bierook at hongerige Cesar daar nog een bete, of, béter ?zegd: verscheidene beten. Daarna zaten ze een Soos stil bij elkaar, als verzonken in den aanblik in deze vreemde nieuwe wereld. Wat is dat voor een eiland vroeg Suzanna, iet den uitgestrekten arm naar omlaag wijzend, aar midden in den stroom een hoogte van groene Gsschen zich verhief, en haar andere hand wees elijktijdig De Practische Gids aan. welke zich op ijne beurt ook verhief uit een zijzak van CeSars as. De aangesprokene nam het boekje, zocht even, I n las danVanaf den Drachenfels bemerkt men ïi den Rijn, gelegen tegenover Rolandseck, twee ilanden, links Grafenwerth, rechts Nonnenwerth. )p het laatstgenoemde bevindt zich een klooster, vaarvan reeds in het begin der 12e eeuw melding vordt gemaakt; het tegenwoordige klooster dag- eekent van het einde der 18e eeuw," Suzanna. De echtelieden bleven na deze lezing nog gerui- nen tijd naar het eiland zien, als was het hun loor de- aanwijzingen uit De Practische Gids piot- Hing bizonder gemeenzaam geworden, en dier baar tevens. Dan stelde Cesar voor, een weinig J te gaan rondwandelen, en zoo geschiedde. Onder weg vond men het post- en telegraafkantoor, ook I een paar kramen met snuisterijen, eenige photo- grapliietentjes en dergelijke. "We kunnen nog hooger, sprak Cesar, naar MUZIEK. In „Onesimus 1913, jaarboekje van Neder- landsch Mettray" komt o. a. ook een stukje voor, dat getiteld is: „Wat ons zangkoor ons leerde"', door L. J. van Wijk. Nu is 't niet mijn bedoeling, u precies mee te deelen wat die L. J. van Wijk van dat speciale zangkoor geleerd heeft, alleen komt het mij voor, dat het voor belangstellenden en koorleden (en voor anderen wellicht ook) wel iets is om eens te overdenken. Want laat ik u eerlijk bekennenheel dikwijls is 't mij niet over komen, dat iemand mij mondeling of schriftelijk meedeelde, dat hij of zij iets geleerd hadden van een zangkoor! Gewoonlijk hoort men meer aan-, dan opmerkingen, vooral van degenen, die nooit zelf in een koor meewerken. Deze titel trok al dadelijk mijn aandacht, wegens 't feit dat iemand in een jaarboekje vermeldt, wat hij „leerde van ons zangkoor". Het spreekt van zelf dat wat men van een zangkoor leeren kan, van den persoon zelf afhangt (die luistert), verder van medewerkenden, leiding en vele omstandigheden, die van invloed zijn op 't geheel. Zouden allen, die kunnen spre- boven kijkend, zie, lieve, daar is de beroemde ruïne. Neen, ik zal me voor zoo'n oud ding, waar geen brok heel aan is, werkelijk niet vermoeien, zei Suzanna. Ik evenmin; ik houd niet van ruïnes, stemde Cesar in, en zag bij het woord „ruïne" op een vreemde wijze zijn echtgenoote aan, hetwelk, daar deze niet zoo jong meer was, een hatelijke bedui ding'gehad kon hebben; of dit echter in de bedoe ling van Cesar werkelijk gelegen heeft, is tot op den dag van heden een twijfelachtigheid gebleven. Al pratend wandelden de Kevers verder; de weg was goed effen, en daalde. Het was tamelijk druk; men zag er troepjes jongelieden, die zingend op* trokken, nu en dan een gezelschap op ezels met den drijver er achter, die de dieren met ezels- waardige kreten tot spoed aanzette, en hen met een korte zweep op het kruis sloeg, wat een droog geluid gaf als twee houten tegen elkaar. Aan een kromming van den weg bespeurden zij in de verte een heel gróoten troep aanklimmende menschen; die waren heel luidruchtig en zongen. Het lijkt het „Wien Neerlandscli bloed" wel, meende Suzanna, goed luisterend. Ik geloof het ook, beaamde Cesar verheugd. Het gezelschap naderde, en werkelijk, er was geen twijfel meer mogelijk: het was het „Wien Neerlandscli bloed" onzer vaderen. Cesar en Su zanna waren beiden merkbaar ontroerd, het be minde lied thans op deze plek te mogen vernemen, en zagen met welgevallen het troepje menschen pas- seeren, welke zich nu ook door hun uiterlijk en kleeding als landgenooten deden kennen: de vrou wen droegen wijde reformjaponnen en jongens petten, de mannen hadden zwierige flambards op liet hoofd en droegen losse strikdassen; het was jolig en frisch, en onafhankelijk. Alleraardigst. Met een trotsch en tevreden glimlach gingen de Kevers verder, en spraken nog geruimen tijd over de oorspronkelijkheid en natuurlijke gratie van ken van ons zangkoor of koortje" zich eens willen afvragen wat dat koor of koortje hun leerde De antwoorden zullen zeker lieel verschillend zijn, inaar iets kan iedereen toch leeren, zelfs van een zangkoor en als 't goed is, zelfs van elke repetitie! Êij 't studeeren blijkt ook heel duidelijk dat een koor meestal uit zeer verschillende elementen is samengesteld en daarmee moet toch een harmo nisch geheel bereikt worden, de eenheid der tegen delen dus. Dat is nu wel heel eenvoudig om te Zeggen en te schrijven, maar de werkelijkheid is aiet zoo eenvoudig; vraagt u maar aan degenen die 't weten kunnen! Koorleden moeten behalve Stem en muzikale oofen ook nog andere eigen schappen hebben en juist in dat opzicht is er in en van een koor ook nog iets te leeren, (hier wil ik nog éven herinneren aan het hoofdstuk „Die Musik als Erzieherin" Van Schleich) want er zijn karaktereigenschappen, die in een koor dikwijls zeer ongunstig werken. Thibaut behandelt in zijn fcoek „Ueber Reinheit der Tonkunst" ook de „Sing- vereine", en hoewel 't boek ongeveer een eeuw oud is, zegt hij ook in dit hoofdstuk veel wat nog op onze zangvereenigingen van toepassing is, yooral ook over het verzuimen van de repetities, dat was toen dus ook al 't geval. Hij zegt dat men jn een eet- en theegezelschap beter gemist kan Worden dan in een koor (in een klein koor vooral) Want 't ontbreken van één stem werkt dikwijls storend. Nog even wil ik melden, dat R. Schu- ünann in zijn „Müsikalisché Haus- und Lebensre- geln" den raad geeft: „Singe fleiszig im Chor mit. aber 'Mïttelstiïn'men, denn das macht musi- kalisch". Weet u ook waarom Is er eigenlijk een andere oorzaak dan gemakzucht, waarom men altijd maar le stem meezingt, hoewel die partij voor velen veel te hoog ligt Weet u wat Schu mann daarvan zegt Melodie ist das Feldge- schrei der Dilettanteneine leichtfaszliche, rliythmisch-gefallige gilt ihnen dafür, u. s. w." waarom zingt, men niet de partij die met de stem overeenkomt dan zou 't toch zeker veel wellui- dender zijn. Tk weet niet beter te raden dan Schu mann's raad te herhalen en vooral de jonge men- «iWfr-op- te- wekken ook „fleiszig im Chor" te oefe nen, maar dan ook „Mittelstimmen, denn das macht musikalisch Bedenkt s. v. p. dat Schu mann den raad geeft. Coers' Liederen van Groot-Nederland. De vereenigïng „Het Nederlandsclie Lied" heeft aan hare leden weer een bundel liederen van Groot-Nederland, verzameld door F. R. Coers Frzn. (C. M. B. Dixon Co., Apeldoorn), gezon den en wel uit den „Nederlandsclie Gedenck- clanck" van Adrianus Valerius (1626). Zevende reeks, bestaande uit: Wilt heden nu treden. Maraen, hoe moogt. gv spies en lans. 't Spaen- sche gedrocht met liaer gespuys. Batavia, ghy syt de Bruyd. O ITeemskerck. Myn ziele treur'. Waer dat men sich al keerd. - G'lyck 't eelgesteent. Landsaten altemael. Sullen ons verbluffen. Met de achtste en negende reeks zal de uitgave Liederen van Groot-Nederland, verzameld door F. R. Coers Frzn. alle liederen uit den Nederland sclie Gedenck-clanck van Adrianus Valerius (1626) bevatten. Schouwburg Jansweg. Opera Ita- liana, Carmen" van Bizet. Dit bij uitstek .fraaie werk va.n Bizet, werd door de ibaliaansche opera deze het Nederlandsclie volk, welk gesprek hun den weg aanmerkelijk te bekorten leek, want vóór ze het zelf recht wisten, waren zij den berg geheel afge daald en gingen temidden van tuintjes op een smallen weg, die, op goed geluk maar gevolgd, hen naar de afvaart der boot bracht. Juist lag daar een steamer gereed, en Cesar, na een korten blik in De Practische Gids en een vraag aan den be ambte, scheepte zich met zijn echtgenoote in met bestemming naar Remagen. Het was nog een mooier tocht dan die van Bonn naar Königswinterde oevers werden voort durend schooner, en het zonlicht op de bergen was wonderlijk. De rivier blonk in den dag met een fijnen metalen schijn; Suzanna kreeg een ge voel van weemoed bij het aanzien, een aangename, niet-gevaarlijke weemoed gelijk een muzikaal aan gelegde juffrouw die ook gevoelen zal bij het Inter mezzo der Cavalleria Rusticana, om nu eens iets klinkklaar weemoedigs bij den kop te nemen, en Cesar, de critisch aangelegde Cesar, onderging deze schoonheid zonder eenig blijk van weerspan nigheid: hij zweeg voortdurend. De Practische Gids leek geheel vergeten, als ware hij door de diepten van de rivier verslonden en niet door een der zijzakken van Cesars jas; de eigenaar had geen behoefte op het oogenblik om te weten hoe alles heette wat zij passeerden, en hoeveel meters de bergen hoog waren, en in welke eeuw de een of andere practische of onpractische gids ér al eens van gehoord had. Hij zat onbeweeglijk naast de weemoedige echtgenoote, en keek, en luisterde naar het druiscjvende water om den boeg en het klappen van den Hingen wimpel boven hem in den spelenden wind. Nog ééns keek hij om naar den Drachenfels, en zag dien, en meer toppen van het Zevengebergte, achterin een bocht van den stroom, die zoo wel een vijver leek, aan de voorzijde nu ingesloten door Rolandseck en Nonnenwerth. In eeh wejdsche bocht lag rechts een rij van wèek weder op buitengewoon goede wijze ten gehoore gebracht. Vergeleken bij de voorstelling welke wij onlangs van de nederlandsclie opera- van ditzelfde werk zagen, maakt deze door de italianen al een bijzonder goeden indruk. De partijen en niet het minst die van Carmen werden zeer goed gezon gen. Het orkest handhaafde zijn ouden roem. Aan de opvoering was groote zorg besteed. De bijval was dan ook alleszins verdiend. ONDERWIJS. De s c h o o 1 s t r ij d. In De Protestant lezen wij Tri verband met de gevaarlijke plannen der re geering, onder den zweepslag van dr. Kuyper ge smeed, om den schoolstrijd in onze koloniën over te brengen, verdient onderstaand woord van pro test van den heer Van Geuns, hoofdredacteur van het Socr. Hbl., „tegen de pogingen om deze gewes ten van christelijkheid te doordringen", ernstige OA erweging. Ik behoef liet den getrouwen lezers van dit blad niet te verzekeren schrijft de heer Van Geuns dat ik tegenover de zending en het confessioneel onderwijs niet onverzoenlijk sta. Ik ken vele zen delingen, wier arbeid ik zeer hoog stel en res pecteer. Maar het is niet tegen het missionnaire werk dat ik mij keer. Ook niet tegen het laven van kinderen met van confessionefele tendenzen doortrokken onderwijs. Het is tegen de onduld bare overdrijving dat ik opkom. Tegen de hemel tergende verwatenheid van een doctor Kuyper en de mannen die in zijn geest handelen. Men mag aannemen dat om en bij de 400 mil- lioen menschen in Zuid- en Oost-Azië door wes- tersche naties (Engelsclien, Nederlanders, Fran- schen en Amerikanen) overheerscht worden. Die honderden millioenen, meer in getal dan de ge zamenlijke bevolkingen van Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en Australië, hebben zich eeuwen lang ontwikkeld onder bizondere omstandighe den; luin zielen hebben een speciale geaardheid gekregen; hun intellect vertoont typische eigen schappen. Die geweldige mensehenmassa heeft den godsdienst gekozen die zich plooide naar het innerlijk wezen der individuen, die bevrediging schonk. Van buiten werd de Islam ingevoerd, op den bodem van Voor-Indië ontstond de leer van Boeddha die zich later naar het oosten ver breidde en voor het Brahmaïsme het veld ruimde. Ten onzent vindt uitsluitend de leer van Moham med aanhangers. Tegen die millioenen met hun zoo geheel aparte cultuur willen nu een handjevol westerlingen agee- ren. Aangevuurd door een aansporing in den bijbel om het evangelie over de aarde te verbrei den, hebben zij de bovenmenschelijke taak aan vaard met een zelfvertrouwen dat. meer dan naïef is. Zij hebben gemeend in de eerste plaats die jnillioenen menschenzielen ontvankelijk te maken yoor hun geloof en in de tweede plaats ze door de overstorting van wat elementaire kennis te verwesterschen. Het is duidelijk dat men hier staat voor een reuzenprobleem, waartegen het gekibbel in ons kleine moederland afsteekt als mierengewriemel tegen een olifantenprocessie. Geen der groote koloniseerende landen denkt er ook maar in de verte aan de tropische volken, die zij overlieerschen, met geloofsijver lastig te blanke huizen, en hoog daarboven stond een kerk met twee ranke torens. Dit was Remagen, en de boot zette koers naar de aanlegplaats. Men ging aan wal, waar Cesar niet dan noode De Practische Gids raadpleegde om den naam van het daarin op gegeven hotel te zoeken. Op het terras namen zij dan plaats en bleven een geruime poos sprakeloos van ontroering om het schoone uitzicht zitten, wat den kellner niet wel te bevallen scheen; die begon alllans om hunne aandacht te trekken uiter mate luid en pijnlijk te kuchen, nadat hij tever geefs zich aan hun tafeltje had aangemeld. De man liet niet af met kuchen echter, voortdurend pijnlijker, iets wat hem zeer wel een borstkwaal op den hals had kunnen halen, van welk tragisch lot hij, goddank, nog intijds gered werd door Ce- sar, die, eindelijk opmerkzaam geworden, hem tot zich riep. Wil jij óok een glas bier, lieve vroeg hij aan Suzanna, die voortdurend den blik op den koninklijken stroom gevestigd hield en op een zware stompe rots aan de overzijde: de Erpeler Lei, die haar met schrik en bewondering tevens vervulde. Wat zeg je vroeg ze op abstraetén toon, hare oogen snel en schuw van de stompe rots naar haren echtgenoot wendend, en opnieuw verschrikt thans, ditmaal om hét opvallend groote verschil tnsschen deze beide voorwerpen. Ik vroeg of je óók eeh glas bier wenschte. Ik wil alleen kijken, luidde haar verstrooide antwoord. Ja, dat wil ik ook, maar jé hoeft daarbij nog niet op een „droogie" te zitten, deed hij goed moedig. Deze laatste omschrijving scheen haar al bizon der te mishagen; ze zei ten minste kortaf „geef maar een glas biér", en wendde haar blik snel van het gelaat van haren echtvriend af om dien gelijktijdig te richten naar de zware rots, die haar in lompheid de mindere van Cesar leek in dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1913 | | pagina 1