ei tooneele worden gebracht, ge- 1 ransformatiescliets van Jan a "in .1.' lieer Jacq. Sluyters Jr. van in ourkomende rollen er 8 zal vervul- - ider.- hoofd rollen zullen worden vervuld .üiK, MrBeekman, Wilhelmina Kley. ,/ianBeekman, Ct. Mertens—De Jaeger h -reii an Buderman, Ad. Verzijl, Jacq. <r.. P. l'rbai Max Weber en anderen. Kil i' lozev- in het ingezonden stuk in dit meld vinden, zal op Woensdag 19 Febru- <ien Stad.-* h uwburg een lieidadigheids- filing gcgev.o worden ten bate van het voor alleen-1.' mde blinden teWolfhezen. ven wordt Hoor Jeugdvriend. p ne wok .en wi; onze lezers op, door deze ilii 'bij te onen, het goede doel te ouv.bi"; ïsweg. N. V. Tooneelvereeni- ging. I' nereeniging van Stellendijk, li:-pel bedrijven van Lodewijk Mul der. Voor een bijna ledige zaal gaf de N. V. Tooneel- r eniging, Donderdagavond het blijspel De kies- i eniging van Stellendijkeen stuk van het weelende oude soort. Dit stuk, dat vroeger rG faam van geestigheid genoot, kon heel wel alle repertoires aller tooneelgezelschappen ver- nen, om nooit meer terug te komen. Het heeft ijk weinig om het lijf, terwijl tot overmaat narigheid, alle vier de bedrijven in een en /•»-ide onmenschelijk vervelende kamer spelen, is mij volkomen onbegrijpelijk, dat Heijer- - dit stuk laat spelen. Enfin, hij moet het zelf t n. Er komt bijna niemand naar kijken.. Moor, i en Hissink speelden verdienstelijk, wat ver- n moeite was. Het is heel jammer. 3 30RT. Boksen. boze sport, zij moge dan ook tot menig misbruik iVn is lang niet zoo verwerpelijk als men het liet algemeen wel wil voorstellen. Afgezien van pierkracht en bevalligheid, die zij haren beoe- ars geeft; (immers ook bij andere verwante ts, als schermen, gymnastiek, enz. worden deze regen)afgezien van het nut dat „kunnen ■*enoplevert aan wie, hoe vreedzaam en rus- ook, toch in een moeilijk geschil is geraakt; boksers zijn niet, zooals men dat wel eens wil rste len, nu maar altijd de grootste twistzoe- afgezien van deze en menig ander voor- heeft deze sport dit zeer groote voordeel, zij den beoefenaar zelfvertrouwen geeft, en dat uur lijk niet alleen wanneer hij bezig is met stveïliten, maar een rustig zelfvertrouwen, dat len grond uit de zekerheid, dat men zich zei ven ledigen, kan, voortspruit, en niet te gering _c;. dit mag worden. et schermen geeft ook een dergelijke zekerheid, r, ïoe zeer ik uit een aesthetisch oogpunt het rmen de voorkeur geef, toch moet van den r •tisehen kant gezien, aan het boksen de voor- i worden gegeven; immers de vuistvechter is teds gereed, terwijl de schermer dan toch nooit j floret, degen of sabel bij zich draagt, en zelfs- maar zelden zijn korten-stok. Wat nog als M voordeel van het boksen boven het schermen u Morden aangemerkt is, dat bij het schermen .1 masker u de trekken van den tegenstander, Mioal niet onzichtbaar maakt, dan deze toch zeer verv lagt. Immers een groot deel uwer zelfzekerheid ontkent ge juist aan de gewoonte uwen tegen- ;u der voortdurend in de oogen te zien en te achten daaruit zijn plannen te lezen, en zelfs bij i nstigst dreigende zijner uitvalgebaren te pogen i\ve blikken niet van hem af te wenden. Deze. ><>r wilskracht verkregen gewoonte, moet zonder •nig ïi twijfel koenheid kweeken, niet slechts bij o..vaar, maar in alle dreigende omstandigheden les levens. I en practische handleiding voor de bokskunst 1 - professor Donovan, bij den uitgever J. C. ui der Jleide te Amsterdam verschenen, een ook je dat wij met genoegen doorlazen, was aan- h ing tot deze beschouwing. Gaarne bevelen wij di boekje aan de vrienden van deze sport en aan die wel de vrienden evan konden worden, ter lezing aan. Deze sport is, gelijk wij zeiden, te weinig geeërd; zijn gevaren aan verbonden, njaar bij Jiet voet- t tallen, jagen, schieten, enz. is de kans zicli te bezeeren, niet geringer. De gevaren aan boksen wrbonden zijn niet zoo groot als men, zoo opper- lakkig toekijkend, wel depken zou. En, wij mo gen altijd ruwe lieden te veel hebben, ook zwakke en weekelijke menschen zijn er te veel. Het is goed te pogen de jongens wanneer ze wat weeke- k en slap zijn, en dus zich in hun later leven ongelukkig zullen gevoelen, het is goed onzen jongens al heel vroeg op te leiden in de zekerheid, dat zij ferm en zelfbewust den tegenstander tege moet kunnen loopen, en geen genadigheden en bescherming van de sterkeren behoeven af te bede len, wat het karakter bederft, geen beleedigingen straffeloos behoeven te ondergaan, wat eveneens het karakter bederft, maar dat zij zeiven den zwakke hunne hulp willen geven, maar slechts li ikheid niet de lieden, die. goedhartig zijnd, den zwakke hunne hulp willen- geven, maar slechts van diegenen, welke deze nobele wensch dpor hun kracht tot daad maken kunnen, beoefenen de deugd der ridderlijkheid. Wij hekben in onze dagen slapheid te Qver. In deze „eeuw van het kind", nu het moederschap tot een nevrose geworden is, mag het wel eens gezegd, dat wij de zwakkere jongens door beklag en weejee behandeling in het gevoel van hun zwakte (in zekeren zin minderwaardigheid) niet moeten stijven, wat hun nog ongelukkiger maken zal, en ongeschikter voor den levensstrijd, die hun waarlijk toch reeds menig verdriet brengen zal. Laat ons hen eerder inpraten, dat ze de gelijken zijn van de sterkere jongens, en laat ons intus- schen ook pogen ze gelijkwaardig te maken door hen een leergang in spierkracht, vlugheid en zelf vertrouwen te doen volgen. Als ze mannen zijn en er is kans dat zij het zoodoende nog eens worden, als zij mannen zijn, zullen ze ons dankbaar er voor wezen. UIT DE TIJDSCHRIFTEN. In liet laatste Januari-nummer van Das Freic Wort, Frankfurter Halbmonatschrift für Fort- schritt auf allen Gebieten des geistigen Lebens, bespreekt dr. J. M. onder den titel „Ignatius von Loyola im Lichte der modernen Forschung" een nieuw boek over den stichter der Jezuïetenorde. „Ignatius von Loyola, vom Erotiker zum Heili gen, Einé pathographische Geschichtsstudie" heet liet boek, schrijver is dr. med. Georg Lomer. Dr. Lomer, bekend vertegenwoordiger der ge neeskundige wetenschap zoo schrijft de mede werker van Das Fre.ie Wqrt, dr. Lomer heeft zich tot taak gesteld, liet leven en de werkzaam heid van Loyola te bezien van het standpunt van het hedendaagsclie wetenschappelijke onderzoek. Daarbij geeft hij als arts belangrijke mededeelin- gen van psychologisch en en psyclio-patliologischen aard omtrent den zonderlingen avonturier, eroti- cus en heilige. Reeds in het jaar 1908 had dr. F. Mörclien in zijn belangwekkend onderzoek over de „psychologie der heiligheid" op het pathologisch karakter van den ziolsstaat van verscheidene hei ligen gewezen. En deze psychose, welke zich in het wezen en de gedragingen der heiligen met al hunne eigenaardigheden en verwardheden open baart, is het uitgangspunt voor dr. Lomer's be langwekkende „pathologische studie". Volkomen onverklaarbaar is liet toch voor den hedendaagschen, ontwikkelden mensch, dat eeu wenlang en lieden nog millioenen van roomsch- katholieken vele met den nimbus der heiligen ge kroonde mannen en vrouwen uit de kerkgeschie denis vereeren, welke niets anders zijn dan zeer zieke persoonlijkheden, die in den tegenwoordigen tijd niet alleen niet met eerbiediging zouden ont vangen worden, maar eenvoudig in het gekken huis zouden worden ondergebracht. Zij knielen voor eigenlijk begrijpelijke dwalingen uit een verleden, dat door de verantwoordelijke offi- cieele kerk van tegenwoordig, nooit gepoogd is te verklaren. Zoo was de in Rome nog zeer veel ver eerde heilige Luigi van Gonzago een zwakzinnige zieke; evenals de veelbesproken „zuilen-heilige" Simon Stylites, die op een 10 meter hoogen zuil leefde; ook de heilige Egidius van Assisi schijnt een zwakzinnige te zijn geweest. Zoo noemt de schrijver ons meerdere namen van „heiligen", welker geest is gekrenkt, om dan te komen tot het Ignatius van Loyola, wiens levens wijze vooral in zijn jeugd, wel het allerminst op een toekoïnstigen „heilige"' duidt. Hij had een uiterst zinnelijke natuur, en gaf zich over aan ergerlijke uitspattingen. Het geslachtsleven heeft trouwens later in zijn M'erken een belangrijke rol gespeeld, waarvoor de schrijver met menig voor beeld komt aangedragen. In een der hoofdstukken, getiteld „Hysterische heiligheid", toont dr. Lomer aan, dat de afzonde ring, gelijk die in het middeleeuwsche Spanje zeer veel in zwang was, en waarin Ignatius zich met ijzeren wilskracht schikte, van zulk een aard was, dat ze noodwendig schadelijk werken moest op den lichamelijken en den geestelijken toestand van den asceet, wat in de hallucinaties, „genade bewijzen" en dergelijke onnatuurlijke openbarin gen, dan ook duidelijk uitkomt. Van de Jezuïetenorde zegt dr. Lomer: „deze internationale staat in den staat, die geen denk beeld der toekomst, maar een allang overwonnen ideaal van het verleden dienen wil, en die zich tegen liet voorwaartssclirijdend heden door een on natuurlijke zielsverfijning en eene gewetenlooze diplomatische tactiek weet te handhaven." En dan het slot van Lomers boek„Het katho licisme bezon zich, onder de zweep van dezen hervormer, wederom op haar verleden, sneed zich zelve elke kans op ontwikkeling af, werd stabiel en is nu zoo ver gevorderd, dat zij zich in haar vrees voor de steeds geweldiger algemeene bevrij ding van den geest, geheel, d. i. op leven en dood in zijn heerschershand heeft gesteld. Het lijkt een zeer belangrijk werk, dit van dr. Lomer, hetwelk de merkwaardige literatuur ter bestrijding der Jezuïetenorde nu wederom op wel kome wijze vermeerderen komt. ONTVANGEN BOEKEN. Multavidi, Van zwart tot rood, roman van een r ooiïisch j o ngetj e. X., Hij die kwam en ging. Felicitas Rose, De Eiks von Eichen, roman uit eeno kleine stad, vertaald door Jeanne P, M. Her derschee. Bovenstaande uitgaven zijn allen van C. L. G. Veldt te 's-Gravenhage. NIEUWHEDEN. Philips projector-lamp met getrokken draad. Doordat de eerste metaaldraadlampen, wegens hare gebrekkige constructie, alleen rechtstandig naar beneden hangend gebrand konden worden, zijn de meeste kronen en armen voor electrisclie verlichting zóó aangebracht, dat de lampen steeds loodrecht naar beneden hangen. Ofschoon dit in loodrechten stand branden der lampen aan den levensduur ten goede komt, is toch aan deze wijze van installatie het groote be zwaar verbonden, dat van den lichtbundel niet het volle nut getrokken wordt, aangezien de lampen met loodrechte draden zijwaarts haar lichtsterkte doen gelden, en naar beneden zoo goed als géén licht verspreiden. Een gewone 32-kaarslamp straalt naar beneden slechts 5.1 normaal-kaarsen licht uit. Het is aan de Philips-fabriek gelukt dit bezwaar te ondervangen door de nieuwe projectorlamp, die zoowel zijwaarts als naar ^beneden vrijwel dezelfde lichtsterkte geeft. Door het kegelvormig spannen der draden is een geheel gelijkmatige lichtverdee- ling bereikt, waardoor het hoogste nuttig licht effect, gepaard aan de grootste stroombesparing, verkregen M'ordt. Het groote voordeel van deze lampen bestaat daarin, dat zoowel in loodrechte als in waterpas of schuine richting der lampen het nuttig effect hetzelfde blijft. VAN HIER EN DAAR. Een nieuw r.-k. dagblad. De uitgave van een r.-k. dagblad Ons Noorden voor de noordelijke provincies, is thans verzekerd. Volgens liet Centrum is van het aandeelen-kapi- taal a 50.000 een bedrag van 35.000,vol- teekend. Voor het dagblad zal een eigen drukkerij worden opgericht. (Haart. Dagbl.J Het maatschappelijk leven in Athene ten tijde van Euripides. Over bovengenoemd onderwerp hield prof. dr. K. Kuiper uit Amsterdam dezer dagen een rede voor „Oefening kweekt Kennis". Het onderstaande ontleenen wij aan een verslag van deze rede in de N. Ct. Spr. begon zijn voordracht met de opmerking dat hij geen sociologisch noch antiek beeld van Athene wilde geven, doch een cultuurbeeld van het Athene zooals dat ten tijde van Euripides bestond. In een korte inleiding schetste spr. de beteeke- nis van Solon, Pisystrates en Pericles voor het Athene van vóór Euripides' tijd. TJit. de tyrannenheerschappij was langzamer hand de democratie gegroeid. Met duidelijke voor beelden, waaruit de zin voor openbaarheid en col- lectionnisme van het Atheensche volk bleek, hield de spreker zijn gehoor aangenaam bezig. Die zin voor openbaarheid, leven op straat, leven onder de menschen was het kenmerk van den echten Athener dier dagen. En die zin openbaarde zich zoowel in liet politiek en godsdienstig als in het handels- en nijverheidsleven. Alleen wat de laatste categorie van menschen betreft en speciaal bij de ceramiek-werkers openbaarde zich een wat huise lijker geest. Op deze wijze het Athene in al zijn maatschappelijke lagen en verhoudingen schet send, kwam spr. na de pauze tot het tweede ge deelte van zijn voordracht, waarin de geestelijke toestand van Athene werd gekenschetst waarin Euïipides leefde; een tijdperk van „Aufklarung" zooals 't de Duitscliers noemen; een tijdperk van ontvoogding wil spr. het noemen, getuige o. a. de j voorstellingen van reliefs op het Parthenon. De goden op die beelden zijn als 't ware ontdaan van hun kluisters, ze zijn als menschen geworden. Voor Euripides en andere Atheners uit dien tijd werden de goden werkelijk menschen. Dat betee- kende een oorlog tegen de godendenkbeelden van vroeger. De verschillende filosofische stelsels van het Jonische af tot het Sopliistische toe, welke allen te zamen uit het ontwaakte geestelijke be wustzijn geboren werden, werden in 't kort ver klaard. Een algemeen kenmerk der filosofie, welke het goden-begrip van vroeger deed verdwijnen, was de monistische grondgedachte er in. De Sophisten brachten hun wijsbegeerte van het studeervertrek op de markt, waardoor hun invloed op het Atheensche volk buitengewoon bedenkelijk is geweest. Te midden van al die groote wijsheid en schijnwijsheid der sophisten ging Socrates, die wilde begrijpen en aan iedereen vertelde dat hij niets wist, als zoodanig het zuivere beginsel van alle wijsheid in zich dragend. In het theater van Dionysos kregen de Atheners de wijsgeerige denkbeelden der sophisten in dra ma's veraanschouwelijkt. Bij Euripides, die heel sterk het besef in zich omdroeg, dat hij leefde in een tijd, waarin het oude kleed van liet geloof verscheurd en het nieuwe nog niet gereed was, vindt men overal in zijn drama's de twijfelzucht, den realistischen kijk op de mythologische helden, die niet als bij Homerus geïdealiseerd, maar als gedegenereerd werden voorgesteld. En zoo kwam ook de strijd tegen de mythologische goden in zijn drama's tot uiting. Als iemand, die zijn leven gegeven heeft aan het naspeuren van een droom, verdient hij de belang stelling, al is zijn invloed op de Atheners niet gunstig geweest. De belangwekkende voordracht werd aan het slot met een hartelijk applaus gehuldigd. Vit hei leven der Evangelische Maatschappij. Aan De Protestant ontleenen wij het volgende: Onlangs trad te Veendam voor onze afuee- ling „Veenkoloniën" der Evangelische Maat schappij als spreker op dr. C. Ilille Ris Lam- bers, predikant te Jorwerd, met het onder werp: De Evangelische Maatschappij en hare beteekenis met het oog op Rome's machtsontwik keling in onze dagen." Spreker begon met te herinneren aan wat in 1853 aanleiding gaf tot oprichting der Maatschappijn'l. de krenkende wijze, waarop in dat jaar de in de 16e eeuw reeds bedoelde bisdommen door den paus werden inge voerd. De regeering meende toen wijs te hande len door Rome als ware het de onschuldigste kerk ter wereld in zijn organisatie vrij te laten. Het nederlandsche volk, minder verstan delijk, maar meer intuitief oordeelend, voelde dat liiër een eerste schrede werd gedaan om 't groot,- sclie protestantsche verleden van ons volk, den strijd onzer voorvaderen, zoo mogelijk weg te (cijferen. Inderdaad heeft de geschiedenis geleerd dat sinds 1853 Rome steeds machtiger in Neder land is geworden, zoo zelfs dat het nu begint zijn eigenaardig stempel zooveel mogelijk ook op ons maatschappelijk en staatkundig leven te drukken. Vervolgens stelde spreker in 't licht wat de E. M. tegenover Rome wil: le de kennis en de beoefening van het Evangelie onder Roomscli- gezinden bevorderen; '2. opkomen voor zuiver pro testantsche beginselen, den zuiver protestantschen geest en het protestantsche bewustzijn; 3e. de be strijding van het ultramontanisme als den vijand onzer godsdienstige en staatkundige vrijheid. Hij wees er op dat, al wordt het 1ste punt nooit uit het oog verloren, in verband met de toene mende machtsontwikkeling van het ultramontaan- sebe Rome, op het 3e punt vooral den nadruk moet vallen en, in verband met sommige stroomingen onder de protestanten, ook aan het opkomen voor de prot. beginselen, den protestantschen geest en het prot. bewustzijn degelijk de hand moet worden gehouden. Immers juist door 't ontbreken van dit echt-protestantsch besef bij velen ter linker- en zeer in 't oog springend ter rechterzijde zijn we reeds voor een goed deel aan Rome's maclit over geleverd. Aan dat machtsmisbruik moet in Neder land een tot hiertoe en niet verder worden toe geroepen. De Evangelische Maatschappij, die altijd door woord en geschrift op de gevaren van roomsche zijde heeft gewezen, moet in verband daarmee krachtig gesteund. Zij heft een banier op, waarom alle protestanten zich kunnen en moeten scharen. De aïdeeling werd 1 lid en 1 begunstiger .rijker, terwijl aan lectuur voor ruim 11,werd ver kocht en de collecte 5,82% opbracht. Aan Dc Protestant ontleenen wij het volgende: In liet laatst van October jl. hielden een aantal bekende italiaansche modernisten een bijeenkomst in de lokalen .der „Battaglie d'Oggi" te Rome, om te protestveren tegen de aanvallen van het cleri- calisme. Volgens de Seculo was de vergadering goed be zocht, onder de toehoorders bevonden zich room sche priesters, cenige protestantsche geestelijken en vele studenten. Onder de aanwezigen trokken vooral de hoogleeraar Salvatore Minochi en de beide doctoren Aschenbrodel en Rutili de aan dacht. De in zake de italiaansche modernisten beweging zoo verdienstelijke hoogleeraar Gennaro Arobio, redacteur van het tijdschrift Battaglie d'Oggi, noemde in zijn inleidend referaat den strijd tegen het coelibaat het uitgangspunt van alle hervormingsbeweging. Onder de talrijke spre kers vermelden wij nog dr. Petronis Zavattaro, die langen tijd in Zwitserland (bij de missie van bis schop Bonomelli) werkzaam was. De denkbeelden die aan deze beweging ten grondslag liggen zijn hoofdzakelijk: 1. De modernisten zijn tegenstanders van de politieke macht der kerk, omdat deze zonder diplo matieke, dikwijls huichelachtige kunstgrepen niet uit te oefenen is. 2. Daaruit volgt dat zij evenzoo tegen de her stelling van den kerkelijken staat zijn. Rome moet slechts de zetel van den roomschen bisschop zijn en moet weder, evenals in de eerste eeuwen, broederlijke betrekkingen met de andere bisschop pen aanknoopen. 3. De strijd der vereeniging is vooral gericht tegen het coelibaat, want daaruit ontstond de zede loosheid der geestelijkheid. Als deze zedelijk laag staat blijft de terugslag op het volksleven niet uit. liet huwelijk is het recht van eiken mensch en slechts door een verkeerd begrip van den bijbel kan men de voorden van Jezus die daarop betrek king hebben op een geheele klasse van menschen toepassen. De heilige Bernardus zeide daarover treffend„Gij heft den heiligen huwelijksstaat op en zult daarvoor het concubinaat invoeren." Men kan er niet genoeg op drukken dat in room schen zin de ongehuwde staat der priesters geen dogma, maar slechts een disciplinaire wet is. De Curie mag doen wat zij wil, zij heeft geen recht om dc priesters, die tegen hel coelibaat optreden, buiten de gemeenschap der geloovigen te sluiten. 4. Zou het voorstel van kardinaal Mathieu geen overweging verdienen: „Men sta den priester toe een vak of bedrijf te leeren Hoe heerlijk zou 't zijn als in een afgelegen gemeente de pries ter b. v. ook de arts kon zijn. 5. De modernisten willen niet buiten de kerk staan, zij geiooven aan een hervorming der room sche kerk van binnen uit. Het volgende congres zal ook in Rome worden gehouden. Ook het volgende ontleenen wij aan De Pro testant Onlangs zijn in de fransche Kamer van Afge vaardigden de kerken ter sprake gekomen. Na de scheidingswet heeft de Staat het onderhoud der kathedralen en van die kerken, welke om een of andere reden als nationale gedenkteekenen be schouwd worden, voor zijne rekening genomen. Jaarlijks wordt daarvoor ruim drie en een half millioen francs uitgegeven. Maar in dorpen en kleinere steden zijn de kerken om zoo te zeggen onbeheerd goed geworden. Echter worden zij nog uitsluitend voor de roomsche godsdienstoefeningen gebruikt; wordt een pastoor door zijn bisschop ap uiaTj aijijod op ijfrjpjaA nep 'jsioipsaS kerk: de kerk behoort noch aan de parochie, want deze heeft zich niet aan de scheidingswet onder worpen en is van Staatswege niet erkend, noch aan de burgerij, want deze wilde de kerk niet overnemen om de kosten van onderhoud niet te moeten betalen. Daarom zorgt niemand voor de noodige herstellingen. Wilde de regeering aan de burgers toestaan de kerken aan haar doel te ont trekken en daarmede* te doen wat zij wilden, dan zou men wel in de meeste gevallen bereid zijn de gebouwen over te nemen. Maar dat zou beschouwd worden als kerkvervolging en dikwijls onaan gename gevolgen hebben. Maar de gebouwen als eigendom van kerkgenootschappen te verklaren, die in de oogen van dén Staat zelfs niet bestaan, gaat toch ook niet. Daarom spreekt men reeds van een herziening der scheidingswet. Vooreerst echter wil de regeering de wet handhaven. De minister van onderwijs heeft mededeeling gedaan van het aantal kerkgebouwen die als histo rische monumenten aangeschreven staan, 't zij deels, 't zij in hun geheel. Hun aantal bedraagt thans 1725. In de Kamer is een voorstel gedaan om de kosten van het onderhoud of den aankoop van historisch ingeschreven gebouwen te regelen. Er zou dan een nationale kas worden ingesteld met een raad van beheer. Een vreemde manier van bidden. Wij lezen in De protestant: Uit een „Ingezonden" van een roomseh-katho- liek in de N. Roti. Ct. blijkt dat er kloosterorden zijn, wier leden, hoewel geen latijn kennende, toch in deze taal hun getijden moeten lezen. Kort geleden, zegt de schrijver, vernam ik toevallig in een vrouwenklooster dat uit Rome instructies waren ontvangen over verbeterde uitspraak van het latijn. Op mijne vraag, waartoe toch dat die nen kon, kreeg ik ten antwoord dat de zusters haar getijden in 't latijn moesten bidden. Vroeger stond er een vertaling naast den latijnschen tekst, maar nu niet meer, vertelde mij de religieuse, die er natuurlijk geen vermoeden van had dat anderen dat bidden zoo dwaas kunnen vinden. Dat het bidden bij roomschen vooral in het aflezen of op zeggen van formulieren bestaat, weet ik als ge- boien katholiek al lang, maar tot voor korten tijd wist ik niet, dat men zelfs laat bidden in een taal, die de biddende niet verstaat. De Jczu'ieten. In Dc Protestant lezen wij: Door een roomséfr geestelijke werd aan de Deutsch Evangelische Correspondent geschreven Het gemoed der roomschen moet weder met bitterheid vervuld, de volksziel op het kookpunt gebracht worden. De Bondsraad heeft in zijn besluit omtrent de jezuïeten geoordeeld naar de letter der wet en niet naar den wil van het Cen trum. Hij kon niet anders oordeelen, geen ander besluit nemen zonder recht en wet te verdraaien. Elk eerlijk burger moet verlangen dat de staats inrichting, dat recht en wetten getrouw en nauw gezet worden gehandhaafd. Of de individu of geheele klassen van burgers, of een partij of een kerkgenootschap zich daarbij goed of slecht bevin den, verandert aan dezen principieelen eisch niets. Ik kan niet begrijpen dat in een tijd, waarin liet gezag zoo bestreden wordt en men de grondslagen van den Staat tracht omver te werpen, een partij, die op godsdienstigen grondslag gebouwd wil zijn, die zich als een partij van orde beschouwt, bijna tot razernij vervalt, omdat de overheid gelast heeft dat een bestaande wet gehandhaafd en niet langs zijwegen illusoir moet gemaakt worden. En deze partij doet zich voor als steunpilaar van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1913 | | pagina 3