ei tooneele worden gebracht, ge-
1 ransformatiescliets van Jan
a "in .1.' lieer Jacq. Sluyters Jr. van
in ourkomende rollen er 8 zal vervul-
- ider.- hoofd rollen zullen worden vervuld
.üiK, MrBeekman, Wilhelmina Kley.
,/ianBeekman, Ct. Mertens—De Jaeger
h -reii an Buderman, Ad. Verzijl, Jacq.
<r.. P. l'rbai Max Weber en anderen.
Kil i' lozev- in het ingezonden stuk in dit
meld vinden, zal op Woensdag 19 Febru-
<ien Stad.-* h uwburg een lieidadigheids-
filing gcgev.o worden ten bate van het
voor alleen-1.' mde blinden teWolfhezen.
ven wordt Hoor Jeugdvriend.
p ne wok .en wi; onze lezers op, door deze
ilii 'bij te onen, het goede doel te
ouv.bi"; ïsweg. N. V. Tooneelvereeni-
ging. I' nereeniging van Stellendijk,
li:-pel bedrijven van Lodewijk Mul
der.
Voor een bijna ledige zaal gaf de N. V. Tooneel-
r eniging, Donderdagavond het blijspel De kies-
i eniging van Stellendijkeen stuk van het
weelende oude soort. Dit stuk, dat vroeger
rG faam van geestigheid genoot, kon heel wel
alle repertoires aller tooneelgezelschappen ver-
nen, om nooit meer terug te komen. Het heeft
ijk weinig om het lijf, terwijl tot overmaat
narigheid, alle vier de bedrijven in een en
/•»-ide onmenschelijk vervelende kamer spelen,
is mij volkomen onbegrijpelijk, dat Heijer-
- dit stuk laat spelen. Enfin, hij moet het zelf
t n. Er komt bijna niemand naar kijken.. Moor,
i en Hissink speelden verdienstelijk, wat ver-
n moeite was. Het is heel jammer.
3 30RT.
Boksen.
boze sport, zij moge dan ook tot menig misbruik
iVn is lang niet zoo verwerpelijk als men het
liet algemeen wel wil voorstellen. Afgezien van
pierkracht en bevalligheid, die zij haren beoe-
ars geeft; (immers ook bij andere verwante
ts, als schermen, gymnastiek, enz. worden deze
regen)afgezien van het nut dat „kunnen
■*enoplevert aan wie, hoe vreedzaam en rus-
ook, toch in een moeilijk geschil is geraakt;
boksers zijn niet, zooals men dat wel eens wil
rste len, nu maar altijd de grootste twistzoe-
afgezien van deze en menig ander voor-
heeft deze sport dit zeer groote voordeel,
zij den beoefenaar zelfvertrouwen geeft, en dat
uur lijk niet alleen wanneer hij bezig is met
stveïliten, maar een rustig zelfvertrouwen, dat
len grond uit de zekerheid, dat men zich zei ven
ledigen, kan, voortspruit, en niet te gering
_c;. dit mag worden.
et schermen geeft ook een dergelijke zekerheid,
r, ïoe zeer ik uit een aesthetisch oogpunt het
rmen de voorkeur geef, toch moet van den
r •tisehen kant gezien, aan het boksen de voor-
i worden gegeven; immers de vuistvechter is
teds gereed, terwijl de schermer dan toch nooit
j floret, degen of sabel bij zich draagt, en zelfs-
maar zelden zijn korten-stok. Wat nog als
M voordeel van het boksen boven het schermen
u Morden aangemerkt is, dat bij het schermen
.1 masker u de trekken van den tegenstander,
Mioal niet onzichtbaar maakt, dan deze toch zeer
verv lagt. Immers een groot deel uwer zelfzekerheid
ontkent ge juist aan de gewoonte uwen tegen-
;u der voortdurend in de oogen te zien en te
achten daaruit zijn plannen te lezen, en zelfs bij
i nstigst dreigende zijner uitvalgebaren te pogen
i\ve blikken niet van hem af te wenden. Deze.
><>r wilskracht verkregen gewoonte, moet zonder
•nig ïi twijfel koenheid kweeken, niet slechts bij
o..vaar, maar in alle dreigende omstandigheden
les levens.
I en practische handleiding voor de bokskunst
1 - professor Donovan, bij den uitgever J. C.
ui der Jleide te Amsterdam verschenen, een
ook je dat wij met genoegen doorlazen, was aan-
h ing tot deze beschouwing. Gaarne bevelen wij
di boekje aan de vrienden van deze sport en aan
die wel de vrienden evan konden worden,
ter lezing aan.
Deze sport is, gelijk wij zeiden, te weinig geeërd;
zijn gevaren aan verbonden, njaar bij Jiet voet-
t tallen, jagen, schieten, enz. is de kans zicli te
bezeeren, niet geringer. De gevaren aan boksen
wrbonden zijn niet zoo groot als men, zoo opper-
lakkig toekijkend, wel depken zou. En, wij mo
gen altijd ruwe lieden te veel hebben, ook zwakke
en weekelijke menschen zijn er te veel. Het is
goed te pogen de jongens wanneer ze wat weeke-
k en slap zijn, en dus zich in hun later leven
ongelukkig zullen gevoelen, het is goed onzen
jongens al heel vroeg op te leiden in de zekerheid,
dat zij ferm en zelfbewust den tegenstander tege
moet kunnen loopen, en geen genadigheden en
bescherming van de sterkeren behoeven af te bede
len, wat het karakter bederft, geen beleedigingen
straffeloos behoeven te ondergaan, wat eveneens
het karakter bederft, maar dat zij zeiven den
zwakke hunne hulp willen geven, maar slechts
li ikheid niet de lieden, die. goedhartig zijnd, den
zwakke hunne hulp willen- geven, maar slechts van
diegenen, welke deze nobele wensch dpor hun
kracht tot daad maken kunnen, beoefenen de deugd
der ridderlijkheid.
Wij hekben in onze dagen slapheid te Qver.
In deze „eeuw van het kind", nu het moederschap
tot een nevrose geworden is, mag het wel eens
gezegd, dat wij de zwakkere jongens door beklag
en weejee behandeling in het gevoel van hun
zwakte (in zekeren zin minderwaardigheid) niet
moeten stijven, wat hun nog ongelukkiger maken
zal, en ongeschikter voor den levensstrijd, die hun
waarlijk toch reeds menig verdriet brengen zal.
Laat ons hen eerder inpraten, dat ze de gelijken
zijn van de sterkere jongens, en laat ons intus-
schen ook pogen ze gelijkwaardig te maken door
hen een leergang in spierkracht, vlugheid en zelf
vertrouwen te doen volgen. Als ze mannen zijn
en er is kans dat zij het zoodoende nog eens
worden, als zij mannen zijn, zullen ze ons
dankbaar er voor wezen.
UIT DE TIJDSCHRIFTEN.
In liet laatste Januari-nummer van Das Freic
Wort, Frankfurter Halbmonatschrift für Fort-
schritt auf allen Gebieten des geistigen Lebens,
bespreekt dr. J. M. onder den titel „Ignatius von
Loyola im Lichte der modernen Forschung" een
nieuw boek over den stichter der Jezuïetenorde.
„Ignatius von Loyola, vom Erotiker zum Heili
gen, Einé pathographische Geschichtsstudie" heet
liet boek, schrijver is dr. med. Georg Lomer.
Dr. Lomer, bekend vertegenwoordiger der ge
neeskundige wetenschap zoo schrijft de mede
werker van Das Fre.ie Wqrt, dr. Lomer heeft
zich tot taak gesteld, liet leven en de werkzaam
heid van Loyola te bezien van het standpunt van
het hedendaagsclie wetenschappelijke onderzoek.
Daarbij geeft hij als arts belangrijke mededeelin-
gen van psychologisch en en psyclio-patliologischen
aard omtrent den zonderlingen avonturier, eroti-
cus en heilige. Reeds in het jaar 1908 had dr. F.
Mörclien in zijn belangwekkend onderzoek over de
„psychologie der heiligheid" op het pathologisch
karakter van den ziolsstaat van verscheidene hei
ligen gewezen. En deze psychose, welke zich in
het wezen en de gedragingen der heiligen met al
hunne eigenaardigheden en verwardheden open
baart, is het uitgangspunt voor dr. Lomer's be
langwekkende „pathologische studie".
Volkomen onverklaarbaar is liet toch voor den
hedendaagschen, ontwikkelden mensch, dat eeu
wenlang en lieden nog millioenen van roomsch-
katholieken vele met den nimbus der heiligen ge
kroonde mannen en vrouwen uit de kerkgeschie
denis vereeren, welke niets anders zijn dan zeer
zieke persoonlijkheden, die in den tegenwoordigen
tijd niet alleen niet met eerbiediging zouden ont
vangen worden, maar eenvoudig in het gekken
huis zouden worden ondergebracht. Zij knielen
voor eigenlijk begrijpelijke dwalingen uit
een verleden, dat door de verantwoordelijke offi-
cieele kerk van tegenwoordig, nooit gepoogd is te
verklaren. Zoo was de in Rome nog zeer veel ver
eerde heilige Luigi van Gonzago een zwakzinnige
zieke; evenals de veelbesproken „zuilen-heilige"
Simon Stylites, die op een 10 meter hoogen zuil
leefde; ook de heilige Egidius van Assisi schijnt
een zwakzinnige te zijn geweest.
Zoo noemt de schrijver ons meerdere namen van
„heiligen", welker geest is gekrenkt, om dan te
komen tot het Ignatius van Loyola, wiens levens
wijze vooral in zijn jeugd, wel het allerminst op een
toekoïnstigen „heilige"' duidt. Hij had een
uiterst zinnelijke natuur, en gaf zich over aan
ergerlijke uitspattingen. Het geslachtsleven heeft
trouwens later in zijn M'erken een belangrijke rol
gespeeld, waarvoor de schrijver met menig voor
beeld komt aangedragen.
In een der hoofdstukken, getiteld „Hysterische
heiligheid", toont dr. Lomer aan, dat de afzonde
ring, gelijk die in het middeleeuwsche Spanje zeer
veel in zwang was, en waarin Ignatius zich met
ijzeren wilskracht schikte, van zulk een aard
was, dat ze noodwendig schadelijk werken moest
op den lichamelijken en den geestelijken toestand
van den asceet, wat in de hallucinaties, „genade
bewijzen" en dergelijke onnatuurlijke openbarin
gen, dan ook duidelijk uitkomt.
Van de Jezuïetenorde zegt dr. Lomer: „deze
internationale staat in den staat, die geen denk
beeld der toekomst, maar een allang overwonnen
ideaal van het verleden dienen wil, en die zich
tegen liet voorwaartssclirijdend heden door een on
natuurlijke zielsverfijning en eene gewetenlooze
diplomatische tactiek weet te handhaven."
En dan het slot van Lomers boek„Het katho
licisme bezon zich, onder de zweep van dezen
hervormer, wederom op haar verleden, sneed zich
zelve elke kans op ontwikkeling af, werd stabiel
en is nu zoo ver gevorderd, dat zij zich in haar
vrees voor de steeds geweldiger algemeene bevrij
ding van den geest, geheel, d. i. op leven en
dood in zijn heerschershand heeft gesteld.
Het lijkt een zeer belangrijk werk, dit van dr.
Lomer, hetwelk de merkwaardige literatuur ter
bestrijding der Jezuïetenorde nu wederom op wel
kome wijze vermeerderen komt.
ONTVANGEN BOEKEN.
Multavidi, Van zwart tot rood, roman van een
r ooiïisch j o ngetj e.
X., Hij die kwam en ging.
Felicitas Rose, De Eiks von Eichen, roman uit
eeno kleine stad, vertaald door Jeanne P, M. Her
derschee.
Bovenstaande uitgaven zijn allen van C. L. G.
Veldt te 's-Gravenhage.
NIEUWHEDEN.
Philips projector-lamp met getrokken draad.
Doordat de eerste metaaldraadlampen, wegens
hare gebrekkige constructie, alleen rechtstandig
naar beneden hangend gebrand konden worden,
zijn de meeste kronen en armen voor electrisclie
verlichting zóó aangebracht, dat de lampen steeds
loodrecht naar beneden hangen.
Ofschoon dit in loodrechten stand branden der
lampen aan den levensduur ten goede komt, is
toch aan deze wijze van installatie het groote be
zwaar verbonden, dat van den lichtbundel niet het
volle nut getrokken wordt, aangezien de lampen
met loodrechte draden zijwaarts haar lichtsterkte
doen gelden, en naar beneden zoo goed als géén
licht verspreiden.
Een gewone 32-kaarslamp straalt naar beneden
slechts 5.1 normaal-kaarsen licht uit.
Het is aan de Philips-fabriek gelukt dit bezwaar
te ondervangen door de nieuwe projectorlamp, die
zoowel zijwaarts als naar ^beneden vrijwel dezelfde
lichtsterkte geeft. Door het kegelvormig spannen
der draden is een geheel gelijkmatige lichtverdee-
ling bereikt, waardoor het hoogste nuttig licht
effect, gepaard aan de grootste stroombesparing,
verkregen M'ordt. Het groote voordeel van deze
lampen bestaat daarin, dat zoowel in loodrechte
als in waterpas of schuine richting der lampen
het nuttig effect hetzelfde blijft.
VAN HIER EN DAAR.
Een nieuw r.-k. dagblad.
De uitgave van een r.-k. dagblad Ons Noorden
voor de noordelijke provincies, is thans verzekerd.
Volgens liet Centrum is van het aandeelen-kapi-
taal a 50.000 een bedrag van 35.000,vol-
teekend. Voor het dagblad zal een eigen drukkerij
worden opgericht. (Haart. Dagbl.J
Het maatschappelijk leven in Athene ten
tijde van Euripides.
Over bovengenoemd onderwerp hield prof. dr.
K. Kuiper uit Amsterdam dezer dagen een rede
voor „Oefening kweekt Kennis".
Het onderstaande ontleenen wij aan een verslag
van deze rede in de N. Ct.
Spr. begon zijn voordracht met de opmerking
dat hij geen sociologisch noch antiek beeld van
Athene wilde geven, doch een cultuurbeeld van
het Athene zooals dat ten tijde van Euripides
bestond.
In een korte inleiding schetste spr. de beteeke-
nis van Solon, Pisystrates en Pericles voor het
Athene van vóór Euripides' tijd.
TJit. de tyrannenheerschappij was langzamer
hand de democratie gegroeid. Met duidelijke voor
beelden, waaruit de zin voor openbaarheid en col-
lectionnisme van het Atheensche volk bleek, hield
de spreker zijn gehoor aangenaam bezig. Die zin
voor openbaarheid, leven op straat, leven onder
de menschen was het kenmerk van den echten
Athener dier dagen. En die zin openbaarde zich
zoowel in liet politiek en godsdienstig als in het
handels- en nijverheidsleven. Alleen wat de laatste
categorie van menschen betreft en speciaal bij de
ceramiek-werkers openbaarde zich een wat huise
lijker geest. Op deze wijze het Athene in al zijn
maatschappelijke lagen en verhoudingen schet
send, kwam spr. na de pauze tot het tweede ge
deelte van zijn voordracht, waarin de geestelijke
toestand van Athene werd gekenschetst waarin
Euïipides leefde; een tijdperk van „Aufklarung"
zooals 't de Duitscliers noemen; een tijdperk van
ontvoogding wil spr. het noemen, getuige o. a. de j
voorstellingen van reliefs op het Parthenon. De
goden op die beelden zijn als 't ware ontdaan
van hun kluisters, ze zijn als menschen geworden.
Voor Euripides en andere Atheners uit dien tijd
werden de goden werkelijk menschen. Dat betee-
kende een oorlog tegen de godendenkbeelden van
vroeger. De verschillende filosofische stelsels van
het Jonische af tot het Sopliistische toe, welke
allen te zamen uit het ontwaakte geestelijke be
wustzijn geboren werden, werden in 't kort ver
klaard.
Een algemeen kenmerk der filosofie, welke het
goden-begrip van vroeger deed verdwijnen, was de
monistische grondgedachte er in.
De Sophisten brachten hun wijsbegeerte van het
studeervertrek op de markt, waardoor hun invloed
op het Atheensche volk buitengewoon bedenkelijk
is geweest. Te midden van al die groote wijsheid
en schijnwijsheid der sophisten ging Socrates, die
wilde begrijpen en aan iedereen vertelde dat hij
niets wist, als zoodanig het zuivere beginsel van
alle wijsheid in zich dragend.
In het theater van Dionysos kregen de Atheners
de wijsgeerige denkbeelden der sophisten in dra
ma's veraanschouwelijkt.
Bij Euripides, die heel sterk het besef in zich
omdroeg, dat hij leefde in een tijd, waarin het oude
kleed van liet geloof verscheurd en het nieuwe
nog niet gereed was, vindt men overal in zijn
drama's de twijfelzucht, den realistischen kijk op
de mythologische helden, die niet als bij Homerus
geïdealiseerd, maar als gedegenereerd werden
voorgesteld. En zoo kwam ook de strijd tegen de
mythologische goden in zijn drama's tot uiting.
Als iemand, die zijn leven gegeven heeft aan het
naspeuren van een droom, verdient hij de belang
stelling, al is zijn invloed op de Atheners niet
gunstig geweest.
De belangwekkende voordracht werd aan het
slot met een hartelijk applaus gehuldigd.
Vit hei leven der Evangelische Maatschappij.
Aan De Protestant ontleenen wij het volgende:
Onlangs trad te Veendam voor onze afuee-
ling „Veenkoloniën" der Evangelische Maat
schappij als spreker op dr. C. Ilille Ris Lam-
bers, predikant te Jorwerd, met het onder
werp: De Evangelische Maatschappij en hare
beteekenis met het oog op Rome's machtsontwik
keling in onze dagen." Spreker begon met te
herinneren aan wat in 1853 aanleiding gaf tot
oprichting der Maatschappijn'l. de krenkende
wijze, waarop in dat jaar de in de 16e eeuw reeds
bedoelde bisdommen door den paus werden inge
voerd. De regeering meende toen wijs te hande
len door Rome als ware het de onschuldigste
kerk ter wereld in zijn organisatie vrij te
laten. Het nederlandsche volk, minder verstan
delijk, maar meer intuitief oordeelend, voelde dat
liiër een eerste schrede werd gedaan om 't groot,-
sclie protestantsche verleden van ons volk, den
strijd onzer voorvaderen, zoo mogelijk weg te
(cijferen. Inderdaad heeft de geschiedenis geleerd
dat sinds 1853 Rome steeds machtiger in Neder
land is geworden, zoo zelfs dat het nu begint zijn
eigenaardig stempel zooveel mogelijk ook op ons
maatschappelijk en staatkundig leven te drukken.
Vervolgens stelde spreker in 't licht wat de
E. M. tegenover Rome wil: le de kennis en de
beoefening van het Evangelie onder Roomscli-
gezinden bevorderen; '2. opkomen voor zuiver pro
testantsche beginselen, den zuiver protestantschen
geest en het protestantsche bewustzijn; 3e. de be
strijding van het ultramontanisme als den vijand
onzer godsdienstige en staatkundige vrijheid.
Hij wees er op dat, al wordt het 1ste punt nooit
uit het oog verloren, in verband met de toene
mende machtsontwikkeling van het ultramontaan-
sebe Rome, op het 3e punt vooral den nadruk moet
vallen en, in verband met sommige stroomingen
onder de protestanten, ook aan het opkomen voor
de prot. beginselen, den protestantschen geest en
het prot. bewustzijn degelijk de hand moet worden
gehouden. Immers juist door 't ontbreken van dit
echt-protestantsch besef bij velen ter linker- en
zeer in 't oog springend ter rechterzijde zijn we
reeds voor een goed deel aan Rome's maclit over
geleverd. Aan dat machtsmisbruik moet in Neder
land een tot hiertoe en niet verder worden toe
geroepen.
De Evangelische Maatschappij, die altijd door
woord en geschrift op de gevaren van roomsche
zijde heeft gewezen, moet in verband daarmee
krachtig gesteund. Zij heft een banier op, waarom
alle protestanten zich kunnen en moeten scharen.
De aïdeeling werd 1 lid en 1 begunstiger .rijker,
terwijl aan lectuur voor ruim 11,werd ver
kocht en de collecte 5,82% opbracht.
Aan Dc Protestant ontleenen wij het volgende:
In liet laatst van October jl. hielden een aantal
bekende italiaansche modernisten een bijeenkomst
in de lokalen .der „Battaglie d'Oggi" te Rome, om
te protestveren tegen de aanvallen van het cleri-
calisme.
Volgens de Seculo was de vergadering goed be
zocht, onder de toehoorders bevonden zich room
sche priesters, cenige protestantsche geestelijken
en vele studenten. Onder de aanwezigen trokken
vooral de hoogleeraar Salvatore Minochi en de
beide doctoren Aschenbrodel en Rutili de aan
dacht. De in zake de italiaansche modernisten
beweging zoo verdienstelijke hoogleeraar Gennaro
Arobio, redacteur van het tijdschrift Battaglie
d'Oggi, noemde in zijn inleidend referaat den
strijd tegen het coelibaat het uitgangspunt van
alle hervormingsbeweging. Onder de talrijke spre
kers vermelden wij nog dr. Petronis Zavattaro, die
langen tijd in Zwitserland (bij de missie van bis
schop Bonomelli) werkzaam was.
De denkbeelden die aan deze beweging ten
grondslag liggen zijn hoofdzakelijk:
1. De modernisten zijn tegenstanders van de
politieke macht der kerk, omdat deze zonder diplo
matieke, dikwijls huichelachtige kunstgrepen niet
uit te oefenen is.
2. Daaruit volgt dat zij evenzoo tegen de her
stelling van den kerkelijken staat zijn. Rome
moet slechts de zetel van den roomschen bisschop
zijn en moet weder, evenals in de eerste eeuwen,
broederlijke betrekkingen met de andere bisschop
pen aanknoopen.
3. De strijd der vereeniging is vooral gericht
tegen het coelibaat, want daaruit ontstond de zede
loosheid der geestelijkheid. Als deze zedelijk laag
staat blijft de terugslag op het volksleven niet
uit. liet huwelijk is het recht van eiken mensch
en slechts door een verkeerd begrip van den bijbel
kan men de voorden van Jezus die daarop betrek
king hebben op een geheele klasse van menschen
toepassen. De heilige Bernardus zeide daarover
treffend„Gij heft den heiligen huwelijksstaat
op en zult daarvoor het concubinaat invoeren."
Men kan er niet genoeg op drukken dat in room
schen zin de ongehuwde staat der priesters geen
dogma, maar slechts een disciplinaire wet is. De
Curie mag doen wat zij wil, zij heeft geen recht
om dc priesters, die tegen hel coelibaat optreden,
buiten de gemeenschap der geloovigen te sluiten.
4. Zou het voorstel van kardinaal Mathieu
geen overweging verdienen: „Men sta den priester
toe een vak of bedrijf te leeren Hoe heerlijk
zou 't zijn als in een afgelegen gemeente de pries
ter b. v. ook de arts kon zijn.
5. De modernisten willen niet buiten de kerk
staan, zij geiooven aan een hervorming der room
sche kerk van binnen uit.
Het volgende congres zal ook in Rome worden
gehouden.
Ook het volgende ontleenen wij aan De Pro
testant
Onlangs zijn in de fransche Kamer van Afge
vaardigden de kerken ter sprake gekomen. Na
de scheidingswet heeft de Staat het onderhoud der
kathedralen en van die kerken, welke om een of
andere reden als nationale gedenkteekenen be
schouwd worden, voor zijne rekening genomen.
Jaarlijks wordt daarvoor ruim drie en een half
millioen francs uitgegeven. Maar in dorpen en
kleinere steden zijn de kerken om zoo te zeggen
onbeheerd goed geworden. Echter worden zij nog
uitsluitend voor de roomsche godsdienstoefeningen
gebruikt; wordt een pastoor door zijn bisschop
ap uiaTj aijijod op ijfrjpjaA nep 'jsioipsaS
kerk: de kerk behoort noch aan de parochie, want
deze heeft zich niet aan de scheidingswet onder
worpen en is van Staatswege niet erkend, noch
aan de burgerij, want deze wilde de kerk niet
overnemen om de kosten van onderhoud niet te
moeten betalen. Daarom zorgt niemand voor de
noodige herstellingen. Wilde de regeering aan de
burgers toestaan de kerken aan haar doel te ont
trekken en daarmede* te doen wat zij wilden, dan
zou men wel in de meeste gevallen bereid zijn de
gebouwen over te nemen. Maar dat zou beschouwd
worden als kerkvervolging en dikwijls onaan
gename gevolgen hebben. Maar de gebouwen als
eigendom van kerkgenootschappen te verklaren,
die in de oogen van dén Staat zelfs niet bestaan,
gaat toch ook niet. Daarom spreekt men reeds
van een herziening der scheidingswet. Vooreerst
echter wil de regeering de wet handhaven.
De minister van onderwijs heeft mededeeling
gedaan van het aantal kerkgebouwen die als histo
rische monumenten aangeschreven staan, 't zij
deels, 't zij in hun geheel. Hun aantal bedraagt
thans 1725. In de Kamer is een voorstel gedaan
om de kosten van het onderhoud of den aankoop
van historisch ingeschreven gebouwen te regelen.
Er zou dan een nationale kas worden ingesteld
met een raad van beheer.
Een vreemde manier van bidden.
Wij lezen in De protestant:
Uit een „Ingezonden" van een roomseh-katho-
liek in de N. Roti. Ct. blijkt dat er kloosterorden
zijn, wier leden, hoewel geen latijn kennende, toch
in deze taal hun getijden moeten lezen. Kort
geleden, zegt de schrijver, vernam ik toevallig in
een vrouwenklooster dat uit Rome instructies
waren ontvangen over verbeterde uitspraak van
het latijn. Op mijne vraag, waartoe toch dat die
nen kon, kreeg ik ten antwoord dat de zusters
haar getijden in 't latijn moesten bidden. Vroeger
stond er een vertaling naast den latijnschen tekst,
maar nu niet meer, vertelde mij de religieuse, die
er natuurlijk geen vermoeden van had dat anderen
dat bidden zoo dwaas kunnen vinden. Dat het
bidden bij roomschen vooral in het aflezen of op
zeggen van formulieren bestaat, weet ik als ge-
boien katholiek al lang, maar tot voor korten
tijd wist ik niet, dat men zelfs laat bidden in een
taal, die de biddende niet verstaat.
De Jczu'ieten.
In Dc Protestant lezen wij:
Door een roomséfr geestelijke werd aan de
Deutsch Evangelische Correspondent geschreven
Het gemoed der roomschen moet weder met
bitterheid vervuld, de volksziel op het kookpunt
gebracht worden. De Bondsraad heeft in zijn
besluit omtrent de jezuïeten geoordeeld naar de
letter der wet en niet naar den wil van het Cen
trum. Hij kon niet anders oordeelen, geen ander
besluit nemen zonder recht en wet te verdraaien.
Elk eerlijk burger moet verlangen dat de staats
inrichting, dat recht en wetten getrouw en nauw
gezet worden gehandhaafd. Of de individu of
geheele klassen van burgers, of een partij of een
kerkgenootschap zich daarbij goed of slecht bevin
den, verandert aan dezen principieelen eisch niets.
Ik kan niet begrijpen dat in een tijd, waarin liet
gezag zoo bestreden wordt en men de grondslagen
van den Staat tracht omver te werpen, een partij,
die op godsdienstigen grondslag gebouwd wil zijn,
die zich als een partij van orde beschouwt, bijna
tot razernij vervalt, omdat de overheid gelast
heeft dat een bestaande wet gehandhaafd en niet
langs zijwegen illusoir moet gemaakt worden.
En deze partij doet zich voor als steunpilaar van