ALGEMEEN WEEKBLAD Bloetnettdaal, Haarlem, jtecmstede en omliggende plaatsen. VOOR Vijverweg 7.§|frelephoon 938. Bloemendaal. KANTOREN: Gedempte Oude Gracht 63. Tel. 141. Haarlem. 7e Jaargang. ZATERDAG 19 JULI 1913. No. 29. Het Bloemendoalsch (üeekblod. Prijs per halljaar f 1.25 by vooruitbe taling. Prijs per nummer fü.lO Advertentiën 10 cents per regel f bij herbaalde plaatsing korting. s Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. De crisis. Waar vau den loop der zaken thans c beslissing ligt in haaiden van het l iitijcongres der S. D. A. P.. is het belangrijk na, te gaan, welke twee stroo- niingen zich in die partij, op dit punt, openharen. Die twee stroomingen zijn: 1. De strooming-van hen, die zeggen: -a npakken (d. w. z. de 3 aangebo- li ministerzetels), laa,t het ons so- i' ,iul-democraten een eer en een glorie ii te brengen wat wij hebben gewild: 1 gemeen' kiesrecht en staatspensioen. 2. de strooming, die langs kronkelwe- ii van redenatie zegt: afblijven, afwij zen,het gaat niet om algemeen kiesrecht i i staatspensioen, het gaat om partij- lang en omvormen van de geheele z nnenleving door de partij. De eerste strooming wil medewerken a u 's- lands belang, zooals men in den "verkiezingsstrijd over liet geheele land t. hééft voorgesteld. Be tweede strooming wil alles, ook 's 1, ids belang, achterstellen bij den groo- t zon groei der S. IX A. I'., welke men, iu die groep, verwacht van het blijven in "de oppositie en in de oppositie al- 1 ai. Tot de tweede strooming behooren leden der S. Dl A. P., welke in een i, tegenwoordigend lichaam nog niet of i t lang zaten; in de eerste plaats i grootst mogelijke meerderheid der re- (1; ut ie; van „Het Volk", dan de beken- soenaal-democia trsclrp-'" "*wniT[fteIing r.ank van der Goes, wiens pen even scherp, on wiens woorden even ver st mdelij lt zijn als zijn hart koud is, c zijn geschriften door het eigenlijke volk onbegrepen. Van de redactie van Met Volk" behoort alleen Vliegen tot eerste strooming. In een glashelder, voo;r* elk weinig ontwikkeld besef «f Xlelijk hoofdartikel, in „Het Volk" yji a 18 Juli,geeft hij opgewekt en zon- fio- kunsten zijne meening weer. Wij ontleenden daaraan de woorden: aan taken, eer en glorie om het zelf te volbrengen, kronkelwegen va,n redena- ti< De naam Van der Goes komt in ,<lai artikel niet voor. Deze in verband ti1 brengen met die redenatiën is een uitvinding van ons. Wanneer Vliegen met dit artikel niet I' I. hart bereikt van de S. D. A. P. iu daarmede de meerderheid van het congres van a,s. Zaterdag, dan zullen wij in onze gedachten, en vele kiezers zullen het met ons doen, ook die partij bijzetten in het mausoleum der „verstan delijke plubs, welke over 's lands be- luiig" redeneeren en het intrigeerend be lt) adelen met eigen baat als doel." Het Is gepast de beslissing van het con- ii'es af te wachten, alvorens te bepa len, aan welke zijde wij dan nog onze hoop kunnen stellen (een fla.uwe hoop) ha ir eene partij van oprechte mannen én vrouwen, die de kronkelpaden der ojdenatie schuwen, maar, in warm na- tipnaal gevoel, trouw en onberedeneerde .eerlijkheid de eerste voorwaarden ach ten voor de zuivering onzer (niet al leen ter rechterzijde), van moreel staWd- punt beschouwd, bedorven atmosfeer. De S. D. A. P. blijkt dan, gelijk zoo vele andere partijen, ..verpolitiekt", en de naar eerlijkheid in de staatkunde snakkende Nederlander za.1 zich van haar wederom hebben af te wenden. T. Heemst ed e vooraan. Be gemeente Heemstede heeft van mevrouw douairière Van Merlen aangekocht de landgoede ren „Bosph-beek" en „Groenendaal" en deze te zamen onder den naam „Groenendaal" voor open baar wandelbosch ingericht. Donderdag had de openstelling van dit gemeente-bosch plaats en een ooggetuige meldt ons het volgende. Men kan op drie wijzen regeeren. Men kan als een Van (Ileutsz, geroepen om orde te bren gen in een chaos, eigen wil sterk gevoelen en deze doorvoeren, met onafgebroken beleid en krachtsontwikkeling, stelselmatig van doel tot doel voortschrijdende, met het genie van de niet u.stende vlijt, gelijk de temmer, die een wild aard dresseert en het dier niet loslaat voor hij et> geheel er onder heeft. Men kan met zacht- eid en gemoedelijkheid een iedereen het zijne toedenkende, elkeen voor zich zelf laten spreken, van het gesprokene een mengsel maken dat ieder een ten deele voldoet en dit trachten uit te wer ken in zoetelijk aangevangen met veel geven en nemen eindelijk tot stand gebrachte maatregelen, bij welk een en ander men eigenlijk meer wordt geregeerd dan zelf regeert. In het eerste geval is men gevreesd en geëerbiedigd, bij vriend en vijand en maakt van luiaards haters en van ijve- rigen, volgelingen. In het tweede geval maakt men zich bij luiaards bemind, en wordt door de anderen niet recht vertrouwd. Er is een derde wijze van regeeren, te weten die van hem, welke tusschen beide vorenbedoelde stelsels ingaat. Het is de moeielijke gang van den regeerder, die behoefte heeft èn aan populari teit èn aan het tot stand brengen van groote dingen. Hij slaagt niet of hij moet zijn een krachtig werker, een organiseerend talent, maar tevens een geoefend diplomaat. Van zulk een hout is mr. D. E. van Lennep, burgemeester van Heemstede gesneden; wij hadden bijna geschreven van jhr. mr. D. E. van Lennep; inderdaad deze man behoort tot- den adel van hen, die geboren zijn om te regeeren. Onder zijn bestuur zijn met een gemeenteraad, die op zich zeiven den naam van vooruitstrevend niet zou hebben gehad, na genoeg alle dingen tot stand gekomen, die in eene moderne Nederlandsclie gemeente tehuis be hooren, verbreede wegen, villa-parken, gasfabriek waterleiding, arbeiderswoningen, een monumen taal raadhuis, ja, onder zijne leiding steekt deze in meerderheid katholieke gemeente allo andere uit den omtrek van Haarlem naar de kroon. Op 7.)n eigen werk is nu de kroon gezet, door de toe voeging van „Groenendaal" aan liet gemeente bezit. Dit is een feit, de Commissaris der Ko ningin wees er in andere woorden op, vaa gewes telijk, wij schromen niet te zeggen van nationaal belang: een particulier verzorgd boscli dat door zijn schoonheid, zijne wedergade in den omtrek van Haarlem niet vindt, open te stellen voor allen, ook voor de meer of min schoon uitgedoste duizenden, die met courantenpapier en sinaas appelschil werken. liet is een officieele waag. Maar wie niet waagt, niet wint. Hulde aan Heemstede'? ge meentebestuur, hulde in de eerste plaats aan zijn burgemeester. En onze beste wenschen bij de pogingen van beiden 0111 het boscli te honden in d"ii staat, waarin liet zich thans bevindt. Moge het bestuur niet schromen voor het ne men van desnoods, drastische maatregelen cm te trachten datgene te bereiken, wat aan Haarlem met deci Hout niet is gelukt: een openbaar boseh met mos en varens en bloemen en onderhout onverwoest te houden, zonder grindwegen en prikkeldraad. B o s c h o u w i n g e n b ij de k 1 o o s t e r- kaart. In „De Protestant" van 10 Juli geeft Pugnator de volgende, o. i. onwederlegbare, beschouwingen bij de kloosterhaart, die de Evangelische Maat schappij heeft uitgegeven. Nog altijd ontbreekt bij het gros der Nederlan ders het juiste inzicht in de beteekenis der re guliere geestelijkheid voor onze maatschappij. Men meent nog vrij algemeen dat de kloosters verblijfplaatsen zijn voor menschen, die zich uit de wereld willen terugtrekken om hun leven in godsaanbidding naar roomsehen trant te slijten. Waar men de kloosterlingen in de wereld te voor schijn ziet komen, is men geneigd hun optreden aan de hoogste beweeggronden 'van zelfopofferende christelijke liefde toe te schrijven. Roomsche cou ranten doen hun best om deze meenjng te verbrei den en te onderhouden en zijn onuitputtelijk in hun lof over de godzaligheid der edele broeders en zusters. Het geloof in deze godzaligheid maakt dat, de regulieren overal kunnen binnendringen en zonder wantrouwen begroet worden. Aan lien, die in deze godzaligheid gelooven, zegt de kloosterkaart niets. Want welke andere beteekenis kan voor hen de vestiging van de kloosterlingen op verschillende plaatsen hebben, dan de verbreiding van roomsche vroomheid Kan men van protestantsch standpunt iets tegen deze vroomheid hebben, waar de gewetensvrijheid, die wij in ons vaandel voeren, even goed voor onze roomsche landgenooten geldt Zij, die zich de zaak zóó voorstellen, moeten er zich over verwon deren dat men in roomsche landen deze vrome kloosterlingen vervolgt, hun hunne goederen ont neemt en hen zelfs als staatsgevaarlijken het land uitjaagt. Wie in deze regulieren slechts roomsche vromen ziet, kan moeilijk anders dan de verkla ring der ultramontaansche couranten aannemen, die deze handelingen op godsdiensthaat terugvos- ren. Wel voelt men dat het vreemd is dat het juist roomsche landen zijndie zich het heftigst tegen de kloosterlingen keeren, maar het blijft bij voelen en tot doorgronden komt het niet. Men voelt zich als protestant verheven hoven dezen zoogenaamden godsdiensthaat en men protesteert er zelfs lijdelijk tegen door den armen verdruk ten niet ongaarne asyl te verleenen. Men wil, naar het schijnt onder de suggestie der ultra montaansche verklaring, aan de roomsche vervol gers en lesje geven in protestantsche verdraag zaamheid. Als men echter meent, dat dit lesje doel treft, vergist men zich deerlijk. Hiervan heeft men zich nog kunnen overtuigen toen wij de verdreven por- tugeesche Jezuïeten in ons land toelieten. Het eenige effect was dat een portugeesche mi nister zeide, toen hij dit vernam: „Dan beklaag ik Nederland." Zooals bekend heeft de Evangeli sche Maatschappij tegen deze toelating zonder suc ces geprotesteerd. Erger nog, een vereeniging, die zich het brevet van hoogste vrijzinnigheid toekent, de „Dageraad", achtte zich verplicht uit naam dor verdraagzaamheid tegen het adres der Maatschap pij te protesteeren. Elk denkend mensck neemt echter aan dat een uitbarsting van volkswoede tegen de kloosterlingen, zooals Portugal die te zien gaf, naar alle waarschijnlijkheid zijn goede gron den moest hebben. Maar zeer zeker past het niet, uit de verte, zonder onderzoek, aan de hand van ultramontaansche verklaringen, het roomsche volk tegenover de Jezuïeten in het ongelijk te stellen. Er bestaat ook een ridderlijkheid, die door Cer vantes geteekend is in zijn Don Quiehote. De haat tegen de kloosterlingen is een verschijn sel dat zich in verschillende eeuwen en in verschil lende landen op handtastelijke wijze vertoond heeft. Men behoeft zich niet op de uitdrukking „vox opuli, vox dei" te beroepen om te vermoeden dat er aan de godzaligheid der kloosterlingen wèl een luchtje moet zitten. ITet genoemde algemeene verschijnsel heeft een algemeene oorzaak, die niet aan volken of landen maar aan de internationale kloosterlingen zelf gebonden is. Tot in den treure is het gezegd en herhaald dat de kloosters een druk ■uitoefenen op de bevolking in materieelen en mo- réelcn zinmaar voor de meesten blijft dit een klank zonder zin totdat zij zelf de waarheid onder vonden hebben. Men is geneigd, vooral onder protestanten, in de kloosterlingen zelfstandig denkende individuen te ziendie vrijwillig afstand gedaan hebben van de wereld. Maar dan vergeet men dat zij met de gelofte van gehoorzaamheid alle individualiteit afgelegd hebben en nog slechts als een nummer in een gesloten organisatie gelden. Ret best teekent zich dii verlies van individualiteit in het vervan gen van eigen naam door een kloosternaam. Alles wal de kloosterlingen doen, geschiedt dus in op dracht en de verantwoordelijkheid berust bij de leidende chefs. Zoodoende is de geheele inrich ting der reguliere geestelijkheid een streng mili taire met als generalissimus het hoofd van de propaganda der roomsche kerk, de zoogenaamde zwarte paus in Rome. De verschillende oorden en congregaties zijn zooveel als legerafdeelingen, re gimenten, bataillons, enz. Intusschen is de geheele organisatie in een nevel gehuld en ook de uitge- vaardigde bevelen zijn geheim. Het is geen won der dat Zola, die anders zoo uitmunt in dótail- sehrijving, in zijn „Rome" aan de vermelding van het weinig opvallende van den ingang van het hoofdgebouw der propaganda geen woord toe voegt. Dat gedeelte der roomsche kerk dat haar leger vormt en waarop haar macht berust, blijft in het donker verborgen. Het is echter voldoende om te weten dat de geheele reguliere geestelijkheid zich de ecclesia militans, de strijdende kerk noemt, om in allen, die hare uniform dragen, soldaten van Rome te zien. Reeds hierdoor komt de godzalig heid der paters, maters, fraters en nonnen in een eigenaardig licht. Het is moeilijk om aan te nemen dat deze sol daten, al zijn het ook geestelijke, hun tijd in gods aanbidding zouden slijten. Ik neem gaarne aan dat eene stipte vervulling van alle kerkelijke voor schriften zelfs tot in het overdrevene op hun pro gram staat, maar daarmede is dit lang niet gevuld. Men mag' aannemen dat op den tijd, die rest, be slag gelegd wordt voor het eigenlijke doel, den strijd voor de kerk. Een nauwkeurig geregelde dagverdeeling met weinig vrijen tijd laat zich vermoeden en ik geloof dat het misleidend is van luie monniken en nonnen te spreken. Trouwens de kloosterkaart getuigt van een werkzaamheid der roomsche propaganda, die voor ons protestan ten iets angstwekkends heeft. Op een deel der plaatsen, die op deze kaart zijn aangegeven, bestaan kloosters, op een ander deel zijn slechts eenige leden van orden of congregaties gevestigd. Wij hebben dus te onderscheiden tus schen regulieren die in kloosters en anderen, die niet in kloosters wonen. Maar het soort is toch in hoofdzaak hetzelfde en de fraters en nonnen, die men in de maatschappij ontmoet, zijn door kloos ters en zoogenaamde moederhuizen uitgezonden en hooren daar eigenlijk thuis. Herhaaldelijk keeren ze daarin ook terug, zoodat hun verblijfplaatsen buiten deze inrichtingen meer als tijdelijke posten op te vaten zijn, die zij" betrekken. Reeds hieruit laat zich afleiden, dat de kloosters in geenen deele verblijfplaatsen zijn voor men schen, die zich van de wereld niets meer aantrek ken. Maar toch kan men niet zeggen, dat deze inrichtingen op dezelfde wijze deel uitmaken van de wereld als alle andere inrichtingen. De kloos termuren zijn zülke scherpe scheidingslijnen dat naar ik meen Metternich eens gezegd heeft: de staat houdt bij de kloosterpoorten op. Terwijl dus eenerzijds de kloosters de moderne maatschappij streng buiten hunne muren houden, oefenen zij andererzijds wel invloed op deze maatschappij uit. Hunne verhouding tot deze maatschappij is dus te vergelijken met die van een sterkte in een vijan delijk land. En inderdaad worden de kloosters door de roomsche kerk als geestelijke sterkten be schouwd tot handhaving en uitbreiding van het gezag der kerk. Dit eischt machtsontwikkeling en wij staan dus voor de vraag van welken aard de geestelijke macht is, die zich achter de klooster muren verschanst. De monniken en nonnen als individuen verte genwoordigen niet meer gezag dan een gelijk aan tal andere individuen van dezelfde ontwikkeling. Maar we merkten reeds op dat de regulieren hunne zelfstandigheid opgeofferd hebben en tot nummers in een organisatie zijn geworden. Wij moeten dus de macht dezer regulieren iu de rich ting van hunne organisatie zoeken. Maar de kracht, die van een organisatie uitgaat, wordt be paald door den geest, die haar beheerscht. Wij vragen welke in het onderhavige geval de heer- schende geest is, die het samenstel van organisa ties bezielt, dat men de reguliere geestelijkheid noemt. Het antwoord op deze vraag is niet moeielijk. Wie de roomsche literatuur onzer dagen doorsnuf felt, zal herhaaldelijk op den naam van Thomas van Aquino stooten. En geen wonder, want deze schrijver is bij pauselijk besluit tot kerkleeraar bij uitnemendheid verklaard. Ijverig wordt de wijsbegeerte van (lezen middéleeuwschen monnik door roomschen bestudeerd, vereenigingen noemen zich met dezen naam en aan onze universiteiten treden paters op uitsluitend met het doel om deze wijsbegeerte aan roomsche studenten te onderwij zen. Men mag veilig aannemer* dat alle paters doortrokken zijn met de Thomistische wijsbegeerte en dat de lieerschende kloostergeest dezefde is als die der middeleeuwen, die in Thomas van Aquino haren besten vertolker vond. De kloosters zijn de forten waarin deze geest zich nestelt 0111 van.ach ter hunne muren de verfoeide moderne maatschap pij te bestoken. Men zou den regulieren echter onrecht doen als men aanneemt, dat hun streven uitsluitend op afbreken is gericht. Zij hebben ook een positief doel, nl. de uitbreiding van de macht hunner kerk. Hun ideaal is een volmaakte maat schappij in den zin der roomsche kerk, d. i. dus een algekeele theocratie. Hun streven gaat dus iu de richting van de uitbreiding van het priester gezag op elk gebied. De protestantsche maatschappij laat den room schen priester geheel vrij binnen de grenzen zijner kerk maar erkent zijn gezag daarbuiten niet. De roomsche propaganda, (1. i. de reguliere geestelijk heid wil juist de erkenning van dit gezag ook buiten (1e kerk en gaat dus lijnrecht tegen h t we zen van den protestantse hen staat in. Zij ka.i haar doel slechts bereiken door de grondslagen van zulk een staat uit den weg te ruimen. Want alleen cp de puinhoopen der moderne maatschappij kan hun ideaal verrijzen. Zij moeten dus krachtens liun beginsel trachten de maatschappelijke orde omver te werpen evenals de anarchisten. Maar terwijl de laatsten zich tot dit doel bepalen, gaan de regu lieren verder en willen ons in plaats van de ver woeste een maatschappij schenken die slechts pries ters en slaven kent. Reeds hierom zijn zij veel gevaarlijker dan anarchisten - voor zoover hun leidende gedachte betreft. Maar nog oneindig veel gevaarlijker zijn zij in de practisclie toepassing hunner theorie. Want terwijl de anarchist, krachtens zijn beginsel, meestal nagenoeg geïsoleerd staat als vijand der maatschappij, vormt de reguliere geestelijkheid een militairement georganiseerd leger dat uitnemend gedresseerd is. En terwijl de anarchist van de daad, dien men voor zoo staatsgevaarlijk houdt, hoogstens over kleine middelen beschikt, kunnen de kloosterlingen van hunne millioenen gebruik maken. Anarchisten en kloosterlingen staan beiden aan de uiterste grenzen onzer maatschappij. Beiden willen hare omverwerping en beiden zijn dus revo- lutionnair. Maar terwijl de eersten een revolutie beoogen in de richting eener huns inziens vol maakte vrijheid, bedoelen (le laatsten een revolutie in den zin der algeheele slavernij. Dit klooster ideaal ligt achter ons en de middeleeuwen, waarin Thomas van Aquino leefde, naderen hiertoe het meest. Wij moeten de revolutie waarop de kloos terlingen aansturen, dus opvatten in den zin van een volkomen reactie. Deze revolutie is dus ge richt tegen elke vrijheid, wier vernietiging aan de macht der kerk ten goede kan komen. Haar be kroning zou zijn de erkenning van den paus als dictator der wereld. De anarchist denkt zich zijn revölutie als een plotselinge uitbarsting, maar de kloosterlingen ne men den tijd in hun berekening op. Hierdoor draagt hun handelen meer het karakter eener evo lutie maar in tegengestelden zin, d. i. in de betee kenis eener inwikkeling, eener involutie. Met on uitputtelijk geduld en liefst in het duister, spint de reguliere geestelijkheid haar draden voor dit doel. En hiermede staat zij in schrille tegenstel ling met de anarchie van de daad, wier misdaad van heftigen haat, maar tevens van brutale eerlijk heid getuigt ook al onttrekt zich de dader aan de straf. Het ligt in den aard der zaak dat de klooster lingen in de eerste plaats de hand geslagen hebben aan het onderwijs tot bereiking van hun doel. Aan de meeste kloosters zijn dan ook scholen verhon den, die tevens dienst kunnen doen voor de vor ming van propagandisten die later uitgezonden worden. Het aantal nonnen- en fraterscholen is in de laatste jaren ontzettend toegenomen, vooral sedert de staat de roomsche propaganda betaalt. Dat is in-hoofdzaak de beteekenis van het groote aantal namen, dat men op de kloosterkaart aan gegeven vindt. Uit het voorafgaande kan men zich eenigszins een meening vormen over den geest, die het onder wijs der regulieren bezielt. Het is te begrijpen, dat deze propagandisten schoorvoetend en eerst na genomen maatregelen het staatstoezicht in hun scholen toelaten. Dit onderwijs is niet en kan nooit zijn in den

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1913 | | pagina 1