Ons te ,,ni(; clage\yesene", impressionistische, rhythunsche en wat niet meer, liet geeft per slot geen rustigen, genoeglijken indruk heelt geen zeligeuoegzanmheid-streelenden invloed, liet vergt inspanning van den be schouwer: en met welk resultaat? Dat het zijn zenuwen verstoort, zijn gemoedsrust vermindert en zijn ontzag voor traditie en conventie choqueert. Men had dus in allen ernst een tentoon stelling van liet middelmatige georgani seerd, en er was ingezonden door menschen, door schilders en meubel-ontwerpers, die nooit bestreden en nauwelijks gecritiseerd zijn, omdat zij slechts hoogstens handig waren en» dus onverschillig lieten; schil ders (-11 nail werpers van verkoopbare waar. Lijkt iie gehcele opzet echter niet op een persiflage? Een persiflage, die men nim mer za! kunnen geven, omdat men het ka- ■rakterlöozc en het vervelende niet persi- i'loeren kan, dan op straffe van zelf ka rakterloos en vervelend te worden, en dus zijn doel hopeloos voorbij te schieten. Er zou ook hier te lande stellig zulk een expositie te organiseercn zijn, mis schien nog beter dan ginds. -Alleen de oprechtheid en de naïeveteit ontbreken, die de bij uitstek daarvoor aangewezen „kunstenaars" tot inzending onder zulke vlag zouden bewegen. Zelfs vraagt men zich of die oprechtheid en die naïeveteit, waren ze aanwezig, niet in zicli een be- loftegevende kiem van beterschap zouden dragen, en of men er wel secuur op zou kunnen rekenen op zulk een tentoonstelling het allerergste, het meest karakterlooze en moest hopeloos-middelmatige aan te treffen! Er is werkelijk gevaar, dat er heuschi kunst onderdoor zou loopen. Wan neer men immers het middelmatige en tamme als zoodanig herkent, dan is de uitkomst, zoo niet nabij, toch reeds zicht baar, en zoo schijnt liet mij wensehelijk, dat wij allen, in zoover wij in de beeldende kunst belangstellen, erkennen, dat wij hier thans, na eenige voorbijgaande sensaties, den triomf der middelmatigheid en makke betamelijkheid beleven. Wij zien over de geheele linie den schilder van het ver koopbare schilderij, den leverancier van de markt de waar produeeeren en zegevieren over de modernen en over de zich op den achtergrond houdende kalme werkers. Er is een slecht begrepen maatschappe lijkheid, een slecht begrepen vereanigings- leven, een slecht begrepen Streberei in bet tentoonstellingswezen gevaren, die alle de naar buiten tredende verschijnselen van kunstleven onbelangrijker maken dan Ze konden zijn. Er zijn voor dit alles vele oorzaken, maar de meest gewichtige van deze oorzaken is, dat men niet getracht beeft de waarschuwing en het voorbeeld, te vinden in de eenigszins sensatioueele moderniteiten, die wij de vorige jaren te zien kregen, te onderkennen. Wat drommel, al die expressionisten, en cubisten, en futuristen, zijn er niet zóó maar, ze zijn niet op zich zelf te bezien, ze moeten niet als iets excentrieks en geks, en onbegrijpelijks worden aangegaapt en bespot. Do rijke kennis hoort, De onrijpe neemt liet woord, zegt Staring, en zoo zijn de weinigen, die getracht hebben op hunne wijze te ver klaren, wat in deze dingen verschijnsel was, en te veroordeelen wat er wanbegrip in was, maar te veroordeelen zóó, dat meteen een weg gewezen werd, die dezen dwaalweg verving zoo zijn zij over schreeuwd door een al liet nieuwe, a,l het niet-conventioneele over één kam sche rend, verfoeiend en beginnegappeiid pu bliek, zijn woordvoerders en vleiers. Nu staan wij in de kouDe sensatie is er af, de belangstelling is weg, en alles keert terug tot de oude sleur. Het moet niet zoo zijn!*Wij moeten plaats geven aan het futurisme, al is het niet dat der Italianen. Het is de geestesge steldheid van de futuristen, die, hoe over moedig ook en hoe onvruchtbaar misschien in directen zin, een lioognoodige opfris- sching zal hebben te brengen. Na hun manifest „Tuons le clair de lune" hebben de Italia,anscbe futuristen er weer een de verbaasde wereld ingezon den „Le Music Hall". Het is een verheer lijking van het café-chantant, cle eenige moderne kunst, die „gelukkig geen tradi ties lieeft, geen meesters kent en geen dogma's, en zich voedt met de snel vlie dende actualiteit." Dit manifest bevat de zelfde soort consequenten onzin als de vo rige, en het is waarlijk niet uit sympathie voor liet nieuwe stokpaardje van die hee- ren, dat 'ik het aanhaal. Ik za.l er dan ook slechts weinig aan ontleenen, en da.t weinige om der curiositeits wille. De Music-Hall geeft ons de ironische ontwrichting vaii alle verbruikte prototy pen van liet Sclioone, het Groote, het Plech tige, liet Godsdienstige, het Woeste, het Verleidelijke en het Verschrikkelijke; is de synthese van alles wat de menschheid tot nu toe heeft geraffineerd in zijn ze nuwen om zich lachend af te leiden van materieele en moreele smart. Maar de tin geltangel is dat alles tocli niet genoeg, moet nog meer tingeltangel worden. Men moet verhinderen, dat daar eenige traditie ontstaat. Men moet de revues van het I'aiijsché genre bestrijden, die oven ver velend en stupide zijn als de Grieksclie tragedie, met hun Compère en Commère, die het koor van de antieken remplacee- ren, met hun défilé van personages en gebeurtenissen. Weg met de logica in den vorm! Men moet in alles het onverwachte, het verontrustende element brengen. Men moet een koord vastbinden aan een fau teuil en het publiek doen lachen om den heer of dame, die zich daar verwart. Men moet dezelfde plaats verkoopen aan tien personen tegelijk, terwille van de discus sies en de twisten, die daarvan het gevolg zijn. Men moet vrijplaatsen geven aan men schen, die er buitengewoon excentriek uit zien. Jeukpoeder eu niespoeder strooien, systematisch de klassieke kunst profaa.ee- ren, door bijvoorbeeld oude Grieksche, Fraii- sche, Italiaansche stukken onmogelijk ver kort op te voeren op één avond. Een sym- phonie van Beethoven achterste-voren spe len. De Cid door een neger laten spelen. Hernani laten spelen door .zangers, wier be enen ip zakken gebonden zijn. De plan ken van het tooneel goed met zeep in smeren, om op het meest tragische mo ment. amusante glijpartijtjes te doen ont staan. lederen avond moet men uittrekken om „Clair de lune" te bestrijden, dat is de groote leus der futuristen. Een vroeger manifest is teekenend voor de geestes gesteldheid, die ben drijft „Wij willen Italië bevrijden van zijn kan ker van professoren, arcliaëologen, cicero- nen en antiquairs. Italië is lang genoeg de groote markt der handelaars in oude vodden geweest. Wij willen het van de ontelbare musea, bevrijden, die het als on telbare kerkhoven bedekken. Musea, kerk hoven! Zij ziju werkelijk een elkaar ge lijkend door de sinistere aanraking, waar in zij lichamen brengen, die elkaar niet kennen. Openlijke slaapplaatsen, waar men voor eeuwig slaapt tegenover gebate of on bekende wezens." Dit is alles overdreven, wild, en onbil lijk, zeer zeker. Maar ligt er niet iets waars in? Zijn niet zelfs onze illusies con ventioneel geworden? Strijden we ook hier niet te mak, te lamlendig tegen de druk kende traditie, die den schilder het doel van den verkoop en bet groote ideaal van de plaatsing in een museum voor oogen houdt? En zijn niet musea vreemde verre dingen, gebouwen, die de kunst onttrek ken aan het leven, waaruit zij kwam en waarin zij behoort, die allerlei tegenstrij digs en vreemds bij elkaar voegen en de groote levensuitingen opslokken om ze te steriliseeren? Ik laat het nut van deze instellingen natuurlijk volkomen onbestre den, ik laat ook de noodzakelijkheid, dat eea schilderij verkocht en ergens geplaatst wordt, evenzeer onbestreden. Wat recht van bestaan en levensvatbaarheid heeft, zelfs ,al wat een noodzakelijk kwaad is, kan een stootje velen, en blijft. Maar ik meen, dat Holland Italië zijn futurisme (zoo niet zijn futuristen) moet benijden. Dat de gemeenplaats a.1 te zeer voortwoe kert, omdat ze al-te weinig wordt bestre den. De groote* fout, de groote onvrucht baarheid der Italiaansche futuristen is hun ultra-impressionisme, hun pogen om hun negatieve theorieën om te zetten in daden met de zelfde middelen, die altijd zijn gebruikt, alleen wat door elkaar gegooid. Hun groote verdienste is het optrekken tegen- Versleten idealen, het overmoedig af breken Avan de brug, die gelegd is tus- sclieu talent en middelmatigheid, tusschen scheppingsdrang en tweedeliandsche vor mentaal, tussclien de oorspronkelijkheid, die v'an den kunstenaar moet zijn en het overwonnen standpunt, dat het publiek liefst inneemt. Wij kunnen van de futu risten leeren, dat „le futur", de toekomst, in ons willen en denken een grootere plaats moet innemen clan liet verleden, een groo tere plaats ook in onze liefde en in onzen haat. Wij hebben van hen te leeren, dat wij daartoe allereerst het heden hebben te aanvaarden en te doorgronden, hetzij het ons past of niet. Ea wie wordt bij een bezoek aa,n onze tentoonstellingen, zooals die nu weer al lengs geworden zijn, niet getroffen door het gemis aan werkelijke uitingen van onzen tijd, van de botsende levensbeschou wingen, van de paradoxale verhoudingen en de grillige evolutie? Hoeveel verder is de letterkunde hierin dan onze beel dende kunst, waar spiegelt zich in deze laatste jets af van onze geweldige industrie, van de vele alles bij elkaar toch zeer teekenende nieuwe vormen van occul tisme en mystiek, van deze eeuw, deze eeuw van wrijving en wisseling? Cornells Veth. TOONEEL. Schouwburg Jansweg. „Het Hollandsch Too- neel-gezelschap", directeur J. F. Mertens, De Big van liet 168e, militaire klucht in 3 be drijven, door MouëzyEon. Deze militaire klucht in drie bedrijven werd, be halve te Parijs 3000 maal, ook in ons vaderland nog 500 maal opgevoerd. Dit bewijst, dat de mensclien, hoe welmeenend verder ook, nog wel van een grapje houden. Want dit stuk is op end' op grappig, het loopt over van grappigheid. Men zou zeggen, dat het van Franschen oorsprong is, doch de maker lijkt mij naar zijn naam, een Turk of Arabier. Vermoedelijk is hij herkomstig uit de Fransche koloniën, de bur gerlijke stand aldaar lijkt me echter nu niet zöö„ dat men er inderdaad waardevolle gegevens kan in winnen. In eik geval is wat wij van den man weten, uiet onaardig. Hij is n.l. een tooneelsehrijver, die ous met koddige vondsten, vlotte samenspraken en nog veel aardigs meer te boeien weet. Ilij is waarlijk een leuke snijboon, van welke af komst hij dan ook moge zijn. Wij hebben hartelijk gelachen om het stelletje men sclien en hun leutige avonturen op het tooneel. Vrij wel allen speelden goed. Het was een genoeglijke, onverstandige avond. Amsterdamseh tooneelleven in vogelvlucht. 10 Januari tot 10 Februari. Münchener Kammerspiele (im- pre&sario M. de Hondt)„D er Faun" van Eduard Knoblauch, die, ondanks zijn onwelluidenden Duitschen naam, een En- gelschman is, lid van de firma, die „Mile stones" schreef. Der Faun is een soort van natuunnensch of -god, die zijn staart verbergt in een welversneden rok en zijn bokspootjes in lakleeren schoenen; die veel bokkesprongen maakt in „society", maar door wiens natuurlijk gedoe alles op z'n pootjes terecht komt. Hij blijkt makelaar van gelukkige huwelijken. Kammermusik, een flauwe klucht. lmpressario Max van Gelder: Y vette Guilbert, diviner dan „la di vine da,rah". Zij gaf 16 vrouwen-typen in 16 chansons. Zij was 16 vrouwen, jong en cud, liefelijk en canailleus, devote en mai- tresse. Zij belichaamde de Vrouwenziel, um .erseel-onharrnonisch als die is. 'tWas verrukkelijk Gisteravond (9 Eebr.) Emiel Huil e- broeck, die iet-wat vervelend ca.useerde over „de Liefde door liet Lovenmaar prachtige, levende liedekens zong. Veel lont na de pauze, toen hij als goed zang meester ons voorging en wij liet refrein medezongen, 1', ij de N. V. „T o o n e c 1 ver ee n i- ging" (dir. Heyermans) „Sau'l en David", treurspel in verzen van onzen Is. Qucrido. Daar is geen woord Jordaansch bij. Het is sclioone, bonte, rijke taal, soms iets tc ph'uk. Meer de literaire dan de tooneel- gel (Uirtenis van dit seizoen. Men „ziet" de menschen beter bij liet lezen dan bij liet aanschouwen. Saul vertegenwoordigt het zwaarmoedige pessimisme, David de joodsche vitaliteit. Willem V. cl. Veer speel de Saul, Cliarles Gilhuys David. Beiclen zeer verdienstelijk, maar de taak was te zwaar, lieyermans' regie was niet vol doende. De decors waren nuchter. „P r o dom o", een stuk van jhr. Van Riemsdijk. „Tooneel". Dit is de eenige ver dienste. Beter gezegd: bioscoop. De beel den wisselen snel. De menschen zijn beel den, van was. Helaas praten ze ook en dan zeggen ze nonsens. Geen ge zond woord. De bedoeling is, geloof ik, ibseniaansch en Darwinistisch. Men hoort veel over „seksueele teeltkeus". Louis Bouwmeester is ceil reus, suggereert ons de nonsens aan, zoodat we werkelijk op onze „qui vive" moeten blijven om niet stuk met uitbeelding te verwarren, waarvoor Lessing in zijne „Hamburgische Dramatur gie" al waarschuwt. Ook Henrietta van Kuyk (alias „Muis") was goed als eene zenuwzwakke freule. Tweede bedrijf: een nachtkroeg, die veel succes had. Succes l'ou en succes d'estime. Van Riemsdijk ont brak daar. Heyermans had cle regie, die goed was: Massa-bewegingen is zijn „fort". Twee B e i 1 i s s e n bij Colnot Boons en bij Spree. Eene vrij weerzin wekkende exploitatie van liet leed van een medemensch. In de bewerking bij Spree zit iets van „stemming", het andere is een prul. Bij Verkade: „Opzet en Toeval" van Harold Chapin, een Engelsch society-play, waarin „Die Haghespelers" zoo sterk zijn. Enny Vreede droeg het stuk en mooie japonnen. Edmond Visser. In de „Revue d"- R -vues" cblic e i M. F. Charbonnier -i-u pamflet. legéh de Jezuïeten uit hfet begin der 16e eeuw. Ziehier eenige pakkende regels eruit Et des bien temporels ils sont tant [convoiteux Qu'(il) semble qu'ils soient naiz tant [seulement pour eux. i Cest'éguillon d'avoir, oü mettent leur [fiance, j Leurs faict mettre souvent Jésus en [oubliance. Van Eugène Brieux is wederom een nieuwe zedencomedie opgevoerd. Dezer da gen ging namelijk te Parijs „Le Bourgeois aux Champs", waarin de gierigheid en dom-1 beid der landelijke bevolking aan de kaak gesteld wordt. Te midden dor vele -ismen is thans we der ecu nieuw ter wereld gebracht, het Cérél risme. De vader is de anders geens zins onverdienstelijke dichter Canudo. In de „Figaro" vinden wij zijn manifest. Uit den eenigszins brallendcn eu ondoorzich- tigen inhoud begrijpen wij, dat Baudelaire, Riml and en Mallarmé met hun fijn intel lectualisme de voorbeelden zullen zijn. 8e Jaargang. ïtotterdamseh tooneelleven. „Het Sprookje van den Wolf". Met fijne draden spon Molnar in „Het Sprookje van den Wolf" werkelijkheid en droom samen. De werkelijkheid, die dóór den droom, van eene teedere, verheerlijkende liefde eener vrouw voor een jaloersohen man, wordt tot eene alledaags che, kalme gene genheid, die van het vermooiende en ver fijnende door het romantische, niet meer weten wil. Deze droom is het, die de psyche van het vrouwtje zoo gansch vervormt, een droom, geboren uit het benauwend, pijni gend-werkelijke der haar immer vervol gende jalouzie en het, mogen wij het zóó uitdrukken, van haar onderbewustzijn, van een misschien evengedachte, toomelooze be wondering, vereering en liefde voor een na jaren teruggekeerd aanbidder. Wanneer, in het derde bedrijf, de luis ter, die dezen aanbidder in het droom beeld omgaf, verbleekt, wanneer niets blijft van zijn in den droom geziene glorie en aanbiddelijkheid, en hij minder dan een alledaagsch mensch blijkt te zijn, dan sterft in het vrouwtje ook alle milder, zachter gevoel, wiens jalouzie identisch dan is aan den wolf uit het sprookjedeze toch is niet, naar hij in verblinding meent, de belachelijk-ongevaarlijke rivaal. Een knap stuk, knap, omdat het zoo menschkundig is, omdat bet technisdb ook zoo groote verdiensten heeft. Voor bet Rotterdamsch Tooneelgezel- scha.p is de opvoering er van een artis tieke victorie geweest, met name voor Mien Duymaer, Nico de Jong, v. d. Lugt Melsert en mevrouw Van Eysden. P. J. Blok. Dammen Wij zijn onzen lezers, die onze Dam- rubriek volgden, nog de volgende afdoening der geplaatste stukken verschuldigd In het weekblad „Het Midden", zie Nos. 38 en 34, komen een paar problemen voor, waar van wij den lezers nu de oplossingen willen I meedeelen. Be oplossing van probleem No. 33 is: Wit 29-13, 30-25, 48-42, 28:19, 47-41 40-35. 31-34, 25:5 wint. Oplossing Bladprobleem No. 21: Wit 44-40, 48-42, 34-30 43-39, 42-38, 41-37 16:7 wint. Oplossing probleem No. 34; Wit 32-27, 28-23, 40:29, 41-36, 26-21, 44-40 50:19, 32:2! wint. Oplossing Bladprobleem No. 22: Wit 38-33, 34-30, 15-10, 31-27, 29-23, 38:1 wint. Het vraagstuk aangaande partij No. 9 ii als volgt: Stand na den 20sten zet van wit: Zwart schijven op: 1/4, 6, 8. 9, 12, 13, IE 17, 19, 20, 24 en 27. Wit schijven op25, 26, 28, 33, 35, 3( 38, 39, 41/44, 48 en 49. Zwart speelt nu als volgt: Wit 30-25? 25:23, 35:24, 28:17. Zwart 24-30, 1-7, 17-22, 12:21. Wit 26:17, 28:27 Zwart 27-32, 13:19, 9:47 Overdenkingen Telkens opnieuw jagen wij om het t< grijpen, wel wetende dat .onze onvolkomen heden steeds minder moeten worden, tec einde tot onze menschelijkheid te kunne geraken. Hoe liooger wij stijgen, hoe mee wij ons onze armzaligheid bewust worder De eenige troost daarbij is, dat er grade zijn. Zou het billijk zijn te wenschen, da aan de grootsten onzer niets kleins mee was Wa.t zou hun dan met ons arm kleinen nog gemeen Zijn? Wat lieb ik er aan, te pogen het heela te willen verklaren? Niets en nog een niets, 't Is voor ons niet te verklaren, maa alleen te aanvaarden. In liet redelijk aan vaarden valt evenwel veel te begrijpei dat troost Doe niet mee aan de occulte smulpar tijen! Te veel eten schaadt de geZond heid en occulte kost is zwaar te verdu wendaar krijgt men geestelijke indigesti van, die geene wijsheid als voedsel geefi Wetenschappelijkheid is geen wijsgeerig heid en de geleerde onwijsgeerige zal aa;; z'n eenzijdigheid te gronde gaian! De theorie vloeit voort uit de Idee, maan de uit haar geborene praktijk kan haa soms reddeloos tot vernietiging doemer en de praktikus heeft in de meeste ge vallen een geblinddoekte te heeten. 't Is soms treurig waar te nemen, ho> menschen vaa de praktijk- het lagere voo hél hoogere aanzien, ja soms heelemaa nie's aanzien. Wie het geestelijke gaai begrijpen, za j hetgeen voor duizenden mon.-chcn nog vaj waarde is, niet willen wegdoen, maar to I juister beschouwing daarover geraken. In den kunsthandel van den heer De Bois, Kruisweg 68, Haarlem, is onder meer een tentoonstelling van Colenbrander's aar dewerk te bezichtigen. Wij maken onze lezers opmerkzaam, dat I deze kunstzaal dagelijks van 9 tot 5 ge opend is en kosteloos toegankelijk. Men gaat weder meer houtsneden ma ken. Paul Emile Collin te Parijs is een der weinige goede kunstenaars in dit vak. Hij maakte o. a. prachtige verluchtingen voor „Germinal" van Zola. Dc „onnoozele lieftalligheid" kan voo: een wijs mensch soms een aandoenlijk verkwikking zijn, en is voor zijn volledig* beleving onmisbaar, daar voor hem ialles z'n beteekenis heeft. Voor den wijze ver diept zich alles. De mensch, die niet ernstig streeft, on boven zijn natuurlijk peil te geraken, moe' er maar onder blijven, en is niet betel waard. Prijs halfjaar hij voor tal in Prijs nummer Het begrip is de fakkel d s geestes. E. A. du SaarPasveer. Dit nummer best In dit weekblad „HET MIDDEN", wi derlijke reeks is aft 24 Januari 1,1. Ons jaarboekje uitverkocht en nog vragen tot ons om blijdend ook de sr toch spijt het ons u tal mensehen te mo Wij maken daai jaarboekje wensehe van ons jaarboekje goed bruikbaar is handen zijn. Wij st per stuk verkrijgbai dan één is de prijs De sociaal-c Aan de Nederlar tie is in den Laat lijke" belaugstellin tusschen wat dc s de boerz.wa.zie en d( ren reeds vele, ze geworden. Wij we: op. Do sociaal-den en -vrouwen zijl bcc-rzwa-afkomstv behooren tot (le maar tot de redone zoover ze zijn sof tijd. Onze lezers zul de ontwikkeling gadeslaan, met de ling jegens ben, di I er-machti g dan krachtsinspanning bestaan. De Nedei moedig. Maar die der waakzaamheid pen. Welwillende sociaal-democratie schijnsel, voor de zich eerlijk uitspn niet doen vergeten, een sociaa 1-domoor, pers, aan welke i gevoel vreemd is, derlijke moraal, ee zich in voortduren vinden ook in het (of doen alsof) e stelselmatig onder het raam des tijds met het woelen er Balanceert op het sclie politiek de T aanhang tegen de staat eenerzijds <1 zijds de sekte van houding van een f, roomsch-katlioliek sectarische richti overste wordt wee: houding van den burgemeester Ter der S. D. A. P., den 1 an der Goes, we! soonlijklieid om tc I eerzucht, die zich wezenlijken. Heeft t allerlei moeite ge stand erkend te w I scherp van pen raire begaafdheid, r en beheerscht lijkt om zich lieen snij r dit, straks weer i lapje verborgen s rende aan zijn vri dagelijks zich oj vastschroevende ii enkele allengs in s t eend idee, gelijkt den jezuïet uit ver tijd, die met radd in den gewonen in .oppersten graa vaardiging meent de keuze van zijn der Goes staan democratie moge eigen huis met d Wij, die onze be genegenheid hebbe eiaal-democra.tie katholicisme als d schijnsélen in ]1( peesch gemeensch, katholicisme het rechtvaardig en w,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1914 | | pagina 6