Ons te
,,ni(; clage\yesene", impressionistische,
rhythunsche en wat niet meer, liet geeft
per slot geen rustigen, genoeglijken indruk
heelt geen zeligeuoegzanmheid-streelenden
invloed, liet vergt inspanning van den be
schouwer: en met welk resultaat? Dat het
zijn zenuwen verstoort, zijn gemoedsrust
vermindert en zijn ontzag voor traditie en
conventie choqueert.
Men had dus in allen ernst een tentoon
stelling van liet middelmatige georgani
seerd, en er was ingezonden door menschen,
door schilders en meubel-ontwerpers, die
nooit bestreden en nauwelijks gecritiseerd
zijn, omdat zij slechts hoogstens handig
waren en» dus onverschillig lieten; schil
ders (-11 nail werpers van verkoopbare waar.
Lijkt iie gehcele opzet echter niet op een
persiflage? Een persiflage, die men nim
mer za! kunnen geven, omdat men het ka-
■rakterlöozc en het vervelende niet persi-
i'loeren kan, dan op straffe van zelf ka
rakterloos en vervelend te worden, en dus
zijn doel hopeloos voorbij te schieten.
Er zou ook hier te lande stellig zulk
een expositie te organiseercn zijn, mis
schien nog beter dan ginds. -Alleen de
oprechtheid en de naïeveteit ontbreken,
die de bij uitstek daarvoor aangewezen
„kunstenaars" tot inzending onder zulke
vlag zouden bewegen. Zelfs vraagt men
zich of die oprechtheid en die naïeveteit,
waren ze aanwezig, niet in zicli een be-
loftegevende kiem van beterschap zouden
dragen, en of men er wel secuur op zou
kunnen rekenen op zulk een tentoonstelling
het allerergste, het meest karakterlooze
en moest hopeloos-middelmatige aan te
treffen! Er is werkelijk gevaar, dat er
heuschi kunst onderdoor zou loopen. Wan
neer men immers het middelmatige en
tamme als zoodanig herkent, dan is de
uitkomst, zoo niet nabij, toch reeds zicht
baar, en zoo schijnt liet mij wensehelijk,
dat wij allen, in zoover wij in de beeldende
kunst belangstellen, erkennen, dat wij hier
thans, na eenige voorbijgaande sensaties,
den triomf der middelmatigheid en makke
betamelijkheid beleven. Wij zien over de
geheele linie den schilder van het ver
koopbare schilderij, den leverancier van de
markt de waar produeeeren en zegevieren
over de modernen en over de zich op
den achtergrond houdende kalme werkers.
Er is een slecht begrepen maatschappe
lijkheid, een slecht begrepen vereanigings-
leven, een slecht begrepen Streberei in
bet tentoonstellingswezen gevaren, die alle
de naar buiten tredende verschijnselen van
kunstleven onbelangrijker maken dan Ze
konden zijn. Er zijn voor dit alles vele
oorzaken, maar de meest gewichtige van
deze oorzaken is, dat men niet getracht
beeft de waarschuwing en het voorbeeld,
te vinden in de eenigszins sensatioueele
moderniteiten, die wij de vorige jaren te
zien kregen, te onderkennen.
Wat drommel, al die expressionisten, en
cubisten, en futuristen, zijn er niet zóó
maar, ze zijn niet op zich zelf te bezien,
ze moeten niet als iets excentrieks en
geks, en onbegrijpelijks worden aangegaapt
en bespot.
Do rijke kennis hoort,
De onrijpe neemt liet woord,
zegt Staring, en zoo zijn de weinigen, die
getracht hebben op hunne wijze te ver
klaren, wat in deze dingen verschijnsel
was, en te veroordeelen wat er wanbegrip
in was, maar te veroordeelen zóó, dat
meteen een weg gewezen werd, die dezen
dwaalweg verving zoo zijn zij over
schreeuwd door een al liet nieuwe, a,l het
niet-conventioneele over één kam sche
rend, verfoeiend en beginnegappeiid pu
bliek, zijn woordvoerders en vleiers. Nu
staan wij in de kouDe sensatie is er af,
de belangstelling is weg, en alles keert
terug tot de oude sleur.
Het moet niet zoo zijn!*Wij moeten plaats
geven aan het futurisme, al is het niet
dat der Italianen. Het is de geestesge
steldheid van de futuristen, die, hoe over
moedig ook en hoe onvruchtbaar misschien
in directen zin, een lioognoodige opfris-
sching zal hebben te brengen.
Na hun manifest „Tuons le clair de
lune" hebben de Italia,anscbe futuristen
er weer een de verbaasde wereld ingezon
den „Le Music Hall". Het is een verheer
lijking van het café-chantant, cle eenige
moderne kunst, die „gelukkig geen tradi
ties lieeft, geen meesters kent en geen
dogma's, en zich voedt met de snel vlie
dende actualiteit." Dit manifest bevat de
zelfde soort consequenten onzin als de vo
rige, en het is waarlijk niet uit sympathie
voor liet nieuwe stokpaardje van die hee-
ren, dat 'ik het aanhaal. Ik za.l er dan
ook slechts weinig aan ontleenen, en da.t
weinige om der curiositeits wille.
De Music-Hall geeft ons de ironische
ontwrichting vaii alle verbruikte prototy
pen van liet Sclioone, het Groote, het Plech
tige, liet Godsdienstige, het Woeste, het
Verleidelijke en het Verschrikkelijke; is
de synthese van alles wat de menschheid
tot nu toe heeft geraffineerd in zijn ze
nuwen om zich lachend af te leiden van
materieele en moreele smart. Maar de tin
geltangel is dat alles tocli niet genoeg,
moet nog meer tingeltangel worden. Men
moet verhinderen, dat daar eenige traditie
ontstaat. Men moet de revues van het
I'aiijsché genre bestrijden, die oven ver
velend en stupide zijn als de Grieksclie
tragedie, met hun Compère en Commère,
die het koor van de antieken remplacee-
ren, met hun défilé van personages en
gebeurtenissen. Weg met de logica in den
vorm! Men moet in alles het onverwachte,
het verontrustende element brengen. Men
moet een koord vastbinden aan een fau
teuil en het publiek doen lachen om den
heer of dame, die zich daar verwart. Men
moet dezelfde plaats verkoopen aan tien
personen tegelijk, terwille van de discus
sies en de twisten, die daarvan het gevolg
zijn. Men moet vrijplaatsen geven aan men
schen, die er buitengewoon excentriek uit
zien. Jeukpoeder eu niespoeder strooien,
systematisch de klassieke kunst profaa.ee-
ren, door bijvoorbeeld oude Grieksche, Fraii-
sche, Italiaansche stukken onmogelijk ver
kort op te voeren op één avond. Een sym-
phonie van Beethoven achterste-voren spe
len. De Cid door een neger laten spelen.
Hernani laten spelen door .zangers, wier
be enen ip zakken gebonden zijn. De plan
ken van het tooneel goed met zeep in
smeren, om op het meest tragische mo
ment. amusante glijpartijtjes te doen ont
staan.
lederen avond moet men uittrekken om
„Clair de lune" te bestrijden, dat is de
groote leus der futuristen. Een vroeger
manifest is teekenend voor de geestes
gesteldheid, die ben drijft
„Wij willen Italië bevrijden van zijn kan
ker van professoren, arcliaëologen, cicero-
nen en antiquairs. Italië is lang genoeg
de groote markt der handelaars in oude
vodden geweest. Wij willen het van de
ontelbare musea, bevrijden, die het als on
telbare kerkhoven bedekken. Musea, kerk
hoven! Zij ziju werkelijk een elkaar ge
lijkend door de sinistere aanraking, waar
in zij lichamen brengen, die elkaar niet
kennen. Openlijke slaapplaatsen, waar men
voor eeuwig slaapt tegenover gebate of on
bekende wezens."
Dit is alles overdreven, wild, en onbil
lijk, zeer zeker. Maar ligt er niet iets
waars in? Zijn niet zelfs onze illusies con
ventioneel geworden? Strijden we ook hier
niet te mak, te lamlendig tegen de druk
kende traditie, die den schilder het doel
van den verkoop en bet groote ideaal van
de plaatsing in een museum voor oogen
houdt? En zijn niet musea vreemde verre
dingen, gebouwen, die de kunst onttrek
ken aan het leven, waaruit zij kwam en
waarin zij behoort, die allerlei tegenstrij
digs en vreemds bij elkaar voegen en de
groote levensuitingen opslokken om ze te
steriliseeren? Ik laat het nut van deze
instellingen natuurlijk volkomen onbestre
den, ik laat ook de noodzakelijkheid, dat
eea schilderij verkocht en ergens geplaatst
wordt, evenzeer onbestreden. Wat recht
van bestaan en levensvatbaarheid heeft,
zelfs ,al wat een noodzakelijk kwaad is,
kan een stootje velen, en blijft. Maar ik
meen, dat Holland Italië zijn futurisme
(zoo niet zijn futuristen) moet benijden.
Dat de gemeenplaats a.1 te zeer voortwoe
kert, omdat ze al-te weinig wordt bestre
den. De groote* fout, de groote onvrucht
baarheid der Italiaansche futuristen is hun
ultra-impressionisme, hun pogen om hun
negatieve theorieën om te zetten in daden
met de zelfde middelen, die altijd zijn
gebruikt, alleen wat door elkaar gegooid.
Hun groote verdienste is het optrekken
tegen- Versleten idealen, het overmoedig af
breken Avan de brug, die gelegd is tus-
sclieu talent en middelmatigheid, tusschen
scheppingsdrang en tweedeliandsche vor
mentaal, tussclien de oorspronkelijkheid,
die v'an den kunstenaar moet zijn en het
overwonnen standpunt, dat het publiek
liefst inneemt. Wij kunnen van de futu
risten leeren, dat „le futur", de toekomst,
in ons willen en denken een grootere plaats
moet innemen clan liet verleden, een groo
tere plaats ook in onze liefde en in onzen
haat. Wij hebben van hen te leeren, dat
wij daartoe allereerst het heden hebben te
aanvaarden en te doorgronden, hetzij het
ons past of niet.
Ea wie wordt bij een bezoek aa,n onze
tentoonstellingen, zooals die nu weer al
lengs geworden zijn, niet getroffen door
het gemis aan werkelijke uitingen van
onzen tijd, van de botsende levensbeschou
wingen, van de paradoxale verhoudingen
en de grillige evolutie? Hoeveel verder
is de letterkunde hierin dan onze beel
dende kunst, waar spiegelt zich in deze
laatste jets af van onze geweldige industrie,
van de vele alles bij elkaar toch zeer
teekenende nieuwe vormen van occul
tisme en mystiek, van deze eeuw, deze
eeuw van wrijving en wisseling?
Cornells Veth.
TOONEEL.
Schouwburg Jansweg. „Het Hollandsch Too-
neel-gezelschap", directeur J. F. Mertens, De
Big van liet 168e, militaire klucht in 3 be
drijven, door MouëzyEon.
Deze militaire klucht in drie bedrijven werd, be
halve te Parijs 3000 maal, ook in ons vaderland nog
500 maal opgevoerd. Dit bewijst, dat de mensclien,
hoe welmeenend verder ook, nog wel van een grapje
houden. Want dit stuk is op end' op grappig, het
loopt over van grappigheid. Men zou zeggen, dat het
van Franschen oorsprong is, doch de maker lijkt mij
naar zijn naam, een Turk of Arabier. Vermoedelijk
is hij herkomstig uit de Fransche koloniën, de bur
gerlijke stand aldaar lijkt me echter nu niet zöö„
dat men er inderdaad waardevolle gegevens kan in
winnen. In eik geval is wat wij van den man weten,
uiet onaardig. Hij is n.l. een tooneelsehrijver, die
ous met koddige vondsten, vlotte samenspraken en
nog veel aardigs meer te boeien weet.
Ilij is waarlijk een leuke snijboon, van welke af
komst hij dan ook moge zijn.
Wij hebben hartelijk gelachen om het stelletje men
sclien en hun leutige avonturen op het tooneel. Vrij
wel allen speelden goed.
Het was een genoeglijke, onverstandige avond.
Amsterdamseh tooneelleven in vogelvlucht.
10 Januari tot 10 Februari.
Münchener Kammerspiele (im-
pre&sario M. de Hondt)„D er Faun"
van Eduard Knoblauch, die, ondanks zijn
onwelluidenden Duitschen naam, een En-
gelschman is, lid van de firma, die „Mile
stones" schreef. Der Faun is een soort
van natuunnensch of -god, die zijn staart
verbergt in een welversneden rok en zijn
bokspootjes in lakleeren schoenen; die veel
bokkesprongen maakt in „society", maar
door wiens natuurlijk gedoe alles op z'n
pootjes terecht komt. Hij blijkt makelaar
van gelukkige huwelijken.
Kammermusik, een flauwe klucht.
lmpressario Max van Gelder:
Y vette Guilbert, diviner dan „la di
vine da,rah". Zij gaf 16 vrouwen-typen in 16
chansons. Zij was 16 vrouwen, jong en
cud, liefelijk en canailleus, devote en mai-
tresse. Zij belichaamde de Vrouwenziel,
um .erseel-onharrnonisch als die is. 'tWas
verrukkelijk
Gisteravond (9 Eebr.) Emiel Huil e-
broeck, die iet-wat vervelend ca.useerde
over „de Liefde door liet Lovenmaar
prachtige, levende liedekens zong. Veel
lont na de pauze, toen hij als goed zang
meester ons voorging en wij liet refrein
medezongen,
1', ij de N. V. „T o o n e c 1 ver ee n i-
ging" (dir. Heyermans) „Sau'l en David",
treurspel in verzen van onzen Is. Qucrido.
Daar is geen woord Jordaansch bij. Het
is sclioone, bonte, rijke taal, soms iets
tc ph'uk. Meer de literaire dan de tooneel-
gel (Uirtenis van dit seizoen. Men „ziet"
de menschen beter bij liet lezen dan bij
liet aanschouwen. Saul vertegenwoordigt
het zwaarmoedige pessimisme, David de
joodsche vitaliteit. Willem V. cl. Veer speel
de Saul, Cliarles Gilhuys David. Beiclen
zeer verdienstelijk, maar de taak was te
zwaar, lieyermans' regie was niet vol
doende. De decors waren nuchter.
„P r o dom o", een stuk van jhr. Van
Riemsdijk. „Tooneel". Dit is de eenige ver
dienste. Beter gezegd: bioscoop. De beel
den wisselen snel. De menschen zijn beel
den, van was. Helaas praten ze ook en
dan zeggen ze nonsens. Geen ge
zond woord. De bedoeling is, geloof ik,
ibseniaansch en Darwinistisch. Men hoort
veel over „seksueele teeltkeus". Louis
Bouwmeester is ceil reus, suggereert ons de
nonsens aan, zoodat we werkelijk op onze
„qui vive" moeten blijven om niet stuk
met uitbeelding te verwarren, waarvoor
Lessing in zijne „Hamburgische Dramatur
gie" al waarschuwt. Ook Henrietta van
Kuyk (alias „Muis") was goed als eene
zenuwzwakke freule. Tweede bedrijf: een
nachtkroeg, die veel succes had. Succes
l'ou en succes d'estime. Van Riemsdijk ont
brak daar. Heyermans had cle regie, die
goed was: Massa-bewegingen is zijn „fort".
Twee B e i 1 i s s e n bij Colnot
Boons en bij Spree. Eene vrij weerzin
wekkende exploitatie van liet leed van een
medemensch. In de bewerking bij Spree
zit iets van „stemming", het andere is
een prul.
Bij Verkade: „Opzet en Toeval" van
Harold Chapin, een Engelsch society-play,
waarin „Die Haghespelers" zoo sterk zijn.
Enny Vreede droeg het stuk en mooie
japonnen.
Edmond Visser.
In de „Revue d"- R -vues" cblic e i
M. F. Charbonnier -i-u pamflet. legéh de
Jezuïeten uit hfet begin der 16e eeuw.
Ziehier eenige pakkende regels eruit
Et des bien temporels ils sont tant
[convoiteux
Qu'(il) semble qu'ils soient naiz tant
[seulement pour eux.
i Cest'éguillon d'avoir, oü mettent leur
[fiance,
j Leurs faict mettre souvent Jésus en
[oubliance.
Van Eugène Brieux is wederom een
nieuwe zedencomedie opgevoerd. Dezer da
gen ging namelijk te Parijs „Le Bourgeois
aux Champs", waarin de gierigheid en dom-1
beid der landelijke bevolking aan de kaak
gesteld wordt.
Te midden dor vele -ismen is thans we
der ecu nieuw ter wereld gebracht, het
Cérél risme. De vader is de anders geens
zins onverdienstelijke dichter Canudo. In
de „Figaro" vinden wij zijn manifest. Uit
den eenigszins brallendcn eu ondoorzich-
tigen inhoud begrijpen wij, dat Baudelaire,
Riml and en Mallarmé met hun fijn intel
lectualisme de voorbeelden zullen zijn.
8e Jaargang.
ïtotterdamseh tooneelleven.
„Het Sprookje van den Wolf".
Met fijne draden spon Molnar in „Het
Sprookje van den Wolf" werkelijkheid en
droom samen.
De werkelijkheid, die dóór den droom,
van eene teedere, verheerlijkende liefde
eener vrouw voor een jaloersohen man,
wordt tot eene alledaags che, kalme gene
genheid, die van het vermooiende en ver
fijnende door het romantische, niet meer
weten wil.
Deze droom is het, die de psyche van
het vrouwtje zoo gansch vervormt, een
droom, geboren uit het benauwend, pijni
gend-werkelijke der haar immer vervol
gende jalouzie en het, mogen wij het zóó
uitdrukken, van haar onderbewustzijn, van
een misschien evengedachte, toomelooze be
wondering, vereering en liefde voor een
na jaren teruggekeerd aanbidder.
Wanneer, in het derde bedrijf, de luis
ter, die dezen aanbidder in het droom
beeld omgaf, verbleekt, wanneer niets
blijft van zijn in den droom geziene glorie
en aanbiddelijkheid, en hij minder dan
een alledaagsch mensch blijkt te zijn, dan
sterft in het vrouwtje ook alle milder,
zachter gevoel, wiens jalouzie identisch dan
is aan den wolf uit het sprookjedeze toch
is niet, naar hij in verblinding meent, de
belachelijk-ongevaarlijke rivaal.
Een knap stuk, knap, omdat het zoo
menschkundig is, omdat bet technisdb
ook zoo groote verdiensten heeft.
Voor bet Rotterdamsch Tooneelgezel-
scha.p is de opvoering er van een artis
tieke victorie geweest, met name voor Mien
Duymaer, Nico de Jong, v. d. Lugt
Melsert en mevrouw Van Eysden.
P. J. Blok.
Dammen
Wij zijn onzen lezers, die onze Dam-
rubriek volgden, nog de volgende
afdoening der geplaatste stukken
verschuldigd
In het weekblad „Het Midden", zie Nos. 38
en 34, komen een paar problemen voor, waar
van wij den lezers nu de oplossingen willen
I meedeelen.
Be oplossing van probleem No. 33 is:
Wit 29-13, 30-25, 48-42, 28:19, 47-41 40-35.
31-34, 25:5 wint.
Oplossing Bladprobleem No. 21:
Wit 44-40, 48-42, 34-30 43-39, 42-38, 41-37
16:7 wint.
Oplossing probleem No. 34;
Wit 32-27, 28-23, 40:29, 41-36, 26-21, 44-40
50:19, 32:2! wint.
Oplossing Bladprobleem No. 22:
Wit 38-33, 34-30, 15-10, 31-27, 29-23, 38:1
wint.
Het vraagstuk aangaande partij No. 9 ii
als volgt:
Stand na den 20sten zet van wit:
Zwart schijven op: 1/4, 6, 8. 9, 12, 13, IE
17, 19, 20, 24 en 27.
Wit schijven op25, 26, 28, 33, 35, 3(
38, 39, 41/44, 48 en 49.
Zwart speelt nu als volgt:
Wit 30-25? 25:23, 35:24, 28:17.
Zwart 24-30, 1-7, 17-22, 12:21.
Wit 26:17, 28:27
Zwart 27-32, 13:19, 9:47
Overdenkingen
Telkens opnieuw jagen wij om het t<
grijpen, wel wetende dat .onze onvolkomen
heden steeds minder moeten worden, tec
einde tot onze menschelijkheid te kunne
geraken. Hoe liooger wij stijgen, hoe mee
wij ons onze armzaligheid bewust worder
De eenige troost daarbij is, dat er grade
zijn.
Zou het billijk zijn te wenschen, da
aan de grootsten onzer niets kleins mee
was Wa.t zou hun dan met ons arm
kleinen nog gemeen Zijn?
Wat lieb ik er aan, te pogen het heela
te willen verklaren? Niets en nog een
niets, 't Is voor ons niet te verklaren, maa
alleen te aanvaarden. In liet redelijk aan
vaarden valt evenwel veel te begrijpei
dat troost
Doe niet mee aan de occulte smulpar
tijen! Te veel eten schaadt de geZond
heid en occulte kost is zwaar te verdu
wendaar krijgt men geestelijke indigesti
van, die geene wijsheid als voedsel geefi
Wetenschappelijkheid is geen wijsgeerig
heid en de geleerde onwijsgeerige zal aa;;
z'n eenzijdigheid te gronde gaian!
De theorie vloeit voort uit de Idee, maan
de uit haar geborene praktijk kan haa
soms reddeloos tot vernietiging doemer
en de praktikus heeft in de meeste ge
vallen een geblinddoekte te heeten.
't Is soms treurig waar te nemen, ho>
menschen vaa de praktijk- het lagere voo
hél hoogere aanzien, ja soms heelemaa
nie's aanzien.
Wie het geestelijke gaai begrijpen, za
j hetgeen voor duizenden mon.-chcn nog vaj
waarde is, niet willen wegdoen, maar to
I juister beschouwing daarover geraken.
In den kunsthandel van den heer De
Bois, Kruisweg 68, Haarlem, is onder meer
een tentoonstelling van Colenbrander's aar
dewerk te bezichtigen.
Wij maken onze lezers opmerkzaam, dat
I deze kunstzaal dagelijks van 9 tot 5 ge
opend is en kosteloos toegankelijk.
Men gaat weder meer houtsneden ma
ken. Paul Emile Collin te Parijs is een
der weinige goede kunstenaars in dit vak.
Hij maakte o. a. prachtige verluchtingen
voor „Germinal" van Zola.
Dc „onnoozele lieftalligheid" kan voo:
een wijs mensch soms een aandoenlijk
verkwikking zijn, en is voor zijn volledig*
beleving onmisbaar, daar voor hem ialles
z'n beteekenis heeft. Voor den wijze ver
diept zich alles.
De mensch, die niet ernstig streeft, on
boven zijn natuurlijk peil te geraken, moe'
er maar onder blijven, en is niet betel
waard.
Prijs
halfjaar
hij voor
tal in
Prijs
nummer
Het begrip is de fakkel d s geestes.
E. A. du SaarPasveer.
Dit nummer best
In dit weekblad
„HET MIDDEN", wi
derlijke reeks is aft
24 Januari 1,1.
Ons jaarboekje
uitverkocht en nog
vragen tot ons om
blijdend ook de sr
toch spijt het ons u
tal mensehen te mo
Wij maken daai
jaarboekje wensehe
van ons jaarboekje
goed bruikbaar is
handen zijn. Wij st
per stuk verkrijgbai
dan één is de prijs
De sociaal-c
Aan de Nederlar
tie is in den Laat
lijke" belaugstellin
tusschen wat dc s
de boerz.wa.zie en d(
ren reeds vele, ze
geworden. Wij we:
op. Do sociaal-den
en -vrouwen zijl
bcc-rzwa-afkomstv
behooren tot (le
maar tot de redone
zoover ze zijn sof
tijd. Onze lezers zul
de ontwikkeling
gadeslaan, met de
ling jegens ben, di
I er-machti g dan
krachtsinspanning
bestaan. De Nedei
moedig. Maar die
der waakzaamheid
pen. Welwillende
sociaal-democratie
schijnsel, voor de
zich eerlijk uitspn
niet doen vergeten,
een sociaa 1-domoor,
pers, aan welke i
gevoel vreemd is,
derlijke moraal, ee
zich in voortduren
vinden ook in het
(of doen alsof) e
stelselmatig onder
het raam des tijds
met het woelen er
Balanceert op het
sclie politiek de T
aanhang tegen de
staat eenerzijds <1
zijds de sekte van
houding van een f,
roomsch-katlioliek
sectarische richti
overste wordt wee:
houding van den
burgemeester Ter
der S. D. A. P., den
1 an der Goes, we!
soonlijklieid om tc
I eerzucht, die zich
wezenlijken. Heeft
t allerlei moeite ge
stand erkend te w
I scherp van pen
raire begaafdheid,
r en beheerscht lijkt
om zich lieen snij
r dit, straks weer i
lapje verborgen s
rende aan zijn vri
dagelijks zich oj
vastschroevende ii
enkele allengs in
s t eend idee, gelijkt
den jezuïet uit ver
tijd, die met radd
in den gewonen
in .oppersten graa
vaardiging meent
de keuze van zijn
der Goes staan
democratie moge
eigen huis met d
Wij, die onze be
genegenheid hebbe
eiaal-democra.tie
katholicisme als d
schijnsélen in ]1(
peesch gemeensch,
katholicisme het
rechtvaardig en w,