De Vijf Frankfort
8. p. p£ vro
Woidt plaatsing gezoch
Schouwburg Janswe
De Familie Mangod
AKNü SAiLAifiOLLE!
QUO Vflp'l
Firma J. K.
Brandstol!
Bioscope Exploitaf
Een bleekev
N. V. Het Toont
Stucadoor.
Gedempte OudegracI
O V E R V E E I
Telef. 1617.
Dat liet noodig is, is voor mij zeker.
Doe b.v. eens ia gezelschappen van ont-
wikkelde burgers een vraag' over zaken,
die diep ingrijpen in de toekomst des
volks en liet zal meestal een bedroevend
resultaat zijn, waartoe ge komt.
Van muntpolitiek heelt bijna niemand
begrip, tariefvraagstukken idem, vrouwen
kiesrecht, voorwaardelijke veroordeeling,
vrije school, geneeskunstuitoefening, ieger-
zaken stuiten minder op oordeel dan op
vooroordeel.
Daarom zou staatkundige opvoeding een
grooter deel van de taak der pers moeten
zijn, clan thans het geval is.
Multaluli maakte zich blijkens som
mige brieven boos op de onbenullig
heden, die de „koningin der aarde'' Soms
verkocht. Maar Multatuli kan de pers niet
meer hekelen en we gaan langzamerhand
A merikaansche manieren aannemen. Bij de
oude Atheners was het lot van de stad,
d. i. de staat, het onderwerp van dage-
lijksch gesprek. Dat blijkt ook uit de so
cratische gesprekken. Bij ons mankeert
daar zeer veel aan. Welnu, het is de rol
van de pers daarin verbetering te brengen,
liet behoort tot de „desiderata" van den
overzichtschrijver, die een volgende maal,
als de 11e Kamer weer „tooneel gaat spe
len", belooft, als het kan, iets actueels
te geven.
H. A. Bitter.
Letteren en Kunst.
Heilig moeten, door Mrs. Little
(zuster Bnöflinga), vertaald door M. Mid
delkoop. Bij den uitgever I'. Dz. Veen te
Amersfoort verscheen dir aantrekkelijk
boek. Een jonge, levenslustige vrouw, door
velerlei ervaring teleurgesteld, verlaat haar
tehuis om zendelinge te worden in Japan.
Deze tiaak gevoelt zij als een „heilig moe
ten", en zij volbrengt haar tot liaar zede
lijk voordeel, daar zij, aldus arbeidend,
allengs meer en meer moed vindt en ferm
heid om zich over hare teleurstelling heen
te zetten.
Het verhaal is in brieven geschreven,
en soms zeer pittige, geestige brieven. Wij
bevelen dit aardige, goede boek gaarne bij
onze lezers aan.
Dezer dagen had te Parijs de vernissage
van de „Salon des Indépendants" plaats.
Er zijn meer dan 3500 schilderijen ten
toongesteld.
In „Neerlandia." vinden we een portret
van Dr. Sigmond Nagy, professor aan het
Protestantsch Hoofdgymnasium re Ile-
breczen in Hongarije, die Vondel's „Luci-
fer" in het Hongaarscli heeft vertaald.
J Het werk is in een goedkoopo uitgave
dezer dagen verschenen.
Te Botterdam is een „onafhankelijk lite^
rair-satiriek weekblad" verschenen onder
den titel „De nieuwe Spectator". Bedac-
teuren zijn A. E. J. van den Bog.ieri (A.
Duverger) en Joh. G. Scliipperus.
In de Fransche bladen wordt een eigen
aardige rechtzaak nog eens opgestoofd. De
markiezin van Noailles had den befaam-
den schilder Louis David een schilderij
opgedragen, Christus aan het kruis voor
stellend. David leverde het schilderij, de
markiezin was er zeer tevreden mede, en
hing het op in haar bidkapel. Dagelijks
knielde zij ervoor neer, en stortte liare
gebeden. Tot er, wat men noemtiets
tusschenbeidcii kwam. Zij had namelijk in
clen Christus het model, dat voor David
geposeerd had, herkend als een niet al te
gunstig bekend individu. Vanaf dat oogen-
blik stond het haar togen dagelijks neer
te knielen voor dit schilderij en er in
aanbidding naar op te zien. Zij stuurde
het schilderij aan David terug. Toen zond
hij het weer aan haar. Daarna stuurde zij
het weder aan liem, en hij zond het op
nieuw terug. Ten slotte klaagde ze den
schilder aan voor het' gerecht. De uitspraak
was, behouden of niet, betalen in elk geval.
De zesde aflevering van „Focus" bevat
o. m. een artikel over Nacht-Photografie,
waarbij clrie goedgeslaagde proeven van
nachtelijke opnamen zijn gevoegd.
In den Larenschen Kunsthandel wordt
heden een tentoonstelling van werken van
vier schilderessen geopend, n.l. van de
dames Betsy Osieck, A. C. van den Berg,
Coba Bitsema en Coba Surie.
Deze Kunsthandel zal bij I'isko in Wee-
nen gedurende de maand Mei een ten
toonstelling houden van Hollands che schil
derkunst der laatste vijftig jaren, welke
zal loopen van de Haagsche School tot en
met de modernen.
hineingeführt, und wird damit bekannt
sein ohne es .zu wissen."
Ook het etsen leerde hij Fritz. Daarna
trokken zij samen op reiszulke tochten
waren voor het kind geregelde feesten. Zijn
vroeg ontwikkelde opmerkingsgave maakte
hem zeer toegankelijk voor liet leven door
aanschouwing. Dit oordeelde Goet.he
een belangrijk element in de opvoeding
van den mensch. Hij wist don- ziin eigen
aardige, levendige helderheid van inede-
deelen alles voor den aanhankelijken jon
gen interessant te makenen weldra vond
Fritz het gesteente en de mijnen, die zij
op dienstreizen samen bezochten, even mooi
als sprookjes en verhalen. Hier was het
de macht van den dichter, die al het
schijnbaar doode levend wist to maken!
Toen zij eens in de buurt van Frankfurt
kwamen, waar Goethe's mosder „Frau
Aja," woonde, beweerde Fritz nadrukkelijk
die wilde hij leeren kennen. Goethe ant
woordde daarop: „van die kan je leeren
wat levensvreugde isdie kent „die Phi
losophic des lustigen Lebens". Terstond
na de eerste ontmoeting was Frau Aja
met haar „Enkelchen" in drukke brief
wisseling
De reizen waren meestal van korten duur,
maar tamelijk veelvuldig. Charlotte's zoon,
die zich tot een levendigen, blijmoedigen
jongeling had ontwikkeld, bekende dat hij
bijna meer nog aan Goethe hing dan aan
zijn moeder.
De nu 35-jarige dichter, die, nadat hij
om zijn kunstenaarsschaps wille de schei
ding met de zoo hartstochtelijk beminde
De Gooische schildersclub „De Tien"
(opent a.s. Zondag eeno tentoonstelling in
het Stedelijk Museum.
Marya Delvard en Marc Henry geven
Zaterdag 14 dezer een soiree in de kleine
zaal van het Concertgebouw.
Het Vlaanisclie weekblad „Carolus"
schreef een prijsvraag' uit voor .oorspron
kelijke Neder landsche prozastukken, en
looft daarvoor 500 franken aan prijzen uit.
In den kunsthandel De Bois, Kruisweg
i 68 te Haarlem, is tot 15 April eene ten
toonstelling van prenten, eisen, houtsne
den en lithograpliieën.
Wetenschap.
Dr. A. H. Ilaentjens, Bemonstrant-
sohe en Calvinistische Dogmatiek
in verband met elkaar en met de
ontwikkeling van het dogma. Lei
den, Adriani 1913.
Beeds verschenen in enkele vakbladen
aankondigingen en beoordeelingen van dit
belangrijke boek. Een enkele opmerking-
naar aanleiding daarvan vinde hier nog
een plaats.
Episcopius en Calvijn als de grondleg
gers der Bern. en Geref. dogmatiek, worden
door den schrijver met elkaar vergeleken.
Uitgaande van Episcopius behandelt hij j
in de eerste twee hoofdstukken de theo
logische wetenschap, in het derde dc leer
van God, in het vierde en vijfde de leer
over de schepping en in het zesde de
leer der verlossing. Nadat de opvatting
van Episcopius is ontvouwd en gecritiseerd,
wordt het standpunt van Calvijn aange
geven en beoordeeld, en de bespreking van
hun onderling verband telkens besloten
met een apercu van tien schrijver over
liet besproken punt. Aldus is in den regel
de behandeling der stof. In een aanhang
sel wordt één hoofdstuk gewijd aan liet
utilistisch karakter der Rem. dogmatiek
en de eenzijdigheid van het utilismc aan
getoond, maar tevens gewaarschuwd met
verwijzing naar Hegel, voor een :il te laag
aanslaan van een beoordeeling uit utilis
tisch standpunt.Daaraan knoopt zicli van
zelf vast een verhandeling over het hoogste
goed, dat als product van naïef denken
wordt ontmaskerd, en als einddoel en op
heffing tevens van de moraliteit door de
volkomenheid dient te worden vervangen.
In een tweede hoofdstuk van het Aan
hangsel toont I)r. H. aan, dat aan de
Remonstraten de eer toekomt liet bestaan
der nonnecessaria» dat in de Gereformeerde
dogmatiek slechts stilzwijgend veronder
steld was, uitdrukkelijk en bewust te heb
ben geleerd. Het recht van beslissing of
een leerstuk tot de necessaria a,l dan niet
behoort, oischt Dr. II. in zijne beoordeeling
dezer kwestie voor het redelijk denken op.
Reeds in het eerste hoofdstuk wijst Dr. II.
op een gebrek zoowel in de Gereformeerde
als in de Remonstrautsche theologie. Geen
van heide heeft behoorlijk onderscheiden
tusschen rede en verstand. Maar de Gere
formeerde dogmatiek heeft door de open
baring tot de bron bij uitnemendheid van
onze Godskennis te verheffen de waarde j
van het denken veel te laag aangeslagen,
Lili Schöncmann had volvoerd, meende wel
ongetrouwd te zullen blijven, dacht er over
Fritz von Stein als zijn eigen zoon aan
te nemen en hem tot zijn erfgenaam te
maken. Frau Aja. legde liet ook aldus uit,
toen Frits eenige weken bij liaar in Frank
furt kwam logeerendaarmede bedoelde
Goethe: dit is je kleinzoon en je erf
genaam
Maar zoover kwajm het toch niet.
Aan alles maakte opeens Goethe's won
derlijke, onverwachte vlucht naar Ita
lië, zonder afscheid van iemand der be
kenden te nemen, een einde.
Do verschillende vragen, die hierover te
beantwoorden vallen, laat ik hier terzijde.
Het plotselinge vertrek uit Weimar viel in
het jaar 1786; en Goethe zond in het
begin van zijn reis geen enkel bericht aan
gaande zijn verblijfplaats. Vooral Char
lotte onderging dit onverklaarbare stil
zwijgen van hem, die- zeide geen dag bui
ten haar te kunnen, als een pijnlijke ont
goocheling. Zü kon ook niet weten, dat
Goethe zoo handelen moest als hij deed
om ziclizelven en zijn kunstenaarschap te
reddenen a.l wist ze het, dan nog zou
zij het niet begrepen hebben: zijn gecom
pliceerde natuur heeft zij nooit geheel
kunnen doorgronden, dat bewees zij in haar
latere, redelooze verwijten.
Goethe was weg en meldde pas bij
zijn aankomst te Rome zijn nieuwe ver- j
blijfplaats. Was hij zijn kleinen leerling
Fritz vergeten? Neen, aan den hertog
schreef hij kort na zijn vertrek: „Meine
gröszte Sorge, die ich noch zu Ha,use lia.be,
en de verdienste van de Remonstrautsche
dogmatiek daartegenover was, dat zij aan
de rationcele Godskennis de eereplaats gaf
en aan de openbaring slechts bijkomstige
waarde toekende. Ook al is de theologia,
rationalis der Remonstranten meer verstan
delijk 'dan redelijk uitgevallen, de onvol
daanheid van Episcopius met de Gerefor
meerde openbaringstlieologie was in begin
sel redelijk, zooals Dr. H. (blz. 20) aan
toont. „Dat de geopenbaarde waarheid op
zich zelve nog niet de waarheid is, heeft
Episcopius vaag beseft. Dia.t de begrepen
waarheid, tie mtioneele, redelijke waarheid
boven het geopenbaarde uitgaat, heeft hij
beseft, niet begrepen. Er ligt een scheme
rend besef van dit alles in de Remon
strautsche dogmatiek."
Deze beschouwing is ka akteristiek voor
tie methode, door Dr. H. gevolgd. Epis
copius wordt hier, en op andere plaatsen
ook Calvijn, van uit het standpunt van
hedendaagsche wijsbegeerte doorzien als
noodzakelijk moment in de zelfontwikke
ling van liet dogmatisch denkon. In zijn
afwijking van Calvijn, iii zijn poneeren van
het andere beginsel heeft Episcopius ge
lijk, al is daarmee niet gezegd, dat zijn
theologie de ware is. Hij heeft meer en
anders gelijk, dan hij zelf geweten heeft.
Deze methode is voor verschillende ap
preciatie vatbaar. Men kan met eenig recht
beweren, clat, de aldus behandelde opvattin
gen niet intact worden gelaten, en aan een
meer historische behandeling, die de wor
ding van een systeem onder invloed van
voorafgegane denkers bestudeert en de
sporen aanwijst, die het in den arbeid
van later komenden achterliet, de voor
keur geven. Dat is echter een kwestie
van smaak en aanleg. Het goed recht van
de door Dr. II. gevolgde methode is van
wijsgeerig standpunt buiten kijf; ze is zelfs
de eenig mogelijke om het betrekkelijk ge-
autiqueerde te doen medewerken ter ver
heldering van eigen inzicht. Tegen de me
thode als zoodanig behoeft zoo weinig be
zwaar gemaakt te worden, dat veeleer de
opzet van het boek zelf reeds een verdien
ste is, en in het bizonder zullen zij, die
kennis namen van de opwekking door
Mevr. Dr. v. d. Bergh v. Eysinga Elias
tot clo leden van het Genootschap voor
Zuivere Rede gericht, om ieder de eigen
vakwetenschap met Hogelsch begrip syste
matisch te doordenken, in dit boek een
zeer gelukkig geslaagde proeve daarvan
begroeten.
Deze methode echter, die den vroegeren
denker niet plaatst in de befaamde
lijst van zijn tijd, maar in de dialectische
zelfontwikkeling van het dogma, waar het
behoort, invoegt, vereischt een samenvat
tend begrip van de beteekenis van dien
denker, dieper en scherper dan deze zelf
heeft gehad en een precieser aanduiden
van 's mans wezenlijk standpunt dan hij
zelf heeft kunnen cloen. Dat hieraan ge
varen verbonden zijn, ligt voor de hand
en liet schijnt, dat de auteur ,over het geheel
het wezenlijke van Episcopius' leer beter
heeft getroffen dan van de Gereformeerde
theologie. Ligt de oorzaak misschien hier,
dat Calvijn meer dan Episcopius beschouwd
kan worden als een compleet geheel in
zich zelf, dat de antitheses niet buiten
zicli, maar vaak reeds in zich sluit? Heeft
Dr. II. Calvijn niet wat te zeer naar de
letter beoordeeld, terwijl hij Episcopius,
waar het pas gaf, om den uit zijn woord
sprekenden geest prijst? Volgens Dr. 11.
heeft dan ook Scholten het Gereformeerd
beginsel niet voldoende gekritiseerd. S.
zegt, dat de Geref. theol. rationeel wil
zijn, maar „waar blijft de ratio, vraagt
Dr. II., als men do openbaring de voor
naamste kenbron onzer Godskennis
acht
Als men echter bedenkt, dat verstand
en rede vaak nog niet scherp worden on
derscheiden, dan moet men zich eerver
wonderen, clat in de Gereformeerde dog
matiek die beide zoo zuiver uit elkander
gehouden zijn. Want als daageleerd wordt,
dat de door de zonden geïnfioeerde rede
God niet kennen kan, dan wordt daarmee
ist Fritz. Selion Sie aucli doch ein wenig
auf ihm! Er tritt in die Zeit, wo die
Natur sich zu regen anfangt, und so leicht
sein i'tbriges Leben verdorben werden
kan." Hij ha,cl de verdere leiding van den
jongen aan zijn vertrouwden major domus
Philipp Seidel opgedragen en schreef uit
voerige brieven over het te geven onder
richt. Maar Charlotte liet den zoon weer
in haar woning terughalenzij oordeelde,
dat de groote vriend hier in zijn plicht
te kort geschoten was.
Toen Goethe uit Italië terugkwam, bleek
de oude toestand tusschen hem en zijn
oude 'vriendin niet weer te herstellen. De
in het land der oude Romeinen weder
geborene paste niet meer bij Charlotte
schijnbaar bleef alles bij het vroegere, maar
de breuk werd onvermijdelijk. Goethe had
zich terstond weer voor Fritz geïnteres
seerd en maakte plannen met hem over
de toekomst. Toen de jongen löVs jaar
was geworden, werd hij door den hertog
benoemd als „Kammerassessormet een
jaarlijksch inkomen van 300 thaler, en voor
verdere, studiën naar de Universiteit te
Jena gezonden. „Er hat den gliicklichsten
Humor zum Lernen und Erfahren", oor
deelde Goethe.
Maar voor Charlotte ging de vriend meer
en meer verloren. Bitter gestemd daar
over, waarschuwde zij Fritzwij beiden
zijn door hem bedrogen geworden. Zij
meende, dat hij voor haar lievelingszoon
geen belangstelling meer had, nu hij ge
heel van haarzelf vervreemdde. Want hij
wa-s het toch, die eens schreef, in
juist de onmacht van het verstand 0111
speculatief te denken nadrukkelijk aange-
gegeven. Eu is er ook niet .aanleiding 0111
in de voorstelling van den paradijstoestand,
de door den val geïnfioeerde rede en den
door de genade voor de waarheid geopen-
den geest te zien de rede in aanleg, die
inderdaad tot verstand wordt, maar dan
I tot werkelijke rede zich verheft? is het
niet geoorloofd in de wedergeboorte te
zien een soortgelijke verandering als die,
welke het denken ondergaat, wanneer het
van verstandelijk redelijk wordt? Dc inhoud
van dc openbaring is voor don natuur
lijken mensch onbegrijpelijk, maar voor den
geestelijken mensch vanzelfsprekend. Het
getuigenis des Heiligen Geestes is toch
eigenlijk hetzelfde als het zich wedervin-
den van den subjectieveh geest in de ob
jectiviteit, het samenhangen van sub- en
objectiviteit in de Idee. Zeker, Calvijn
heeft dat zoo niet bedoeld en het getui-
j genis des Heiligen Geesten volstrekt niet
de eereplaats gegeven, die het volgens deze
opvatting moest innemen en die ook Prof.
j Bavinck er voor opeisehten die verhou
ding van verstand, rede en openbaring is
bij hem supranaturalistisch voorgesteld.
Maar beter dan iemand heeft hij juist
den redelijken zin dezer christelijke voor
stellingen intuïtief gevoeld en tot zijn recht
laten komen. En te meer was er reden
I om zulk een belichten van Calvijn's be
schouwing te verwachten, daar Episcopius'
I leer (de natura Dei en de vita Dei) zeer
scherpzinnig (blz. 5070) in dezen trant
opbouwend gekritiseerd wordt, en met vol
doening geconstateerd, dat ten aanzien van
de besproken punten „de eenig redelijke
en zuiver redelijke behandeling der Gods-
leer in de dogmatiek naar voren gekeerd
en teruggevonden is in de Remoustiantsche
dogmatiek, waaruit deze redelijke ont
wikkeling van het Godsbegrip, zij het ook
door veel bijmengselen en door veel on
zuivers vertroebeld, is op te diepen." Zoo
schijnt ook de scherpe kritiek blz. 119
en 120 gegeven op Calvijn's mechanistische
beschouwing van de zonde en de vrijheid,
die God van buitenaf den mensch geven
zou hoezeer gerechtvaardigd ten aanzien
van de fornieelo zijde der leerstukken
j niet genoeg' den redelijken zin ervan te
i waardeeren.
Misschien moijt dit een en ander ver
klaard Worden uit de omstandigheid, dat
de schrijver in Episcopius zijn uitgangs
punt heeft. Door de Gereformeerde dogma
tiek heen is hijzelf echter tot beschou
wingen gekomen, die in de telkens wedci-
keerende syntheses zijn neergelegd. Die
syntheses belmoren tot de mooiste en in
teressantste gedeelten van het boek. Ik
denk b.v. aan de bladzijde, waar de schrij
ver de persoonlijkheid Gods handhaaft aan
de goedgevonden eenheid van uitverkiezing
en verwerping (blz. 162). Ze vormen te
zamen de beginselen van een moderne dog
matiek, waarvan men eenerzijds betoogt,
clat ze nooclig', anderzijds dat ze onmoge
lijk is. Zoo staat dit boek over Episcopius
en Calvijn te midden in dezen tijd en
blijkt ondubbelzinnig het oordeel van den
schrijver (clie nog a.l eens misverstaan en
voor orthodox gehouden is en wordt) over
richtingen en stroomingen in de heden
daagsche religieuse en theologische we
reld. Dat hij zelf zijn wijsgeerige vor-
ming aaln HegelBolland te danken
lieeft en van de groote dogmatici der Hc-
gelsche school geleerd heeft, blijkt zoowel
uit de conceptie van het boek als uit
de behandeling der onderdeelen. Dat is
op het oogenblik bij de groote meerder-
j heid der theologen geen aanbeveling, in-
tegendeel. Maar indien daarom van die
zijde slechts zeer matige waardeering van
I zijn werk te wachten is een groote
belangstelling van wijsgeerig ontwikkelden
ook u3t anderen kring moge hem daarvoor
schadeloos stellen.
v. d. B r u g h.
Wij vernemen met genoegen, dat dr.
Ilaentjens' boek ook van remoustraintsche
zijde allengs meer waiardcering vindt.
Red. BI. Weekblad.
Juni 1784: „Fritz tanzt im Hemde zur
Bette. Ich lia.be ihn herzlieh an mich
gedriickt und fühle, dasz icli nur gern
um seinet- und deinetwillen lebe." Dat
I moest nu alles dood in hem zijn.
Maar Goethe bleef steeds een wakend
oog op den knaa.p houden, die hem eens
j zoo dierbaar was geweest.
In 1794 kwam Fritz in de diplomatie
en zoncl de hertog liem naar Londen. Hier
mede b.egon Goethe's leerling zijne maat
schappelijke loopbaan. Dit „paedagogisch
kunstwerk", zooals 't oordeel der tijdge-
nooten over hem luidde, presteerde in het
leven niets, dat boven het andere uitstak,
maar hij was tot een aangenaam, objec
tief mensch geworden, die de zaken, welke
hij op te helderen kreeg, snel doorzag en
met nauwgezetheid bestudeerde. Hij leerde
veel tegenspoed met gemoedskalmte ver
dragen en hoewel het Lot hem niet al te
I best gezind scheen, ontwikkelde hij zich
toch tot een zeer bruikbare kracht in de
diplomatieke wereld. Hij stierf in 1844.
Hij, de eenige trots en troost der vereen
zaamde Charlotte, uitte tot aan zijn dood
nimmer een hard woord over Goethe. Zoo
zeer heeft liij zich steeds schuldenaar van
zijn vaderlijken vriend, raadsman en op-
I voeder gevoelden dit strekte hem tot
I eere.
Constant van Wessem.
iiderlrouwd
HEIJMEN BEEK AN
en
MARGO VAN DEN BERG.
Sloemekdaai, 6 Maart 1914.
Beschaafde jonge Dame, ir
iet bezit van Diploma H.B.S
icte Fraseh L O., studeerenc
voor Fransch M. O., heef
eenige uren beschikbaai
om lessen te geven of bi
te werken
Br. No. B 2, bur. van dit blac
voor een NET JONGMENSCE
I is jaar, gediplomeerd Chauffeui
eheel vrij van sterken drank.
Br., onder lett. B 3, Bureau va
[dit Blad.
gevraagd, die liet waschgoc
niet in wring machines en nu
[ebloor vernielt.
Brieven met prijsopgaaf voor c(
Igezin van zes peisonen plus h
huishouden onder letter K, burei
I van dit blad.
Telef. 1430.
Zondag 8 Maart,
N.V.Tooneelvereenigin
Dir. ÏÏERM. 11EYERMANS
B
Sueces-blijspel in 3 bedrijven 1
BLCM en TOCHE.
MDN30DIN: Henri Brondgeest.
I M;vr. M0N30DIN:
Wlihelmina Kley
Aanvang 8 u
Zondagsprijzen.
Balcon f 2,Stalles f 1
I l'ï'ontloge 1,25, Parterre f 1
Zijloge f 0,75, Amph. f C
Gaanderij f 0,40, plus 5 proi
Auteursrecht.
Maandag 9 Maart,
Dir. WILLEM ROYAAHL
30-jarige
Tooneeljubi leurt
Het successtuk van het Th<
c\u Gymnase te Parijs.
Blijspel van CARL RöSSLl
GUD'JLA: ANNA SABL ÜROL
Gewone prijzen.
Aanvang 8 u
HERM. SMITS
Dinsdag 10, Woensdag
Donderdag 12 en Vr
13 Maart.
Om aan vele aanvragen t<
doen en wegens verbinteniss
het buitenland laatste vo<
lingen hier ter stede van
Naar den beroemden roma
HENRI SIENKIEWICÏ
Grootste succesfilm der w
in 5 afdeelingen,
met begeleiding van Groat C
Aanvang Si/4 uur.
Einde 10
Prijzen der Plaatsen:
Balcou f 1,Stalles en P
f 0,75, Loges f 0,50, Am
Gaanderij f 0,25.
j Bureau van 10—4 en van 6—
Eenig adres
Telefoon 2123.
Opgericht I8E