Kotel Café-Restaurant „Royal" oogenblik aangenomen ik w;u lo bij machte, alleen toch wel nihi-ii-- dn>- avonden kosten. En ik zou u imr .u-ecu zins mee klaar zijn. Want daar ouze 19c eeuwsclic Nederlandsche liti raj uur, als onze geheele 19c eeuwsch bcehavhui, steeds min of meer onder den i van het buitenland is gebleven, zou ik moeten beginnen met de bujt. al;imlsche litteraturen uit de buitenland a- .'.fees telijke toestanden ie verklar m 1' yroou litteraire beweging van het I 19c eeuw in Frankrijk, Engeland m Cuits.ak- land, die van de Romantiek, is weliswaar maar in zeer verzwakte golving, ofschoon dan van drie kanten, over de grenzen ge komen, pas met Multatuli, !»r. .Prinsen heeft liet al opgemerkt, krijgen wij onzen eersten volbloed romanticus, goed, hoe zwak dan ook, zij was dan toe' de eenige waarneembare beweging in de Xederland- sclie litteratuur der halve eeuw t 1880. Laat ons een gooi doen ruuy- 1, i i.r verkla ring. In Frankrijk wel voor i wa.- de ro mantiek een reactie op do min of meer' filosofische nuchterheid der is. uw, (en top en doorgevoerd ill do revoiutic. Mn had de Rede aangebeden, ons rrooto opwinding bij geweest, maai teen alle op windingen voorbij waren en, e uroote strijd gestreden, bleek liet algemeen aan gebedene toch eigenlijk meer opi hel gouden kalf te gelijken dan op de Rede. De burgerij had overwonnen en maakte zich breed. Zij regeerde de wereld nu, /.ij verdiende het geld, zij was braaf, praktisch en onuit staanbaar. Vooral de jeugd, de kinderen van hen, die zich eens zoo opgewonden hadden voor de rechten van den monsch en het gezag der Rede, maar ten slotte zoo heel bedaard, gematigd en verst: ndig ge worden waren, wond zich op b.-eu- beurt op uit ergernis en afschuw van al die bedaard heid, die burgerlijke braafheid, die prac- tische, degelijke, pientere en platte geld- verdienerij. En overal gingen de verlangens der jongeren uit naar veredeling van leven door poëzie. Wat wonder dat die verlangens in de eerste plaats van retrospectieven, eenigszins reactionnairen aard waren onbewust reactionnair dikwijls en zich strekten naar het roemrijke volksverleden, naar het avontuurlijke bestaan vol rid derlijkheid en heldenmoed in middel eeuwen en renaissaucejaren. Van dat ver leden immers nam iedereen kennisde nuchtere 1 urgers zelf droegen er schuld aan door lnm verbetering van liet ouder- wijs. Zoo uitte zich de Romantiek in de eerste plaats in ballade en romance, in historisch drama en historischen roman. Doch in Engeland leefde, behalve Walter Scott, Lord Byron, die er zich niet mee vergenoegen wilde het romantisch avon tuur uit de verte meer te beleven, die het in eigen tijd, in eigen bestaan, wou over brengen, die woelde en wroette in liet menschelijk gemoed en er de wildste ver langens uit naar boven bracht. Een weer ander karakter droeg de duitsche Ro mantiek. Daar trad vooral liet fatale ver schil tusschen de di e li te r s persoonlijk heid en die der gewone menschen aan den dag en er ontstond ecu strenge af scheiding. De I'lii lis ter was ontdekt. De dichters haatten er niet alleen de bur gerlijke platheid van hun mcdo-menschcn, ook aan hun ongevoelig-grove gezond-» heid ergerden zij zich, overal werd liet j afwijkende, liet melancholische, liet som- bere en ziekelijk-verfijnde gecultiveerd, men hield in die tijden iiiet van zon en zonlicht, men zong Hymnen aan dén. Nacht. En overal, in Frankrijk zeker - niet het minst, trachtten de artisteu zich door hun levenswijze la vie de bohème en door liun uiterlijk van de rustige burgers te onderscheiden. Zij droegen flu- weelcn baretten en jasjes, zwierige dassen en wijde broeken. De Romantiek was dus ook in zekeren zin een nieuwe Renais sance, men ontdekte opnieuw zijn ikheid, zijn individu, staande tegenover het ge meenschappelijke, do wereld. In den eeuwi gen strijd tusschen gemeenschap en indi vidu was deze episode wel oen bizonder pittoreske, aantrekkelijk kleurige en dich terlijke. Maar in Nederland merkte men er niet veel tvjan.. De jonge dichters maakten wat zwakke versjes vrij naar Scott of Byron en noemden dat al gauw liuii zwar ten tijd ofschoon ze juist daarna hun zwarte jas aantrokken en dominee werden Ook de buitenlandsclie historische roman werd nagevolgd, door Oltmans misschien met het meeste talent, maar liü stierf te jong, door Van Lennep, Schimmel, mevrouw BotsboomToussaint, op hun eigenaardig hollandsclie, wat zelfgenoegzaam nationa listische, degelijke en soliede wijze, die dikwijls niet vrij van saaiheid was. Een geluk dat Schimmel en Van Lennep ten minste .geestig waren, mevrouw- Bosboom eeu hartstochtelijk-godsdienstige, gloed volle pérsoonlijklieid. Maar - en dit lijkt wel het zonderlingste en meest bescha mende van het geval deze romantische hollandsche litteratuur ontstond grooten- deels toon do beweging in het buitenland, weer aan 't luwen was, toen in Frankrijk, na. den reus Balzac, even sterk romanticus als realist, als reactie op de lievige ro mantiek, de groote positivisten on realis ten, wat later naturalisten en psycholo gen in den roman kwamenFlaubert, De Cfoucourt, Duranty, Zola, Maupassant en in de dichtkunst telkens nieuwe scholen van gepassioneerde schoonheidszoekers elkaar letterlijk verdrongen, toen Engeland door zijn tempering van de ongezonde Ro mantiek met gezonden humor, door Dic kens, Thackeray, beroemd werd, weldra ook door zijn heerlijke natuurdichters, Shelley, Keats. Van dien engelsclien hu es n di ig hier wel wat door, maar een enkel goed fioek als de Camera Obscura i men toch niet als een litteraire be weging kwaiificeeren, Hildebrand's pirami- succ'-.^is wel het meest afdoend be wijs v.-i zijn monopolio; geen mededinger, njf in zi'u schaduw staan kon. Ja, liet v. een slappe, duffe, een aart «vervelende tiid in Nederland. I)e braafheid, de def tigheid, de zelfgenoegzaamheid vierden hoogtij „Dank! dien God en weest verblijd, Omdat gij Nederlanders zjjt."' tUeluti Nieolaas Beets, dien men vooral nooit i i"i iiildebraüd verwarren moet. Het dunrdt lang eer ook hier de jeugd zich begon te oreren aan de platheid van ma terie 'ien toruitgang zonder geestelijke verheffing Enkelen waren er, die foeterden i'ii boetpr likten. Potgieter en zijn vrien den va.n De Gids", neon eigenlijk Pot gieter en Huot alleen, hielden het vaandel van schoonheid en poëzie omhoog. Docli ook l'nti.' -r, verstrikt in de bekoringen der i'-acuumiairo romantiek, was niet, ge lukkig in ijn methode va n boel prediken. -Viti.iti weer liield lii.j zijn tijdgenoot-en. den laffen nazaat, zooals Schimmel placht te schimpen de kracht en de roem htuinoi zi-ventiende-eeuwsche vaderen voor. Doch iede:v tijd heeft behoefte aan eigen idealen; Potgieters woord, zijn kunstig ge vormde, in. panning eischen.de, nooit direct aausprt Kende stijl had geen vat op de jeug dige hoofden, die droomden van eleetrici- teit en bacteriën, dweepten voor zoover zij dwepen konden! met den vooruit gang der exacte wetenschappen. En Bus- ken II liet? Hij was de in franschen geest geschoolde, hij zag dat wat hier ont brak vooral het vuur, de gloed, de hartstocht was, hij schreef een vreemd, eigenlijk niet geslaagd, half melodraina- tisch-romantisch, half modern-positief-re|- deneerend boek, Lidewijde. Eli ook met zijn voortreffelijk gestelde, soms zoo diep gaande, en diep-in gloeiende kritieken kon hij niet maken, wat er niet waseen nederlandsche litteratuur. Leider zou hij hebben kunnen zijn, generaal, maar hij had geen leger. Het duurde lang voordat de romantische vlalm hier uitsloeg, maar hij kwam dan toch en heette Multatuli. Daar was een stem, een levende menschenstem, daar was een rhythme, waar vuur in zat, daar was hartstocht. Naar waarheid en recht zocht hij er mee, niet naar schoonheid, maar ook die vond hij dikwijls, zonder haar te zoeken, hij was een monsch, wien niets menschelijks vreemd was, en die zich uitleefde, trotscli triomfant of driftig ner veus ten aanschouwe der menigte. De Génestet's leokedichtjes, die aardige, be scheiden sneeuwklokjes, werden overdaverd door de voorjain rsstonnen van Multatuli's her vormers woord. Er werd eindelijk iets wakker in Holland. Maar de nieuwe, de milde lente was liet nog niet. Die kwam ook nog niet met Enm.nt's Lilith, schoon er waren, die voorjaarslucht roken in dat gedicht, die brak eerst uit met Perk en Kloos, en stortte zijn volheid over het hollandsche land met Gorter's Mei en Van Looy's Feesten. Een in zekeren zin sterk romantisch ka rakter draagt de eerste Nieuwe Gids-pe- riode. Niet het historische, retrospectieve der fransche on engelsche romantiek was er in merkbaar ofschoon ook dat, wat later, terugkeert maar wel hot trotsch individueole, hei verheffen der dichterlijke persoonlijkheid boven de burger ijke, de gewone, maar ook meer in 't algemeen de cultuur van het buitensporige, liet afwij kende, abnormale, sombere, de nachtzijde der dingen, van tragische ondergangen vooral, van het lijden der poëzie onder den druk der grofheid. Boven alles hartstoch telijk verlangend is deze periode; streng beheerscht werd de hartstocht in Jacques Perk's geb' eldhouwde Mathilde sonnetten, minder beheerscht, minder door dacht, maar daardoor misschien soms te vrijer en schooner opvlammend in Kloos' eersten verzenbundel. Perk, ofschoon liij den Nieuwen Gids in werkelijkheid helaas niet beleven mocht, reken ik toch, om zijn lr.jftijd, om zijn verlangens, om zijn ideaal, geheel tot de Nieuwe Gids-periode. Wat was nu clat verlangen van Perk en dat van Kloos? Waar ging hun harts tocht naar uit? Niet naar waarheid als zoodanig, gelijk bij Multatuli, nog minder naar lotsverbetering der Javanen of naar politieke verlichting in Multatuliaanschen zin; boven dat alles uit steeg hun begeerte tot de schoonheid. Behalve door harts tochtelijk verzet tegen den geest hunner onmiddellijke voorgangers kenmerkte zich de beweging der tachtigers in de eerste plaats door hartstochtelijk schoonheids verlangen. Het wordt nu tijd dit begrip, schoon heid, eens wat nauwkeuriger te beschou wen. Wat verstaan wij er eigenlijk onder? Het lijkt ons, zoodra wij het maar eenmaal goed doorgedacht en gezegd hebben, zeer eenvoudig, vanzelfsprekend, maar het wordt toch volstrekt nog niet algemeen begre pen de schoonheid is geen eigenschap van de dingen iets is niet mooi, zooals het blauw is, of rond, of hard -de schoonheid is van den beschouwenden geest. (Duidelijker en overtuigender is deze waarheid misschien zelden verkon digd dan door mijn voorganger op deze plaats, Dr. Bierens de Haan, in zijn Idee- Studies). De schoonheidsontroering is mysterie, evenals onze ziel mysterie ishet mysterie is in ons zelf. Laat ons eens nagaan, wat bestaat er a.lzoo dat wij m ooi noemen. Een schilderij, een beeld, een huis, een kamerinrichting, een stuk muziek, eeu gedicht. Maar ook ecu meisje, ook een landschap, ook een boom, een bloem, een blad, de sterrenhemel, een kiezelsteen ja, en ook een zeer eenvoudige daad, een daad van edelmoedigheid of opoffering. Dit laatste „mooi" is zelfs het algemeenst erkende. Een ruw en onontwikkeld man, die geen schoonheid ontdekt in dingen van kunst, noch in wolken of hoornen, wordt getroffen door de trouw of de zelfverloo chening van een anderen man en hij zegt dat is mooi van licm. Al deze schoonheid is dezelfde, er is maar één mooi. Gesteld eens, liet was waar, wat in ver schillende periodes van wederopleving der bewondering van z.g. klassieke schoon heid, van de bouw- en cle beeldhouwkunst der Grieken vooral, met klem is betheore- tiseerd, gesteld eens liet was waar, dat een natuurdoel of ecu menschelijk product door zekere rustige harmonie van verhou dingen, op zich zelf, dus zonder beschouwer gedacht, de eigenschap der mooiheid bezat. Daaruit volgt dan in de eerste plaats, gelijk er ook uit gevolgd i s b.v. voor een man a.ls Vosmacr, dat men alle men- schelijke en ook alle natuurproducten, waarin zulk een rustige harmonie niet te ontdekken is, althans niet voor ons nien- schen, onschoon moet noemen. Vosmaer be weerde dan ook de Alpen leelijk te vinden, hij noemde het wansmaak zich te outhousias- meeren voor een aantal ruw-gevormde berg klompen. Ruskin wond zich op tegen onze zeventiende-eeuwsclie schilderkunst, al die leelijke menschen, die ruwe tooneelen. Nog dagelijks treffen wij mensclieu aan, die b.v. iets tegen het z.g. realisme hebben, en de opvattingen van realisten, natura listen, impressionisten bespotten met den paradoxle beau e'est le laid. Gelukkig blijken alle menschen, blijken ook deze spotters en theoretisch eeuzijdigen, ge woonlijk beterdan hun ilicorieën. Men cloor- innigd en vergeestelijkt realisme, als b.v. clat van Van Looy in zijn Feesten, zal waarschijnlijk o,ok den heftigsten, meest bevooroordeeldeu anti - realisme - agitator schoonheidsontroering geven. Doch de on volkomenheid der aestlietiek, die leert, dat de schoonheid resultaat is van zékere ver houdingen (in lijn of ruimte) kan nog directer bewezen worden. Was het zoo, dan zou men het kunstenaarstalent tot een weten kunnen terugbrengen, men zou met maatstok en rekenboek meer berei ken dan met visie en inspiratie, men zou schoonheid kunnen construeeren met eenvoudig mcnschenverstand en geduldi- gen arbeid, zonder éénigeii sprank van het goddelijke. Schoonheid is mysterie, schoonheidsont roering een verstandelijk onverklaarbare ondervinding. Bij de waarneming, hetzij in de z.g. werkelijkheid, hetzij in de verbeel ding of den geest van sommige hetzij con creets, hetzij abstracte zaken, bij het zien van een Rembrandt, het luisteren naar Beethoven, liet luisteren ook naar een geestdriftig, cxtasisch sprekend filosoof, worden wij gelukkig. O, op zeer verschil lende wijzen, wanneer men daaraan denkt, kan men duizenden soorten van mooi on derscheiden. Ons geluk bij het ondervinden der schoonheidsontroering is nu eens blij, luchthartig, dan weer weemoedig, melan cholisch, ja, smartelijk. Smartelijk ge luk, het is maar eeu schijnbare contra dictio in terminis. Maar wat bij nauw keurig nagaan altijd in ons geluksgevoel door schoonheid te onderscheiden valt, het is eeu soms kort, sidderend snel, soms langduriger en dan spreken wij van extase besef van onzen adeldom, onze goddelijkheid. Dat wij deel zijn van het goddelijke, het onbegrijpelijk groote, dat er een heilige der heiligen is in onze ziel, ziedaar onze diepste ondervinding bij het ontmoeten van de schoonheid. Vandaar ook dat wachtende, dat nooit geheel bevre digd zijn. Het is ons, in de extase, in den sterksten en langdurigs ten vorm van schoonheidsontroering, alsof er iets met ons gebeuren gaat. Een gordijn zal vallen en wij zullen God zien. Dat ge beurt niet en zoo worden wij nooit vol komen bevredigd. Maar wij zijn er dan toch éven geweest, op den drempel, wij hebben het mysterie aangevoeld. Waarom toc'li zouden wij zoeken naar wetten van schoonheid, waarom het heer lijke wonder op eenige wijze beperken? Wilt ge mij soms als de consequentie van mijn gevoelen doen aannemen, dat, wan neer schoonheidsontroering iets indivi- dueel-menschelijks is, er o.ok geen alge-f meenheid van bestaat en over den smaak dus niet te twisten zou zijn? Gij bewon dert Shakespeare, uw buurvrouw dweept met Marie Corelli, beider werk zou dus evenwaardig zijn? Als gij zoo redeneert, zou ik uw begrip van deze zaken toch wat klein, uw opvatting van mijn woorden eenigszins plat moeten noemen. Ook in inenschelijke schoonheidsontroeringen, als in al het mensclielijke, is ontwikkeling mogelijk. En er zijn menschen en menschen, evenals er b.v. violencen violen zijn, maar dan met oneindig meer gradaties van fijnheid. Wellicht ik ben er geenszins van overtuigd zijn er wel, geheel o n- vat baar voor eenigerlei schoon heidsontroering. Twisten moet men inder daad maar liever niet over smaak en kunst gevoel, maar wel kan iemand, die van zekere kunst, zoowel als van zeker na tuurdoel, eeu sterke schoonheidsontroe ring ondervindt, zijn outvankelijken mede- mensch soms een heel eind naar dat zelfde genot op weg helpen. Kunst is iets van de menschenziel, gevangen, vastgelegd, in kleuren of lijnen, noten of letterteekens, en dat voor u, wanneer gij het voor uzelf niet kunt, door iemand, die daarvoor wel v h „De la Station", Stationsplein, HAARLEM. Eenig adres voor het geven van Diners en Banquets de Noces, en het houden van Vergaderingen. de gave bezit, moet worden losgemaakt, tot opnieuw leven gewekt. Schoonheidsverlangen, dorst naar de schoonheidsontroering is het voornaamste kenmerk van de nederlandsche litteratuur, die wij nu eenmaal gewoon zijn met den naam van liet tijdschrift Do Nieuwe Gids aan te duiden. Als ik hier nu spreek van den Nieuwen Gids men moet het wel verstaan bedoel ik niet het tijdschrift van dien naam, dat tegenwoordig, evenals zoovele andere, in zijn afleveringen een min of meer belangwekkende verzameling gedichten en prozastukken van jongere en oudere tijdgenooteu aanbiedt, maar dan bedoel ik het s t r ij cl schrift der jong I kunstenaars van 1885 1894, de eerste ne gen jaargangen. Dat was cle Nieuwe Giek Daarin verscheen de eerste onstuimige 1)- riek van Kloos en Van Deyssel, cle meer bedaarde van Verwey en Van Eeclen, de natuurpoëzie, filosofisch getint, van Hei man Gorter, de sonnetten van Hein Boeken, daarin ook werden de verzen va n Pc •rk en Héle ine Kwartli voor 't eerst op hun thans wel bijna algemeen erkende hooge waarde geschat. In lyriek uitte zich het hartstochtelijk schoonheidsverlangen het natuurlijkst, het eerst. Dok het proza uit, dién tijd het meeste z.g. natura listische incluis is grootendeels lyrisch van natuur. Ja,, ook de kritiek. Hoe voor- treflijk van kalm-juiste zegging, hooge verzekerdheid, Kloos' eerste kronieken ook waren, hoe overtuigend Van Eeden's stu dies, als wij spreken van Nieuwe Gicls- kritiek, denken wij toch in de eerste plaats aan de hartstochtelijk lyrische van Van Deyssel. Zijn stem was de geesel der vorige generaties, de bezinger der nieuwe kunst. Zijn onmeedoogéndheid kwa.ni voort uit dezelfde bron, waaruit Perk en Kloos hun ontboezemende sonnetten ontwellen deden, uit zijn heftig gepassionneerd verlangen naar schoonheid. Hij had cle litteratuur, rl hij had liet woord lief, hartstochtelijk en ja.loersch; gelijk een minnaar de tae- leediging zijner geliefde niet verdragen kan, zoo kon ook hij niet dulden dat eet onwaardige haaf naderde. Wie in cle kunst niet geestdriftvol was, niet machtig en gepassioneerd, die was niéts in de kunsi, dien zweept hij er uit met zijn hoon en zijn sarcasme, zijn spot en zijn ironie, dien verdreef hij met het geweld van zijn toorn. Wie Van Deyssel zijn z.g. schelden, z heftigheid en zijn onbillijkheid verwijt, c begrijpt niet wat hartstochtelijk schoon heidsverlangen beduidt. Vernietigd werden iu korten tijd, so door een enkel Nieuwe Gids-artikel, van geliefde figuren in de liollandsc schrijverij. Geliefde figuren? Hoe salom rig-klein beperkt, hoe binnenkamers-poe loerig on duf waren iniussclien de putaties der nederlandsche schrijvers geworden. Schimmel was eigenlijk de eenige van de vroegere eeht-beroeniclen, die nog leefdenPotgieter en Van Lennep ren dood, Huet, mevrouw Bosboom Multatuli stierven kon na de sticht van den Nieuwen Gids. En die oucle gr ten, hoe scherp ook hun werk bekritise, werd, hun talenten, hun verdiensten v den gul erkend, ja gehuldigd met mé ernst, meer kennis van zaken dan nogtoe. Ernst, diepe gcmccndheid, zied:. vi de namen der trouwste metgezellen - het eehte, het hartstochtelijke sciliou heidsverlangen. Weggerukt werd de lilt: ratuur uit de handen der beuzelaar- Geen tijdverdrijf, eeu heilig levens doel werd de kunst van schrijv m voor hare beoefenaars. Vóór '80 was i terkuiide iets wel verwants aan kun maar toch iets anders. Onze dagblad met hun rubrieken Letteren en Kunst tuigen er nog van. Letterkunde was edele liefhebberij voor clc lioogere stand voor den geestelijken stand vooral, nu toch ook wel voor de aristocraten, te Leiden, studeerden in de rechten de letteren, en daarna, Mr. Dr. voor namen droegen. Zij waren dan ook met.' gezaghebbenden in de letterkunde. Na is hun rijk uit. Geen liefhebberij, m hartstochtelijke liefde is de leus gev, den. De werkelijk groeten werden wel erk< door cle baanbrekende, de z.g. alles aft kende jongeren. Ja, die oude zeer groei cle zeventiende-oeuwers, door hen wer zij gerukt uit hun doodsche, school-" sfeer, hun gebalsemde klassiekheid. 0->k deze dichters hadden gewerkt, niet beoefend, bestudeerd, gecommenteerd worden, maar genoten. Vondel, Hoo t, Breêro, ondergingen een verjongingsk, zij leefden weer onder de dichters hun dagelijksclie kameraden. Cats begraven in een oude trekschuit, ook i gens' reputatie kreeg een knauw, ia Verwey ontdekte schoonheid in vole d ters van Maerlaat's tijd tot dien van >t.i ring, zijn bloemlezingen, versierd door de jonge schilc ers, de vrienden der jonge ratoren, werden gelezen als nieuwe di' ut- bundels. Wordt vervolgd.) 8e Jaargang. I Prijs lialfjaai hij voc tali Prijs nur.iniei L. nu mme bes it weekbla WIDDEN", w reeks is al jari l.l. Bokei Burgemees b d brengt t( ge art. 13 >1 (Stbl. 12 verbaal der imissie uit tot het a langhebbene -ning ten be sta.tionsem pet door ha; jteia.t uitgel jrie dezer g ting zijn n< e in e nda-a. Beker mrgemcester rengt hierna -n ontwerp idingsplan, 1 e kommen -en, met uit ate-secretarii en ieder ter e m e n cl a a 'i De 1 I TSELIJK NIEUW Verslag ot II ]T |iool van den 1 - scholen nog JDeecmber telde i neldt het vers] ige voorgaande 240; in 1012, 2^ t geweest, indien esc tikt. tijdelijk onderwijs mvj. J. M. Si I, tio tijdelijk ong< h en heeft zijn< Jvrichting der lo' bjdeld 30 kinder \jhet middelbaar examen gedaan, 'voor de Norma 1 December wai die taal. Hs wordt de scli Wild, afzonde <H December telt 24 in het voora inrichting der lol j ,jveede onderwijs 'i benoemd, fijks blijven g< ,'etaling van 2 'melk krijgen. December werd (V.'ê school gevolgt fl. ia is de school nvn, aan de beurt r i December ware f- dien datum 1 f d.deld blijven er middelbaar of leerlingen examen m wel 2 jongens 3 meisjes op de Drongen en een i •lem. Goober werd de üivts..'wordt het B •egonnen met de 7>ieeniging, hooi 1 December war wf n loop des jaar .ie heer Ulehake i ^rer de school. Vinger en T. J. *n aanvang var »fd belast met 4 'Een spreekuur nüddeld zes leerlii deden 2 leerlin 8-, en 1 voor di 'lepi. De overigen M. U. L. O-scholen ierna wordt de ld de heer Houwen J> -tl December 191 luiR-e togen 190 in hi e nieuwe lokalen ouwe leerjaar in lejuffrouw Theiin vc -ijstemann, O. Uijlen vamen erbij.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1914 | | pagina 6