Het Bloemendaalsch Weekblad
van ZATERDAG 9 MEI 1914.
TWEEDE BLAD.
<tn dit weekbl. is tijdelijk opgenomen HET MIDDEN)
Buitenlandsch overzicht.
De ongesteldheid des keizers van Oos
tenrijk is, als wij dit schrijven, het ge
vaarlijke punt voorhij. Doch een grijsaard
vin 85 jaren, hoe frisch ook en welge-
i.ouwd, lelt. zijn leven bij dagen, 's Kei
zers paladijn Geza Fejervary, zijn getrouwe
Hongaar, ging juist ter ruste. De oude
dienaren gaan heen cn ook de meester
kan niet lang meer toeven.
(leen Sterveling was wijs ter eiker ure.
in het levensboek van Frans Jozef staan
nok schulclpostcn. Maar hem kan verge
ven worden. Zware slagen delgden bij hem
bedreven ongelijk uit.
Men karakter kan deze keizer niet wor
den genoemd. Hij heeft veel toegegeven,
bij liecft zich vaak geplooid. Doch hij
voelde jne'estal, wanneer het juiste
- ogenblik voor inschikken en meegaan was
'komen en verzuimde dan nimmer. De
keizer der reactie, als hij was in het eerste,
ijdperk zijner regeering', is een keizer des
volks geworden. Kalm, haast zonder eeuigc
i ioeite, heeft hij dien weg van voorheen
inr thans bewandeld, zonder iets of
mand te. deren.
Bij liet klimmen zijner jaren is de slanke
guur van dezen keizer vergeestelijkt. Ilij
Tzinnelijkt vorstelijke waarde en waar-
gheid. I)e godin des vredes lauwert zijn
old. Zijn wezen is san ingeweven met
dat zijner Monarchie. Keizer Wilhelm, zijn
ougere vriend, vertegenwoordigt met al
scherpbelijndo eigenschappen het Duit-
m'Ih' Rijk lang niet. zo.o zuiver als Frans
.b./.ef, rustig en bescheiden, het Oostenrijk-
ll.'iigarije doet.
Het zal den vorsten, liet zal Europa zeer
li cmd Ie moede zijn, wanneer deze keizer
/al zijn hcengeroepen. Dan zal er een
wijde gaping zijn tusschen deze eeuw en
ar voorgang-ster, van welke Frans Jozef
i ruim deel met zich medevoert. En al
enen, wier bloeitijd in de negentiende
I, zullen pijnlijk herinnerd worden aan
vergankelijkheid van hetgeen besten-
geleek. Want 'in Frans Jozef hadden
wi. ile bestendigheid soms meenen te aan-
M-liouwen.
I en trilling zal er gaan door de landen
va den Donau. Een schok evenwel zal
'i niet worden. Want de grijze wijsgeer
Sohönbrunu heeft ook hierin zijn tijd
welbesteed, dat hij Frans Ferdinand, zijn
volger, een goede leerschool gaf. Deze
listige militair, in den moeilijken tijd,
wlkeii de Monarchie nu pas te boven is,
er den Keizer belast met een soort van
e gentschap,' heeft zich van dit zijn proef-
-i uk in het regeereii gekweten op een wijze,
bi liet beste beleid zeer dicht naderde.
I Dubbele Monarchie bepeinst met droef
heid de ure, waarop zij van haren keizer
J moeten afscheid nemen, maar de toe
komst met bezorgdheid tegenzien, behoeft
zij deswege niet.
XTtgel op nagel drijft in Rusland de
"verwinnende reactie in het lichaam der
vrijheid. Uit het bloedig' zaad van 1905
-"Lijnt nimmer een oogst te zullen op
schieten.
Wat er nog- rest van de liberalen in
tb Doema, moedig geholpen door de so
cialisten en door de arbeiders van St.
Petersburg, strijdt wanhopig voort, orde
loos, zonder doel. Het zijn de stuiptrek-
uigeii van een .teil doode toe getrapte,
horemykin, de minister-president, heeft
met zijn versleten glimlach eenig schan
daal in de Doema tegen de Regeering aan
gestaard en is dra weggetippeld om den
Tsaar prevelend te verzoeken dat zoodje
nu maar meteen weg te sturen.
Ten tijde toen de Regeering', opgeschrikt
door den opstand, reden had de natie te
ontzien, richtte zij een blad op, „de Ros-
sia", dat haar spreekgestoelte zou wezen.
Verleden week is de uitgave van ,,de
Russia" gestaakt en hetgeen de Regeering
zieli wil verwaardigen verder openbaar te
maken, zal voortaan weer geschieden in
den korten beveeltrant van de Regeerings-
liode. Dy afschaffing van „de Rossia" is
het. logisch einde van de fnuiking der
liberale pers.
De menscli staat verward in een we
reld van verwarring. Hij spant de oogen
in om een puntje vastheid te ontwaren.
Waant lui een lichtje te ontdekken, liij
juicht en rent erop af. Maar verdwijnt weer
het schijnsel, dan grijpt liet gevoel van
verdooldbeid en verlatenheid hem met tan-
geil vast en na nog een paar teleurstellin
gen wil hij niet meer zien en strompelt
verder in den duister. Zoo geschiedt het
hij de Russische natie. Het zag een licht,
nu een'tiental jaren geleden. Met alle man
or heen. Doch duizenden vielen op den
weg. Roofgedierte at hun lijken. En cle
geesten der gestorvenen waren machteloos
den overblijvenden moed te schenken. Het
licht, liet bedriegelijk licht schijnt, reeds
lang niet meer en de Russische natie heeft
het, oog geloken, geeft zicli over aan de
duisternis en als zij nog iets wil, is het dit:
vergeten, vergeten wie voor haar gestorven
zijn, vergeten dat de beulen haar op den
nek zitten.
Zij onder ons, die ondanks de verwar
ring, door hen erkend, aan een wet vati
vooruitgang zijn blijven gelooven, komen
met dit hun geloof door Rusland in de
knel. Werd dit land in de negentiende
eeuw niet bezield door schitterende rijen
denkers en dichters en waren niet ontel
baar de scharen, die aan de tyraunen justi
tie voltrokken En scheen de omwenteling,
uitbrekende bij den dageraad dezer nieuwe
eeuw, niet onweerstaanbaar? Verwachtte
de beschaafde wereld toen niet, dat Rus
land, als de storm gewoed had, tot haar
zou overkomen
En thans is dit alles dood en voorbij.
Rusland teruggebracht tot een staat van
verdooving' en verslaving, waarover zelfs
een Nikolaas I zich zou hebben verbaasd.
Is 't dan al ijdel geweest, wat de dichters
in de ziel des volks hebben gezongen en
wat de martelaren met hun bloed hebben'
getuigd? Heeft Gorki, de vrijheidsman, den
rug gekromd en kan Azef, de verrader,
zegepralend rondloopen? Laat Finland zich
slachten en kunnen, zonder dat één schot
van buiten knalt, binnen de staatsgevan
genissen broederen worden verminkt en
verbrijzeld?
Ili geen vijftig jaren is Rusland verder
geweest van de menschelijklieid dan te
genwoordig. En liet ergste is, dat, terwijl
de vreemdeling zieli verontwaardigt en
vertoornt, de Rus mei een zoo dom mo
gelijk gelaat, alsof hem nooit iets geleerd
yvas, de Uiksponde instapt en er zich het
dek over de ooron trekt.
Clir. F. Ha j e.
Binnenlandsch overzicht.
Sedert liet optreden van het „roode be
wind" te Zaandam zijn de oogen van Ne
derland gericht geweest op het Zaandam
mer stadhuis. Ook om te zien of daar
op 1 Mei inderdaad de roode vlag zou
wapperen. De uitdagende toon van „ons
aller vriend" Duijs, zooals Ter Laan liem
op .den 1 Mei-dag noemde, is een schel
klinkend geluid gebleven. De „roode vlag"
heeft niet over Zaandam gewapperd. In
de avondbijeenkomst heeft Ter Laan ver
klaard, dat het iii.-t noodig was, dat de
roode vlag van het stadhuis wapperde,
als de roode geest er maar heerschte. Men
zal het met mij eens zijn, dat dat ceu
a r ui zalige uitvin c li t was.
"Want - van tweeën één bf een ste
delijk bestuur heeft zooveel autonomie, dat
het een anti-nationale en anti-dynastieke
vlag kan voeren, ol' de Regeering heeft,
'de macht dat te beletten. Dat laatste
zal wel het geval geweest zijn. Eu daar
om zou liet van Ter Laan eerlijker ge
weest zijn dat te erkennen, als dat zoo
is. De minister zou wel doen, indien hij
daaromtrent eene verklaring aflegde.
Het nict-vlaggen voor Prinses Juliana
is ook iets, dat in het jaar Van ons on-
afhaiikèlijkbeiclsfeest bijzonder vreemd aan
doet. Zou Staatsraad Oppenlieim daar
over niet eens licht kunnen doen ont
steken. Ik las in de bladen dat Z,. K. H,
Prins Hendrik op 1 Mei een bezoek heeft
gebracht aan den Minister van Binnen-
laudsclie Zaken in zijn kabinet. Zou dat
daarmede in verband staan? Het moet
voor een Duitsch vorst bijzonder krenkend
zijn, dat een Gemeentebestuur weigert, te
vlaggen voor zijn kind, dat troonopvolg
ster is.
Zeer belangwekkend zou liet zijn te we
ten, welke uitlegging van het Nederland-
sche Staatsrecht Mr. Gort van der Linden
ten beste kan hebben gegeven om te ver
klaren, waarom de regeering niet tus
schen beide is gekomen. Er bestaan straf
bepalingen op Majesteitsschennis, een be
wijs dus, dat eerbied voor het hoofd van
den staat een rechtsgrond heeft. Is
het met dien eerbied overeen te brengen,
wat Ter Laan c.s. op Julianadag deden?
Zeker niet. Daarom is de vraag ook hier:
kan de autonomie van een gemeentebestuur
zich uitstrekken tot het negeeren van cou-
tume in beleefdheid jegens de leden van
liet Koninklijk Huis.
De 1 Mei-beweging gaat er inmiddels
niet op vooruit. Niet dat ik anti-volks
gezind zou zijn. Als een van de verdiensten
in Multatuli heb ik juist aangewezen, dat
hij verwaarloozing van de belangen des
volles hevig bestreed. Maar cle opruien
de redevoeringen, die liet kenmerk van on
waarheid dragen, beginnen langzamerhand
te lijken op de speeches van Domela Nieu-
wenliuis in „Recht voor Allen". Er is daar
ia Zaandam cle nadruk gelegd op liet per
soonlijk genot der rijken, terwijl
cle bedoeling van het 1 Mei-feest op
1 Mei 1889 in Frankrijk voor het eerst
gevierd is de fouten van het kapita
listische stelsel als regelaar der
voortbrenging aan te wijzen. Dat
was hooger geweest dan liet, speculeeren
op lagere hartstochten: j aio uzi e en
n ij d.
Maar er komt langzamerhand iets ve
nijnigs in die uitingen. Terwijl ik hier
over nadacht, kwamen met veel muziek en
veel roode ballons éenige duizenden 1 Mei
bet oogers langs mijne woning voorbij on
der hel zingen van-de bekende liederen.
En ik had 'het gevoel als van den eenzamen
historicus, die langs cle ramen van zijn
verblijf den dofdreunenden stap van de
revolutie hoorde aanzwellen. Het- mag
overdreven schijnen, maar inderdaad dacht
ik aan Carlyle's hallucinatoriscihe beschrij
ving van tooneelen uit de Fransche Re
volutie. Het Nederlandsche volk wordt voor
een deel stelselmatig opgeruid. De euve
len van het verleden zijn voor een goecl
cleel verdwenen, wat .men thans wil is
de overwinning van de Sociale Repu
bliek. En wanneer de opgezweepte harts
tochten eenmaal tot uiting zullen komen,
zullen d a 11 de voorgangers der massa in
staat zijn ze te bedwingen? Reeds in den
sta kings tijd van 1903 konden zij dat niet,
toen na den slechten afloop van de tweede
staking O ude ge est de politie moest te-
lefoneereu om het Comité van V e r-
w eer en m evro u w R o land Holst
tegen de teleurgestelclen te beschermen.
Zoo peinsde ik op 1 Mei bij het zien van
de voorbijtrekkende massa's. En ik meen
de het ecu antwoord te zijn op Seiyes
gevarieerd: „Quest ce gue le qua-
t r i in e t a t? R i e n. Q u' e s t c e q u' i 1
faut d e v e 11 i r T o u t.
II faut (leve uir tout. Wie zal de
consequenties daarvan durven aanvaarden,
na, lezing iu De Gids van het oordeel
door den nieuwbenoemden Hoofdcommis
saris van Politie te Amsterdam over den
intellectueelen en marcelen toestand van
den „quatrième état" uitgesproken,
gegrond op jarenlange ervaring- als Com
missaris van Politie te Rotterdam.
11 fa ut devenir tout. Welk een
kaakslag aan cle Saint Simon, die de
wereld wilde doen regeeren dooreen Raad
v a n K u n s t e n a a r s en Geleerd e'n.
De Saint Simon, die toch als een der
1 r heb er.s van het socialisme kan wor
den aangemerkt. Maar wat ik schreef, is
philosophic. En in do Fransche Revolutie
werden juist het allereerst korte metten
gemaa kt met cle w e t e 11 cl e n. Lava i-
s i e r, de groote scheikundige, wilde een
maand uitstel om zijn ontdekkingen voort
te zetten. „La Républrque n'a pas
bcsoiu de ton oeuvre," was liet ant
woord van don voorzitter der rechtbank.
Dat antwoord is mij altijd bijgebleven.
Eu ook cle regel van Dickens in „Londen
en Parijs", dat terwijl de regeer ende
machten bezig waren een kunstig ver
doelen van de verantwoordelijkheid toe te
passen, liet hout in de bosschen groeide
voor de karren, waarin de „schuldigen"
naar de gouillotine werden vervoerd.
Het zijn de kunstenaars, die soms den
meest vooruitzienden blik hebben.
Het opwekken van de hartstochten blijft
altijd een gevaarlijk werk. En ik meen
dat vele voorgangers dat „cl'un coeur lé
ger" verrichten.
Maar liet is waar. Het wordt allerwege
roerig. Zoo is dezen winter opgericht een
B o li d v a n g e p e 11 s i o 1111 eerde off i-
o i e r e n v a n zee- en la 11 d m a c li t i u
O o s t -1 li tl ië, ten einde in verband met
lui stijgen der prijzen verliooging van pen
sioen te bekomen en nog andere voordee-
len die te verkrijgen zijn. Eene beweging
parallel met die in Diuitscliland en Bel
gië. De tijd blijkt, dus voorbij, ook daar,
dat men „wacht en stille zit," om te zien
of van hoogerhand de hand wordt toege
stoken Er zijn ongeveer 5000 gepensio
neerden (officieren). Mannen dus van een
peil boven liet normale, velen van zeer
liooge ontwikkeling, die door de wet, tot
„rusten" zijn gedoemd. Ik schrijf daarover,
omdat ik, ©enigszins van nabij, de wor
ding van dien Bond heb gadegeslagen. Ik
aclit die vereeniging claarom gelukkig, om
dat thans een zekere hoeveelheid krachten
vereeiiigd worclt, dié aan de gemeenschap
nog goede diensten kunnen bewijzen. Veel
ervaring, veel kennis en ook nog veel werk
kracht, die anders geheel teloor gaan, kun
nen ïiii nog voor den staat behouden blijven
na overleg' tusschen liet bestuur van
den Bond en de Regeering. Want het op
richten van den Boncl is niet zuiver uit
egoïstische motieven geschied. Er is in
het orgaan -) van den bond reeds op
die medewerking van gepensionneerden ge
doeld.
Ik vestig cle aandacht op dit streven,
omdat niemand liet belang kan ontken
nen, dat cle staar kan hebben bfj het in
contact blijven met de eervol ontslagen
dienaren, wier qualiteiten in zekeren zin
een reserve-kapitaal kunnen genoemd wor
den. En in tegenstelling met „de Socia-
cialisten" (Multatuli begreep cle beteekenis
van dat lidwoord in dat verband niet),
richtten zich cle oud-officieren langs voor
geschreven wegen tot de autoriteiten. Zij
dwingen niet. af. Wat in politic'is
feitelijk de ee.uige manier is om er te ko
men. Maar politici zijn de oud-officie
ren niet.
Deze week la ik in „de Telegraaf" oen
stuk over den bouwstijl, waarin liet Bin
nenhof zal worden gerestaureerd. En het
was geen loflied, dat daar gezongen, werd.
Hoe komt dat toch, dat wij geen eigen
stijl meer hebben en dat liet minste poortje
uit. de XVIé en XVIIe Eeuw onze bewon
dering opwekt. Zelfs de 18e eeuw-stijl is
schooner dan cle onze. Men dweept met
Berlage, die de XVIII Eeuw, den riddér-
torenstijl, weer in eere- bracht. Kunnen
cle bouwkundigen verklaren, waarom die
hooge bouwkunst uit den tijd van Vio
let,-le-Duc is verdwenen. Misschien is er
een antwoord.
Er is sinds lang geen tijd meer om in
de diepte te leven. Bezonken kracht heeft
geen tijd meer te ontstaan en er is geen
dieper geestesleven meer. Want alleen
daaraan kunnen kunstwerken worden ont
leend. Glas eri ijzer alleen kunnen in onzen
tijd van snelheid als bouwstoffen nog
dienst doen, om den geest der eeuw te
typeeren. Onze tijd is de tijd der bewe
ging. Spinoza zou thans onbestaanbaar zijn,
als hij geen lid was van een brillenglazen-
sljj pers vereeniging. In dat teeken be
weging zonder rust leven wij. Wij moe
ten dat aanvaarden. Gelukkig dat de
mensch niet eeuwig leeft
Maar ik stel voor het Binnenhof te her
bouwen in den stijl van het Broodhuis
te Brussel.
B. a. Ritte r.
..Het Midden", 29 Nov. 1913. N°. 26; (Multa-
tul-i-stiulie, N°. 2.)
-) „De Bandelier". Red. de oud-marine-officier
F. H. A. van der Brugh, te 's-Gravenhage, die tevens
de eerste oprichter van een orgaan voor gep. offi
cieren is.
Letteren en Kunst.
Tooneel te Wiesbaden.
2) (Vervol g).
Rot de, iu inijit vorig artikel, als „weinig
bizondere stukken, grootendeels kluchten
011 blijspelen" aangeduide tooneel-produc-
ten, behoort o. a. „Marys grosses llerz",
een klucht van Korfiz Holm.
liet is voor sommige vrouwen moeilijk
haar' leeftijd te dragen. Doet eene 80-
jarige als een 40-jarige, eene 40-jarige als
eene 18-jarige, clan doet het zien van die
gedragingen ons pijn of het verwekt lach
lust, al naar mate onze gesteldheid en
het bizondere van het desbetreffende ge
val. Korf is Holm steekt den draak met
Mary, een jong uitziende vrouw van 40,
die eene volwassen dochter heeft en met.
deze wil „concurreeren". De dochter wordt
„gevraagd" en zij, de moeder, ontwaakt
tot een pijnlijk besef. „Nee nee, nog één
jaar uitstel, nog één jaar zelf jong
zijn" en ze „flirt"' verder, met een'
schilder, met een' schrijver, met een'
luitenant. Ze windt ze om haar klei
nen vinger, Mary met het groote liart.
Daartusschen door loopt dan Alois, ridder
van do droeve figuur, die haar naloopt en
op beslissende oogenblikken door haar cle
kamer uitgeschoven wordt. Hij is de of-
ficieclc minnaar, die niet meer „gewonnen"
hooft te worden. Het is wel uiïg hoe
Mary een jongen luitenant schijnbaar aan
haar zegewagen weet te ketenenHij is
geëngageerd, maar zal zijn meisje, dat ver
kouden is, laten zitten en met haar, Mary,
gaan arrcslooën. Maar hij komt niet, maakt
clou volgenden dag zijne excuses en is
zelfverkouden. Dat beteekent Mary's
nederlaag en berouwvol schaft ze alle
„flirten" af, verbergt liaar kopje aan den
broeden boezem van haar trouwen gemaal,
een goeden lobbes, die „begrijpt" en zij
maakt hare dochter gelukkig door toe te
stemmen iu haar huwelijk. Mary is ver
standig geworden, treedt uit de rijen der
minnaressen in die der „mères nobles".
Frida Saldern was Mary en was een
geheel ander mensch dan burgerman-Su-
(lermanus bittere zondares in „Es lebe das
Leben". Z.e was nu de „femme du monde"'
niet-de-niooie-hauden, die blijspel speelt
met het leven en wat lachend worstelt
met het spook: cle Ouderdom, waardoor
ze overwonnen wordt.
Eene bekende aardigheid is deze: Er
was ereis een jongentje en dat zei tegen
een' oom, dat liij een heele bladzijde uit
een adresboek kon opzeggen. „Zoo," zei
cle oom, „als je dat klaarspeelt, krijg je
vijf mark (het was een Diuitsche oom en
een Duitsch jongetje) en het jongetje de
clameerde: „Miiller, Muller, Müller, Mul
ler, Muller, Müller" en nog honderdmaal
„Miiller".
Het „Rosiclenz-thoater" speelde een
klucht „die Müllers", een klucht waarin
een middenstands-man Müller heette en
een kleermaker Miiller heette en een „rid
der" Yon Miiller heette. De middenstands-
man Müller, die liberaal Protestant is,
heeft eene dochter eveneens lib. P.G. en
die is verliefd op den zoon van Sally
Braun lib. 1. G. en ze krijgen elkaar als
't stuk uit is. Sally Braun heeft eene
nicht iu liuis, op wie hij zelf verliefd
is en ook Miiller en ook Von Müller en
zo krijgen allo drie de bons, omdat ze
ouë bokken zijn en het groene blaadje
groen wil blijven. Het groene blaadje was
Frida Saldern en ze was wéér een ander
mensch.
Het stuk is pro-semitisch en had veel
succes.
„Lutli" is een geestig Franscli gemeen-
hcidje van Pierre Yeber, waarin luchtig-
geschertst worclt met echtbreuk en zoo
en dat is niet gevaarlijk. Huwelijks-ont
wrichting kan bevorderd worden door de
wrange stelling van onzen tijd, welke (gees
telijk) oreert: „Het is onzedelijk bij olka&r
te blijven, wanneer de liefde dood is", ter
wijl do (natuurlijke) ondergrond is„Als
men eene andere, mooiere, jongere vrouw
begeert, clan maar wèg met de oudere,
leclijkore." Als ik burgemeester was (van
Delft b.v.), dan zou ik alle „serieuse" stuk
ken met stellingen als bovengenoemde, ver
bieden, maar pikanteriën, al zou er
een bed op liet tooneel komen, zou ik
doorlaten, omdat een niet-verdorven
mensch door luchtig echtbreuk-gedoe op
het tooneel niet geschaad' zal wordenHij
lacht en vergeet, terwijl hij licht van de
wijs zal worden g'-ebracht door in de gees
telijke spheer verheven theorieën, die tot
het verwerpen van de niet-meer-'begeerdte
leiden.
„Lutti" ga ik niet vertellen, maar 't is
erg grappig met malle qui-pro-quo's. Stella
Richter, zeer „beliebte" actrice te Wies-
baden, speelde Lutti, een „dametje", zoo
als u begrepen liceft en die deed dat een
beetje grof, maar niet erg tamelijk
beschaafd iii haar stad: nu vaa een kleine
„Schwips" en ze kreeg een bloemstuk.
Waarschijnlijk van een „Yerelirer".
E d m ontl Y i s s e r.
(Wordt vervolgd).