Het Bloemendaalsch Weekblad
van ZATERDAG 16 MEI 1914.
TWEEDE BLAD.
(In dit weekbl. is tijdelijk opgenomen HET MIDDEN)
Buitenlandsch Overzicht.
zijn te dezer plaatse menigmaal uit
gillen tegen de dufheid van den poli-
i. -n toestand in Frankrijk en hebben
vi reeling gèlucht over den hollen
lank van het parlementaire gemier,
steeds zijn wii onze bewondering bljj-
-etuigen voor den Franschen geest,
■i oude Gallische vuur, dat den enkeling
r groote daden ontgloeit, dat brandt in
u boezem der natie, clat niet gedoofd
i het moeras van platte burgerlijkheid
weeïg socialisme.
ib't is deze geest van durf, van onder-
mg, van vasthouding", die zich open-
in de bedrijven der Fransche verove-
van het luchtruim, liet is deze geest,
vonderen verricht bij de stichting en
iding van- het nieuwe Frankrijk in
Afrikaansclie werelddeel,
het begin dezer maand was Paul
hanel) voorzitter der Fransche Kamer,
■j st van den resident-generaal van Ma
rio,, Lyautey, te Casablanca. ..Gij hebt
.■o sprak de gastheer zijn bezoeker
- den bloei en luister van het Ame-
isclio Yerre Westen aanschouwd. Wat
I er ziet, zal een ander Yerre Westen
,i'-n. Bemerk deze stad, geheel uit één
lotseling neergezet: ontwaar den aan-
g van een ras, dat uitvliegt vol kracht,
i ld door moedig geloof, blijde in zijn
ipingsverrnogen."
't wijde armstrekking vermocht gen.
iiitey zijn woorden te bevestigen. Casa-
ca, liet morsige Moorsche gat vangis-
recds gegroeid tot een klein Algiers,
spoorweg naar Fez in vollen aanleg,
landerijen der Marokkaamclie lioog-
kt.e begiftigd met bevloeiingswerken,
straks toomelooze bevolking, nu de
derheid der Fransche krijgslieden er-
ii-nde, begeeft zich stam na. stam tot
werken des vredes.
gelijk Marokko opkomt door het
i -cli bewind, zoo geschiedt het in Tu-
Dahome op Madagascar, in Achter-
De onmetelijke Soedan en de Sahara
zich voor de Fransche ontsluiters.
de koloniale politiek van alle vol-
•ok haar schuldzijde hebben, die der
chen heeft de kleinste, de minst don-
IIoc los en i.i cl el toch klinkt het
i' uit, dat men tot wee wordeus toe
opvangen, over achteruitgang van het
em' 'volk. Waar wijst men een volk
■li zoo wonderlijk wist te her-
i een verpletterende ramp als
Ie1 list 1 Si 7 Duit e.h Uuiri we undo
nietige! te hebben, maar thans, na
jaren, zou Duitschland een scliik-
,et Frankrijk gaarne begeeren. Doch
ok wenscht niet mee te huilen met
e li in het bosch en houdt zich
op een afstand. „Frankrijk
ond in zijn mooie hoek La France
l'Europe" is 't verplicht aan
f en aan de overwonnen of ver-
- volken van Europa, nooit en nim-
- te wankelen en over te hellen naar
jdo der verdrukkers.'' En waar is 't
welks ingezetenen zulke zware lasten
■tl ter handhaving van zijn weerbaar-
Of waar het land, dat geldelijk zoo
'ig staat? Waar het volk, dat zoo
li brak met liet clericalisme on af-
dien benauwenden druk? Of waar
men een land aan, dat, zelfmarteling
spijt, den moed ha 1 teil aanscbouwe
smalende vijanden zich zedelijk zoo-
- te zuiveren als Frankrijk deed in
a gen vail Dreyfus?
1 n vraagt men naar versche blijken
Frankrijke grootheid in den vreed-
.'•u arbeid en fijnen kunstzin. Wie te
1 geweest is, heeft erkend, dat Frauk-
daar niet met een afdeoling uitkwam,
er een heele tentoonstelling bood
iiéwondering van de wereld. En thans
i ipzig, in het hart van Duitschland,
a Frankrijk op schitterende wijze, wat
vermag in de kunst van het boek.
tot leering ook van onze landgenoo-
die zich oververzadigeu aan Duitsche
produ den en den weg naar de kleur-
Fraiische markt vergeten zijn.
er rakgji wij een plek aan, die ons
i zee» vhinderlijk is. De Nederlanden
den van oudsher behoord tot den West-
"peesohen beschavingskring en daarin
('(■re een eig-en Nederlandsohe plaats
eed. Heden ten dage zijn zij afgezakt
den Duitsclien en wel zoo diep,
zo erin ondergedompel I zijn en van
zich zelf een treurig beetje hebben over
gehouden. Het verschijnsel is bekend en
lied duizend voorbeelden uit eiken tak van
bedrijf en studie toe te lichten. Onze taal
h er hopeloos door bedorven en zelfs de
schrijvers, die op keurigheid acht geven,
'joorplakken hunne zinnen plompweg met
Duitsche woorden. Wel zijn er in den laat-
sten tijd onder de leiders van het Alg. Ned.
Verbond, nadat men zich veel te buiten
sporig tegen hetgeen van Franschen oor-
sfrong scheen, geweerd had, stevige be-
'1 'rr van de invretende verduits ching
-• ati!» maar h'wivckt z dal men
'e lang gemard heeft. Het is in Neder-
1 - -cuaiiund gu.- chl, dal men
'ig komt i rafreoh-
mt aan
Diuit-
;e der-
la nd hier en daar tenminste nog een tikje
weerstandsvermogen, een straaltje eigen
waarde, in Vlaanisc-h-België wringt men
zich niet huid en haar in den Duitsclien
zak. Als wij ons nog herinneren liet Nederl.
Taal- en Letterkundig Congres van 1906
te BrusselI Wat voor dwaze vijandigheid
vernamen Wij er tegen Frankrijk, van welk
een dolenden Nerierlandschen geest wa
ren wij er getuige en hoe vastberaden
was de stemming er voor Duitschland.
Sindsdien is wij erkennen dit gaarne
door toedoen der wakker geschudde
gezagvoerders van liet Alg. Ned. Verbond
de Duitsche wind eeu weinig uit dg
zeilen genomen van het Nederla.ndsclie
vaartuig en heeft de Kon. Ylaamsclie Aca
demie door het uitschrijven van een prijs
vraag aangaande de meest voorkomende
germanisme n bij Nederlandsche schrijvers,
lillik gf'gcven dat zij voor het gevaar niet
meer blind ismaar liet staat bij ons
vast, dat zoo men in Noord en Zuid geen
meerdere belangstelling en toegenegen
heid voor Frankrijk betoont en de oude
banden slap laat hangen, men zich be
rooft van een groote kracht tegen de over-
strooming uit het Oosten. Vandaar ook
dat wij in dit overzicht, hos uiterst vluch
tig het moet zijn, eens een woord gezegd
hebben over Erankrijks waarde.
Ch. F. Ha je.
Binnenlandsch overzicht.
O u d e in ocratisch en onlibcra a 1.
Ziedaar wal mij naar het hoofd is ge
slingerd. I; Redactie heeft de verdedi
ging" reeds op zich genomen. Maar ik ge
voel de verplichting zelf ook een woord
te zeggen.
Wie verklaart ofschoon behoorende
tot de vrijzinnig denkenden - geen aan
hanger te zijn van een der liberale of vrij
zinnige fracties, behoeft daarom nog niet
te worden gekenschetst als „onliberaal".
Tliorbecke heeft eens verklaard niet tot
de liberale partij te behooren. Toch heeft
daarom nooit iemand aan Thorbecke's libe
raliteit getwijfeld.
Wie verklaart wel democratisch te ge
voelen, in den besten zin van liet woord,
maar geen vrijzinnig- of .sociaal-democraat
te zijn, verdient daarom de benaming „on
democratisch" nog niet.
Weer wijs ik op Tliorbecke, die den „de
mocraat" niet uithing, maar in wiens „His
torische Schetsen" de wondeplelt van onze
samenleving toch is blootgelegd. „Persoon
lijk stands voorrecht." zoo schrijft hij
„heet afgeschaft, opdat aan bekwaam
heid en verdienste hare natuurlijke baan
worde geopend, maar een op bezit van
uitwendige goederen gegrond stelsel van
voi rrechten komt in de plaats."
indien dit geen democratie is, wat is
hot <Uui wol. Prof. Treub heel't in „Vrij
heid e ïi Democratie" die woorden
aangevoerd, als bewijzende Thorbecke's de
mocratische gevoelens.
Maar ik wil dan ten genoegen van de
beoordeelaars wel verklaren, dat wat in
liberalisme me aantrekt juist zijn de
groote ideeën van het midden der vorige
eeuw, gelijk ik liet in het overzicht van
2 Mei aangaf.
In de democratie stel ik op prijs
de behartiging van de belangen van den
vierden stand, die door de groote liberale
voorgangers van het verleden niet werden
verwaarloosd, maar voorbijgezien. Dat ik
de uitwassen bestrijd, is ook verleden week
void oende gebleken.
Zonder twijfel voel ik dus èn liberaal
èn d e m o c r a t i s c h, maar ik ben niet ge
neigd geknecht te worden door partijleu
zen. (lok in poli ti cis, gelijk in de kerk,
ben ik ongeneigd te gelooven q u i a a b-
s u i d li m.
Wie dat afkeure, laat hij liet afkeuren.
Maar laat hij tevens erkennen, dat de taak
van „Beobachter" moeilijker is dan die
van vaandel-volger.
in mijn eerste „Binnenlandsch Overzicht"
lieh ik mijn gedachten over „nationale
politiek" neergelegd. Ik heb toen toege
juicht, dat Minister Cort van der
Linden gezegd* heeft, niet te steunen op
de partijen, maar op de algemeene opinie
van het land. Ik was daarmede tevens
in de lijn van liet program, dat de Redac
tie van „Het Midden", thans tijdelijk op
genomen in Tiet B 1 oemendaalsch
W eekblad, zich heeft gesteld en waar
van één punt luidt: „krachtig opko-
ni e ïi v o o r de eenheid v a n alle g e-
le dingen van het Nederlands c li e
v o 1 k s 1 e v e n."
Daarom kan van mij1 niet gevergd worden
een optreden als partijman.
„Ja, ik ga verder: alle gezindten,
„alle richtingen, alle partijen en
„alle strevingen, die waarlij'k
„één zijn met de nationale een-
„h e i d zullen (in mij) een eerbie-
„d i g to e hoorde r, een o n beva n g e u
„b e o .o r deel a a r v i n d e n."
Dat behoort ook tot het program, dat
ik zooeven noemde, en ben ik dus Van
den beginne in de lijn geweest, die ik
mij voorgesteld had te volgen.
A n e r k e n n u n g was naar Goiethe
zeide het kenmerk van ware liberali
teit, waarmede het overzicht van 14 da
gen geleden eindigde.
Te voren schreef ik ook
„Het streven van elke partij is hare be-
„ginselen te doen zegevieren in de wetten,
„die het geheele Volk beheerschen. Poli
tieke kunst is clat gedaan te krijgen, het-
„zij als meerderheid, hetzij „op' de brug",
„hetzij, als minderheid door gebruik te ma-
„ken van politieke' momenten. Dat leidt
„er toe de partij voor het vaderland aan
„te zien. In Engeland heeft men dat gevaar
„gezien en brengt de parlementaire ge-
„woonte mede te spreken van „His Majes-
„ty's most loyal opposition". Ook de te
genpartij van de regeerende meerderheid
„gevoelt dat zij voor den algemeenen gang
„van zaken verantwoordelijk is en alle ver-
„schil kan vergeten voor de algemeene
„zaak."
Maar laat ik niet verder citeeren.
Ik ben mij bewust, dat het program,
(hit ik volg, hooger staat dan een partij
rog r a m.
Hot vaderland gaat boven de partijen,
ant een partij kan nooit meer zijn dan
iddel. Geen partijman zal dat durven
tegenspreken in het openbaar, of hij moest
behooren tot de „vaderlandlooze gezellen".
Wie hieruit zou afleiden, dat ik, als
het noodig was, niet krachtig zou kun
nen opkomen voor de staatkundige begin
selen, die ik ben toegedaan, zou zich in
derdaad vergissen. Maar op het oogen-
blik zie ik daartoe de noodzakelijkheid
niet in. Wie zich gelijk ik - links
bevindt van de groote scheidingslijn, die
ons volk in twee gedeelten verdeelt, kan
op liet oogenblik tevreden zijn met de over
winning in '13 behaald. Het is krachts
verspilling een tegenpartij a.an te vallen,
die de rol van minderheid vervult.
Er is nog een opmerking te maken. Som
migen mijner lezers hebben zich eenigszins
ge.-tooten aan een ironieken of sarcasti
sch en toon, door mij aangeslagen.
Ik vraag: geven ook de verschijnselen
op het gebied, dat ik betreed, daartoe niet
dikwijls aanleiding'?
Wie kan 40 jaren meeloopen zonder zon
derlinge tegenstrijdigheden te ontdekken,
zonder meermalen te twijfelen aan de recht
vaardigheid van wat hij ziet gebeuren?
En indien beurtelings het liart of de geest
daardoor worden getroffen, ontspringt de
ironie o" het sarcasme. Ironie toch is de
uiting van een gewond hart, sarcasme van
een gewonden geest.
Naar Beets' voorschrift toets ik wat ik
las en bestudeerde aan wat ik zie gebeu
ren. Dat is de beste wijze om de waarheid
te benaderen.
Waarom het ,ons bij slot van rekening
dan toch te doen moet zijn.
Op den spiraalweg, door elk volk moei
zaam betreden, verschijnen fata mor-
g a n a. Elke partij heeft de hare. Wie in
eenzaamheid dat alles beschouwt, vraagt
zich af: mag de eenheid des volks daar
door worden verbroken. Voorzeker niet.
Daarom is de hoogste staatkunde geen
part.ijpolitiek, maar omvatting van
het g e h e e 1.
En daarop meen ik mij te hebben toe-
gelogd.
H. A. Ritter.
r) Ik verwijs daarvoor naar mijn verkiezingsstuk,
dat in „Het Midden" van 31 Aug. 1913 geplaatst
werd, ouder den titelDe nederlaag der geveinsden.
Letteren en Kunst.
Tooneel te Wiesbaden.
3) (S 1 o t).
I>e „Parsifal", „Biikuenweihfestspiel"
van Wagner, wordt, nu hij „vrij" is in
bijna alle eenigszins groote steden van
Duitschland gegeven. In Wiesbaden, in het
door den keizer rijkelijk gesubsidieerde
theater der „Köiiigliche Schauspiele", was
de opvoering grandioos. Niet zoo zeer vo
caal als wel wat spel en „Ausstattung"
betreft. Wat bewegen die niensohen prach
tig, hoe stijlvol zijn hun gebaren! Elk wil
lekeurig oogenblik ziet men een schilderij.
De „Charfreitags-zauber" is ook wat
de muziek betreft van eene groote
ontroeringook de doop van Kundry door
Parsifal, „den reinen Tor", die nu we
tend is geworden (na Kundry's kus. Vgl.
Adam nadat hij Van den appel van den
boom der Kennis heeft gegeten). Alen kent
het schoone verhaalAmfortas, koning dei-
Graalridders, heeft, in Klingsors toover-
tuin gekomen, verleid door Kundry, die
nares der Grootridders, doch tevens in de
macht van den boozen toovenaar Kling-
sor, gezondigd. Klingsor heeft hem toen
zijn speer, de speer, waarmeê Christus ge
marteld is geworden, .ontrukt en heeft hem
wonden toegebracht, die niet geheeld zul
len worden vóór een „reine Tor" de speer
terugveroverd zal liehheu en hem daar
mee aanraakt. Parsifal verschijnt in het
gebied der Grootridders en doodt daar een
zwaan, wat een doodzonde is. Dioor Gurne-
mant, één der ridders, daarop opmerkzaam
gemaakt, verontschuldigt hij zich door te
zeggen, dat „hij dat niet wist". Amfortas
verricht den dienst van den heiligen Graal,
onduldbare pijnen lijdend. Niets kan zijn
pijn verminderen, noch baden, noch Arabi
sche .zalf. Parsifal ziet stom verbaasd toe.
Dwalend komt hij (in liet tweede bedrijf)
in Klingsors toovertuin, waar prachtige
bloemen zijn en „Zaubermadchen", schoo
ner 'dan bloemen, die hem trachten te ver
strikken. Ook Kundry, die hem kust en
omarmt; maar denkend aan Amfortas en
en diens kwellingen, weerstaat hij haar.
Klingsor wil hem treffen met zijn speer,
maar Parsifal maakt, het teelten des krui
zes en de speer blijft zweven boven zijn
hoofd. Hij grijpt die en keert er meê in
het gebied der Graalridders terug. Ten
slotte, wanneer Amfortas voor de laatste
maal de IT. Graal zal onthullen, ter ge
legenheid van den lijkdienst voor zijn ge
storven' vader Titurel, raakt Parsifal hem
aan met de speer en zijne wouden zijn
geheeld.
De toovertuin van Klingsor was schit
terend. Met echte bloemen en struiken,
die men ruischen hoorde. Daar zit iets
bedenkelijks inHet laat geen ruimte voor
de phantasie, het is onromantisch.
Feitelijk is het een naturalistisch begin
sel: In Klingsors toovertuin werd de na
tuur haast geover-natuurd. Maar, doet men
dit eenmaal wat een schat van geld
kost dan ook maar zoo volmaakt mo
gelijk. En wat dat betreft is in Wiesbaden
het hoogtepunt wel bereikt!
Verder zagen wij in het theater der „Kö-
nigliche Schauspiele" oftewel het Stadt-
theater de „première" van „Der einsame
Weg" van Arthur Schuitzier. Dit is een
merkwaardig geval van nevrose, .ovér-cul-
tuur en aanvaarding daarvan. Niet voor
niets is Schnitzler psychiater (te Wee-
nen). Laat mij uitdrukkelijk zeggen, dat
ik hiermede volstrekt geene misprijzing be
doel. Ik vind Schnitzler verrukkelijk, de
meest geraffineerde schrijver haast, dien ik
ken. Zijne nuances zijn rag-fijn, schijnbaar
luttele gebeurtenissen zijn, in zijn spheer
geheven, van overgroote beduiding! En dat
is zoo, ook in het leven van zenuw-fijne
mensclien. Laat mij dit eens aldus bewust
maken: Wie bedenkt dat gestage hysterie
smart-voller is dan twaalf bevallingen?
Door hysterie gaat Johanna Wegruth (in
„der einsame Weg") ten onder, omdat zij
door Stephan von Sala, die een ongenees
lijke kwaal heeft, ten huwelijk wordt ge
vraagd. Zij verdrinkt zich in den vijver
in zijn tuin na een nacht van wederzijdsclic
liefdebetuigingen, na eeu nacht, die niet
overtroffen kan worden. Dat doet zij niet,
omdat Von Sala ongeneeslijk ziek is, maar
omdat na 't Hoogste het minder-hooge door
haar niet meer gedragen kan worden. Ga-
briele Wegrath, Johanna's moeder, heeft
in haar engagement gezondigd met een
beeldhouwer, Wegrath's vriend Julian
Fielitner. Deze had het plan opgevat er met
Ga kriele van door te gaan; hij had dit ook
met Gabriele afgesproken, maar toen hij
voor het beslissende oog-enblik stond, be
greep hij dat hij aan zijne kunst, aan
zijne persoonlijkheid verplicht was, onge-
ketend, vrij te blijven en hij vlucht. Dit
zegt hij later zonder schaamte, in het volle
bewustzijn van zijn recht aan Gabrieles
en zijn zoon Felix. Hij doet dit aldus
Ilij toont aan Felix het portret van zijné
moeder, door hem vervaardigd en Felix
ziet aan de oogen op het portret, dat zij'
den schilder vóór haar moet hebben lief
gehad. Julian zegt tot Felix: „Men
vergeet allicht, en dat is onwijs, dat. moe
ders en zusters ook vrouwen zijn." En
Felix begrijpt, al vergeeft hij niet het ver
laten van zijne moeder, dat Julian liem
later bekent. En daarom zal hij méégaan
met Stephan von Sala,die eene verre,
gevaarvolle expeditie gaat ondernemen, al
breekt Felix daardoor haast het hart van
zijn vader, die niet zijn vader is, van
Wegrath. Als zijne zuster Johanna zich
echter verdronken heeft en Von Sala zegt-,
dat hij haar „gevraagd" heeft om een gril,
niet uit liefde, zoo maar, werpt Felix hem
in het gezicht, dat hij ongeneeslijk ziek
is en wel niet meer levend terug" zal ko
men vain zijne expeditie en Von Sala zegt
koel en onbewogen tot Fielitner: „Hij
heeft meer „Haltung", je zoon, dan ka
rakter." Felix werpt zich in de armen
van zijn pseudo-vader Wegrath en blijft.
Zóó ongeveer is het gebeuren in dit
spel van nevrose, in dit spel, waar ieder
der personen als in het leven zijn
weg, door niemand geheel begrepen, gaat:
„den einsamen Weg". Ik zeg: zóó onge
veer, want wij zaten achter in de
zaal en er werd wat vreemd is voor
Duitsche acteurs slecht gesproken,
De tooneelspeler, die voor Von Sala speelde,
wilde zóó veel „stemming" maken, dat hij
(ongearticuleerd) fluisterde, waardoor hij
liei misnoegen der achteraanzittenden
wekte, die „laut-er" riepen en floten. Flui
ten het is geen „oratio pro domo"
is zéér geoorloofd, waar bijval-betuigingen
door lianden-klap gebruikelijk is. Maakt
men zijne adhaesie kenbaar, waarom zou
men dan ook niet het tegenovtergestelde tot
uiting mogen brengen
E d m Oi n d X i s s e r.
Erratum: In mijn artikel in het vorige
nummer heeft u gelezen: „Zij deed dat
tamelijk beschaafd in haar stad: nu va.n
een kleine „Schwips"." Dat is malligheid.
Er stond in de copie natuurlijk in plaats
van stad: staat,.
Amsterdamsch Tooneeloverzieht.
10 April tot 10 Mei.
Bij Royaards' afdeeling I „Die Sabijn-
sclie Maagdenroof", een oud paardje van
Frans en Paul von Sohönthan, door onzen
Pisuisse opnieuw getuigd en geroskamd.
Het „doet" 't nog wel, vooral in zoo'n
voortreffelijke voorstelling als Royaards
vermocht te geven. Dadelijk bij het op
gaan van liet scherm al mevrouw Buder-
manZij „vult" het tooneel, „de inzet"
plast de zaal in, wij zijn al dadelijk in
de stemming Eu dan Jan Musch als die
heerlijke „ScJimiere" Emanuel Striese. En
AVillem Royaards als fijn geaccentueerde
professor Gollvjitz. Maar ééne op
merking, eerie opmerking, die bij opvoerin
gen van andere gezelschappen door mij
niet eens geuit zou worden dan kon ik
aan de gang .blijven - -Hier had of Musch
naar Royaards toe moeten spelen öf