sl SANTE,
DKHUIZEM Go,
let Bloemendaalsch Weekblad
len Endt
I/VERS Zk
POORT.
Mi. M. VAN PEi
en Daal", geduid
ANG- KOSTEL
TEL: INT. 555
05.
H AAR',E
costumes.
imrokken
Qekleede Blouse
=srgra.clrt 50.
JDEAUX WIJNEN
iEAUXWIJNEN.
INE WIJNEN.
MOEZEL WIJ NEI
inlandsch Gedistilleerd.
lemendaalsche
en Puibewassch
GBEM80IJK
zijn „Insulind
lalsche weg 80,
egenover het Postkan
J. A. VAN 't
apper.
LEVERLAAN i
Hoogst hygiënis
Buitenlandsch Overzicht.
Binnenlandsch overzicht.
A^WUTHRICf
f-VERWAR M'ft
DGNACHANDEL,
gel Ao 1795.
TELEPH. No. 30
L E M, Burgwal 31
HOON 1091.
ERVEEN, AERDENE
en HEEMSTEDE.
het schoonmaken van
enz., zoowel van binn
I van Winkelpuien, W
r week, om de veertien
<e conditiën. Gratis prijsoi
;rken
nt
Select
Triumph
Labor
Uiltjes
Charmant
van ZATERDAG 30 MEI 1914.
TWEEDE BLAD.
veekljl. is tijdelijk opgenomen HET MIDDEN)
3 C
Rostand
Onze Koloniën
Herms. deToléd-
Flor de Rosen*
Spinosa
fken.
e merken Cigaref
Aanbev.e1' ind,
tlectrische Tram)
li
bel als oorkonde van de opvoeding
enschheid tot het leven met God. 9
heeft, vaak geklaagd over, gespot
inenschelijke voorstellingen, welke
bijbel gevonden worden van God.
een onwaardige voorstelling, zoo
ni'-it, wanneer van God verteld wordt,
Hj wandelde in den hof; wanneer
de geschiedenis van den zondvloed
het berouwde Hem, dat Hij de
-eken gemaakt had," enz., enz. Het
mde is echter het ergste nog niet;
lies is misschien nog' als beeldspraak
vatten, waarin diepe en ware ge
iten kunnen liggen. Erger is het, wan-
van God verhaald wordt, dat Hij van
ham verlangd heeft zijn zoon te slach-
'u te offeren, of dat aan het volk van
1 bevolen wordt om zonder pardon de
t.ers van liet, land met liet zwaard
1 rooien. God wordt liier gelijk ge
le aan een Oostersch despoot, voor
v 1 menschenleven niet telt. Staande
lie feiten, kunnen wij dan nog vol-
d* 11, dat God in den Bijbel tot ons
'i kt, of door de personen der profeten
Israel gesproken heeft'.' Moeten wij
veeleer toegeven, dat hier menschen al
irmschelijk spreken van hun God?
Mineer wij. ons alleen houden willen
datgene, wat de profeten des. O. T.
(rod gezegd hebben, dan kunnen wij
maai- niet zonder meer verklaren, dat
loor hen gesproken heeft. Wanneer
door menschen spreekt, dan is dat
r niet zo.o te verstaan, dat zij namens
-preken, evenals een minister spreekt
ns zijn vorst, zoodat wij in elk woord
den profeet de stem van God zouden
11. God heeft veel meer gesproken
hun gansche persoonlijkheid, door hun
kter en leven, door hun daden en lij-
Door dat alles hebben hun tijcigenoo-
len indruk ontvangen, althans kunnen
tuigen: God zendt Zijn boodschap tot
c' ror hen. Het is .niet zoo, dat hun
ellingen altijd dezelfde zijn als de
ook niet dat wat zij gesproken heb-
111 gelijke mate geldt voor onzen tijd
voor den hunne. Maar dit. wordt clui-
uit alles wat zü g'eweest zijn en
an en gesproken hebben: in het diepst
hun zipl hebben zij iets beleefd, waar
zij niet zwijgen kunnen. Hun geweten
ingegrepen door een macht-, die lien
weer loslaat en dringt tot spreken,
al is hun spreken slechts stamelen,
hen allen geldt meer of minder liet
•tl va.11 een hunner: „Heer, Gij liebt. mij
reed. en ik ben overreed geworden, Gij
mij te sterk geweest en hebt over-
lit." Niet zonder reden hebben de pro-
liun boodschap, waarmee zij de
111de natiën of hun eigen volk Gods
■len aankondigden, een „last" ge-
1. Als een last drukte die boodschap
mie ziel en zij moesten zich van
ontdoen, wilden zij -zeiven er niet
bezwijken.
geschiedenissen van den bijbel," .de'
1 zelf, aan welker naïeve of barbaar-
voorstellingen menigeen aanstoot,
ut, komen toch in een ander licht,
wij ze lezen met de gedachte, dat zij
breven zijn door mannen, die zich ge-
gen gevoelden nader te brengen tot
Wiens heiligheid en majesteit zij in
hart en leven gevoeld hadden. En
wij ons verder niet blind staren op
le woorden en daden, maar letten op
lersonen dor profeten, zooals zij daar
in het milieu van hun tijd en zien,
zij beheerscht en verteerd worden door
éne groot e gedachte van den levenden
te willen dienen, dan ook kunnen
tot de conclusie komen: God heeft,
hen gesproken tot de kinderen van
tijd. Te meer gaan ons daarvoor de
n onen, als wij den innerlijken samen-
11, waarin deze profeten met elkaar
,00 verschillend zij mogen zijn in
ven en levensloop, in persoon en
U tocli neemt een ieder van hen
S'|-: van zijn voorganger weer op,
toest mden en gebeurtenissen van
dat iscli,en. Daarbij leert ieder
God.' van een nieuwe zijde kennen,
er z .1 aanschouwen de grootheid
venLeid van hun God, des te beter
1 zij, dat Hij de hulp en het zwaard
schen niet ncodig heeft om Zijn
andhaven.' Zij zijn niet moede ge-
hun volk in te scherpen„Wie
'e do-et, heeft het 1-even" (in hun
■er dan een tarn zedepre-ekjeil).
is dat goede? „Wat eischt de
u dan recht te doen en welda-
lief te hebben en ootmoedig te
met uwen God!" (Micha 6 8).
11 wikkelingsgangwelken het volk
i onder leiding van zijn profeten
heeft, ligt- de zichtbare bedoe-
het te brengen tot het leven met
,et ligt niet aan de profeten zoo
niet is bereikt,
zou dat alles voor ons vain wei-
ekenis zijn, als er niet op volgde
eis beschrijving van Jezus. Jezus
Vzijn prediking niet alleen -de ge
le i er profeten weer opgenomen, maar
lansche leven is er de verwerkelijking
ii hem heeft, God Zijn laatste woord
-keil tot het Israëlitische volk en
it laiatst-e wo.ord is eerst de diepste
al het voora-fgesprpkene ontdekt.
Maar dut niet alleen: Jezus Christus is
Gods Woord voor de menschen van alle
tijden. Door hem komen wij individueel
tot het leven met en in God. Hoe? l)at
is een vraag v m belang, waarbij wij wol
eens even mogen stilstaan.
Wanneer wij het X. T. lezen, bemerken
wij, dat er voor vele eeuwen een mensch
geweest is, die de Messias van Israel
wilde zijn en door zijn eigenaardige opvat
ting van liet Messiaansche werk zich den
haat van zijn volk op den hals gehaald
In el'l, aan het kruis geslagen en toch ge
storven is in de zekerheid van overwon
nen to hebben. Deze dingen laten ons,
als wij niets meer van hem zien, vrij on
verschillig. Opmerkzamer worden wij daar
entegen zoodra wij voelen wat liet betee-
kertde, dat een mensch de Messias van
Israel zijn wilde. Zulk een mensch beeldde
zich noodzakelijk in, dat zijn bestaan en
werk de werel-d voleindde, dat liet. doel
van Gods schepping aan zijn persoon ge
bonden was. De levensenergie van zulk een
mensch dwingt ons bewondering af, maar
als zijn denken staat onder het juk van
een waan, als hij vatbaar is voor en jaagt
naar menscbelijke eer en ma-clit, dan is
liij een dweper, zooals er zoovelen geweest
zijn. De overlevering meldt ons van Jezus
het tegendeel. Zijn woorden zijn nuchter
liij wil uit- en van zichzelf niets maken,
hij is niet revolutionna.ir in politieken zin,
maar hij wekt den indruk van te zijn
een nederig, ootmoedig mensch. Als Jezus
slechts het Mess las ideaal van zijn volk
had willen verwerkelijken en met zijn stre
ven zich geplaatst had in -de geestelijke
sfeer van zijn volk, dan zou zijn Messias-
zij.n niets merkwaardigs zijn. Wjant het
is zeer goed te verklaren, -dat te midden
van -een volk, dat zoo; in zijn gods-dienst
leefde als het Israëlitische, een hoogbe
gaafd mensch opstond, die zich geroepen
gevoelde om te verwerkelijken het -,do-el,
waarnaar alle verlangens uitgingen. Maai
bij nader toezien bespeuren wij, dat Jezus'
streven en wil geenszins een vrucht is
van de joodsclie Messiasverwachting. Met
zijn werk staat liij boven alles, wat in Israël
als het hoogste goed gedacht en verlangd
wercl, in het zekere bewustzijn va,n veler
hoop op dit punt te zullen teleurstellen.
Zeker, Jezus heeft ook gemeend, zooals in
Israël van den Messias verwacht werd, dat
aan zijn persoon het komen van het Gods
rijk en daarmee de voleinding der wereld
gebonden was. Maar daar is bij hem geen
spoor van politieke idealen, v;an opwek
king tot gewelddadig ingrijpen. De beslis
singen, waartoe hij de menschen brengen
wil, betreft, hun eigen innerlijk leven, want
onder het koninkrijk Gods verstapt hij Gods
heerschappij over -den mensch in zijn in
nerlijk leveh en zijn omgang met anderen.
Tot het, koninkrijk Gods, zooals liij het
bracht, behooren alleen die menschen, die
aan God zich volkomen onderworpen heb
ben in grenzenloos vertrouwen op Hem en
in onbegrensde liefde tot den naaste. Dat
deze heerschap-pij 'in hem absoluut wias
en in de weinige menschen van zijn naaste
omgeving begon te kiemen, daarin zag Je
zus het einde aller dingen.
E. H. Wier inga.
Vgl. W. Herrmann, der Verkehr des Christen
mit Gott, blz. 4.5160.
(Wordt vervolgd.)
D;e Nederlands,olie officieren in Albanië.
Zij hebben deel in den roep- v-an flink
heid, die van ons volk uitgaat sedert ko
ningin Wilhelminai verkondigde-, dat ons
volk groot moest zijn in de dingen waarin
het groot kon worden.
Hun daden worden alom met de uiterste
oplettendheid gevolgd. Hun leven verkeert
niet zonder -ge-vaar in dat wilde land en
een hunner, de majoor Snellen van Vol-
lenhove, heeft reeds -een verwonding mee
genomen. Z,oo op-eens uit een ka-lrn gax-
nizoensbestaan zich over te werpen in
het strijdgewoel van ruwe krijgslieden, van
wier geaardheid men niets wist en wier
woonstreken de onherbergzaamste waren
van li-e-el Euro-pa, is al een kloek stuk op
zich zelf. Aan. waarschuwingen om niet
te gaan, heeft het geenszins ontbroken.
D-e weer ontwaakte ondernemingsgeest der
Nederlanders zoo werd betoogd
moest niet verspild worden voor een ge
heel vreemde zaak, een zaak bovendien,
die géén toekomst hald. Nederlanders en
Albanee-zen, wat wals dat. voor een vreemde
ongelijksoortig© koppeling. En wie waren
er Albaneezen in Albanië? Men had er
M'irdieten, Malissoren, Goloibrdieten, een
rommelzoo van stammen, waarbij vergele
ken de niet te tellen -bieten en -kieten uit
het bij bels che land Kanaan nog" een rnjo-
del van nationale eenheid zouden vertoond
hebben. Europa had zich op aandrijven van
Oostenrijk, Italië en „ook van Engeland
vermaakt om Albanië, dat louter een geo
grafisch begrip was, samen te plakken
tot een staat of zooiets. Hetgeen was en
bestond: het Turksche Rijk in Europa,
waardoor Albanië al eeuwen lang over
eenkomstig zijn behoeften geregeerd was,
lieten de Mogendheden ten onder-gang nei
gen. De chaos, die nu ontstond, gaven
zij de voorkeur. Er werd goedgevonden,
dat zekere Ismail Kemtal en een paar do
zijn op zijn Westerscjh aangek leed e lieden
uit Albanië bij kris en kras zwoeren, dat
er zonder veel moeite een Albaneeseli volks-
baksel kant en klaar uit den oven zou
worden geschoven, terwijl een andere ze-
kerling, Essad, die naiaim had ge-maakt door
vuig verraad te-gen de heldhaftige Turk
sche verdedigers van Skoetari, zich vinden
liet om met een stuk of wat van zijn sujet
ten, den prins van Wied den vors te-lijken
troon van Albanië aan te bieden, welke
troon een wrakke stoel bleek te zijn in
het eenige niet geheel bouwvallige huis
van de verloopen havenstad Durazzo. In
middels waren de eerste Xederlandsche of
ficieren aangekomen om een politiekorps
te recruteeren uit prachtig rooversmate-
riaal.
Vorst. Willem, zelf een Nederlander van
moederszijde, kon dadelijk met de onzen
goed overweg. Hij vormde trouwens met
hen en do Duits che, Oosfcenrijksohe en Ita-
liaansclie be eren vpn zijn gevolg de -eenige
fatsoenlijke groep tussohen een schaar van
geheimzinnige s-luwe wildemannen. Hij trad
echter niet op met die stevigheid, welke
ilatuurmensclien ontzag pleegt in te boe
zemen, en Essad zag hij te zeer naar de
(logen, ten minste -a.ls liet waar is, dat de
vorst om dit jaloors.che heerschap te be
vredigen, de handelingen van onzen majoor
Thomson, dien hij gevolmachtigd had om
met de Grieksche Epiroten in Zuid-Albanië;
een vergelijk te treffen, zou hebben verloo
chend. Intusschen blijkt, uit het- opdragen
van zulk een volmaiöht, dat men onze of
ficieren dingen liet verdichten, waartoe zij
volstrekt niet aangesteld waren. Hier kwam
bij, dat zij door de matolit der omstandig
heden gewikkeld werden in de partijschap
pen van Essad en de andere aanzienlijken,
die naar Durazzo waren getogen om daar
eens naar hun aard den boêl flink op
stelten te zetten. Het is ze-er moeilijk, en
wij zullen dit ook geenszins onderstaan,
te beoordeelcn of hier door onze landlied-en
strikt correct gehandeld is. Wel kan men
bezwaarlijk gëlooven, dat de knaphandig
volbrachte verwijdering van den stoke
brand Essad den toestand geklaard zou
hebben. Voor dezen tien andere trotsche e-er-
zuchtigen. Tegen de Grieken in Epirus Wil
len de Albaneesdhe gendarmen nog wel wat
vechten. Maar het is kennelijk, da.t zij niet
te bewegen zijn om stand te houden tegen
de insurgent-en, die uit hei achterland op
Durazzo aanrukten en toen wij dit schre
ven te Tirana, op slechts 35 K.M. van
D-urazzo gelegen, een voorloopig bewind
had-den gevestigd.
Dieze insurgenten zijn Muzolmans-che oor
logslieden uit het hart van Albanië. Hun
godsdienstige dweepzucht is opgezweept en
men moet aannemen, dat zij door Turken
worden aangevoerd* In Januari j.l. vestig
den wij de aandacht op de geheimzinnige
reis van den Jongturkschen veldheer lz-
zed naar het binnenland van Albanië -en
waagden wij -de gissing, dat zoo eenige
onderneming daar te lande kans had, het
er een moest zijn, die geleid werd door
de mannen van liet Jonge Turkije, die voor
waar getoond hadden, hoe men met de vech
tersbazen van Albanië behoort om te gaan
en voor wie onder hen het noodige respect
bewaard was. Toenmaals wist gen. D-e Veer
een aanslag van Turksche soldaten, die
over zee huiswaarts keerden, op de haven
plaats Valona. t-e verijdelen. Maar men is
niet bij ma-chte geweest de bedoelde
Turksch-Albaneesche beweging in liet ach
terland te stuiten -en lieeft maar liever
niet daarop- gelet. Thans heeft -deze bewe
ging een forschen sprong vooruit ge-daan
en als vorst Willem Durazzo moet verla
ten, za.l -dat -de stoot -ertoe zijn. Die ge
vreesde Essad beduidde niets meer -en het
ware verstandiger geweest, wilde men van
hem afkomen, dat men hem had uitge
zonden naar de bovengenoemde Turco-Ah
bancezen, die lie-ni voor zijn verraad in
Skoetari zonder dralen zijn lo-on hadden ge
geven. Nu daarentegen loopt liij in Italië
rond en vertelt aan het Ita-liaansche pu
bliek, dat gretig naar hem luistert, welke
domme streken vorst Willem a.lzoo heeft
uitgehaald. Hier riaiken wij in -die bont
geplekte Alhaneesche quaestie een -eigen
aardige plaats aan. Die Italiannsche regee-
ring is verplicht den vorst van Albanië
de liand boven 't lioo-fd te houden. Het
Italiaanscke publiek zag hoe eer hoe lie
ver, dat het vorstendom er geweest was.
Oostenrijk wilde -een Albaneeschen staiat
maken óm de uitbreiding van Italië aan
de overzijde van de Adria. voor de toekomst
te versperren. Italië heeft toegestemd en
met Oostenrijk meegedaan, omdat het voor
eerst geen betere kans zag en omdat het
nu •eenmaal met Oostenrijk in één ver
bond zit. Diit is wa-t men lioo-ge politiek
- noemt. Miaar daarvan heeft het p-ubliek
geen begrip. Dit kan niet zoo gere-edelijk
inzien, waarom een regeering de liuik naar
den wind moet hangen. Het ItaJiaansche
volk hecht aan zijn verleden, dat van strijd
tegen de Oostenrijkers getuigt; het her
innert zich hoe liet kustland van Albanië
d,oor Italianen gekoloniseerd werdhet
beschouwt die streken als een -erfgoed van
Italië en vooral in dezen tijd, nu het. ge
prikkeld wordt -door grootheidszin, laat het
zicli door zijn regeerders niet zoo liclit tene-ar
h-et zwijgen opleggen.
Chr. F. Ha je.
De vrijzinnige staats- en maa-tsehaippijt-
bëschouwing schijnt, na, een tijd van lethar
gie, te gaan herleven. D-e stormloop van
'13 is daarvoor wel geen -geheel afdoend
bewijs. Want. dat was een plotselinge golf
beweging tegen een bewind, dat gewan
trouwd werd. Een ac u t e, geen constan-
te voortstuwing'. Maar thans gaan ook
de vrijzinnigen wapenschouwingen houden,
revues over hen, die zich in Nederland
vrijzinnig noemen. Naar -aanleiding daarvan
wilde ik het een en ander zeggen over het
liberale regeeringsbeleid.
Het hoofdkarakter vian het liberalisme
en dus ook van liet liberale regeerbcleid
kan worden weergegeven in deze twee
woordenv r ij zinnig en demper a-
t i s c h.
Wel te onderscheiden de liberale de
mocratie van d e a- b s o 1 u t e d e m o-
e rat i e, die het tegendeel van vrijzinnig is.
Terwijl het liberalisme zonder vrijzinnig
heid onbestaanbaar i.s.
Hoewel nu de liberalen iii Nederland op
het oogenblik verdeeld zijn in drie frac
ties, al naarmate de democratische kleur
meer of minder overhecrsc.ht, komt liet, zoo
wel tegenover de uiterste rechter, als te
genover de uiterste linkerzijde aanniet
op wat hen scheidt, ma,ax op wat hen
ver e en i g t.
Dp.t wil zeggen op dat, waf allen samen
houdt, die, zich, zonder te vervallen in
de excessen van de o n v e r m e n g d e d fi
rn o-cratie, bevinden links van de groote
scheidingslijn, waardoor ons volk in twee
deelen wordt verdeeld.
Hun vrijzinnigheid en democra
tie komen tot. uiting, vereenigen rich in
do handhaving van het moderne staatsbe
grip. Een staatsbegrip, dat scheiding-
maakt noch tusschen „geloovig" en ,,on-
geloovig," uo-cli tusschen „bourgeoisie" en
„volk."
Een staatsbegrip, dat li e t geheel om
vat en tevens daardoor, meer dan dat van
eenige andere partij inderdja,a,d natio-
ïi a a.l genoemd kan worden.
Zeer groot is liet aantal onderwerpen,
waarmede de staat zich heeft te bemoeien.
Uitgaande zoowel van rechten en verplich
tingen van liet- individu, als van wat Quack
„de gemeenschap" noemt, omvat de werk
zaamheid van den wetgever een uitermate
groot gebied. In onze samengestelde sa
menleving doen zicli duizenden vragen op,
geboren uit, gevolg van de aanraking tus
schen de personen en van de botsing hun
ner geestelijke en stoffelijke belangen.
En gelijk die samenleving feitelijk, in
laatste instantie, berust op geweld, dat
door meerderheidsbesluit vervangen wordt,
zoo ligt het ook in den aard der inensche
lijke natuur en in den aprd van vereeni-
g'ingen van menschen, hun eigen invloeds
sfeer zoowel geestelijk ais stoffelijk uit te
breiden ten koste van die van anderen.
Mant zoowel in geestelijken als in stof-
fclijken zin blijft de scherpe uitspraak dei-
oude Romeinen waarliomo hominis
1 u p- u s:
Maar ook als geheel zijn er voor de
natie levensvragen, wier oplossing aanlei
ding kan geven tot het voeren van een
partij-politiek, die zicli stelt buiten de be
langen van liet volk als geheel.
Meer dan eenige andere staatkundige
richting heeft het liberale .staarsbeleid lij
nen getrokken, die van algemeen i n-
z ie lit getuigen, en waarborgen bieden, dat
door goen tijdelijken waan de overlicer-
fcching van idee of kla-sse ten koste oi ten
nadeele van andere denkbeelden of klas
sen in de staatswetgeving, die voor a-lien
bindend is, wordt neergelegd.
In de 30 jaren, die in ons land onder
liberaal bestuur voorbijgingen, zijn alle be
lemmeringen afgeschaft, die in een vorig
tijdperk de rechten van leven -en beweging
van het individu benadeelden. En is de su
prematie van „stiapden" -en „kerkelijke rich
ting" boven anderen geknot of vernietigd.
Er zijn natuurlijk ook dwalingen begaan.
D-e kracht, die noo-dig was om te slagen,
dreef getuige de schoolstrijd nog
voort, huig nadat de overwinning was bo-
lia, aid. En het was in e li s c li e i ij k, dat
van den materia,listisclien geest, die liet
liberalisme omstreeks '70 tot '80 min of
meer kenmerkte, in de wetgeving' een weer
schijn was te bespeuren. Vanzelf riep dat
echter een reactie op, die haar lioogt-epunt
bereikte in liet. Kuyper-regime.
Aan den anderen kant heeft dezelfde
Kappeyne, die in den schoolstrijd uit
riep dat „de minderheden maap onderdrukt
moesten worden," toch in 1874 vastgesteld,
dat het eerste gede-elte van de taak van
den liberalen staat was afgeloopen en dat
nu voortaan de liberale beginselen: vrij
zinnigheid en d e m o c r a t i e moesten
worden toegepast op de verh oudiiige n
in de maatschappij'. Getuige de wet
geving van 1889 op den fabrieksarbeid, is
dat dan ook geschied en geschiedt dat
in voce sociale wetgeving tot den hui-
digen dag. D-e liberale staat begon zich
van toen af te richten tegen de p 1 u t o-
c ra. tie, die, gelijk Multatuli schreef, Ne-'
derland regeerde.
Maar ook op dat gebied was de reactie
verschenen tegen het beleid van den libe
ralen staat, die zicli had bezig -gehouden
met uitsluiting van alles met de
vorming der staatsinstelling volgens mo
derne begrippen. Eerst daarna, kan er
sprake zijn van toepassing der moderne
beginselen op de „maatschappij."
„Onze moderne beschouwing" aldus Kap
peyne in 1874 „leert ons inzien, dat die oude
„opvatting der natuurlijke vrijheid een klank zon-
„dor inhoud is en de mensch slechts tot zijn aard-
„sclie bestemming kan komen, als lid der maat
schappij, en die bestemming te beter bereikt wordt,
„naarmate de belieerscking der natuurkrachten,
„die wij beschaving heeten en die enkel door de
„vereeniging vorkregen worden kan, volkomen
„wordt. Zij leert ons tevens beseffen, dat geen
„handeling, geen nalatigheid voor het individu
„zonder terugwerkende kracht blijft op het geheel,
„dat allen zijn solidair en dat d&armee men
„moge het duidelijk uitspreken of liet onbewust
„doen de Staat van zijn ingezetenen kan ver-
„gen al wat tot zelfbehoud der vereeniging nood
zakelijk is, maar dat hij ook aan hen alles
moet verschaffen wat vercischt wordt om hun
het volle genot der beschaving te verzekeren."2)