Fransche Op Firma 1. H. Brandstoffe - Kot Regulateurs, Fr. SCHOUWBUI TELEFC Cafe-Restaurant „Rusthoek" CONCERT. PENSION. VERBETERING. Particulier Kapita W. Ettgelgeei Telefoon dan gebrekkig is in een beschrijving van ■een man, die. de correctheid /elve was? Wal verder te zeggen van de vreemde woorden, waarvan deze tekst overloopt, al len eenvoud, merk van voornaamheid, die dan toch des dandy's is, ten spijt. Toch ziet deze schrijver Brunimell wel goed, al lijkt ons zijn oordeel niet zoo sterk per soonlijk en vaak gegrond op anderer mee ning over den dandy. ..Wat is dandyisme?" ..Het is een schijnbare tegenstrijdigheid, schijnbaar omdat het in den grond meer is een affectatie dan een kunst. liet is een pose, die natuurlijk is, een soort van ij delheid, eigenwaan, waarvan alle verdien ste ligt in de uitspatting, de buitensporig heid van de affectatie, en die geestelijk en onschadelijk wordt door overdrijving Van eenvoudige afkomst, zijn vader was administrateur, zijn grootvader ban ketbakker, wist George Brunimell zich al spoedig te onderscheiden door zijn klee- ron, ..impeccabel" van lijn, door zijn „ge- distingueerdo démarche", door de koele ze kerheid van zijn houding, gebaren en woor den. Hij heeft niet veel geld, en zoo is zijn ..luxe meer intelligent dan éclatant'". Hij heeft één „valet". Hij laat zijn handschoe nen door twee werklieden maken, één voor de duimen, de ander voor het overige ge deelte; zijn dassen worden door vermaarde schilders ontworpen. Zijn schoenen zijn mot champagne „gecirocrd"voor zijn coif fure" worden drie kappers tegelijk ontbo den, één voor het voorhoofd, één voor liet achterhoofd, een derde voor de kruin. Zijn evening-dress" is een „creatie", daarbij behoorde oen ..opera-liart" (-bat .0. Voorts was hij noch sport-vriend, noch kunstenaar, hij was geen uitermate groot bewonderaar der vrouwen, en vergat zich- zelven niet voor haar. Koning George III, zelf dandy, raakt bevriend met Brunimell, later is er veel getwist tussclien hen. Het einde was vijand schap. Brunimel moet op een fuif den ko ning hebben toegeroepen: ..Wales, ring tlie bell". Toen zou de koning werkelijk gebeld hebben, en den verschijnenden bediende hebben opgedragen, „the drunken boy", d. i. Brunimell, op straat te zetten. Er zijn ook andere verklaringen van de vervreem ding tussclien de twee dandy's. Na een vorstelijk leven, waarbij zijn smaak de toonaangevende voor voornaam Londen was, moet liij wegens schulden En geland verlaten. ili,i verdwijnt naar Calais, waar hij nog eenigen tijd als dandy zicli weet te handhaven. Later verhuist hij naar Caên en sterft er als een verwaarloosde zwakzinnige. liet leven van den dandy is erop bere kend indruk te maken bij elke gelegenheid, een dandy berekent elk zijner gebaren, woorden, houdingen. Hij moet koel en gees tig zijn, ijdel en rustig, onvervaard in doodsgevaar. Brunimell had het, ver in hpovaardige koelheid gebracht, doch liij was laf (na een uitdaging tot een twee gevecht wist hij niets beters te doen dan zich te verontschuldigen, stamelend), hij was grof (hoe konden hij en zijn vrienden zich niet vermaken ten koste van de voor bijgangers, hoe kon hij zijn, betrekkelijke, koelbloedigheid uitbuiten tegenover een liet daarom, dat de vorm soms zoo weinig aantrekkelijk is. Wij wensehen schrijver en uitgever een tweeden druk toe, al ware liet alleen om dezen eersten te herzien. Wijsbegeerte. De Theosophie en Hegel. Hegeliaansche-theosophische Opspellen door den heer Mook. Men kan niet ontkennen, dat de heer Mook, gelijk de theosofen over 't alge meen, met een geestdrift en warmte van zijn opvattingen getuigt, die in zekeren Bij Coupil in Den Haag wordt op het oogeublik een belangrijke tentoonstelling van Eranselie werken gehouden. Men vindt er verscheidene stukken van de meest be faamde meesters. In het Juni-numnier van „De Ploeg" is afgedrukt de lezing van Cornells Vetli over di' ontwikkeling der caricatuur in de 19e eeuw. Er zijn prenten van Daumior, Cruiks- liank en Wilhelm Buseb bij. Johannes Rcd- dingius bespreekt de gedichten van Ju les SciiürmannKees Meijer schrijft over de Theosophie, haar oorsprong, leer en oc culte methoden. Wij vinden in deze af levering verzen van Edward B. Koster en Laurens van der Waals en een novelle van Jozef Cohen, I) redacteur Simons be spreekt den Hngelselicn tooneelschvijver J. M. Syiigcl Richard Strauss wordt op 11 Juni vijftig jaar. Het .funi-numnier van het tijdschrift ..Die Musik" is geheel aan hem gewijd. Het bevat verscheidene portretten en facsimi le's. In „Vragen des Tijds" schrijft Profes sor (I. Kalft' een opstel over mevrouw Bos boom Toussaim's brieven aan Potgieter. De schrijver noemt de brieven niet veel liooger dan die van andere gewone ont wikkelde vrouwen. Hij voegt daaraan toe: „Echter, men moet deze kunstenares ne men, zooals zij nu eenmaal was: groot in het groote, niet in het kleine. Uit den I aard der zaak zal een auteur van zulk een aanleg eer triomfen kunnen behalen in een roman dan in een brief. En alles samengenomen, is er toch in dezen bun del genoeg, dat een reden tot verheuging zal zijn voor wie haar reeds kennen en dat tot kennismaking moge aanlokken wie haar nog niet kennen." Bij Buffa zijn etsen van den Amsterdam mer Jan Poortenaar tentoongesteld. De keuze der onderwerpen, de manier van ze te zien, soms monumentaal, vaak drama tisch, ook de compositie doet ons een en kele maal wel aan den groot en Engelsch- miiu Brangwyn denken, doelt niet in die mate, dat Poortenaar's eigen persoonlijkheid erdoor lijden zou. Zijn werk is menigmaal heel goed, hoewel nog ongelijkmatig, soms wat zwak. Doch er is menige ets onder de tentoongestelde, die reeds een treffenden indruk maakt. DE AMSTERDAMSCHE POORT HAARLEM. (Uit de Gids voor Haarlem on Omstreken, uitgave v. d. Ver. v. h. Vreemdelingenverkeer.) vrouw, zonder liet onedele van zulk een houding te zien). En juist fijnheid, ware bej schaving, moed, ridderlijkheid zouden een waardevollen menschelijken inhoud aan zijn sehoonen uiterlijken stijl gegeven hebben. Die schrijver, de heer Van Rossem, ver haalt ons BxurnmelTs historie, evenals do levensgeschiedenis van den Italiaanschen avonturier Casanova, werkelijk min of meer boeiend. Maar, zooals ik in den aanvang van dit stukje opmerkte, de vreemde woor den zijn allervervelendst en zeer smakeloos aangewend; daarbij is de Nederlandsche taal in dit boekje ook opvallend slecht, zóó slecht als ik nog maar zelden in een boek heb aangetroffen. Waarom, - zoo vragen we ons af, is dit boekje z,oo slordig geschreven? Waarom zijn de fou ten er niet uitgehaald? De levensgeschie denis van do behandelde personen is be langrijk genoeg, ze is soms levendig en. boeiend weergegeven. Te meer jammer is- zin weldadig aandoen. Men moge liet met hem en zijn geestverwanten niet'eens zijn in hoofd- en bijzaken, hun stem klinkt helder en rein, hun idealen zijn loffelijk. Maar wijsheid jaagt geen idéalen nawie zich vriend der wijsheid noemt, zoekt niet het geluk te grijpen en bekom mert zich niet om eigen ziel; diep in zijn hart bloeit de liefde, maar een liefde, die niet ziehzelve zoekt. Het is niet in de eerste plaats bedoeling kritiek te leveren op de der theosofen. Hetgeen mevrouw Blavats- ky schrijft, getuigt vaak van uitnemende scherpzinnigheid en is dikwijls belangrijk genoeg overwogen te worden. Van bollan- distischen kant wordt genoemde leer in hare noodzakelijkheid erkend en begrepen. Hetgeen daarvan bij gelegenheid gezegd wordt, moge voor theosofische ooren dik wijls niet bijster aangenaam klinken, maar men boude in liet oog, dat in de leer mijn leer KERKSTRAAT MET NIEUWE KERK - HAARLEM. (Uit de Gids voor Haarlem en Omstreken, uitgave v. d. Ver. v. h. Vreemdelingenverkeer.) zaal der Zuivere Rede niets gezegd wordt bij wijze van verwerping. De zui vere Rede ziet in de theosophie evenmin als in andere richtingen vijanden, die zij wil bestrijden of vernietigen; niemand ziet liet begriplooze, het onmogelijke, hot nut- teloozc van zulk een streven beter in dan de Bollandist. Hij zegt liet zijn leermees ter na, dat „de wijsheid is de noembaar- lieid, waarin alle opvattingen zijn toege geven en opgeheven." Hieruit blijkt dan vanzelf, hoe onder gel eekende denkt over het optreden van ds. Wisse van Bodegraven, die voorstelt, zie het „Nieuws van den. Dag" van 14 Jan. 1.1., dat een commissie van deskun dige mannen benoemd worde, „om na on derzoek van de leerstellingen der Tlieo- sophic een belijdenisschrift tegen de Theosopliisten en het Nieuw-Buddhisme op te stellen." Men sta mij eenige aanhalingen uit Hol land's „Zuivere Rede" toe: „Heraclitus lieel't vijfhonderd jaar voor Christus met liet beetje, dat hij toen wist, de ware leer óók al geuit. Ilegel heeft tussclien 18(10 en 1881 weer de waarheid gezegd met de middelen van z ij u tijd. liet duurde niet lang, of die middelen waren weer uit den tijd. Zoo herhaalt Bolland met de middelen van zijn tijd de ware loer. He- gel heeft niet het laatste woord gespro- j ken." Deze uitspraken overwegende, is het geenszins verwonderlijk en afkeurenswaar dig, indien na Bolland een poging wordt gedaan de leer van Zuivere Rede of een j onderdeel ervan te herzien en met nieuwe middelen uit te spreken. Ik meen, dat de heer M. in de beide opstellen, waarop ik hier de aandacht vestig, deze poging ondi rneenit en beweer, dat bij hierin faalt, ten deele door zijn theosophisch standpunt. Men moge het met hetgeen ik liet laatst- zei eens zijn of niet, maar vast staat, dat geen man van de „officiecle" wetenschap en allerminst een wijsgeerige geest tevre den zal zijn met en zicli neerleggen bij ïnededeelingen, die lii.i, des nood zijnde, niet kontroleeren kan. Hoe staat het nu met de leeringen van mevrouw Blavatsky en dergen.cn, die haar volgen? Wij weten allen, dat hetgeen heden ten dage theoso phie genoemd wordt, een zooveel moge- lijk geordende verbinding is van religieus en wetenschappelijk (en wat aanspraak maakt op dien naam) materiaal en dat, gelijk de aanhangers met- onverholen trots verkondigen, de ware wijsheid, die zicli in hun leer openbaart, uit occultistisohe bronnen vloeit. Naar aanleiding hiervan moet ik oenigo opmerkingen maken. Ik beweer, dat die oc- cultistisclie wijsheid slechts toegankelijk is voor uitverkorenen. Dit woord zullen vele theosofen niet toegeven, zij zullen te gen u zeggen: bestudeer liet occultisme en ge zult inzien, dat hetgeen we leeren waar is. Tegenover niensclicn, die niet. zooveel wilskracht bezitten, om occultis- tische werken te bestudeeren, en dezul ken zijn er, hebben ze liet laat-sté woord. Wilskracht behoort daartoe. Toen mijn vrouw de drie dikke deelen van Mevr. Blavatsky's „Geheime leer" op mijn schrijf tafel zag liggen, maakte ze de opmerking, ■dat het haar niets verwondert, dat die leer geheim is gebleven. Ik lieb me redlich bemüht en behoef het voor niemand te verbergen, dat ik niet- overtuigd ben, wat dus voor mij een reden is aan te nemen, dat men uitverkoren moet zijn, of met meer ernst gezegd: dat men de bijzondere gesteldheid moet hebben. Na hetgeen al vooraf door mij is ge schreven, is dus van mij niet een weerleg ging van tlieosopliische waarheden te ver wachten. Om weerleggen en verwerpen gaat liet hier niet, wel om den nadruk te leg gen op de wijze, waarop genoemde waar heden worden geleerd. De groote proble men, die liet menschdom bewegen, worden op kinderlijke wijze behandeld, het gees telijke wordt gesymboliseerd' en verper soonlijkt, de ontwikkeling' der idee teleo logisch voorgesteld en in systeem gebracht, als openbaring van zichtbare en onzicht bare meesters aan ingewijden toevertrouwd, hetgeen weer door dozen in usuni Delphini wordt gepubliceerd met de toevoeging, dat de diepere waarheden voorloopig worden verzwegen. Deze geheimhouding wordt bij gelegenheid gemotiveerd, o. a. door Mevr. Blavatsky ill het derde deel van de „Ge heime leer" op blz. 539. Zij zegt daar: dat ten eerste de gansche waarheid te hei lig is, om zonder onderscheid openbaar gemaakt te worden en ten tweede, dat de kennis van alle bijzonderheden en de in de exoterische leeringen ontbrekende schakels*) in oningewijde handen te gevaarlijk is. Daartegenover maken wij de opmerking, dat de eerste reden blijk geeft van een onwijsgeerige opvatting der wijs heid en dat liet tweede bezwaar ook van toepassing is op hel reeds geopenbaarde. Ik ga liier niet verder op in, men denkc slechts aan de uitvinding van hel mes, het buskruit, van vergiften en aan de typhus bacillen van Hopf. Ik verzoek den lezer om verontschuldiging voor deze ba naliteiten. De brochure van den heer M. bevat twee opstellen. In een vorig nummer van dit Weekblad besprak ik al het tweede: „De Noodzakelijkheid van het Toeval" en heli trachten aan te tonnen, dat het den sehrijJ ver niet gelukt is, Ilegolsclie dialektiek in de kluisters van de Noodzakelijkheids- leer tot liaar recht te brengen. Hetl eerste opstel, getiteld: „De vier Blutsen" (eliaos - ordening - ontwikkeling - lib lit) is Hegel's of Holland's natuurleer fragmenta risch en met eenige afwijkingen voorge dragen. Een vrij willekeurige verbinding van splinters uit deze natuurleer, Holland's taal en gebaar in den dienst van tlieoso- phisclie symboliek, wijders een aantal on juist lieden, een aangenaam leesbare, min of meer dichterlijke stijl kenschetsen liet werk van den heer Mook. Beidt opstellen zijn indertijd in liet maandblad „Theosophia" verschenen, het eerste met de aanduiding: „De Chaos, die optrekt als 't liclit wordt" en ..De eerst geborenen van den Chaos. De bol als eer ste en laatste vorm." Do hoofd- en onder titels geven al te kennen met hoe weinig recht de heer M. zijn opstellen als Ilegcli- aansch qualifieeert. Men zou de vraag kun nen stellen, of de schrijver inderdaad ge put heeft uil Hegel zelf of wellicht uit Bolland en dan wil ik niet onderzoeken of er in dat geval bepaalde redenen bestaan, om den Nederlandschen wijsgeer in den titel te verzwijgen; het zij mij slechts toe gestaan de aandacht te vestigen op Spreuk 178 en in het bijzonder op liet tweede ge deelte daarvan: „wie ten onzent Hegel noemt zonder meer, zwijgt voor het onrij- pere lier rijpere dood en weet allicht, wien lili niet noemen wil". Ik maak mij sterk liet bewijs te le veren, dat de lieer M. bij zijn werk blz. 287 -361 van de tweede uitgave van „Zui vere Rede" (of de boekuitgave hiervan) voor zich had en niet liet tweede deel van de „Encyklopadie der pliilosopliischen Wis senschaften," maar zal den lezer geen proeve van tekstvergelijking voorleggen, wijl mij opgelegd is „kort" te zijn. Men zal mij kunnen tegenwerpen, dat het hier ten slotte slechts om een naam te doen is. Ik ben liet daarmee eens en niet mee eens. Er heerschen in tlieosoplii sche kringen wel eens zonderlinge opvat tingen omtrent nomenclatuur (als 't noo- dig is, beroep ik mij op Steiner) en met het oog hierop zal men protest moeten aanteekenen tegen de samenstelling „he- geliaanschr'theosophisch" en niet zonder on gerustheid zal men de vraag overwegen, of bedoeld wordt hegeliaansche theosophie of theosophisch Hegelianisme en het gevaar ligt voor de liand, dat een theosoof, door dit namenspol in de war gebracht, bewijst, dat Hegel theosoof was of de theo sofen Hegelianen. Voor liet laatste be hoeft men niet te vreezen, maar wat liet eerste betreft, acht ik de mogelijkheid ertoe niet uitgesloten. Un liomme avert! enz. C. II. lus loiriscli mder uieer, nisimit, dki erdient., is M't'l L'WUst, js. Deze Rede, de Eenheid, die philosophic, dii m o n i s t i s e h, dat de eenheid ('ii is buiten de veelheid, om juist de eenheid van die v< ian bete 'kent dit, dat de le veelheid uit zich outwikk luur ook weer de veelheid :ij zicli dus stelt als wat zi iet ééne Wereldzelf. In Ti alles naast en na eikand i'i'splintering en daardoor i le botsingde eenheid sclii m de veelheid ondergegaan niet liet geval; integendee edoelt zieli in de veellieic igen verwerkelijking door d< li dit is het ontwikkelings waereld, in natuur en gesel >m maar enkele punten t die ontwikkeling wordt li< in liet vele zichtbaar als le gravitatie, die de w amenhcuden met onzichtba icli al het werkelijke al m de electrioiteiteii, die ee oen negatieve waarde heb stelling lost zich op, in de i i ositievo en negatieve dei Jen zijn. De nog in vele ato n in veie elementen ver! i'i'io streeft naar hoogore lenke aan de ag.gr e gat o li e mi s c li proces in do a atoom aan atoom geheclr liet chemisch proces vort elementen onderling. Deze D. MIEZERE Leidschevaart 9 Zijl weg 87. BB Vanaf heden is de int deelname aan 4 OPERJ Vrijdag 23 Oct. 1914. 27 Nov. 1914. ïalCon 3,50. rftalles 3, Prontloge 2,50. Parterre 2, Zijloge 1,50. Amphitheatre 1. Gaanderij 0,75. Plus 5 procent Auteursrecht. BLOEMENDAAL Ioderen Zondagmiddag en -avond Du pachter, J. J. C. BRIEORf PENSION GEVRAAGD, door Jonge Dame, voor 8 dag( in Juli, te Bloemendaal of Oi streken, 1,50 ii ƒ2,per da Br. fr„ lett. T W, hij Boek P. H. J. REYNET DE LA RU Utrechtschestraat 35. Amsterdai Gevraagd: Zit- en Slaa; kamer, Parterre, voor 2 Dam niet goed degelijk pension, var half Juli. Brieven franco, onti letter C, aan EISEN DRATI Boekh., Amsterdam, Rokin 117 In de advertentie der c handen veiling van Vil „Ons Huisje", Duinlustpa: stond„aanvaarding Juni". Dit moet zijn „15 JULI". beschikt), tot elk bedrag voor alle doeleinden. C zonder borgen (naar c standh.) Hoogst bill, re en voorw. Zeer gema aflossing. Strenge gehei houding. Br. fr. postz. v- antw. No. f Alg. Ned. Adv. Bur. Naald* I schestraat 53, 's-Gravenhage Spatieering van mij. OVERVEEN. Telef. 1617.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1914 | | pagina 4