Het MoemeiÉalscli Weekblad
van ZATERDAG 20 JUNI 1914.
TWEEDE BLAD.
(In dit weekbl. Is tijdelijk opoenamen HET MIDDEN)
Buitenlandsch overzicht
16 Juni.
l)c Balkan wil niec uitbranden. Een an
dere Griekseh-Turksohe oorlog op til en
\an den Albaneeschen -wrak hoop slaat uit
een rosse vlam.
Daar lieeft men nu weer een gevolg
..in tie ka.rakierlooze manier van handelen
\an Europa tegenover Turkije. De Wes-
■rschc staatslieden der negentiende eeuw
wisten, dat een weerbaar Turkije nood-
kelijk was nis schildwacht en steunstuk
in her Oosten. De diplomaten der twin-
te, kennelijk parvenu's en brekebee-
u, gaven den wachter aan den Bosporus
ju-lis aan hei boeven tal van Slaven en
(a eken. De Turk werd ten onrechte ge
nat als de zieke man. Maar nu dan
i- nu heele schiereiland verziekt. Deze
ave verschijning van de Oostersche
i|i.;iestie is veel bedenkelijker dan al de
n rige, waaraan len minste ontbraken de
is teugellooze wildheid der Balkan-
c liristenen en de 'in haar soort niet ge-
ere bandeloosheid van een ka.pita.lis-
i dat achter de moordenaarshorden aan,
bnii. is komen opeisohen. Géén Pal-
ii -non, geen Napoleon III, geen Bea^
i field, geen Bismarck, geen Andrassy
in- -r, die vastheid brengt, die beginsel
-i. Waar zijn nu de dijkineesters van
i verdronken land der Europeesche po-
litiek?
let lot beschikte, dat er Nederlanders
len Balkankolk zouden meegetrokken
irden. Toen er van onze officieren wer-
ii uitgenoodigd om aan Albanië en aan de
Albaneezen hun bekwaamheid te beproe-
i:, hebben zij geweten, dat een stekelig
k hen wachtte. Van zeer bevoegde zijde
wij herinneren aan de waarschuwingen
au den correspondent der N. R. Ct. te
oustantinopel konden zij klemmende
bedenkingen vernemen. Hen vleide echter
het kleine garnizoensleven niet: zij gre-
i 'ii de gelegenheid aan najar avontuur,
•aar daden, naar vooruitkomen. De krijgs
kan van beroep leeft gedachtig aan wond
i ïi lood en met die gedachte zijn ze ver
trokken naar het gindsche woeste land.
_\;i een eerste gewin vielen zij in de hun
i-ahekende strikken der valsche trouw van
u-baren, daar ook hun eigen manschap
hen in den steek liet, of kregen zij te
worstelen met de intriges van een diplo-
„■V endom, het Italiaansche inzonderheid,
welks bedoelingen het niet strookte,
<lal er door den arbeid der Nederlanders
vim iets als een zelfstandig vorstendom
(lianië zou opkomen. Het werd welhaast
uidelijk, dat die eenvoudige kloeke zo-
n-m van Holland van wie er slechts
één, Thomson, uit zijn eigen land de
knepen van de polit-iekerij had leeren ken
nen, zonder echter zelf er zich ooit toe
te verlagen niet konden aarden op een
ti rond, waar doortraptheid van primitieve
menschen en verfijnde listigheid van het
uitschot der diplomatieke broeierij van
Europa zusterlijk waren saamgekomen. Ook
lie prins van Wied was tegen zulk een
-.Miienroitting niet bestand en evenmin als
van liem ontvingen de Nederlanders van
hun eigenlijke superieuren, de leden der
internationale commissie van toezicht,
eenigen steun van beteekenis. Des te groo-
ter eer dan voor een man als overste
Thomson, dat hij op weg was te bewijzen
de waarheid van de spreuk: Virtus vicit
invidiam. De nijd is verstomd bij zijn hel-
idendood, ja. erkent nu dat liij de gaven
r bezat om een opbouwer van het nieuwe
Albanië te kunnen worden.
Het gaat niet aan, slechts te klagen
over 'het lot onzer landgenooten in Al ba
nk. Deze moedige mannen zouden ook be
dunken voor beklag. Zij zijn er uit vrije
1 verkiezing heengegaan en wisten van te
voren, dat liet een groot waagstuk was.
Ben naam va.n Nederland hebben zij ver
hoogd. Zeker, het is een gruwel dat -
j zoo wij vernemen een der onzen, kapi-
tein Sax, door de .opstandelingen twee da-
gen lang in het bijzijn van lijken opge-
sloten werd gehouden, doch de ruwe Al-
1 baneesche berglieden huldigen nu eenmaal
een zeer wraakgierig oorlogsrecht. Het is
ijiogelijk, dat een tactvol en zachtzinnig
man als overste Thomson op den duur
iets bij hen zou hebben uitgewerkt, maax
vooreerst behaagde den Albaneezen meer
<le hardhandige wijze, waarop de Turken
met hen plachten om te gaan.
Kent men niet het verhaal van Thekla,
die Zuidslavische boerin? Haar eerste man
bracht de geiten naar huis. Zij zat aan
het spinnewiel, heel parmantig. D:e man
Ddurfde haar niet toesnauwen: „Jaag de
geiten Ide stal in". Toen zeide Thekla:
„Dit is geen man voor mij", en ze liep
weg. Een tweede, even zachtaardige man
ondervond hetzelfde. Haar derde man. roof
de koeien en dreef die naar huis. „Jaag
ze den stal in". De vrouw keek verwon-
derd, maar krijgt meteen een schop, dat
1 ze op den grond neerbonst. Toen zei
ir Thekla „dat is de rechte" en ze bleef
altijd bij liem. Ze kreeg behoorlijk schop
pen toeer, maar schopte ook vaak terug.
Een soortgelijke meening als deze The-
kla omtrent regeeren en geregeerd wor
den houden de Albaneesohe jherderstam-
men er op na en aangezien de Turken
hen in dit opzicht naar hun zin en idee
behandelen, gevoelen zij zich met de Tur
ken thuis. Vandaar dat de nu zoo ge
noemde Albaneesohe opstandelingen rond
weg vorderen, dat ze weer bij Turkije moe
ten komen. Van een bestuur en van toe
standen volgens de moderne beschaving
ooonen zij geen zier begrip en wat zij
daarvan zien, is niet in staat, hun den
rechten lust erin te geven. De klatergou-
deu pronk van het hof van vorst Wil
helm imponeerde niet- en de samenstroo-
ming van zoovele Europeesche gelukzoe
kers naar Dttrazzo kon den Albaneezen
slechts een matigen dunk geven van de
verkieselijkheid der vreemde zeden. Zij, ook
niet dom, st elden zich de vraag, wat die sna
ken bij lien deden, eii de les, die de Mo-
hamniedaansehe Tureo-Alhaueezeu met hun
snel oprukken naar Durazzo aan heel het
bazige Europa hebben gegeven, zal niet
worden gewraakt- door den onpartijdigen
beschouwer. Want bemoeizucht, onge
vraagd en brutaal, zij 't dan ook welge
meend, wortelt in onrecht. Zoo bezien, is
liet wel jammer, dat onze Nederlandsche
officieren hun krachien wijdden en hun
bloed stortten voor een zaak, die geenszins
stond op zuiver recht, noch edel was, en
van welke, daar de Alhaneezen tot nie-
mands hinder waren, niet eens gezegd kon
worden, dat zij door nooddwang werd ge
wettigd.
Chr. F. Ha je.
Binnenlandsch overzicht.
In „Het Midden" van 31 Aug. 1913 werd
door de Redactie opgenomen het artikel „De
nederlaag der geveinsden", waar
in ik de zonden van het gevallen kabinet
opnoemde en aanspoorde tot aaneenslui
ting. Bijna een jaar is liet dus geleden,
dat het nieuwe kabinet- optrad en de sym
pathieke verklaring van minister Cort van
der Linden werd vernomen, dat hij niet
steunde op de wankele stemming van één
of meer partijen, maar dat hij zich ge
dragen voelde door de opinie van het land.
In mijn eerste overzicht (31 Januari j.l.)
noemde ik dat een nieuw gelui d. „De
Nieuwe Courant" vestigde op 2 Februari
d.a.v. .daarop de aandacht.
Het is op het oogenblik, naar ik meen,
tijd om in het algemeen eens na te gaan
in hoeverre dat nieuwe geluid gedurende
het afgeloopen zittingsjaar geklonken
heeft. Di. w. z. in hoeverre de stelling),
door den Minister ingenomen, van invloed
is geweest op den algemeenen politieken
toestand. Dat blijkt het beste bij verge
lijking met wat er in cle vorige Kamer
onder het vorige bewind geschiedde. On
der het vorige kabinet waren de partijver-
schillen opgeblazen tot voortdurende
strijdpunten. Alleen .den vijand zag men
nog. Men streed negatief, niet posi
tief. Niet waarvoor, maar waarte-,
gen. Er werden voorstellen gesteund, die
de partij moest afkeuren, als het er om
ging zich tegen de tegenpartij te keeren.
Onnoodige scherpte, ja tot hatelijkheid toe,
kenmerkte meermalen de debatten.
Het beginsel van Cort van der Linden
maakte daar een eind aan.
Voorwaar is daitl een groote vooruitgang.
En welke praatjes Dr. Kuyper daarover
ook verkoopt, zonder eenigen twijfel is het
een wachtwoord geweest, dat zeer gunstige
resultaten geeft. Want in liet
Utrechtsch Dagblad werd dat terecht op
gemerkt het gaf den vrede. Geen
beweging is volgens dat blad de eisch.
Om den schoolstrijd te beëindigen op
eene manier, waarop (aller wenschen zoo
veel mogelijk tot hun recht zullen komen,
heeft Cort van der Linden eene Commissie
benoemd, waarin alle partijen zitting heb
ben. De rechterzijde heeft zelfs een
oogenblik gehad, waarin niet meer werd
geluisterd naar de ophitsingen van den
grooten man uit de Kanaalstraat. De so
ciaal-democraten voelen zich meer op hun
gemak da.n onder het vorige kabinet. Naar
mijn meening worden zij, gelijk ik in mijn
vorig overzicht schreef, zelfs te veel
ontzien door de regeering.
Maar in alle geval, het komt in de Ka
mer thans aan op daden en niet op
redevoeringen. En daden, die getui
gen van een vrijzinnigen geest. Hoe noo-
dig dat was blijkt uit hetgeen het vorige
kabinet te verwijten viel.
„Zoo toonde zich dan het gevallen kar
binet", zoo. schreef ik in het aangehaalde
artikel in „Het Midden":
Anti-nationaal tegenover de aan
matigingen van het Vaticaan.
Reactionnair in zijn tegengaan vtan
de vrijheid.
Veroud erd in zijn dwangsysteem. Ge
vaarlijk voor de rust zoowel in kerkelij-
ken als in socialen zin.
Zonder bewustheid van verant
woordelij kheid als Regeering van eene ko
loniale mogendheid van den tweeden rang".
Dat is nu voorbij. Wa,t reeds verricht
is door dit nieuwe kabinet is het vol
gende
De landsverdediging wordt met kracht
verbeterd, de financiën zullen worden ver
sterkt. door verhooiging van de directe
belasting', en dus het beginsel van be
lasting naar .draagkracht zal niet verloo
chend worden. De sociale wetgeving wordt
geleid door een man, die weet wa,t hij wil.
Het kiesrechtvraagstuk zal zelfs
op breeder grondslag dan het concentratie-
manifëst. aangeeft, opgelost worden.
Ik vraag vergunning om hieronder uit
de slotbeschouwing van het Utrechtsche
Dagblad iets weer te geven, da.t sympa
thiek genoemd kan worden.
Het antwoord op de vraag, welke
onze houding moet wezen tegenover
de huidige politiek, ligt dan ook voor
de hand. Quieta non movere. De
eerste eisdh, die, welke het meest al
gemeen en onverdeeld wordt gevoeld,
iskalmte en gema.tigheid. Laat ons
vermijden aanleiding te geven tot die
gepi ikkeklheder, die den beilachizameii
en serieuzen arbeid verstorenwaar
wij zeiven geprikkeld worden, zullen
wij zelfbedwang moeten vinden om zwij
gend voorbij te gain. Wij hebben be
ter werk te doen. Maar naast den
eisch van kalmte en gematigdheid wor
de een beroep gedaan op de belangstel
ling der geestverwanten. Het aanwak
keren en gam:le liouilen van de be
langstelling des volks in de politieke
zaak is noodzakelijk. Hei is niet vol
doende, dat. iii Den Haag in vrijzin
nigen geest gestuurd worde, zij, die
tiaar te midden van tweezijdige aan
vallen onze vaan hoog heffen, moeten
weten, dat zij een sterke macht- achter
zich hebben, dat zij gedragen worden
en gesteund door het vertrouwen van
zeer velen.
In hoofdzaak ben ik het met die be
schouwing eens. Maar ik zou de gema
tigdheid hooit zoo ver willen uitstrek
ken, dat niet zou kunnen blijken wat de
Regeexing beslist niet wil. Wanneer n.l.
aanvallen wonden gedaan op de eenheid
des volks. Onverschillig of dat komt van
„zwart" of van „rood?. De vorige week
wees ik daar reeds op.
Daartegen op te komen kan niet ge
noemd worden „aanleiding te geven tot
die geprikkeldheden, die den bedaeht-za-
men, serieuzen arbeid verstoren".
Dat. is zelfbehoud, behoud van de „vrij
zinnige" beginselen, die voorgaan moe
ten in ons land, zoowel ten opzichte van
het „clericale" als van het „proletarische"'
drijven.
Dat op te vatten als het voeren van
secte-politiek, zou onbillijk zijn, omdat zij
inderdaad nation a a, 1 is. 'Want zoowel
„zwart" als „rood" erkennen geen natio
naliteitsbeginsel, da.t de eenheid van ons
land vooropzet.
Er is een neutraliteit Elout merkte
dat onlangs zeer terecht op die ge
vaarlijk is voor de eigen beginselen.
Zoover mag het „zelfbedwang om zwij
gend voorbij te gaan" niet gaan.
H. a. Ritter.
Letteren en Kunst.
Tooneeloverzicht.
A'dam, 15 Juni 1914.
Het seizoen is ten einde. Het was een
jaar van malaise, een jaar, waarop we
niet met voldoening kunnen terugzien, of
schoon er enkele licht-printjes waren: „Het
Nederlandsch" g-af borer verzorgde opvoe
ringen onder de verjongende regie van De
Vos en van Schwab. Nederlandsche stuk
ken van beteekenis werden niet ge
geven. Heyermans heeft ons niet gebracht
wat hij ons bij den aanvang beloofde. Hij
heeft met moeite het hoofd boven water
weten te houden met zijn meer-dan-hon-
derd man „personeel". Als laatste „prnesta-
tie" bracht hij .ons een prul van Max
Norda-u: „Het. recht op liefde". Brond-
geest kende zijn rol nietPien Beider be
woog ziel), zachtst genomen, onelegant:
Maurits cie Vries trok leelijke gezichten
en kent de grondbeginselen der tooneel-
speelkimsl niet, want hij kan niet
spreken (hij zegt gestadig in plaats
van ivofschoon hij eene zekere mate
van vitaliteit, die men allicht met tem
perament verwart, aian den dag legt. Al
leen mevrouw Kiehl was uitmuntend als
eene oude moeder met veel gevoel. Onder
Chrispijn Jr. ging overigens eene elegante
opvoering van „Linkerhand", een echt
breuk-blijspel van Pierre Veber.
Twee dames, die ik tooneelschool-
exarnen heb zien doen, trokken mijn aan
dacht: Mejuffrouw Riecker, die eindexa
men deed en geëngageerd is bij „het Neêr-
landsch" en die mij toeschijnt talent voor
tragédienne te hebben, en mejuffrouw
Willy Schmidt, uit de 2de klasse, die mij
in „De Voet" van Speenhoffaan Mien
Duyïnaer van Twist deed denken.
Royaand's afdeeling II heeft zich niet
onderscheiden. Alleen de opvoering van
„Geleerde Dames" is mij in herinnering
gebleven.
Aan afdeeling I danken wij „Mijlpalen",
Oedipus" (zoo zoo), maar vooral nog
eens „de Gijsbreght? en als klap op de
vuurpijl nu laatstelijk „Midzomer-nacht-
droom". Dit is Royaards' artistieke Daad
geweest, deze heerlijk geënsceneerde opvoe
ring (met muziek van Mendelssohn door
de Arnliemsche orkest-vereeniging onder
leiding van Peter van Anrooy. Met dames
koor en twee solostemmen. Met dans der
elfen, ingestudeerd door Catharine van
Rennes. En de prachtcostumes en -de
cors waren van Frits Lens velt en Nell
Brongor). Het was eene opvoering van op
perste schoonheid, van opperste harmonie.
Kleur, lijn, gebaar, woord en beweging,
alles was overeenstemmend. Wre vergeven
eri vergeten de kleine vlekjes door de dood
moeheid der acteurs, van Royaards in het
bizonder. Daardoor klonken de stemmen
wel eens heesch, werden de woorden wel
eens va.lsch beklanki. We hebben te dank
baar te weeen voor de overigens volmaakte
schoonheid, voor het verwerkelijkte stre
ven van onzen grooten regisseur Royaards,
die uit zijne instrumenten, zijne tooneel-
artisten haalt wat er in zit, bijna hadden
we gezegdmeer haalt dan er in zit.
In „Een Mid-zomernachtdroom" heeft hij
de droom-sprookjes-stemming gerealiseerd.
Hij heeft onze phantasie (bij het lezen)
overtroefd. Zoo'n opvoering kan in Ber
lijn niet beter zijn, als geheel beschouwd.
Neem eens het tweede deel: Het huis van
handwerker Dissel. Geel doek achtergrond.
Uit een spleet komen zij op 'n rijtje te
voorschijn huppelen, de handwerkslieden
Dissel, Schaaf, Spoel, Wind. Tuit en Slok
ker. En „typen" zijn zij allen. De rumoe
rige Spoel, Slokker, kleermaker-met-z'n-
kromme-beeneu en de rest. Kleurig en le
vendig, da,t alles. Spoel was eene prachtige
creatie van Oscar Tourniaare. Maar den
geest van Royaards voel je achter alles.
In het woud bij den elfenkoning en de
elfenkoningin was de sprookjes-stemming
er lieel-en-alDe huppelende elfen, daar
door elkaar, trippelend en wiegend en
dansend en huplend. En zingend en joe
lend en dartelend. En Puck, de prachtigste
creatie, die ik nog ooit gezien heb van
dien verrukkelijken, dien kostelijken, dien
rijken Jan Musch. Dat is niet te zég
gen. Mevrouw Royaards was eene liève
Titania met zoete stem. En mejuffrouw
Henriette Demmink eene even zoete Her-
mia en mevrouw Meunier-Nagtegaal He
lena.
Het was eene verheugenis deze opvoe
ring'. En wat eene voldoening aan het slot
van dit tooneeloverzicht te kunnen schrij
ven Er is toch nog eene bloedwarme, eene
hoog oplevende tooneelspeelkunst in ons
koude land.
Edmond Visser.
Bij den uitgever A. G. Schoonderbeek
te Laren verscheen een nieuwe roman van
Georg Asmussen. Wie het werk van dezen
schrijver kennen, zullen weten dat een
nieuw boek van hem een weldaad voor een
groot aantal menschen wezen zal. Het boek
heet „Peter Tol k", en op de meest
breede, vrije wijze geeft het een pleidooi
tegen het drankmisbruik. Wie meeaen, dat
het daarom een saai betoogend werk zou
zijn, vergissen zich deerlijk. Immers wei
nigen weten zoo treffend als Asmussen
menschen en toestanden uit te beelden,
zoo juist het leven af te beelden ih al
zijn uitingen. Wij vonden het boek zeer
spannendde kunst van het romanschrij
ven is er kranig in beoefend, en daarnevens
kan het een bewijsvoering voor een schoo
ner, zedelijker samenleving heeten. Wij
aarzelen niet het werk aan onze lezers
en lezeressen aan te bevelen. Het is een
mööi boek en een goed boek.
De prij's voor dit omvangrijke werk is
uiterst laaig, n.l. ingenaaid f 1.25, infrauien
linnen band f 1.75.
In Rome is een tentoonstelling van on
afhankelijke beeldende kunstenaars ge
opend. Men vindt er onder meer van M iri-
netti, tot nu toe meer als dichter en ma-
nifestschrijver der Futuristen bekend, de
eerste proeven van zijn schilderkunst.
Het museum te Bazel is door een schen
king van den onlangs overleden professor
BachofenBurckhardu bezitter geworden
van eene uitmuntende verzameling schil
derijen, waaronder van het beste. Rubens,
Rembrandt, Bol, Mending, Vau Goyen en
vele anderen zijn er vertegenwoordigd.
Iets zonderlings wordt door den Fran-
schen schilder Marcel Lenoir beproefd. Hij
is begonnen aan een schilderij, dat een
oppervlakte van 64 M2 heeft. De voorstel
ling is het zinnebeeld van den Dans, en
daarom benen gegroepeerd een groot aan
tal nog levende, bekende kunstenaars, al
len op natuurlijke grootte. Het doek, dat
in elk geval de nieuwsgierigheid wekken
zal, komt op de Salon d'Automne te Pa
rijs.
Er heeft zich te Gréville een commis
sie gevormd om Millet's 100-jarig ge
boortefeest op 1 Augustus a-s. te herden
ken.
Ter gelegenheid van (len zeventigsten
geboortedag van den grooten Duitschen
wijsgeer Nietzsche wil men hem op 15
October aanstaande een gedenkboeken op
richten te Weimar. Bijdragen kunnen ge
zonden worden aan Dr. Richard Oehler
te Bonn.
In ide Eerits francais vinden wij van
de hand van den nieuwerwetschen dich
ter Max Jacob een prozagedicht, „Quel
Vent" getheeten. Wij hebben het om het
volkomen onbegrijpelijke zeer bewonderd,
en bieden het hierbij onzen lezers ter op
lossing aan.
„De ses deux mains, tant il y a de vent,
la lune s'accroche a la poriée musicale.
Comment- tiendrait-elle (ou tiendrait-il) sa
pipe? Les fleuxons de ma couronne ducale
font le paysage: il tremble. La noix de
coco de la t-ête s'enclave trés exactement
encore entre les deux roes et de la forme
de la vague, ide la forme de la nuit. Quel
vent
In het openlucht-theater te Fréjus in
Frankrijk wordt „Le chemineau" van Jean
Ricliepin thans gegeven. Meer dan ooit
komt dit stuk op deze wijze tot zijn recht.
Het blijft niet bij de 100-jarige herden
kingen van den geboortedag der groote man
nen, ook de één-jarige herdenking vindt
bijval. Zoo viert men in de Gomédie-Fran-