Jti Het „jtotcl Boyal"
Mevrouw G. v. d. BRINK,
mengesteld uit leegloopemle
oor 'n ander deel uit pan-
j 't lidmaatschap aanvaar-
;s 'n paar uur de deur uit te
moeder-de-vrouw,
heeft in deze benarde dagen
n vertrouwen gevestigd op
laren moed en den onwrik-
;r kloeke mannen, die deze
nde vereenigingen vormen,
sturen der Bloemendaalsche
weerbaarheidsvereenigingen
lert" en „Bloemendaal Com.
n in een van trouw en liefde
land overloopende circulaire
eroepen naar een vergade-
loten zou worden tot de op
een vrijwilligers-afdeeling
zeventigtal slechts had aan
gehoor gegeven en was der-
adering verschenen. Eenige
den draaiden toespraken af
e recept: vaderland in ge-
ran staal, reusachtig moedige
jaren voor de vrijheid ge-
erlandsche bodem, als één
s, pal tot in den dood, enz.,
eeft zich thans op om toe te
vrijwilligers-afdeeling land-
ndaal I
spannende stilte in de zaal
entig krijgslustige schutters
stilte, de ontroering, die aan
vooraf pleegt te gaan De
ingstig, wanhopig werd de
i staal, mannen van dit, man-
Wie geeft zich op
:raden ten slotte drie jonge-
/oren.
n der schietvereenigingen na
wat minder kabaal zouden
lang stuk. En onze Volks-
mendaal heeft wel zijn best
r hij zal, wil hij na den oor
van anderen dan dogmatieke
maten hebben, (nü schenkt men
wat al te weinig aandacht aan
in anderen toon moeten aan-
r toegerust voor het voetlicht
en. Geen der bestuursleden
derijkerij gedaan zooals hier-
reven is; des avonds hebben
>nen opgegeven, later zijn nog
nen daarbij gekomen. Dat de
:ide vereenigingen zich kranig j
'Uden. zal ook niet door ons
eerd; doch de verbintenis bij
gen landstorm houdt tot dus
ting in, dat de minister over
dene zoolang de mobilisatie
Hen tijde kan beschikken, ook
aats van vestiging der afdee-
eer deze bepaling, gelijk door
(ooihoven, Stinis en Zeewoldt
lister gevraagd is. wordt gewij-
wij opnieuw eens zien, wat er
de vereenigingen zit. In het
schietvereenigingen te hoonen i
/olksvriend doet, gaat evenmin
te zeggen: de Nederlandsche
rlangt wel een hoog loon en I
om zich te vermaken, niet die
ontwikkelen, want in een plaats
veer met 8000 inwoners, meest
meldden zich voor avond-
verschillende vakken niet mecr|
vee.
tie van „Het Volk" geeft een I
beeld met dergelijke hoonentle|
p te nemen.
tiet aantal brandkranen werd aanmer-
keiijk uitgebreid. Bij 260 brandkranen
,£rden ijzeren merkpaaltjes geplaatst,
ttr kwamen weinig branden voor en dan
van geringen omvang.
ijedurende 1913 werden verscheidene elec-
sche lampen bijgeplaatst, zoodat op
ijl December van dat jaar in de straatver-
:titing werd voorzien door 329 lampen van
i kaars, 238 van 32 kaars en 8 van 16
kaars; voorts waren er 49 gaslantarens en
n enkele, eenzame petroleumlantaarn.
viiringen kwamen niet voor. De jeugd was
jü iaar zoo vriendelijk, minder lampen stuk
rooien dan vorig jaar.
Woensdags en Zaterdags geeft de ge-
I meaiite gelegenheid om tuinafval op de belt
ie brengen. Er wordt bij vermeld dat hier-
I l0or aan de gemeentenaren heelemaal niets
I berekend wordt.
De reinigingsdienst bracht de gemeente
ook 1284,38 op.
Werkelijke armoede werd in onze ge
meente niet geleden.
Ook de toestand van den veestapel was
m alle opzichten bevredigend.
Uit het Jaarverslag.
(Vervolg.)
len inspecteur en een hoofdagent I
t politiecorps uit zes agenten]
:even agenten 2e-klasse. Dezen i
lgt ingedeeld: aan den politie-1
nendaal, 2 agenten eerste, j|
sse; post Overveen: 2 agenten
tweede klasse; Aerdenhout: 1
te. 1 tweede klasse; Vogelen-|
;ent eerste klasse,
twachts waren als volgt inüe'j
Bloemendaal; 2 te Overve:it]|
mhout; 1 te Vogelenzang.
en 725 processen-verbaal opsTI
den loop van 1913. Uit
gende opgave der overtredingen j
processen-verbaal uitlokten, z'e"|
nmaal de orde door een in staal
mschap verkeerend individu ver- J
rd;
:elfde eenmaal geschiedde d°°r]
'en van een zoogenaamd vl,i|
verdacht geldstuk;
maal de eerbaarheid werd gc'|
ior aanstootelijke liederenj
itinaal zonder armband gevnnl
maal een rijwiel zonder
zerd; f.
e voertuigen zonder toestenu111"1'!
;oppeld door de gemeente rede«|
lorts.
Uit het politie-rapport.
Processe n-v erbaal zijn opgemaakt
negens: diefstal van peren, loopen over
verboden grond en overtreding der jacht-
I »et.
Gevonden en terug te bekomen bij
I, Huizinga, Kennemerweg n". 13, te Bloe
mendaal, een zilveren armband; V. Bieren-
hroodspot, Haarlemmerstraat n°. 1, te
Zandvoort, een rozenkrans; aan het bureau
van politie te Overveen, twee leesboeken,
een halssnoer met gouden sluiting, een
I moer van een patentas, een slot, een rijwiel-
1 sleutel, een rokspeld en een sleuteltje.
I Verloren: een bruine schooltasch met
inhoud, een brief met een bankbiljet van
ft.—, een wit kanten kraag en een band
I van een kinderwagen.
BURGERLIJKE STAND.
Van Vrijdag 28 Augustus tot en met Don-
vlerdag 3 September.
Geboren: d. van Th. C. de Jong en
C.M. Heemskerk; d. van N. S. Hartog en
J.C. F. Krul; z. van W. Steetskamp en
\l A. Troost; d. van J. J. de Waal Male-
en G. H. M. Groen; z. van A. W. van
Rooij en P. Velde; z. van J. Ronner en J.
Hilbrantsd. van A. Rietvink en E. van
Vlijmen; d. van J. H. Monnik en J. A. M.
van Schelven.
Overleden: A. M. Eichenberger, 5 w.
Overleden in het gesticht Me e-
renberg: W. Kant, 52 j.
UIT ANDERE GEMEENTEN.
Museum van Kunstnijverheid.
Het museum van kunstnijverheid werd
gedut ende de maand Augustus bezocht door
-n9 belangstellenden.
De aan het museum verbonden boekerij
zal 1 September weder geopend worden.
Joch er zullen wegens de moeilijke tijdsom
standigheden voorloopig geen boeken wor
den verzonden.
Op de aan het museum verbonden school
voor kunstnijverheid werden de lessen pri
mo September weder hervat.
MUZIEK.
Orgelbespeling- in de Groote- of
St.-Bavokerk op Donderdag 27
Augustus 1914, des namiddags
van 23 uur, door den beer
Louis Robert.
Ton allen tijde zijn en belden geweest
Ien zijn er no'g) en 't is maar de vraagt
«elke helden den goeden strijd ge
streden hebben en dan geloof ik, dat de
grootste belden misschien niet altijd
op 't slagveld gezocht moesten worden,
maar juist opi een gebied, waar de
?e e s t van t h o o g e r e zegeviert.
Drwijl de eene held dooidt, verwoest,
vernietigt, verdedigt, is 't' de andere die
troost, bemoedigt, kalmeert, verheft en
heiligt. Tot de tweede soort reken ik
inde allereerste plaats den grooten J. S.
Bach, die bij de „Holden der Toonkunst"
zeker bovenaan staat, waait hij verwer
kelijkt ©ene grooitsche en hoplge idee,
alleen maar hoar bal ar, daardoor
juist onmaterieel en zonder uiterlijke
zielige ij delheid (wat Bach volgens mijn
opvatting tot den allergrootsten stem-
Pelt).
Ditmaal begon de orgelbespeling met
t ('horalvorspiel „Komm' Gott, Schöp-
fer, Heiliger Geist" - waarin een praich-
tige climax en verheven rust hp 't slot
en II. Chora Ivors piel „Nun komm' der
"oiden Heiland" beide van J. S. Bach.
Bij dit laatste gebed was 't als een stille
vrede groote tegenstelling met de
"heidensehe" klanken der strijdende we
reld.
Ra. Bach volgdePrtaeludium und Fuga
in e. kl. terts van Mendelssohn Bar-
tholdy, een weemoedig getint werk, maan"
mooi en vol MendelssOihnsche kracht en
temperament. Vervolgens: „Pastel No..
III. van Sigfrid Karg-Elert, waarbij in
het eerste deel (Andante Pastorale) een
groote afwisseling was waar te nemen
in de landelijke geluiden o.a. herders
fluit, enz.; liet derde deel (Choral)
klonk plechtig en breed. Hierna een
geheel ander soort muziek, n.l. Gavotte"
van. J. B. de Pa.uw, een verbazend aar
dige, pittige dans, waarin aJ-le beval
ligheid van die ouderwetsche dansmu
ziek duidelijk uitkwam. (Staccato eu
aardig rhythmisoh). Tot slot een „Mar-
che" van Alex. Guilma.nt; die opgewekt,
vol eu krachtig klonkdie opwekkende
muziek heeft toch geen omkerksch ka
rakter. Het hangt alleen maar van de
uitvoering af, welken indruk zij maakt.
Ik vind (bit het een groot voorrecht is,
dat wij in de gelegenheid zijn (er wordt
niet altijd gebruik van gemaakt door
degenen die kunnen) om zoo verschil
lende orgelmuziek te hooren o,p zoo voor
treffelijke wijze uitgevoerd. Eerlijk ge
zegd vind ik 't verheffender naar die
muziek te luisteren dan naar een middel
matige (of daar beneden) voordracht
van „stichtelijke muziek", op een minder
grootsch orgel. Ook vind ik 't zeer te
waardeeren als een uitvoerend kunste
naar zoo veelzijdig is en bij herhaling
bewijst, dat hij alles volkomen be--
heerscht. Geeft men zich altijd reken
schap van alles wat daarvoor noodig is
waarlijk 't is zeer veel.
HET NIEUWE LEVEN.
D'e geschiedenis der
menschheid.
5) (Vervolg.)
De slaaf, de lijfeigene, heeft intusschen
plaats gemaakt voor den loonarbeider,
den proletariër, die niets bezit dan zich
zelf, en zich verkoopt, wat winst Ije-
teekent voor den ondernemer (Marx'
„Mehrwert") en voor hem zelf aanvan
kelijk bittere armoede. Maai- de vierde
stand komt op: in industrieele centra
wordt hij zich bewust van zijn posi
tie in de moderne maatschappij, van de
structuur dier maatschappij zelve, het
proletariaat organiseert zich, het dringt
den bezitters successievelijk hervormin
gen op iu zijn belang; het begrijpt, dat
de combinatie der kapitalisten intrusts,
kartellen, enz. onvermijdelijk is en een
gevaar voor de gemeenschap beteekent,
het voorzegt en propageert de s o c i a-
1 i s t i s c li e v o o r t b r e n g i n g ,s w ij z e,
die gelijkluidend is met de organisatie
van den arbeid en van de distributie,
waarin de gemeenschap zal zijn gewor
den een werkelijk gedifferentieerd maar
clan ook geïntegreerd organisme, waarin
de macht over cle natuur verveelvoudigd
is, de rijkdom is toegenomen, deze ten
goede komt aan allen, allen tijcl over
houden om behalve arbeider ook nog
menscli te zijn.
Dat er intellectueele vooruit
gang is, zal niemand ontkennen, die wat
weet van cle reusachtige ontdekkingen
der laatste eeuwen. Ons inzicht in clen
bouw van het universum, in de struk-
tuur der organismen enz. is wonderbaar
verrijkt. En ook hier was differentiatie,
specialiseeringallerlei vakken en onder
deden van vakken zijn successievelijk
ontstaan, terwijl voor de integratie door
cle philosophie wordt gezorgd. Phi
losophic is niets anders dan centrale we-
tenschaiwetenschap der wetenschap
pen, en niets is onredelijker dan de ele
gische verzuchting, dat „wat ons de wij
zen als waarheid verkonden, straks komt
een wijz're die 't wegredeneert". Neen,
de philosophie is één, is een werk in
gemeenschap. Een enkel voorbeeld hoe
de latere de vroegere niet weerlegt
i maar aanvult, niet ontbindt maar ver
vult als Spinoza de eenheid der dingen
accentueert, komt Leibnitz en accen
tueert in z'n Monadologie de veelheid;
heeft nu Leibnitz Spinoza te niet ge
daan? Allerminst, want in de latere phi
losophie zullen wij Spinoza's ééne sub
stantie terugvinden als de Idee, en de
monade van Leibnit'z is de veelheid, die
die Idee in tijd en ruimte redelijkerwijs
uit zich ontwikkelt. Geen echte phi-
losooph is weerlegd: met Pythagoras er
kent cle berekenende natuurkunde, dat 't
getal der dingen wezen is, met Demokri-
tos handhaaft zij het atoom, met Herak-
litos weet zij dat alles vervloeit toch
weet zij heel wat meer dan Heraklitos,
Demokritos en Pythagoras. Ons weten
gaat vooruit, niemand die historisch
denkt zal het kunnen loochenen.
En zoo is het ook met cle morali
teit. Beseft men da.t moraliteit be
staat in eerbied voor den
menscli en z'n gaven, dan twijfelt
men niet of wij zijn wat verder in dit
opzicht clan de Egyptenaren of de Grie
ken, ja zelfs dan de oudste Christenen.
Want wij houden geen slaven meer en
willen in het socialisme de bevrijding
der massa's, en wij ontvluchten de we
reld niet, maar wij bedoelen haar te
Overwinnen, wij willen het leven in al
z'n rijkdom, maar dan mag het niet over
ons heerschen, clan moeten wij z'n ge
bieder zijn. Da.t we deze dingen voelen
en ernstig beoogen verheft ons hoven
allen.
Ook onze religie, ons Christendom,
is meer clan er ooit is geweest. Het is
een religie, die het Eeuwige bevroedt
in den tijd, die het denken vooronder
stelt, die de cultuur zoekt, die het men-
schelijke veelvuldig in pns ontwikkelt.
Het is een religie, die niet wacht öp loon
of straf, die niet zelfzuchtig is, die
zich neergeeft onder goddelijke orde, en
die toch ook weer weet dat dit godde
lijke de kern is van ons wezen, dat wij
helden, priesters, vorsten zijn.
Natuurlijk is, wanneer het leveu zich
meer ontwikkeld heeft, wanneer het rij
ker is geworden, de spiegeling ervan
in cle kunst concreter, omvattender.
Het plastisch ideaal der Hellenen, de
innigheid der Primitieven, de machtige
conceptie van Michel Angelo zijn niet
voorbijgegaan. Maar zij vertegenwoordi
gen ons niet het ware, zij zijn momen
ten, eik voor zich heeft betrekkelijken
zin, er is ook nog een visioen van Rodin,
er is ook nog een schouwing als van
Meunier, er is een blik op de dingen,
dien wij geleerd hebben van Vincent
van Gogh. Shakespeare wordt aaaigevuld
door Wagner. En is onze moderne cul
tuur in vele dingen nog onartistiek, is
onze kleeding sierloos, is onze architec
tuur. zonder stijl, d. i. zonder ziel; de
geestelijke renaissance, waarvan het So
cialisme getuigt en die op- andere wijze
zichtbaar is in de letterkunde en in
het denken, zal ook hier van invloed pijn,
en ons alclagsleven op den duur door
trekken van het aestlietische.
Dr. II. W. Ph. E. d. Bergt v. Eysinga.
(Wordt vervolgd.)
VAN HIER EN DAAR.
Luchtschepen in den oorlog.
Begin 1913 meende men nog, dat men
met een paar kanonnen den inval van een
lucht-eskader wel zou kunnen beletten.
Krupp bracht die kanonnen in den handel.
Ze konden op een gepantserden auto wor
den geplaatst, en een geoefend scherp
schutter zou in een minimum van tijd de
heeie luchtvloot vernielen. Maarer
werden proeven genomen, en dra bleek,
dat de trefkans buitengewoon gering was.
Inmiddels begon men al hooger te vliegen,
en met het kanon van Krupp waren spoe
dig de vliegmachines niet meer te bescha
digen! Krupp z'n anti-aviatisch kanon en
Krupp z'n anti-aviatische auto waren waar
deloos.
Wil men thans den inval van een lucht
eskader beletten, dan moet men er een
ander smaldeel tegenin jagen. Wensche-
lijlc is het, dat men dan boven het eskader
van den vijand vliegt. Het wordt dan wel
een strijd op leven en dood, maar de inval
kan worden voorkomen.
De luchtslag zal ongetwijfeld iets ont
zettends zijn. Van de 100 luehtsoldaten zui
len er minstens 90 sneuvelen. Natuurlijk is
de kans om doodgeschoten te worden, be
trekkelijk klein. Maar de kans, dat het
vijandelijk vuur de vliegmachine treft, is
groot. En bij het minste defect aan de
vliegmachine zal die met een duizelingwek
kende snelheid vallen, en verpletterd wor
den op den aardbodem.
voorh. „De la Station".
Stationsplein 2 te HAARLEM,
liet ter lezing: N. Rotterd. Courant, Handels
blad, Telegraaf, De Standaard, De Maas
bode en 't Nieuws van den Dag, terwijl voor
families, welke Haarlem overdag bezoeken, een
Portefeuille ter lezing ligt, welke bevat The Gra
phic, 1' Illustration," London News, Illus-
trirte Zeitung, Uber Land und Meer, Punch,
Pliegende Blatter, The Sketch, London Life
en Het Leven, alsmede het Berliner Tageblatt
en The Daily Mail.
CORSET1ËRE.
Keizersgracht 717 - Amsterdam
«rgettep
Oorlogshonden.
In de oudheid heeft men niet alleen van
paarden, olifanten en kameelen, maar ook
van honden in den oorlog gebruik gemaakt.
Ook in de middeleeuwen had men honden
in den oorlog noodig. Uit een handschrift,
dateerend uit de veertiende eeuw, dat zich
in de Nationale Bibliotheek te Parijs be
vindt, blijkt het volgende:
Men maakte gebruik van „bloedhonden",
die er op afgericht waren den vijand aan
te vliegen. Hun lijf was bedekt met een
soort pantser, waaraan een korte lans be
vestigd was. Ook hadden ze soms op den
rug een steenen vat, waarin zich licht ont
brandende stoffen bevonden, die bij de
nadering van den vijand in brand gestoken
verden. De honden waren voorts afgericht
in de pooten der paarden te bijten. Bracht
de puntige lans geen verwondingen aan,
dan gelukte dit wellicht aan de brandende
stoffen. En wanneer ten slotte ook hier
door in het vijandelijk leger geen verwar
ring werd veroorzaakt, bleven nog altijd
de vreeselijke tanden van de honden over.
Zelfs in de vijftiende eeuw werden in Frank
rijk nog de honden bij het oorlogvoeren
gebruikt. In dien tijd vond deze manier van
oorlogvoeren evenwel weinig of geen na
volging. In de zestiende eeuw werden de
honden uit het leger verwijderd.
Nu, in de laatste jaren, worden de hon
den weder in de Europeesche legers ge
bruikt voor het trekken van licht veld
geschut. Ook in ons leger.
De heer Ch. Z. maakt in een ingezonden
stuk, dat wij echter niet zullen plaatsen,
o. a. deze aardige opmerking; Zij die de
meening toegedaan zijn, dat een rotsves
ting sterker is dan een zand- of kleivesting
bedriegen zich. Ter vergelijking diene:
neemt een lei en laat er een knikker op val
len. de knikker zal bij niet te hoogen val
terugspringenlaat hem van grootere hoog
te vallen of met meer kracht geworpen
worden, de lei zal in stukken zijn. Neem
nu een zelfde oppervlakte zand. werp de
zelfde knikker en hij smoort, van nog groo
tere hoogte of met grooter kracht gewor
pen. smoort hij nog sneller. Zand- of klei-
forten zijn dus beter te verdedigen dan rots
vestingen.
Telefoon 1751. Ateliers voor Reparation
De tien geboden van een man.
I. Ik ben uw man, aan wien gij liefde, eere
en gehoorzaamheid verschuldigd zijt, want ik heb
u van den schrik, eene oude jonge dochter te
worden, verlost.
II. Gij zult geenen anderen man bezien om
hem te beminnen of te bewonderen, want, ik,
uw echtgenoot, ben ijverzuchtig.
III. Gij zult nooit met lichtzinnigheid van
uwen man in zijne afwezigheid kwaad spreken;
gij zult zijne gebreken aan uwe geburen verber
gen, uit vrees dat hij het te weten kome, en uw
trouweloosheid zoude straffen door berooving
van verschillende uwer vrouwelijke grillen en
genegenheidjes.
IV. Gij zult liever sigaren voor uwen man
koopen dan lintjes en strikjes.
V. Gij zult noch naar de komedie, noch naar
een feest gaan zonder uwen man, en niet te dik
wijls babbelpartijen houden.
VI. Gij zult naar de vleiers geenszins lui
steren en van geene andere mannen geschenken
ontvangen.
VII. Gij zult de zakken van uwen man, wan
neer hij slaapt, geenszins onderzoeken; gij zult
zijne brieven, die er zouden kunnen inzitten, niet
lezen, want het is niet goed veel te weten, vooral
voor eene vrouw.
VIII. Gij zult niets aan uwen man verzwij
gen, noch eene vaische rekening van uwe keu
kenuitgaven of van uwe kleermaakster doen.
IX. Gij moet des morgens vroeg opstaan, ten
einde gereed te zijn uwen man bij het ontbijt te
ontvangen, met al de bevalligheid en de zacht
heid die eene beminnelijke vrouw bezit.
X. Verwacht nimmer geschenken van uwen
man op den verjaardag van uw huwelijk, want
er staat geschreven„Gezegend zijn degenen, die
niets verwachten, want zij zullen niet te leur
worden gesteld."
AVIATIEK.
Aan een artikel over militaire aviatiek
van den heer L. J. Roeper Bosch ont-
ieenen we het volgende
Zooals we allen weten, zitter er aan
een vliegtuig verschillende si uur-orga
nen en een motor, die de aviaiteur
met handen en voeten bedient. Al weet
men de besturing en het gebruik van
verschillende hefboomen en kranen, dan
kan men nog niet vliegen. Dit vereischt
een voortdurende oefening, routine al
leen geeft de vereischt© vaardigheid, het
moet ten slotte een gewoonte worden,
daardoor alleen is het mogelijk aan drie
of vier dingen tegelijk te denken en lie
te doen. We zullen nu eens een opleiding
van een leerling volgens moderne me
thode doorloopen.
Het is onmogelijk van te voren van
iemand te zeggen of hij geschikt is voor
aviateur of niet. Ook zelf kan men daar
niet over oordeelen. Lichamelijke ge
schiktheid laat ik voorloopig achter
wege. Het is zeer goed mogelijk, dat
een volkomen gezond mensch, die zijn
zenuwen voldoende in bedwang heeft,
toch ongeschikt is voor aviateur. Hij
kan bijv. last hebben van hoogtevrees,
of van een ongesteldheid, die op zee
ziekte gelfj'kt, enz'. Ddt alles weet men
nu niet van te voren. Iemand, die een
leerling wil worden, maakt daarom eerst
eenige flinke vluchten mede als passa
gier. Bepaalde ongeschiktheid wiist zich
dan wel uit. Eerst passagieren, dan leer
ling worden. Nu bkeekt de tijd van
vroeg-opstaan aan, hoor. Een leerling
moet beginnen met de besturing van zijn
toestel en niet met het bekampen van
wind en luchtstroomen. Dus de eerste
oefeningen dan, als de atmosfeer het
rustigst is, dat is bij het op- en onder
gaan van de zon. Over het „waarom"
zullen we het misschien later hebben.
De leerling heeft nu eens 't leerstoestel
eens bekeken en hem is gezegd, dat
hij alle bouten en moeren eens naziet,
of er soms een loszit. Hij moet er zich
tevens direct aan gewennen om benzine-
en olie-reservoirs na te zien. De avia
teur moet n.l. Vooir iederen tocht zelf
zijn toestel, wat de hoofdpunten aan
gaat, nazien. Het medenemen b'iv. van
te weinig benzine is een fout, die niet
mag en ook niet behoeft voor te ko
men. Bij het opgaan der zon is de leer
ling nu op het terrein. Het, zoogenaamde
roltoestel wordt, buiten gebracht. Dit
is meestal een klein toestel met, zwak
ken motor, doch sterk onderstel, daar
het bij de volgende oefeningen door
voortdurend rollen over de heidé veel te
verduren heeft. De leerling klimt in 't
toestel en gaat zitten op een laag