ALGEMEEN! WEEKBLAD
Sierkan"
alle soorten van
scharen en messeti,
ESBERGElip
ÉMiement voor Militairen
Cafe-Restaurant
„Rusthoek"
CONCERT.
MONNÉ,
RLEM - Telef. 2060,
Telef. Int. 2574
L E M.
Closets, Bidets,
els enz.
AARLEM.
63. Tel. 2670.
straatweg 69.
1 1004.
Sl
ii
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN".
Gedempte Oude Gracht 63.
Kantoor voor redactie en administratie:
Telephoon 141. HAARLEM.
L S.
8e Jaargang
ZATERDAG 31 OCTOBER 1914.
No. 44
HKsraaa
„De la Station".
tin 2 te HAARLEM,
Etotterd. Courant, Handels-
,f, De Standaard, De Tijd.
t Nieuws van den Dag, De
1 (groene) en Nieuwe Finan.
1st, terwijl voor families, welke
bezoeken, een Portefeuille ter
bevatThe Graphic, 1' Illu.
>n News, Illustirte Zeitung,
td Meer, Punch, Fliegende
ketch, London Life en Het
het Berliner Tageblatt en
L.
:eft een gulden voor iets van
t zij noodig heeft. Een man
nts voor iets van een gul.
t noodig heeft.
BLOEMEND A AL
lederen Zondagmiddag
en -avond
)e pachter, J. J. C. BRIFORT.
Xv. SIvITXS,'~"
KLEIN HEILIGLAND 95,
HAAR LEH,
ÉN KEER
ïze geurige en smakelijke
'ij Hofleveranciers,
ÏIW. Telefoon 1543.
MeeKMod.
Prijs per
halfjaar fl.50
bij vooruitbe
taling'.
Prijs per
nummer fö.10
Adverteutiën
10 cents per
regel
bij herhaalde
plaatsing
korting.
Bit immer bestaat uit 4 bladzijden.
hi dit weekblad is tijdelijk opgenomen
HET BIDDEN", waarvan de eerste afzon
derlijke reeks is afgesloten met No. 34
van 24 Januari l.l.
Daar mij ons bfaö gaarne neef in janben
•,iu militairen tviiïen zien, Ij ebben mij oanaf
jeben ooor onöer-officieren en minheren
m abonnement oan 20 cent per maanb
higesteib.
Wij verzoeken beleefd doch dringend
li allen wien de inhoud van ons week-
olad aanstaat, daarop in te teekenen en
hunne vrienden en bekenden aan te
;rugen om desgelijks te doen.
Onze artikelen over den oorlog, de
takken van Mej. Vas Nunes, van Job
itoyren e.a, ze wektenin verschillenden
tring vriendschap voor ons blad. Geeft
ris f tastbaar bewijs daarvan, en daar-
idde mogelijkheid steeds uitgebreider
beter werk te doen.
nummers kosten voortaan 25
ioni-s. T.
U 'aar om bij den vrijwilligen landstorm
Den heer Abr. Meijer opgedragen als
•en poging hem te geven wat hij des
tijds wenschte.
aan dag klinkt van honderden
ver het oorlogsgerommel in de
In boven ons land. Het is een ge-
dat heel wijd weg opstijgt,
de wolken dreunt en weerom-
'ot in onze omgeving. Het is
waarschuwing: „Nederland het
is onmiddellijk dreigend, Neder-
1 ook voor u is er begin van gevaar."
/ie, daar loopen ze, del onterfde uit
ngen der Belgen, onterfden, niet
i eigen schuld, maar omdat een
u buur hun land, hun have, hun
alen eten en drinken, hun kleeren,
alles wat naar recht en rede
igendom was en is en blijven zal
hg had om eigen wil door te zetten,
bestaan uit te zetten, eigen rechts
tan anderen op te dringen. Van
roofden zijn er, wier kinderen,
den voet zijn geloopen, wier
dochter zijn onteerd, wier oude
met een bajonetsteek is afge-
me kerken zijn verbrand, hunne
happen zijn bedorven, het water
sine havens is als gestolten, hunne
ijven staan stil en zij hebben niets
liet hoofd neer te leggen,, geen plaats
rusten en geen ziel, die kan rus-
want voortgejaagd zijn ze en wor-
ze.
nnen zijn gescheiden van hunne
cnooten. Ambtenaren van hun
alles wat zij hebben opgebouwd
trende jaren is prooi geworden, en
Jen roover die bar en guur bij den
staat aanziet met het oog dat de
s beid zegt, is des doods schuldig,
lie nieuwe manier van schuldig
die naar recht niet vraagt.
I "P
Spr uken uit de leerzaal van zuivere rede1),
(de zielkunde inhoudende).
toegelicht door Ester Vas Nunes.
I.
He ontvouwing van eene geleding der j
■Talige werkelijkheidsleer in verband met
voorafgegane-') heeft een voorrecht hoven
- tener afzónderlijk te behandelen gele-
ug: haar begin behoeft geen schijnbaar
zien te zijn van de hooge vordering der
shegeerte, niets te laten gelden, dat
h ui het denken niet heeft waargemaakt
uitkomst eener voorafgegane ontwik-
')g. Eene vordering, waardoor de wijs-
rte zich al aanstonds onderscheidt
ae afzonderlijke wetenschappen. Zijn
ontheven van de taak. de noodzake-
heid aan te toonen van haar voorwerp
ui onderzoek, kunnen zij er mede vol-
ia.alvorens hemellichamen, magnetisme,
p enz. te bespreken, deze met een be-
'-P op de ervaring „aan te wijzen, in
Daar is een koning, die zijn volk
dacht op te wekken uit den slaapwandel
van stofvergoding, bijgeloof en ongeloof,
partijzucht en egoïsme. Hij is gewond
en gedreven uit zijn bloed-eigen schaar
van lotgenooten, die aan hem en met
hem den hemel wilden verdienen.
Daar is een koningin. Zij is tenger
van leest en hare handen zijn fijn en
blank, om hare lippen die beven speelt
een weemoedige trek, maar een fiere,
want is zij niet de echtgenoot van den
koning? Een vijand die stil aanwoei
door de lucht, liet ontploffend vuil met
duivelskunst vallen in een nacht naast
hun huis, het koninklijk paleis, waar de
koning was en de koningskinderen; ze
heeft ze tot zich genomen, ze tegen zich
aangedruktmaar niet om hen alleen
heeft ze gebeefd, maar omdat er in haar
volk honderden moeders-waren wier kin
deren reeds waren vermoord, wier zoons
met gapende wonden daar ergens op
een boschplek of over den rand van
een greppel geworpen, eenzaam lagen
te sterven, en omdat zij ook deze armen
niet helpen kon en, hoewel koningin,
toch onschuldig was aan het bloed, dat,
het leven medenemend, liep uit hunne
wonden.
Daar zijn staatslieden, die zich den
geest hadden gepijnigd van inspanning
in het bedenken der maatregelen, waar
mede zij hun volk konden houden in
zijn verband en toch omhoog stooten
in de rij der staten.
Alle instellingen die zij hebben be
dacht zijn vernietigd, de blinkende tooi.
hunner woorden is vervluchtigd, de ge-
heele staat is ontwricht, het recht ver
teerd en over heel die ruïne strijkt
een groote grijnslach van misdaad,
beestachtigheid, ziekte en bederf. De
lucht riekt naar bloed. De spade in
den grond stoot op beenderen, woelt in
zacht vleesch van een menschenlijk, rat
ten, muizen en raven knagen en pikken
in het stijfdoode, opgeblazen lichaam
van het trouwe ploegpaard daar langs
den weg, dat gedood is omdat het in
den weg stond van den opzettelijk en
met rechtsverkrachting en met blinde
woede over het Vlaamsche landschap
opgeroepen Dood.
Daar is hij boven het kleine België.
Deze Dood is een groot beest, zijn vler
ken overspannen honderden huizen, en
waar zijn klauwen zich neerzetten, wordt
de grond koud, daar rillen de huizen,
daar vallen ze met een kraken en knet
teren ineen. Waar deze Dood voorbij
gaat, is eerst de koude van den ijzigen
schrik en dadelijk daarop de brand der
vertering. Hij spaart niets; want hij
kent alleen zijn wil en dien door te
zetten. Als iets wordt gespaard, is dit
toeval. Als een valwind vleugelt hij ver
der, verderf blazende \an zijn hagelen
den, koudvuur brakenden mond.
En wij zijn van dit alles slechts enkele
honderden mijlen verwijderd.
En aan de andere zijde van ons land,
heeft de duivel de zee dronken gemaakt
plaats van te bewijzen" de taak der
wijsbegeerte is juist, het zijn zelf in zijne
noodzakelijke zelfontwikkeling te begrij
pen, in zijne wording, zijne zelfbestendiging
en zelfopheffing. En het ligt in de rede, dat
dit wijsgeerige bewijs, dat iets is, tevens in
houdt, hoe het is.
Maar eerst het geheele stelsel van wijs
begeerte in zijne afgeronde volledigheid,
maar eerst de zelfontplooiing van het eene
beginsel der volstrekte zelfverkeering aller
gesteldheid tot eene niets buitensluitende
werkelijkheidsleer, welke de bizondere al
gemeenheden van het zuivere dlenken als
zoodanig, van natuur, leven, geest, samen
leving, kunst, godsdienst en wijsbegeerte
omvaamt, eerst het organische geheel der
gedachte werkelijkheid als spiegeling van
dat der denkbare werkelijkheid, vermag het
inzicht te zijn in de zelfontwikkeling harer
kategorieën óók van de schijnbaar eerst-
verschijnende, die zich ten slotte als ver
vulling der laatste, óók van de laatste, die
zich als kiem der eerste, openbaart. De
en met een stille woeling"; en donder
koppen drijven op het water, die met
een schrikkelijken knal uiteen bersten,
waterzuilen en schepen, die daarboven
varen, optillend en brekend en uiteen
slaand; en zelfs de vlsrchen der diepte
vluchten in de \oor hen zoo gevaarlijke
zeegaten, weggeschrikt door des duivels
ondergedoken zeemonsters met Lunstar-
oogen en de ijzeren pieken aan alle
kanten, die uit hun voorplechten bui
zen schieten, die des duivels springstof
eerst zacht raderend onder het water
door geleiden en dan met een lichte
schok langs een schip met levende men-
schen aanvarende, uiteen doen bükse
men. Het schip trilt en'scheurt eerst
van buiten en dan van binnen. Bij
stank van krult en adem benemenden
druk, kraken de scheepsschotten schots
door elkaar, de dekken scheuren, de ver
schansing buigt, de lading valt dooreen
i en mcnschen hellen over, met een plom
pen en gillen in het spattend water dui
ken ze neer, om even boven te komen
en met stommen blik den van God en
goedheid en geest en van alle leven
verlaten hemel aan te zien en daarna
te verdrinken.
Dat is aan onze kust. En wij hebben
groote gaten gemaakt in het zand onzer
duinen, en de doode lichamen van
vreemden, die blauwig bleek zien en
koud zijn, worden daarin gelegd, niet
te ver van elkaar want morgen of over
morgen komen er meer. En zoo gaat
het leven dag aan dag door, nu reeds
maanden lang, en nog maandenlang.
De geheele wereld rondom ons is gek.
De geheele wereld rondom ons moordt.
En omdat ze in groote troepen gaan
de moordenaars, en de moord geregle
menteerd is en wel vooruitbedacht, spre
ken ze daarbij van hun moordenaars-
recht, en wie de sterkste moordenaar
is, zegt zelfs dat zijn recht veel sterker
is dan het echte Recht en nergens is
eenige rechtsorde voor hem veil'g.
Zoo is ook onze rechtsorde niet veilig.
Als een vader waakt eene mannelijke re
geering over ons huis, zij taat met rtevig
gebaar en kloek woord naast de voor
treffelijke ,de ernstige en toch zoo vrien
delijke vrouw, d'e het .levende teelcen
is van de eenheid van ons volk. Als een
gevoel van veiligheid, veiligheid gaf, dan
behoefden wij ons niet te wapenen en
geen moordenaarswerk voor te bereiden
tegenover het moordenaarswerk dat
daar komt aandrijven naar onze gren
zen. Maar het gevoel is bedriegelijk, en
het verstand is machteloos tegen het
geweld, en wijsheid is gekheid tegen
over de krankzinnige die amok maakt.
Zich wapenen, zich oefenen, z'ch sterk
maken, is wijsheid thans. Zoo, maar
ook niet anders is het onze plicht zelf
het slachtersmes te leeren hanteeren,
de techniek der duivelskunsten van den
modernen krijg te bestudeeren, te beoe
fenen, en, voor zoover de plicht dit ons
niet reeds gebiedt, vrijwillig het te doen.
Het is een sombere oproep die tot Ne
behandeling van eene afzonderlijke geleding
evenwel moet er uiteraard van afzien, de
wording harer éérste kategorie te ont
vouwen; deze toch valt in het voorafgegane
gebied, waaraan derhalve het eerste begrip
zelve bij wijze van lemma ontleend moet
worden.
Thans echter behoeft ten aanzien van
het punt van uitgang het leven niet
volstaan te worden met eene verzekering;
noch een beroep op de ervaring, noch zelfs
een op eene elders geschiede begrips
ontwikkeling is noodig; wij zullen het le
vensbegrip zien opdoemen aan, zich zien
ontwikkelen uit, de hoogste kategorie der
levenlooze natuur: het chemisme.
1:421. In scheidingen, vereenigingen en
oplossingen, vervluchtigingen, verdichtingen
en verbindingen van natuurlijkheden, die
minder mèt dan tót elkander verwant zijn,
komt uit wat men „chemische" natuur, de
natuur van het „chemische" noemt.
Het gaat om „natuurlijkheden"om ver
schijnselen derhalve, welke zich voordoen
derland: „te wapen" roept, maar het is
een die niet achterwege blijven kan
M ie geeft ons het recht, onze vrou
wen, onze kinderen, onze landouwen,
onze koningin, onze instellingen, heel
het gebouw, waarvoor de vaderen heb
ben geleden, toen zij het wijdden met
hun bloed, over te leveren aan de gek
ken, die vermoorden En wie geeft, als
de zoon van den arbeider en de arbei
der zelf, als de jonge dienstplichtige
burger of de huisvader, die toevallig
nog landweerplichtig is, wordt opge
roepen tot oefening en strijd, wie geeft
ons dan het recht daarbij toe te zien
alsof het niet ook onze zaak zou zijn'
Ook wij niet dienst- of landweerplii iv
tigen hebben een plicht, dezelfde, neen,
een hoogere plicht, om nu, zoover wij
sterk van lijf en leden zijn mede te
doen om althans eigen land te vrij
waren van den inval van welke horde
van krankzinnigen ook. Wij zullen
ons werk slechter doen, dan zij, die
daarin lang zijn geoefendmaar wie
geeft ons het recht het daarom te laten
De vrees de sentimentaliteit, de be
rekening
Geen van drieën geven eenig recht. Zij
nemen voorrechten, maar die komen hun
niet toe. j
Gij kunt ook op andere wijze uw land ten
nutte zijn? Ja, dat zegt u wel, maar dóet
gij het ook Is het tiende deel van uw
vermogen aan 's rijks schatkist geschon
ken? Heeft de regeering beschikking over
uw gemakkelijk verdiende of uw nog ge
makkelijker geërfde geld, dat is econo
mische macht? Of wacht gij af, hoe dit
alles zal loopen, om dan deze macht te ge
bruiken tot eigen nut Weest op uw hoede,
gij die niet behoeft te dienen en nu ook niet
vrijwillig dient.
In dezen tijd ligt heel het maatschappelijk
leven als een opengesneden lichaam daar
neer. Er is thans geen onware schijn die
beklijft, geen bedekkende huid of ze ver
toont gaten die het binnenste leven der
maatschappelijke dingen bloot laten voor
ieders blik. Het loopt in den kijker, dat gij
niet dit doet en niet dat, dat gij uw tijd
beidt, maar den noodklok niet beluistert
van het volk, welks tijd om als één man
gewapend overeind te staan, reeds lang ge
slagen heeft.
Nederlanders gezond van lichaam be
denkt u niet te lang. De oude concentra
tie-kampen van Zuid-Airika; Lier, Meche-
len en Leuven van 1914, zij zeggen u wat
de registers aan het oorlogsorgel zijn, waar
op uw buren spelen.
En nog afgezien van wat uw plicht is als
deel van het geheel, als levend lidmaat van
het Nederlandsche volk, de feitelijke beoefe
ning der krijgskunde maakt: uw lichaam en
uw ziel lenig en gezond, bestand en opge
wekt, uw geest oplettend en nauwlettend
uw karakter ernstig en bestand tegen zor
gen van allerlei aard; uw wil vaardig in het
bepalen van zich zelf; uw vermogen van
zelfbepaling dat bepaalt de mate van uw
persoonlijke vrijheid, gij kweekt het aan; ge
als zijnde, verenkeld, onmiddellijk gegeven,
zelfstandig; welke als zoodanig ook gel
den, niet alleen in het alledaagsche, maar
ook in het wetenschappelijke bewustzijn.
Zien wij echter nader toe, dan blijken
zij als „Chemische natuur", iets geheel an
ders. Al aanstonds in haar „tot elkander
verwant zijn" Tót elkander; mèt elkander
verwant is alles, de „edel" gassen niet uit
gezonderd, welke onderling verwantschap
toonen „in onverwantheid tot iets anders"")
vereeniging echter vooronderstelt in eenig
opzicht tegenstelling, geschiedt juist niet
in zooverre de natuurlijkheden met elkaar
verwant zijn. Wat evenwel tot elkander
verwant is, is niet zelfstandig, niet veren
keld, het zich met elkander „vereenigen'',
het zich van elkander „scheiden", verraad»
integendeel een over en weer door elkander
bepaald zijn, eene ontkenning der weder-
zijdsche schijnbare zelfstandigheid. En ook
geenszins zijnde blijken hier de natuur
lijkheden; aanhoudend zijn zij chemisah
werkzaam, aanhoudend veranderen zij zich